De Straf der Zonde 2!e Jaargang Dinsdag 12 Augustus 1930. No. 61 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN ■WIERINGER COURANT* VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. URMTRR i COBN. J, BOIKIR, WIK BUREAD: Hippolytushoei Wieringen. Telefoon Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN: Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 Brlaven uit het Zuiden 407. VACANTIE INDRUKKEN Wie thuis zijn gebleven, hebben, voorzoover ze menschenvrienden waren, de stakkers, üie met vacantie waren en hun goede gelu in armoede verteerden, diep beklaagd. En dat hoefde ze geen moeite te kosten, want ze zagen de zon niet in andermans water schijnen. Geen dag, althans in de laatste week, zonder stortregen. En zulke rare regens. Van de tien zwarte, drei gende wolken, die op u afkwamen en u met ach terdocht en vrees vervulden, zeilden er drie o- ver u heen, zonderdat ge nattigheid voeldet. En, als ge dan tot uw reisgezelschap zeidet, wat ie dereen, die verstand van 't weer meende te heb ben. zei „Och, 't zijn Hondsdagen, 't kan best meevallen", en men besloot er dan maar op uit te gaan, dan kwam er even later als vierde, een klein, bescheiden wolkje op u af, dat ge nauwe lijks 't aankijken waard vondt. En als er een zei, wat straalt het daar onder dat wolkje, dan zei je: „Och, dat is natuurlijk het zonlicht achter de wolk". En nog geen drie minuten later aaiden die zonnestraaltjes over je heen met zulke gewei dig dikke druppels, dat je in een oogenblik klets en kletsnat was. Wij logeerden aan 't Sneeker meer, waar we een week lang zouden zeilen. Den avond te voren had het gegoten, 's nachts had het gespoeld. De lucht was slecht. Zouden we gaan zeilen of gaan biljarten in de Dorpsherberg In zoo'n geval neemt men zijn toevlucht tot visschers en schip pers. Ze kennen de lucht immers op hun duimp je, kennen iedere eigenaardigheid van wolken en wind. Maar in de Hondsdagen doet elke weerkun dige als wijlen het Delphisch orakel. Dat gaf ook altijd antwoorden, die voor tweeërlei uitleg vat baar waren. „Deze oorlog zal aan 't bestaan van een machtig rijk een einde maken." Heel aardig, maar als er twee rijken op leven en dood met elkaar vechten, zou je graag willen weten weik van de twee tot ondergang gedoemd zal zijn. Zoo zegt het Orakel in de Hondsdagen niet an ders dan: „Och, 't zijn Hondsdagen." Als 't vijf minuten later pijpestelen regent, zegt de voor speller, dat hij 't wel gedacht had als 't droog blijft, beweert hij wel verwacht te hebben, dat 't zou meevallen Wat kan een gewoon sterveling, die met va cantie is, onder zulke omstandigheden beter doen dan optimistisch zijn. Hij wil den beker der vreugde gaarne tot op den bodem leegen. Helaas, hebben wij op den bodem nüaar te vaak teleurstelling gevonden. Dus we zeilden We zeilden met een ruimen wind tot aan Grouw. Grouw is een cen trum van watersport in Friesland, druk bezocht door vreemdelingen en toeristen uit Holland. Bij tientallen waren zware, zwarte wolken over ons heengetrokken, maar ze schenen dien dag goedgemutst en ons vertrouwen keerde geleide lijk terug. Grouw dankt een goed deel van zijn reputatie aan den Frieschen dichter Dr. Eeltje Halberstma „Rol je, ról je, wetterweagen Ról je om üs alde Grouw FEUILLETON. (79. ■- .(.1 -1 Na deze verschrikkelijke woorden te hebben geuit, drukte de ellendeling weder op den ivo ren knop en aanstonds drongen de verwarde stemmen der dischgenooten tot de ooren der gra vin door. Alle vier schreeuwden, terwijl zij met hun glazen op de tafel rammelden, op de wijze van een bekend lied De Sanzac De Sanzac De Sanzac Gij hoort ze, sprak de laaghartige. Zij wor den ongeduldig. Zij roepen mij. Ik heb u niets meer te^zeggen. Vaarwel Hij liep naar de deur. Nog eens wendde hij zich om. De gravin was op het punt te bezwij men. Hij naderde haar en greep haar hand. Héléne, voegde hij haar toe, terwijl hij zijn stem een zachten klank poogde te geven, Hélene. voor het laatst, wilt gij schrijven Nooit Hij knarsetandde en stootte haar terug met zulk een ruwheid, dat zij op den grond viel. Zij richtte zich op. Maar voordat zij den tijd had zich op hem te werpen en hem terug te houden, had hij de deur geopend en was verdwenen. O, mijn dochter, mijn dochter, steunde zij Daarna, in een aanval van woede, vloog zij te gen de deur, alsof zij die had willen openloopen. Maar de deur kraakte niet eens. Niets. Zij vermocht niets. Haar tranen vloeiden niet meer. De laatste snik was in haar keel bestorven. Een woedende leeuwin gelijk, vloog zij de kamer rond. Maar ineens werd zij kalmer. Toen vouwde zij de han den en sprak met zwakke stem Almachtige God Mijn eenige hoop is op U. Ik bied U mijn leven als laatste zoenoffer aan. Mijn God bescherm mijn kind. Verdedig haar tegen haar beul Red, red mijn kind Het leven, dat een oogenblik in de eetzaal werd Wie gingen ter bedevaart naar zijn mooie borst beeld in 't plaatselijk plantsoen, vroegen hem, wat hij van 't weer dacht, kregen geen antwoord, maar zijn gelaat maakte zoo'n opge wekten in druk, dat we vonden, dat 't wel gaan zou. We dronken een goed kop koffie in 't café aan 't wij de water, waar we bediend werden door een kell- ner in 't zwart vroegen nog eens, tikten voor de zooveelste maal tegen den barometer, lieten tweemaal, driemaal een donker wolkgevaarte o- ver ons heendrijven. dat zijn watersluizen ge sloten hield en besloten verder te varen naar de wijde wateren van Pikmeer en Ee. En toen kwam 't. Een onschuldig uitziende wolkenpartij kwam aangedreven. Daaronder een gordijn van bleeke stralen. De meest deskundige onder ons beweerde, dat het de zon was, die ach ter de wolk kiekeboe speelde. In eens een paar windstooten, dat onze schuit bijna plat op het meer lag. de dames gilletjes slaakten en bleek zagen en toen regen Neen, zoo heb ik 't nog nooit zien regenen. Het woord „zien" drukt flauwtjes uit. wat we ervoeren. Want we zagen niet alleen, we hoorden, voelden, proefden dezen regen, die geaccompagneerd werd door zware hagelkorrels. Vol schrik lieten we onze schuit voor den wind afloopen naar den oever, streken daar in 't lagerwal-gehobbel de zeilen, probeerden een dekzeil over onze druipende kleeren te trek ken. Ik moet u 't gebruik van dekzeilen onder 'n druipende regen de grootste voorzichtigheid aan bevelen. Het dekzeil, dat wij gebruikten, vertoon de allerlei onregelmatigheden en verrassingen in den vorm van watervallen, die bij den een neer stortten in de gaping van een schoen, die bloot kwam, bij den ander precies tusschen halsboord en hals verdwenen, bij een derde weer andere capriolen uithaalden, zoodat de zes menschen, die voor 't oog onzichtbaar waren allen losbarst ten in een wonderlijk gegil, dat 't midden hield tusschen jammeren en schaterlachen, dat 't waarlijk zeer. zeer buitengewoon was. Ik wou, dat ge ons gezien had, lezer, toen de bui over was. We waren allen zoo netjes, toen we uitvoeren, zoo keurig, zoo sportief als dwei len hingen ons de kleeren om 't lijf we hadden, zeilende, geen tijd gehad jassen en mantels aan te trekken Onze dames hadden veel weg van uit 't water gehaalde poedels. Onder zulke omstandigheden leert men de waarde van een goed humteur kennen. We had den wel kunnen jeremieeren, maar ieder vond er de andere zoo onbeschrijflijk uitzien, dat we geen, andere uiting tot onze beschikking hadden dan lachen, lachen, tot we niet meer konden. PECHVOGELS. hadden gehuurd. Maar, o wee. 't schuitje had zoo te keer gegaan. Ze waren kletsnat geworden en toen ze eindelijk aan lager wal waren en dachten veilig te zijn. toen was hun heele schuit vol gespoeld en gezon ken en ze hadden als de drommel moeten maken dat ze er uit kwamen, want ze stonden tot hun middel in 't water. Ze hadden maar één gedachte gehad: de visch Maar o. wee, de visch was weg op één snoek na en één vorentje weggespoeld. En zoo kwamen ze als twee schipbreukelingen bij ons aanstappen en deden, verontwaardigd o- ver de slechte behandeling, die moeder Natuur hen had doen ondergaan, in 't Stadsfriesch hun verhaal. U weet, hoe raar menschen loopen. die een natte broek hebben. De snoek, hun snoek, lie ten ze buiten liggen, terwijl ze binnen hun cog nacje dronken tegen schrik en kou. En terwijl ze binnen 't verhaal van hun wederwaardigheden deden, kwam buiten een kater naar hun snoek ge slopen. Gelukkig herinnerde half W att zich. dat de visch nog buiten lag. Zijn briesende veront waardiging, toen hij zag, dat poes zijn snoek in den bek had. zal ik nooit vergeten. Het was een tooneel voor de film, dat Charlev Chaplin hen niet zou verbeterd hebben. Ik dacht, dat ik er in blijven zou. GROOTE VISSCHEN. Ik heb nog een keer gelachen. Het was in 't dorpje aan 't Sneekermeer en er stond 's middags een storm. In 't dorpslogement waar we logeer den. kwamen twee pleiziervisschers binnen uit Leeuwarden. Wjatt en half Watt, de een lang. de ander met korte, kromme beentjes. En beide tot over hun middel kletsnat. Ze hadden gevischt miet netten. En goed gevangen. Drie snoeken had den ze gevangen, een aantal vorens en wat pa ling. Ze waren zoo in hun nopjes. En toen moes ten ze naar huis toe. Dat leek gemakkelijk ge noeg met dien storm, want ze hadden voor den wind tot aan 't dorp. waar ze hun ijzeren punter gemaakt, was eensklaps opgehouden. Nu schreeuwde en tierde men niet meer. Men praat te. De gravin leunde tegen de muren en luister de. Zij hoorde alles. De verrassing, de verrassing. De Sanzac Je bent niet beleefd om weg te gaan. Maar zeker heb je je verwijderd om alles gereed te ma ken. Het oogenblik is gekomen. De flesschen zijn leeg. Wij willen geen wijn meer. Maar de ver rassing moet komen Ja, ja, de verrassing, vielen allen eenstem mig in. Heeren, sprak De Sanzac, ge zult tevreden zijn. Maar ge moet mij toestaan u nog een oogen biik te verlaten. Waarom vroeg Delouvier. Moet ik mijn verrassing niet gaan halen om u haar aan te bieden Ja, maar kom spoedig terug. Een paar minuten slechts. De burggraaf was buitengemeen bleek gewor den. Hij nam een brandende kaars, verliet de ka mer en richtte zijn schreden naar den Valken- toren. De schurk aarzelde geen oogenblik. On toegankelijk voor vrees en tot alles in staat, o- pende hij de deur van het torentje en wilde zijn prooi grijpen. Maar op hetzelfde oogenblik klonk een heesche gil in zijn als toegeschroefde keel. Aurora, het kleine bed, waarop zij sliep, de ta fel, de stoel, alles was verdwenen. De burggraaf dacht, dat de vloer der cel, oud en vermolmd, was ingezakt. En verlamd, van schrik, versteld, als wezenloos, met opengespalkte oogen. bleef hij roerloos staan, den blik gericht op den donke ren afgrond, waarvan hij de diepte niet' kon pei len. Plotseling deinsde hij achteruit, alsof hij bang was door een duizeling te worden overvallen en in den gapenden afgrond te storten. Nochtans had hij, voordat hij zich verwijderde, de tegen woordigheid van geest, een duw tegen de zware deur te geven, zoodat hij vanzelf toeviel. Toen hij in de kamer terugkwam, waar zijn vrienden hem met ongeduld wachtten, kon hij zich ternauwernood op de been houden. Zijn ver wrongen gelaat, met een gele kleur overtogen scheen eer dat van een lijk dan van een levend Van visschen gesproken. Ik was te Akkrum. Daar was den vorigen dag een karper gevangen van 27 pond. Ik ken de put. waarin hij gevangen was. Het is een spoorput, waaruit men bij aanleg van den spoordijk zeer diep de aarde heeft weg- gespit. De bodem van dien put is daardoor niet vlak. Hij gaat naar beneden met trapjes, bij 't gra ven gevormd en hij is in 't midden 't diepst. De oneffenheid van den bodem maakt, dat de put niet goed met netten te bevisschen is. Er zit zeer zware visch in, maar dank zij de trapjes in den bodem, weet hij gemakkelijk te ontkomen. Toen ik een jongen was, ving men in dien put een snoek van 26 pond. Wij jongens, konden hem een klomp in den bek steken. Hij werd gevangen aan een „zethengel", met een extra-zwaar koord en zware haken. De visscher moest hem dood slaan. voor hij hem uit 't water kon krijgen. Even later werd er een blei uitgehaald van 17 pond en een paling van vier pond. En nu een karper van 27 pond. Bij de barbier vertelde men mij, dat een karper een zoogdier was en. toen ik verbaasd vroeg „Se dert wanneer?", bleek me, dat men bedoelde, dat een karper in 't leven was te houden, gedurende een paar dagen, als men hem een natte spons, 't liefst in melk gedrenkt, in den bek st^k Het dier trok te Akkrum tweehonderd kijkers, was den volgenden dag te kijk gesteld te Gronin gen en zou Vrijdag met de weekmarkt te Leeuwar den worden tentoongesteld. Zoodat de kooper vermoedelijk een mooi som metje aan 't dier heeft verdiend. G. v. AMSiTEL. Woensdag, 27 Augs. Oudhollandsche Harddra verij Donderdag 28 Augs. Concours Hippique en Intern, handicapdraverij om den grooten prijs van West-Friesland, op de baanVrijdag 29 Augs. Urkerdag Zaterdag 30 Augs. Spaken burgerdag en Zanddemonstraties Maandag, 1 Sept. Zanghulde Oranjever. Koninginnedag Dinsdag, 2 Sept. Bloemencorso Woensdag, 3 Sept. Markerdag Donderdag, 4 Sept. Zeilwed strijden Donderdag, 5 Sept. Bezoek van II.M. de Koningin aan Enkhuizen en de Vlootrevue Zater dag, 6 Sept. Volendammerdag, Zwemwed strijden. Groot vuurwerk. Openingsuren van 10 uur tot 18 uur en van 20 uur tot 24 uur. Entreékaarten Kaarten voor éénmaal toegang van 10 tot 18 uur 1 Kaarten voor éénmaal toe gang van 20 tot 24 uur/ 0.50 Kaarten voor den duur der tentoonstelling (op naam) 7.50; Gezel- schapskaart voor minstens 100 personen 0.50 per persoon voor éénmaal toegang Gezelschaps kaart voor ten minste 50 personen tot 100 per sonen 0.75 voor éénmaal toegang. DE KONINKLIJKE FAMILIE bezoekt de Zuiderzee-Visscherij-Tentoonstelling. II. M. de Koningin heeft het Bestuur der Zui- derzee-Visscherij-Tentoonstelling, te houden van 25 Aug. tot en met 6 September, doen weten, dat het Haar voornemen is, om vergezeld van de ove rige leden van het Kon. Huis, op Vrijdag 5 Sep tember. den dag der Vlootrevue de tentoonstel ling te bezoeken. Na aankomst in de morgenuren zal Hare Ma jesteit ten Stadhuize officieel worden ontvan gen door Burgemeester en Wethouders van Enk- huizen en den Gemeenteraad. Vervolgens zal on der geleide van het Bestuur een bezoek worden gebracht aan de Tentoonstelling. Na de lunch zal Hare Majesteit de Vlootrevue bezichtigen. De Vlootrevue zal gehouden' worden op de ree- de van Enkhuizen. De plaats is echter afhanke lijk van weer en wind. De met de regeling der Vlootrevue speciaal belaste commissie heeft een dubbel plan uitgewerkt. Het eene plan wijst als plaats aan de strook water tusschen „De Ven" en de westelijke strekdam van het Krabbersgat, dus ten Noorden van Enkhuizen. Mocht wind en getij deze plaats ongeschikt maken, dan zal de z.g. „vlakte" ten zuiden van de stad gekozen worden. In beide gevallen bieden de ruime wallen van Enkhuizen uitnemende plaatsen aan de tienduizenden, die dit prachtig schouwspel zullen willen zien. Vanwege het Tentoonstellings-bestuur zijn reeds verschillende booten gecharterd om dui zenden in de gelegenheid te stellen een tocht langs de vloot te ondernemen en een blik te wij den aan de meer dan duizend botters en jachten die aan de Vlootrevue zullen deelnemen. PROGRAMMA VAN FEESTELIJKHEDEN gedurende de Zuiderzee Visscherij Tentoon stelling, Enkhuizen. Maandag, 25 Augs. Opening, muziek en zang. Dinsdag, 26 Augs. Opvoering Openluchtspel. wezen. Maar in hun dronkenschap waren zij niet bij machte iets daarvan op te merken. Daar heb je 'm, daar heb je 'm, riep Ilector. Hij, dat kan me niet schelen, stamelde een ander met dubbelslaande tong, wat ik wil, is de verrassing. Ik eisch de verrassing Nauwelijks had hij dit woord gesproken, of de deur achter hen werd driftig geopend. Twee man nen met revolvers in de hand, verschenen op den drempel. Delouvier, die het minst van allen dronken was sprong van zijn stoel op en zich tot De Sanzac richtend, die ditmaal door schrik verlamd scheen riep hij Wat beteekent dit voor den duivel, burg graaf Ik vind die aardigheid allesbehalve gepast De anderen zagen roerloos, verbluft de beide mannen aan. Mocht ook de verrassing, waarop zij niet voor bereid waren, niet van aangenamen aard zijn, het was toch een wezenlijke verrassing. In dat opzicht waren zij niet misleid. Maar het onaan genaamst verrast was zeker burggraaf De San zac, die op iets dergelijks allesbehalve verdacht was. Hij besefte onmiddellijk dat Lory en Colibri gevat waren, en dat zij, in strijd met hun eed, hem verraden hadden. De twee gewapende man nen, die zoo dreigend optraden, had hij het erf zien betreden en hij had niets vermoed Het is waar, in de duisternis had hij niet kunnen op merken dat de twee mannen, ongetwijfeld politie agenten, zijn handlangers niet waren. Dus wist het gerecht, dat hij het was, hij, burg graaf De Sanzac, die Aurora had laten ontvoe ren, die den moord op graaf De Lasserre had ge last. Doch, hij kon zich aan de handen van het ge recht onttrekken en zijn hoofd redden. Hij moest vluchten, vluchten op staanden voet, de grenzen over, en hier of daar, waar hij het middel vond om zich te verbergen, een schuilplaats zoeken. Dat was de eenige kans op redding, die hem o- verbleef. Ja, hij moest vluchten, en dat wel zon der een minuut te laten verloren gaan. Fluks opende hij de tweede deur der zaal om het hazenpad te kiezen en langs een der gehei BUITENLAND. AMERIKAANSCHE REGENMAKERIJ. In den staat Virginia heeft de kamer van koop handel besloten te trachten op kunstmatige wij ze regen te verw ekken door middel van uit vlieg machines gestortte chemicaliën. De autoriteiten staan echter secptiscli tegenover dit edperimenl daar dergelijke proefnemingen tot dusverre altijd zijn mislukt. me trappen, clic hij kende, te verdwijnen. Te laat. heerschap voegde hem een stem toe, die hij herkende. Op hetzelfde oogenblik voelde hij den loop van een revolver op zijn borst drukken. Hij sprong achteruit. Toen drongen Gabiron en Noi- rot de zaal binnen. Dat niemand zich verroere, riep de agent van de firma Serpin en Comp. op dreigenden toon en dat men de deuren goed bewake Noi- rot, ik belast u daarmee. Zich daarna tot De Sanzac richtend, die beef de alsof hij koorts had, sprak hij Mijnheer De Sanzac U zult u in het onver mijdelijke moeten schikken. U is in de val. U verwachtte zeker niet vanavond van ons bezoek te krijgen, 't Is wel wat erg. zoo onbescheiden, zonder u te waarschuwen, uw vroolijk feest te ko men storen Ha uw vrienden denken er niet meer aan te zingen. Naar de wijze, waarop zij u aanzien, te oordeelen, schijnen zij u te willen vragen, wat dit alles toch beduidt. Kom, geef hun maar gerust alle mogelijke inlichtingen, die zij het recht hebben te eischen. Wat beeft ge toch, mijnheer. Gij zijt bang. Nu. ik kan me dat best voorstellen. Doch gij kunt gaan zitten, mijn heerHet is niet noodig, dat gij u vermoeit door te blijven staan. Als ik het ben, die u hinder, ga ik heen. Trouwens, ik moet eens even een kijkje nemen in de andere vertrekken van dit huis. Bij deze woorden nam Gabiron de kaars, welke d,e burggraaf op een tafeltje gezet had'en verliet de zaal. Gravin De Lasserre had alles gehoord en be grepen, dat politie-agenten. misschien met graaf De Lasserre aan het hoofd, het huis waren bin nengedrongen. Mijn dochter is gered riep zij. Zij hief haar stralende oogen hemelwaarts, knielde neder en op een toon van oneindige dank baarheid, sprak zij O, God Gij zijt getroffen door de tranen der arme moeder Gij hebt u over mij ontfermd Gij hebt mijn bede verhoord. Gij hebt mijn kind gered. Rechtvaardige en almachtige God, heb dank, heb dank .j (.Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1930 | | pagina 1