k Straf der Zonde
21e JaargangDinsdag 26 Augustus 1930. No. 65
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
»WÏËRÏNGER COURANT®
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
Brieven uit het Zuiden
409.
VACANTIE-MISèRE.
Het was in de vacantie op dien gedenkwaardi-
gen zeiltocht, waarover ik u reeds schreef. We
naderden een dorp en de windstilte. De man aan
't roer constateerde, dat er getrokken moest wor
den. Ik vond, dat 't volstrekt niet noodig was en
dat.... Do man aan 't roer besliste, dat er ge
trokken zou worden. Het is merkwaardig, hoe
een stormpje en een donderbui het gezag van
den stuurman ten goede komt. Zelf is hij hec-
lemaal veranderd. Van een vriendelijk en wel
willend grootvader, die ellenlange inlichtingen
en verklaringen geeft van de jeugd om hem
heen, is hij een strakke en vastberaden Musso-
lini geworden, die met één of twee woorden ant
woordt of heelemaal niet antwoordt. Hij vindt,
dat er geregeerd moet worden en dat hij dat
moet doen. Én de dames kijken hem aan met oo-
gen vol stillen eerbied, beantwoording en dank
baarheid.... ze zijn dc schrik van daar straks
nog niet vergeten. Ik geloof al zijn leven, dat de
dictatum in dc wereld alleen bestaan kan, als
de vrouw den held heeft ontdekt in den dicta
tor. Nu dan, er zou getrokken worden en de
stuurman vond, dat één 't wel afkom. Ik wist,
dat mijn lot beslist was. 't Gezag had bezwaren
tegen mijn houding en mijn toon en nergens kan
't gezag zich van afdoender middelen bedienen
dan in een zeilboot. Als 't pal in den wind wordt
of stil, dan zetten ze je er uit en laten je trek
ken. Toen de stuurman mij op den wal wou heb
ben. vond iedereen mij aangewezen. Zelfs mijn
vrouw, ja mijn vrouw.. „Jij mag ook wel eens
wat doen" vermaande ze. Zoo iets is hard. Ik
had aldoor aan de fok gezeten en dc lappen vel
hingen aan mijn vingers. Bovendiert, de wereld
beseft dat te weinig, maar een fok is een be
langrijk ding. Wat er allemaal gebeuren kan, als
een fok niet goed gehouden wordt, dat weet 't
publiek over 't algemeen niet. Ik heb 't later mijn
vrouw probeeren uit te leggen. Ze luisterde nau
welijks. Mijn vrouw heeft de kwaal van alle
vrouwen zij ziet te hoog bij andere mannen op
en dat kan ik haar maar niet afleercn.
Zoo wandelde ik dan heelemaal alleen in dc
lijn. Ik voelde me miskend, maar 't zezelschap
trok zich daar niets van aan. Ik kon niet ver
staan. wat er achter mij gezegd werd, maar de
eeno lachbui volgde op de andere. Tk vrees, dat
ze zich vroolijk maakten over mij, maar ik kan
het niet bewijzen. TTier was een ramplot,
waarin allen, die ik eens liefhad, bolrokken wa
ren maar bewijs dat nu eens, al lachen ze nog
zoo hard
Ik voelde me nog op andere wijze gedupeerd.
Misschien kan ik u dat niet zoo goed duidelijk
maken. We naderden een dorp. In dat dorp had
ik een deel van m'n jeugd gepasseerd. Ik kende
er vele mcnschen bijna alle menschen kénden
WIJ BREIEN en repareeren alle soorten Wollen
Kleeding, Kousen en Sokken, ook de aller fijnste.
JAAP SNOR. ZUIDSTRAAT 15, DEN HELDER.
Let op den Gelen Winkel.
Depots voor Wieringen Hippolytushoef Wed.
J. de Beurs Den Oever Jb. Kaleveld
FEUILLETON.
(83.
Terwijl hij zoo sprak, wierp hij een vluchtigen
blik om zich heen.
Maar waar is de bruggraaf toch vroeg hij
Wij zijn niet waakzaam genoeg geweest
mijnheer, antwoordde Gabirori, die zijn kwade
luim niet kon verbergen en wij hebben de on
handigheid gehad onzen gevangene te laten ont.
vluchten. O, wij hebben den schelm niet genoeg
gewantrouwd. Wlij hadden moeten bedenken,
dat hij er alles op zetten zou om te ontsnappen.
Is hij door die deur gevlucht
Neen, door die.
Zoo, antwoordde Durkett op een zonderlin
gen toon.
Wij zijn hem onmiddellijk gevolgd, hernam
Gabiron. Maar hij was als een schim verdwe
nen. We hebben overal, in alle kamers gezocht.
Niets. Hij heeft niet uit het venster kunnen sprin
gen. Want alle zijn voorzien van ijzeren tralies.
O, o, sprak de Amerikaan bij zichzelf, in
dien dit het geval was, zou het verschrikkelijk
wezen
Wat bedoel je. WHliam, vroeg Van Ossen?
Ik ben er niet zeker van, mijnheer Mijn
onderstelling is missschien ongegrond. Maar wij
zullen het wel spoedig weten. Komt, hoeren,
ging hij voort, terwijl hij een licht nam. Komt.
volgt mij.
Zij liepen het vertrek, dat aan dc groote zaal
grensde door, William opende de deur, die zoo
in het houtwerk was aangebracht, dat men haar
niet gemakkelijk kon onderscheiden en die Ga
biron dan ook niet opgemerkt had. Zij bevonden
zich in een half-cirkelvormigc gang, veel nau
wer dan die der benedenverdieping. Zij volgden
die achter elkander loopendë Aan het eind ge
komen sloeg William op den muur. terwijl hij
zeidc
Hier is een deur.
Gabiron en Noirot keken uiterst verbaasd.
De gang aan welker uiteinden wij ons be-
ÜITÖEYEB
COEN. J. BOSKEK, WIEKINGEN
mij. Onze familiegeschiedenis is, met dal dorp
verweven. Als kind voelde ik al: als een van mijn
voorvaderen op een kasteel zou hebben gewoond,
moest het hier gestaan hebben. Ik heb in mijn
jeugd diep in den grond vaak oude steenen ge
vonden, maar zekerheid, dat ze van ons kasteel
waren, heb ik nooit kunnen krijgen, ofschoon ik
veel vermoedde. Enfin, u voelt mijn band met
dit dorp. waar ik overigens al dertig jaar weg
ben en maar nu en dan terug ben geweest. Als
we er heen gaan, zeg ik tegen mijn vrouw Trek
je beste japon aan.". Natuurlijk zegt ze Daar
denk ik niet aan, waarom zou ik En ik
„Hoe je er in den stadsschouwburg uitziet, kan
me geen sikkepit schelen, maar nu trek je je
beste japon aan. Dat is geen zaak van 't verstand,
dat moet je voelen." Dan trekt mijn vrouw haar
beste japon aan. Het is merkwaardig hoe flink
ik bij zoo'n gelegenheid kan zijn. Daarom denk
ik juist dat we eens een kasteel gehad moeten
hebben en dat het in ons dorp gestaan heeft
Ik zelf maak nooit veel werk van m'n toilet.
Maar als ik naar mijn dorp ga, draag ik mijn
hoed van 25 gulden, een „Stetson", u weet wel
van Meeuwsen uit de Leidsche straat Ik draag
anders niet zulke dure hoeden. Maar die heb ik
eens gekocht, toen ik naar mijn dorpje moest
op jubileum bezoek. Mijn vrouw vond, dat mijn
oude ruim voldoende was voor 't platteland. Il<
zei dat is een gevoelskwestie en kwam met
dezen „Stetson" thuis. Mijn vrouw was vreeselijk
boos.maar er zijn momenten, dat mijn vrouw
niet de haas is. Ja, 't is merkwaardig als ik
naar mijn dorpje ga. koop ik dure dingen en als
ik bijv. een mooi nieuw pak koop, heb ik altijd
neiging naar mijn dorpje te gaan.
Enfin, misschien begrijpt u de ,,casus-positic"
zoo'n beetje, zooals mijn geleerde vriend zou
zeggen. Ik was 'smorgens keurig sportief uitge
zeild, want ik wist, dat wc „ons dorp" zouden
passeeren. Witte schoenen, witte pantalon, wit
te trui. Maar we waren nat geregend, kletsnat.
Mijn broek was vuil, heelemaal gekreukeld en
op mijn zitvlak had ik een groote winkelhaak
door een spijkertje. Om die pantalon alleen al
leen had 't gezelschap dolle pret gehad. Ik was
't lage land opgestuurd, om de boot vast te hou
den en ik had tot de enkels in de modder ge
staan. Over mijn schoenen hoef ik u dus niets
te vertellen. Mijn vrouw had mij bevolen mijn
wollen trui uit te trekken, omdat die kletsnat
was en volgens haar toch niet drogen zou, omdai
't wol was. De eigenaar van de schuit had een
oud afzichtelijk jasje, dat ik in Amsterdam aan
geen bedelaar zou durven geven, te voorschijn
gehaald, dat hij altijd „achterin" had liggen,
zooals hij zei, om te dienen voor als je nat mocht
woFden. De schimmel zat er op, maar ondanks
mijn tegensputteren vond 't geheelo gezelschap,
dat ik 't aan moest trekken en mijn vrouw had
gezegd, dat ik wat meer om mijn gezondheid en
wat minder om1 mijn ijdélheid moest denken.
Het is niet aangenaam, als er in 't publiek zulke
aanmerkingen op je karakter worden gemaakt,
voorral. als je weet. dat je diep in
je hart een eenvoudig en nederig man bent, al*
je niet naar je dorpje gaat.
Lezer, het spijt me, ik kan u geen foto toonen.
Trouwens foto's zeggen weinig en een foto zou
van de ruïne van mijn uiterlijke verschijning en
van het zielclcven daarbinnen weinig kunnen
vinden, ging de Amerikaan voort, dient alleen
om te geleiden naar deze deur. die, zooals gij
ziet, in den muur is verborgen en toegang ver
leent naar een geheime trap, die aangebracht is
aan den binnenkant van een der buitenmuren.
Deze trap, die natuurlijk heel smal is, loopt tot
aan de fundeeringen van het huis, waar zij vooi
been afgesloten was door een ijzeren deur, wel
ke nog steeds bestaat, maar niet meer houdt op
do door roest verteerde scharnieren. Als men
die ijzeren deur door is, betreedt men een onder
aardsche gang, die ongeveer vijftig meter lang
is. Men verlaat deze door een spleet in een rots
waar men een grot heeft gegraven, die reeds
lang door klimop en struiken geheel is versperd.
Welnu, het lijdt bij mij geen twijfel of De San-
zac is langs die trap en door die gang ontvlucht.
Er behoorde veel vermetelheid toe, want hij wist
dat vele treden der trap losgegaan waren en hij-
na niet meer hielden. Nu zullen wij zien of mijn
vrees is gerechtvaardigd.
De jongeman bracht een veer in beweging en
langzaam en krassend viel de deur open.
Ziet, heeren, ziet riep hij met een stom
trillend van aandoening, ik heb mij niet vergist
De trap is ingestort en heeft een gedeelte van
den buitenmuur meegesleept.
En werkelijk kon men in den muur een ont
zaggelijk gat van twee a drie vierkante meters
zien. De zware steenen trappen waren achter
elkander ingestort en met kalk en steenen ver
mengd in den mantel der trap gevallen.
En wat veronderstel je dus, William
vroeg Van Ossen angstig.
Dit, mijnheer, heeft de burggraaf niet bij
tijds, dit wil zeggen vóór de instorting, de on-
deraardsche gang bereikt, dan is hij begraven,
gestikt, verpletterd onder het puin.
Dat is vreeselijk Vreeselijk Maar hoe
het te weten te komen
Niets is gemakkelijker. We hebben slechts
naar de grot te gaan en we zullen spoedig ze
kerheid hebben.
Zij voorzagen zich van een paar lantaarns en
traden naar buiten en wendden hun schreden
naar de grot De toegang was geheel afgesloten
dooi slingerplanten kamperfoelie, wilde win
gerd en klimop. Met geweld moesten zij zich
daar door een weg banen En toen zij aan de
spleet kwamen, zagen zij die van boven tot be-
BUKEAU
Hippolytushoef Wieringen.
Telefoon Intercomm. No. 19.
jweergeven. Het was, wat de Franschman noemt
..pityabel", ofschoon ik 't meelijden, dat in dat
woord ligt uitgedrukt een van de gevoelens vind,
die ik niet uit kan staan, als ik er mee begena
digd wordt. Ik liep dus in de lijn en trok. Wat
er in dit uurtje door mijn ziel is gegaan, geen
pen kan het beschrijven. Ik begon met me vast
voor te nemen met dit gezelschap nooit meei
één vacantie uit te gaan. Ik heb het voor en te
gen van echtscheiding overwigen, omdat alles
toch niet meer kon worden als voorheen. Ik heb
besloten na de vacantie steviger op te treden,
omdat ik ouderlijke tucht en zegen vond en mijn
vijftienjarige zoon met de handen aan zijn mond
telkens geestigheden tegen me zat te roepen, die
ik niet kon verstaan, maar waarom 't gezelschap
onbedaarlijk moest lachen. Maar meer dan 't
verleden en het heden plaagde me de toekomst.
Dat heb ik u nog niet verteld. Er zijn een paar
menschen op „ons dorp", die ik niet uit kan
staan. Daar hebt u de zoon van onzen.. Neemt
u me niet kwalijk, dat ik hem niet openlijk in
de krant aanduid. Je weet nooit, hoe zc daar
ginds deze krant onder de oogen kunnen krijgen
en dan is mijn heele prestige in ons dorp weg.
Wat ik hierboven schreef, is voldoende de men
schen veertien dagen lang met me bezig te hou
den. Ik hen ook te openhartig geweest. Maar
die zoon van.. waarover ik sprak Ik heb met
hem in dc klas gezeten. Hij kon niks van reke
nen. Ik rekende veel beter dan hij. Ilij was; eert
stommeling, een échte stommeling. En ver
waandontzettend. Op de zaak van zijn ia-
der en op diens geld. Wij hadden geen zaak en
wij hadden geen geld. Hij kon niet uitstaan, dat
ik veel beter rekenen kon dan hij. Ik hoorde tot
de knappe jongens., ik mocht, vaak taaloefenin
gen en opstellen nakijken van andere kinderen
en dan voor de klas de fouten zeggen, die ik ge
vonden had. Ik vond in zijn werk altijd de mees
te fouten en ik sloeg er geen een over. De mees
ter kon er hem dan vreeselijk onder door halen
Lekker Eens hebben we gevochten. Ik wil 'r
wel weten ik lag onder. Er zijn drie meesters
aan te pas gekomen, om ons van elkaar 'af te
trekken. Als we weer 't hart hadden met elkaar
te vechten, zou de meester ons.... Ik weet al
niet precies meer, wat de meester zou, maar 't
was heel erg. Enfin, we hebben niet. meer ge
vochten..maar we haten mekaar. Nog. Ik zU
hem eiken keer, als ik op 't dorp kom. Hij heef!
nu de zaak van zijn vader. Hij is rijk, zegt men.
Hij draagt een zwaar gouden horloge met zware
gouden ketting en bruine schoenen. Ik heb geen
gouden horloge mét gouden ketting. Ik heb iet.-
tegen bruine schoenen. Ik weet niet, of dat komt
omdat hij ze draagt. Maar ik ben altijd blij, dat
ik mijn Stetson. op heb, als ik hem zie. En ten
slotte, laat ik niet vergeten,, dat ik een intellec
tueel ben. Aan zijn gezicht kun je zien, dal hij
nog even stom is als vroeger.
Er is nog iemand, aan wien ik 't land bob.
Maar daarover wil ik liever niet spreken. We
zijn vijanden geworden door een meisje, waarop
we zestien jaar oud beiden onze zinnen hadden
gezet. Vijanden is niet goed uitgedrukt. Hii
doet erg vriendelijk tegen me, maar in zijn blik
lees ik altijd weet je nog wel, dat ze mij wèl
wou en jou niet. Ik doe altijd vriendelijk terug.
Tk- wil me niet laten kennen en daarvóór kon-
den we altijd goed opschieten. Het meisje trou-
neden behangen met spinnewebben.
Geen twijfel was dus mogelijk. De Sanzac
was de onderaardsche gang niet uitgekomen.
Dus had de instorting plaats, terwijl hij de trap
afliep en de steenmassa had hem verpletterd.
Welk een einde, sprak de jongeman.
't Is Gods straffende hand, sprak Van Os
sen. Maar 't is vreeselijk.
Ja, vreeselijk. zei Gabiron, doch hij is voor
het tuchthuis bewaard.
Ontroerd verlieten de vier mannen de grot en
keerden naar huis terug.
Van Ossen gaf een zijner bedienden last een
lantaarn te nemen en den koetsiers te gaan zeg
gen, onverwijld naar het hek te rijden.
De Grappige en zijn vrouw werden van hun
prop en hun boeien bevrijd en toevertrouwd aan
de bewaking van Noirot.
Toen traden Van Ossen en William de kamer
binnen, waar zich de gravin en haar dochter
bevonden. De jonge vrouw en Aurora, op de ca
napé gezeten, hielden elkander teeder omvat.
De gravin had Aurora meegedeeld, dat zij door
een doodsvijand van haar vader was ontvoerd
die door zijn haat verblind, haar opgesloten
wilde laten blijven, haar doen lijden en eens mis
schien van honger omkomen, om zich op den
heer Delorme te wreken. Men had haar op af
schuwelijke wijze bedrogen. En de brief, dien
men haar had doen schrijven, was slechts het
middel geweest om haar onderwijzeres in een
valstrik te doen vallen.
Want, lief kind, besloot de gravin, ik moet
je zeggen, dat ik ook sedert vier dagen in dit
akelige huis ben opgesloten geweest.
Het jonge meisje, met het hoofd tegen me
vrouw Durand geleund, weende en snikte.
Toen de gravin door Wfilliam Durkett bege
leid, zich in tegenwoordigheid van Aurora be
vond. die op het gezicht harer onderwijzeres een
kreet van vreugde niet kon bedwingen en zich
in haar armen wierp, stond zij op het punt zich
te verraden door uit te roepen
Mijn dochter.
Maar zij had zich het verbod van haar echt
genoot herinnerd, gedacht aan de gevolgen van
die onthulling. Zij had zich ook ditmaal weten
te beheerschen en zonder een woord te spreken,
haar armen geopend.
Een onbeschrijfelijk tooneel volgde toen, waar
ADVERTENTIëN:
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10
wens. ik ben blij dat ik ze niet gekregen heb.
Het is nu een dikke schommel, heelemaal ver-
boerscht. Dan heb ik mijn vrouw honderdmaal
[liever.... ofschoon ik zal na de vacantie eens
heel voorzichtig ter sprake brengen van „mis
schien.heter., dat ieder., zijn., eigen,
weg. gaat." Wat ze dan eens zeggen zal Ten
slotte voert men tegenwoordig in elk modern
huwelijk zulke gesprekken. Het hoeft nog niet
definitief te zijn. Gek, dat zoo'n oude veete over
een meisje, dat je niets meer schelen kan, zoo
vast kan zetten in je bloed. Ik heb een hekel aan
dien vent. Ik durf wedden, dat hij aan iedereen
vertelt „G. (dat ben ik) heeft destijds een blauw
tje geloopen bij mijn vrouw." Ja, ik vind hem
ook een onuitstaanbaar mirakel.... Je zal zien:
zoo meteen kom ik juist die twee tegen.
Ik trek door; ik zweet als een daglooner. Mijn gore zak
doek is klets ik voel me als een schooier en ik nader
mijn dorp. O, hemel, daar heb je den „dwinger"! Ge weet
niet, wat de „Dwinger" is. Het is Friesch, ik kan u den
naam niet verklaren, maar 't is heel erg. Hier worden
asch, faecaliën, dierenlijken en wat nog meer stinke
„geborgen" mag ik niet zeggen, want hier stinkt alles in
't openbaar. Ik ruik 't al. De heele onwelriekende afdee-
ling van m'n jeugdherinnering wordt wakker. Deze plaats
haat ik met mijn gansche wezen. Ik heb er aan geleden
want ik moest er vaak langs en hij stinkt net als vroe
ger. Ik kan het niet helpen, maar ik heb van mijn moe
der een uiterst gevoeligen neus en een sterke fantasie ge
erfd. Ik kan nooit bij vreemden eten, want 't minste af
wijkende luchtje in een vreemde keuken snoerde me on
middellijk de maag dicht. Als ik in Amerika woonde, zou
ik aan rassenhaat lijden. Ik zou den neger en den chinees
ruiken en mijn neus is veel beter georganiseerd dan mijn
verstand. Toch heb ik verstand genoeg om te begrijpen,
dat nog bewezen moet worden, dat een chinees meer
stinkt dan een blanke.
Ik loop daar niet langs! Ik wil weer aan boord. Ik
wenk en roep. De boot drijft nader De stuurman zegt'
„Je hoeft er niet in. Je kan doorloopen; er is een pad
Ik protesteer; „de stank is niet uit te houden." De stuur
man zegt: hoogstens driehonderd meter" en mijn
vrouw wat scheelt haar vandaag? „Stel je niet zoo
aan en loop door
Ik ben een lammeling en ik loop door. Ik houd mijn a-
dem in, sluit mijn mond, doe herhaaldelijk met mijn zal:
doek, of mijn neus nat is. Halverwege 't terrein staat een
jeugdkennis van me, heeft ook bij me in de klasse geze
ten. Hij is een beste jongen, maar ik houd niet van zijn
beroep. Hij staat op een praam met niet nader aan te dui
den inhoud en voelt zich blijkbaar gelukkig, want hij
zingt. Hij herkent me. Mijn democratisch uiterlijk brengt
iets warms in zijn begroeting, dat ik daarin mis, als ik
mijn boord draag en mijn Stetson. Hij houdt de ton, die
hij pas heeft leeggegoten in de praam, in zijn hand en
maakt zich gereed voor een praatje. Op dat oogenblik
ontdek ik op den wal een hondenlijk, dat op een vuur
tje ligt te braden. De hygiëne maakt ook hier vorderin
gen. Er staat hoor ik in de gemeenteverordening,
dat kadavers op de belt worden verbrand. Ik kan getuigen
dat het zoo is. Op een heel zacht vuurtje; want brand
stof is duur. Maar de stank gaat alle beschrijving te bo
ven.
Ik wil het wel weten. Ik ben populair op ons dorp. Is
sta met alle menschen (op twee na) op goeden voet. Ik
ben blij, als ik ze zie. Ze doen blij, als ze mij zien. Maar
hier op dezen „dwinger" moet mijn populariteit stran
den. Ik weet niet, hoe ik mijn jeugdvriend heb aangeke
ken. Het moet een uitdrukking zijn geweest, die ergens
tusschen wanhoop, verontwaardiging en verwildering
heeft ingelegen. Ik heb niets geantwoord. Geen boe of
bah ik ben gevlucht. De schuit schoot als een snoek
door het water. En na den dwinger ben ik aan boord ge
gaan, nadat ik, tegen de uitdrukkelijke aanwijzing van
den stuurman in, de boot naar den wal had getrokken
ik heb een scene gemaakt, heb mijn vrouw afgesnauwd.
We zijn achter een stoomboot naar huis gevaren, we heb
van William Durkett uit bescheidenheid meen
de geen getuige te mogen zijn.
Van Ossen en Durkett hieven onhewegenlijk
staan bij het aanschouwen van het tweetal en
schenen zich af te vragen of zij zouden voort
schrijden dan wel heengaan.
Aurora weet, dat zij in de armen ligt van
haar moeder, sprak Van Ossen hij zichzelf.
Doch hij kreeg spoedig het bewijs dat hij zich
vergiste. Aurora stond op en terwijl zij een paar
schreden voorwaarts deed. sprak zij
- Mijnheer Van Ossen, mevrouw Durand,
mijn lieve onderwijzeres, heeft mij gezegd wat
ik u verschuldigd ben. Een groot gevaar, de
dood misschien, wachtte mij hier. U heeft mij
bevrijd. Ik dank u vurig, mijnheer En u ook.
voegde zij er bij, zich tot William wendend.
Deze maakte zwijgend oen buiging.
Van Ossen nam de hand van het meisje, trok
haar zacht naar zich toe en drukte een kus op
haai' voorhoofd. Daarna op de gravin een blik
vol medelijken werpend, dacht hij
Arme moederOok vandaag nog had zij
den moed, de kracht haar geheim te bewaren.
De jonge vrouw was op haar beurt opgestaan.
Zij trad op Van Ossen toe en sprak tot hem met
tranen in de stem
Eens, mijnheer, hoop ik, zal het mij vei*'
gund wezen te spreken. Dan zult u alles weten
De Hollander ging een paar schreden met
haar terug en antwoordde heel zacht
De ongelukkige gravin De Lasserre behoeft
mij niets meer te zeggen.
Hoe, sprak zij, terugdeinzend, u weet.
Hij haalde het papier uit den zak. dat Noirot
den burggraaf had ontnomen, vouwde het open
en reikte het haar over. Zij rilde en sloeg de han
den voor het gelaat om den blos van schaamte
te verbergen, die haar naar het aangezicht vloog
Toen ik dit gelezen had. hernam de ban
kier, begreep ik heel spoedig, waarom eerst Au
rora en daarna gij, hierheen zijt gevoerd, 't Is
met dit vreeselijk middel, het mes op de keel.
dat en ellendeling u heeft willen dwingen dien
schandelijken brief te schrijven. Wat heeft u
moeten lijden Welke martelingen
Ik heb gebeden, mijnheer en mijn vertrou
wen op God gesteld. Hij heeft mij gesteund.
(Wordt vervolgd.)