Oe Staf der Zonde 21e Jaargang Dinsdag 9 September 1930. No. 69 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN ■WIERINGO* COURANT» verschijnt elken DINSDAG en VRIJDAG. abonnementsprijs per 3 maanden 1, UITUVIR CORN. J. BOSKER, WIERINGEN BUREAOi Hippolytnshoei Wleringen. Teleloon Intercomm. No. II. ADVERTENTIëN: Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 BRIEVEN UIT HET ZUIDEN. 411. 'n DOODE, DIE REEDS GESTORVEN WAS. De bladen brengen het doodsbericht van Mr. Dr. W. F. van Leeuwen, oud-burgemeester van Amsterdam, oud-commissaris der Koningin van Noord Holland, oud-lid en vicepresident van den Raad van State en, ofschoon men den ze ventigjarige reeds lang een historische figuur kan noepien, wordt een heele reeks herinne ringen in me wakker. Van Leeuwen's tienjarig burgemeesterschap van 1901 tot 1910 valt samen met wat ik zou kunnen noemen mijn eerste Amsterdamsche pe riode. Voor mij was het de Sturm und Drang periode en ik leefde de politiek van die dagen met groote belangstelling mee. De heer Van Leeuwen was een vertegenwoor diger van het oude regentengezag. Een be kwaam bewindvoerder, maar een autocraat. Hij was in Indié opgegroeid te midden van een omgeving, waar oppositie een onbekend begrip v.as en kwam naar Amsterdam, omdat daar een krachtige hand noodig heette. Alles aan hem stempelde hem tot aristocraat, zijn rijzige ge stalte, zijn streng en onbewogen gezicht, zijn donkere kleeding met hoogen hoed, de équipa ge, waarin hij zich naar het stadhuis liet rijden. In den Raad regeerde hij met strenge hand en de eerste vertegenwoordigrs van de sociaal-de mocratie lagen er voor een oortje thuis. Hij kon ze de les lezen, of het schooljongens waren en van den heer Loopuijt, die een zeer bekwaam maar ook een gevoelig en bescheiden man was, is bekend, dat hij zich door den voorzitter zoo geintimiteerd voelde, dat hij er in het begin niet in slaagde zijn zenuwen de baas te worden. Wat voor niet-edélmoedige tegenstanders en vooral- voor een zeker journalist een gretig gezochte aanleiding was, om dit gemeenteraadslid aan t publiek voor te stellen als iemand, die een stum per was, terwijl hij in werkelijkheid met beide schouders boven het gros van zijn medeleden uitstak. Daar zat iets van een geweldenaar in den heer Van Leeuwen, dat men van niet-democra- tische zijde bewonderde, maar, als ik eerlijk wil zijn, dan moet ik zeggen, dat wij als jonge menschen hem destijds alles behalve lief heb ben gehad. Nu, vijf en twintig jaar later treft mij t tragi sche in deze figuur, die op de kentering der tij den stond en niet soepel genoeg was zich bij de veranderde tijdsomstandigheden aan te passen. In die dagen werd even als in alle andere vakvereenigingen ook in den bond van gemeen teambtenaren het propagandavuur nog al heet gestookt. Een drietal sociaal-democraten voerde de redactie en de grieven werden niet op de meest zachtzinnige wijze geuit. Zoo verscheen er in het ambtenarenblad een artikel, waarin de FEUILLETON. uitdrukking „erger dan Russisch" voorkwam. Dit artikel werd voor den heer Van Leeuwen aanleiding een voorbeeld te stellen en de drie redacteuren werden uit den gemeentedienst ont slagen. Onder hen waren de later zeer bekend geworden architect Z. Gulden en de heer G. J. A. Smit, die nu nog voorzitter is van den Bond van Handels- en Kantoorbedienden. De politieke arbeidersbeweging nam de hand schoen op en, waar de ontslagenen, wat hun bekwaamheid betrof, uitstekend voor een raads zetel geschikt waren, werden ze beiden bij de olgende raadsverkiezingen candidaat gesteld- De onderwijzers, die mede onder zwa- ren druk leefden gedurende het wethou derschap van Mr. S. de Vries, die overi gens slim genoeg was geen slachtoffers te ma ken, liepen zich met vele andere groepen het vuur voor de ontslagen gemeenteambtenaren uit de sloffen en zij kwamen zegevierend uit den strijd. Denk u den persoon en de positie van den heer Van Leeuwen in, die twee ambtenaren uit den gemeentedienst smijt en ze straks als zijn nieuwe lastgevers de raadszaal ziet binnen tre den Men zegt, dat de burgemeester ten zeer ste aan zijn hoofdstad en aan zijn ambt gehecht was. De wijze, waarop hij de eer en de rechten van zijn gemeente tegenover de rijksregeering wist te verdedigen, bewees wel welke hooge op vattingen hij had van zijn functie. Maar de bal, die hij gekaatst had, trof hem regelrecht in zijn gezicht, toen de kiezers dien terugkaatsten en er schoot niets anders over, dan heen te gaan. Men zegt, dat hij bij 't neer leggen van zijn ambt zijn tranen niet heeft kun nen bedwingen. De Amsterdamsche Raad leefde op bij zijn heengaan. Zijn hand had te zwaar gedrukt. En een van zijn slachtoffers, de heer Z. Gulden is nog een sierraad van den raad en een van haar populairste leden, terwijl de heer Van Leeuwen in politieke vergetelheid stierf. Zoo wreekt zich het leven, als men de teekenen der tijden niet verstaat. SPITSROEDEN. De graaf had aan de gravin verteld, waarom hij aldus meende te moeten handelen en de gra vin had het goedgevonden. Ditmaal waren zijn redenen volkomen afdoende. Hij wilde zijn naam en zijn oude plaats in de maatschappij hernemen op den dag van het hu welijk zijner dochter. Tot dien tijd zou hij allen mogelijken tijd hebben een huis te koopen en te doen meubileeren. OP HET KASTEEL LA CERISAIE. Sedert meer dan een maand dat hij uit Pa rijs was, had Adrien de Verveine al den tijd ge had na te denken en langzamerhand was hij ge heel ontgoocheld. Zonder fortuin, wat kon hij thans nog hoopen? Het is een droom, die ik gehad heb, sprak hij de droom van een armen dwaas. Toen zij zich hield of zij mij niet herkende, gehoorzaamde Au rora aan een bevel haars vaders. Zij denkt niet meer aan mij. Zij heeft mij niet meer lief. Of lie ver, als zij mij nog lief heeft, dan doet zij, on derworpen als zij moet zijn aan den wil haars vaders, die mij haat, haar best mij te vergeten en ziet in mij reeds niets meer dan een vreemde ling, dien een ongelukkig toeval op een goeden dag tot haar voerde om de vreugde van haar be staan te verstoren. En, al was het ook anders, hernam hij met bitterheid, kan ik, een tot den bedelstaf gebrach ten markies, thans nog er aan denken Aurora's hand te vragen, wier vader, zooals Mevrouw De Montperrey mij zeide, onmetelijk rijk is Neen, neen, zoo vermetel kan ik niet zijn en daarom is dat alles een schoone droom 1 Toch had hij aan de markiezin De Montperreye geschreven en in zijn brief haar verzocht hem eenig bericht te geven omtrent juffrouw Aurora Delorme De markiezin had hem geantwoord, dat haar petekind het uitnemend maakte; zoodra gij te Parijs terug zijt, kom dan eens bij mij praten Maar zij beloofde hem niets en er was niets in haar schrijven, dat hem eenige hoop kon ge ven. Adrien was geheel geestelijk uitgeput en zijn geneesheer schudde bedenkelijk het hoofd en wist maar niet, wat zijn patiënt deerde. De tafel, die midden in Adrien's kamer stond was beladen met boeken, want hij las zeer veel. De heer Henri Polak, pionier op 't gebied der vakbeweging in Nederland, man van groote kennis en bekwaamheid, beleeft als kroniek schrijver van „Het Volk" een kwaden tijd. Naast de horizontale solidariteit met de men schen, die in den tijd en in den strijd om hem heen staan, is geleidelijk in den heer Polak tot ontwaking gekomen die andere solidariteit, wel ke ik herhaaldelijk de verticale heb genoemd: de symphatie met 't voorgeslacht en de dank baarheid voor wat hel ons schonk en de neiging om 't zooveel mogelijk ongeschonden over te le veren aan wie na ons komen. M.a.w. de heer Polak is een cultuunnensch geworden in den dieperen zin van het woord. Hij voelt voor 't schoon van onze steden, waakt voor het ongerept houden van onze na tuurmonumenlen, waakt tegen 't gedachteloos en gevoelloos uitroeien van dieren en planten, vecht voor 't in stand houden van onze oude mo lens en strijdt tegen het verknoeien van onze schoone Nederlandsche taal. die vooral onder den invloed van 't Duitsch deerlijk geschonden wordt, m.a.w. hij is een nationalist geworden in den goeden zin van het woord, iemand, die ge voel heeft voor het volkseigene. Deze heer Polak nu is volgens zijn zeggen erbaasd en geèrgerd over de bittere vijandig heid, die hem ten deel valt van de zijde van hen die hij zijn kameraden waande, als hij vecht voor de dingen, die hem lief zijn. Dat kan ik me voorstellen van iemand, die waarlijk zijn deel bijdroeg in den strijd van de beidersklasse. Toch verbaast mij de verbazing van den heer Polak, die toch waarlijk niet gespeend is van menschenkennis, wel een weinig. Hij weet toch, dat hel socialisme volop in emancipatiestemming leeft. Het heeft vóór alles behoefte, om te strij den. Het wil tegenstanders zien en zal ook daar waar deze niet zijn, tegenstand moeten fanta seeren, om het strijdvuur in eigen kring aan te wakkeren. Zoo doet elke emancipatiebeweging. Geeft de heer Polak voedsel aan deze behoef te Neen, integendeel. Wie enkel de hori zontale solidariteit beoefent, zal de eigen groep steeds als het eenige brandpunt van licht en kracht willen zien; wie ook de verticale solida riteit kent doet aan zelfkritiek en bescheiden heid. Als de heer Polak Duitsche insluipsels aan wees in de redevoeringen van hun tegenstan ders als de ministers Ruys en De Geer, zou zijn succes bjj de onderwijzers zeer groot zijn. Nu hij o.a. ook de onderwijzers in gebreke stelt, kan hij niet anders dan verzet verwachten. Als hij groote hanzen en kapitalisten als schenders van natuurmonumenten uit winsthonger aanwijst zullen zijn medestanders hun liefde voor de na tuur voelen omhoog komen, nu hij een algemee ne onverschilligheid daarvoor constateert, vin den ze hem een hougeois. De emancipatiebeweging is nog niet zoo ver, dat ze de solidariteit beoefent om haar zelfs wil dat komt pas later, veel later. Voorloopig is de behoefte, om te haten, nog te groot. Zoo kan er ook in de arbeidersklasse van een echt teinationalisme nog geen sprake zijn. Het is 'n internationalisme, dat zich overeind houdt iii den strijd tegen een nationalisme, waarvan men veronderstelt, dat 't niet anders kan voortbren gen dan oorlog, legers en vloten, wat nog al dom is, kortzichtig en zelfs gevaarlijk. M.a.w. de eigen socialistische Cultuur is er nog niet, kan er nog niet zijn. Noodig is geduld en vertrouwen. Het komt wel, als de minderwaar digheidsgevoelens in de massa hebben uitge werkt. Zijn oude bediende Gaston, die in Parijs was achtergebleven, zond hem ook couranten, maar Gaston las ze eerst zelf door en wachtte zich wel hem die te zenden, welke dingen bevatten, welke men voor hem geheim wilde houden. Hij had dus niets vernomen van Aurora's ontvoe ring, noch van het drama in de Rue du Rocher noch van den vreeselijken dood van burggraaf De Sanzac. Op zekeren dag trad een bediende van Adri en's gastvrouw de kamer binnen en zeide: Bezoekers uit Parijs. Wie dan Iemand, dien u moet kennen, teminste bij naam. Hij heet Van Ossen. De bekende Hollandsche bankier? Met welk doel is mijnheer Van Ossen op La Cérisaie ge komen Om U een bezoek te brengen 1 Adrien sidderde en sprak met een gedwongen lachje: ah, ik begrijp het al; ik begrijp er alles van. Van Ossen is mijn geheimzinnige schuld- eischer. Aan hem heeft de oude Vaidonk mijn schuldbekentenissen verkocht. Wil je hem ontvangen Het zal wel moeten Helaas Ik weet wat hij mij zeggen zag. Mijn antwoord is klaar. Het zal luiden: Mijnheer, ik kan u niet betalen. Doe wat gij wilt met de bezittingen van markies de Verveine. Mijnheer Van Ossen zal misschien schappelij- ker wezen dan u denkt. Kom, mijnheer de mar kies; niet zoo mismoedig i Och, beste vriend, alles is verloren. Of het o- ver veertien dagen, dan wel over een jaar is mijn landgoed moet verkocht worden. Ik kan mijn voorvaderlijke bezitting niet redden. Mijn heer Van Ossen kan komen. Hij wacht in de kamer hiernaast. Ik zal hem roepen. De bediende ging de deur openen en Van Ossen trad binnen door Adrien zeer ach terhoudend begroet. Herinnert u u niet, mijnheer, vroeg de Hollan der, dat u mij nu en dan op partijen te Parijs hebt ontmoet.? Neen, mijnheer. Toch zijn uw trekken en uw stem mij niet geheel vreemd 1 U zal u wellicht beter een gesprek herinneren dat wij op zekeren avond in Champagne hadden bij de tuinpoort van een afgelegen huis, dat La Cordeliére heet. Den jongeman overviel zulk een ontroering, dat hij wankelde. Was u dat, mijnheer? riep hij uit U heeft niet vergeten wat u mij zeide en wat ik u toen antwoordde Ik heb niets vergeten, mijnheer 1 Overtuigd van uw liefde voor juffrouw Auro ra, beloofde ik uw zaak bij haar vader te zullen DONKERE WOLKEN. Donkere wolken verduisteren de internationa le politiek. Het is bij name het Labour ministe- ie in Engeland, dat een hachelijken tijd door maakt. Het wil ongetwijfeld niets liever dan in rede met de volksbeweging in Engelsch Indië leven en de hangende problemen afwikkelen op een wijze, die het economische leven van Enge land, dat zeer ziek is, geen doodelijke schokken toebrengt. Maar dat lukt niet. Onderhandelingen die men met Gandhi en de gebroeders Nehwe heeft doen voeren op een wijze, die maar te dui delijk maakte, hoe graag men tot een vergelijk zou willen komen, zijn op niets uitgeleopen. Gandhi wil doorgaan tot hij geheel zijn zin heeft en ten slotte willen hij en de zijnen zelf standig beslissen, of Indië nog als gelijkberech tigde binnen hel groote imperiale verband zal blijven, ja dan neen Wie hartstochtelijk uitroept natuurlijk zullen ze dat zelf weten, vergeet, dat de bo terham van millioenen Engelsche arbeiders en de positie van de heele industrie afhangt van de vraag, of Indië van de groote imperi ale belangengemeenschap deel zal blijven uitmaken. Als straks het economische leven in Engeland duurzaam ontwricht raakt, staan de radicalen 't eerst op de bres ach en wee te roepen over zulk een toestand De Engelsche regeering heeft 't ontzaglijk moeilijk, juist omdat Gandhi sociaal econo misch een reactionnair is. In Engeland heeft 't verbond van Vakver eenigingen vergaderd en daar heeft de wer keloosheid den hoofdschotel van de bespre kingen gevormd. Dat ze zevenurigen arbeids dag wil met een veertigurigen werkweek, alsmede een ouderdomspensioen op zestig jarigen leeftijd is te begrijpen. Men wil op die manier de werkloosheid verminderen en zorgen, dat vooral de jongere arbeiders aan 't werk blijven. Maar dat ook deze vakvereenigingen reeds spreken van een tolunie voor het Britsche imperium is een treurig teeken. Dit loopt dus uit op de afsluiting van een belangen gemeenschap tegenover Amerika, tegenover Japan en 't Europeesch vasteland. Het is dus duidelijk, waar dit moet ein digen. Bij tariefmuren hooren oorlogssche pen en kanonnen, om ze te verdedigen tegen over de hongerige buren. De volgende week betoogt de arbeidersbe weging tegen de vlootwet. Als het vredes vraagstuk in dit kleine land kon worden op gelost, had 't een goede kans. Maar wat geeft den vredeswil van den kleinen, als de grooten zich wapenen in den economischen strijd met de oude middelen? G. VAN AMSTEL. abattoir te Poeldijk haar naderend einde ston den af te wachten, wisten des nachts te ont- appen. De vier koeien liepen de tramlijn der W.S.M. op, toen juist een tram naderde. Een koe werd door de tram gegrepen en zoodanig ge h&vend, dat zij moest worden afgemaakt. Toen waren er nog drie koeien over. Van deze drie was er een in het abbattoir ge vlucht en besteeg daar een 24 treden tellende trap. Het dier kwam op zolder, een plaats, aar men dus gewoonlijk geen koeien houdt. Men zag geen kans het koebeest heelhuids naar beneden te brengen, en op zolder moest de koe dan ook het leven laten. Toen waren er van het passagierend viertal nog twee over, die spoedig met touwen in ge vangenschap werden gesteld. DE HARINGVISSCHERIJ. De oorzaak der schrale vangsten. Met de haringvisscher.jj gaat het den laat- sten tijd slecht. De schepen, die binnenkomen en wier reis meestal „uit" is 5 a 6 weken) hebben maar zeer matige vangsten en het be hoort heusch niet tot de uitzonderingen, dat st oomloggers slechts 8 a 9 last thuisbrengen. Zelfs komen er met 2 en 3 last. Voor de rederij ziet het er allesbehalve roos kleurig uit, terwijl ook voor den handel deze toestand verre van gunstig is, daar door den weinigen aanvoer de prijzen buitensporig hoog zijn en aan de vraag lang niet kan worden vol daan. Een der bekendste Vlaardingsche schippers had omtrent de oorzaak van de schrale vang sten de volgende raeening: Des nachts komt de haring naar de opper- lakte van de zee om voedsel, bestaande uit z.g. „plankton", een dierlijk en plantaardig or ganisme. Als nu evenwel het plankton niet aan de oppervlakte is, dan komen de haringen van- lfsprekend ook niet, doch blijven iin de diep te. Dé netten van een zinkvleet, gemeten van de speerreep af, komen ongeveer 9 vaam in het water te staan (iedere vaam is 1,83 meter), ter vijl die van een drijfvleet maar 2 vaam onder water zijn. Zit nu de plankton dieper dan de netten visschen, dan ligt het voor de hand dat et weinig haring gevangen wordt. Dat er op sommige plaatsen, o.m. den „Fla- denground" nog wel haring is, blijkt wel hier uit, dat door verscheidene haringtreilers, die hun netten over den grond sleepen, flinke vang sten worden aangebracht BINNENLANDSCH NIEUWS. EEN UITSTAPJE VAN VIER KOEIEN. Een viertal koeien, die aan het gemeentelijk bepleiten en dat ik later, als het oogenblik ge komen was, u zou schrijven of komen opzoeken, mijnheerl Getrouw aan mijn woord, ziet u mij vandaag voor u staan. Bemint u nog steeds juf frouw Aurora O, mijnheer Dat wil zeggen, ja. Wenscht gij haar nog steeds tot vrouw te hebben De jonge man liet het hoofd hangen. Mijnheer, ik wacht op uw antwoord. Adrien hief langzaam het hoofd op. Ik heb juffrouw Aurora niet vergeten, sprak hij ten prooi van een heftige ontroering. Want ik heb haar lief met al de kracht mijner ziel. Toen ik u zeide, dat ik bereid was haar te huwen, ver zekerd, dat ik haar gelukkig zou maken, kon ik haar een vermogen aanbieden. Nu bezit ik niets meer. Ik ben een bedelaar I U vergist u misschien. Neen, mijnheer Ik ben met den toestand, waarin ik mij bevind, ten volle bekend. Het zij zoo, mijnheer Maar als de vader van Aurora, die onmetelijk rijk is, die weet dat zijn dochter u lief heeft, des ondanks vol vertrou wen op uw liefde voor Aurora u de taak wilde opdragen haar gelukkig te maken Maar dat is onmogelijk, mijnheer, neen dat kan ik niet gelooven. Een bediende in groot livrei kwam hen hier storen door de deur te openen en te zeggen: De heeren worden in de salon gewacht. Adrien wist niet, wat dit alles te beduiden had doch Van Ossen vatte hem bij zijn arm en zeide Ter uwer eer, mijnheer de markies, is er een klein feestje door uw gastvrouw aangericht. Zij gingen naar beneden. Een breede dubbe le deur werd voor hen opengeslagen. De markies had nauwelijks de oogen in den salon geslagen, of hij uitte een kreet van ver rassing. Hij zag Aurora zitten tusschen markie zin De Montperrey en een andere, veel jongere dame, die hij niet kende. Zijn knieèn knikten. Maar hij herstelde zich spoedig. Aurora was opgestaan en zou op hem toege sneld zijn, had de markiezin haar niet tegenge houden. Twee uitroepen werden gelijktijdig vernomen: Aurora Adrien I De markies deed eenige stappen naar voren en herkende in den deftigen heer, die hem glimlachend tegemoet trad, den geldschieter uit de Rue de Rocher. Mijnheer Pierre Rousseau I stamelde hij. Toen stond mevrouw De Montperrey op en sprak Waarde Adrien, de heer Pierre Rousseau, die zich ook wel de heer Delorme liet noemen, be staat niet meer. Gij ziet voor u graaf Paul De Lassere en hier naast mij zitten zijn echtgenoote en zijn dochter, mevrouw de gravin Heléne de Laserre en Lucie de Lassere, mijn lief petekind. De graaf vatte de hand van den jonge man en zei hartelijk: Wë kennen elkander allang, markies, hoewel wij elkaar pas voor de derde maal ontmoeten. U kunt nu de dames gaan be groeten. En terwijl hij zich van den markies verwijder de, naderde de graaf een met papieren beladen tafel, die men midden in den salon geplaatst had en sprak zacht eenige woorden tot twee heeren die deftig op leunstoelen zaten. Een dier heeren was de notaris Corvisier en de andere een van diens collega's. In dien tusschentijd was Adrien, buiten zich zeiven met suizende ooren en als met een floers voor de oogen, de markiezin, de gravin en de dochter van deze genaderd. Lucie, kindlief, sprak mevrouw De Lassere, je moogt je vriend wel de hand geven. Lucie, kleurende en aangedaan, maar met 'n vriendelijk lachje om de lippen en de vreugde en het geluk in den blik, stak haar bevende hand uit. De markies greep deze snel. O, riep hij, maar het is dus waar; het is dus waar Lucie antwoordde: Ja Adrien! 't Is waar, om dat gij mij liefhebt en ik u liefheb. Te veel te veel geluk opeens, stamelde hij De gastvrouw schoof een leunstoel bij, waar op hij ging zitten. Is mijnheer in staat de voorlezing aan te hoo ren? vroeg de collega van den heer Corvisier. Welke voorlezing De voorlezing van het huwelijkscontract. Het huwelijkscontract herhaalde hij, geheel verbluft, terwijl hij groote oogen opzette. Kom, Adrien, sprak de markiezin en tracht je zelf te beheerschen. Je kunt toch wel begrij pen, dat we niet voor niets hier allen zijn sa mengekomen De notaris begon deftig, langzaam en eentonig het contract voor te lezen. Droom of waak ik Mijn hemel I stamelde de markies. Maar Lucie was bij hem, lachte hem toe en hield haar hand in de zijne. Hij. moest wel aan de werkelijkheid gelooven. Opeens sprong hij op. Ga niet voort notaris, ga niet voort, riep hij. IJ zegt, dat ik in de gemeenschap het landgoed en de bosschen van Verveine, het bosch van Grancy en van Aulnoic, de pachthoeven van Chauffroix, van Saint Benoit en van Blemont aanbreng Dat is een dwaling, notaris. Ik breng niets aan. Al mijn bezittingen zijn bezwaard en ik heb tot schuldeischer een man, dien ik niet ken, en die, wanneer hij het verkiest, gerechte WIJ BREIEN en repareeren alle soorten Wol len Kleeding, Kousen en Sokken, ook de aller fijnste. JAAP SNOR ZUIDSTRAAT 15, DEN HELDER. Let op den Gelen Winkel. Depots voor Wieringen: Hippolytushoef: Wed. J. de Beurs; Den Oever; Jb. Kaleveld. lijk al mijn goederen zal kunnen laten verkoopen Mijnheer, antwoordde De Lassere, u heeft geen schuldeischer meer. U .is niets meer schul dig, daar die heeren al uw schuldbekentenissen in handen hebben. Behoef ik er bij te voegen, dat graaf De Lasserre onder den naam van Pierre Rousseau, aan Vaidonk alles afhandig heeft gemaakt, om het erfgoed uws vaders on geschonden te bewaren 't Is te veel, teveel, sprak Adrien. door aan doening overmand. Hij viel weder op zijn stoel neer. De notaris voleindigde de voorlezing van het stuk. De graaf schelde. Een deur ging open en de bediende van den graaf kwam binnen met een kistje dat de markies onmiddellijk herkende. Mijnheer, sprak de graaf glimlachend, hier zijn de juweelen van markiezin De Verveine, uw moeder, die Pierre Rausseau graaf De Lasef- re gemachtigd heeft u ter hand te stellen. Met tranen in de oogen riep Adrien: mijnheer, mijnheer Hij scheen op het punt den grijsaard te voet te vallen, maar deze hield hem tegen en om helsde hem. Door u mijn dochter te geven, bied ik u het middel aan ons te bedanken en mij uw erkente lijkheid te hetoonen maak haar gelukkig. Alles voor haar, mijnheer i Ja, sprak de graaf, terwijl hij een teederen blik op zijn vrouw en zijn dochter wierp: alles voor haar De gravin herhaalde: Alles voor haar I Dames en heeren, sprak Corvisier, wij ver zoeken u uw handteekening te willen plaatsed. Al de aanwezigen teekenden het contract, BESLUIT. Een maand later werd het huwelijk van A- dien De Verveine en Lucie De Lasserre met groo ten luister te Parijs voltrokken. Op denzelfden dag trad William Durkett in den echt met Adéle De Latrade, die hij had ontmoet en voor wie hij dadelijk een groote liefde opvatte. Mevrouw Delorme zou voortaan alleen gaan le ven. Uit erkentelijkheid 'voor de verpleging zij ner dochter kreeg zij van den graaf een ruim jaargeld. De booswichten Lory en Cólibri werden tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld, en de Grappige en zijn vrouw tot tien jaren tuchthuis straf. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1930 | | pagina 1