Om bet Oude Geloof
J. R. KEUSS
21e Jaargang
NIEUWS- E
WIERI
Heerenbaai Portorico
BLANKE KRUL. PRUIMTABAK
WIERIN
VERSCHIJNT ELKEN
DINIDAB en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
UITBETE
COXN. J. B08KEX, W
TABAKSFABRIEK „De wakende Leeuw''
LAAT A. 185 AIKXAAR
Prima kwaliteit In alle prijzen.
Spaart enaa rebussen
hebben ook als punten groote waarde
70 80 100 120 HO 150 160 180
200 225 250 300 350 400 450 en
500 cent per pond.
PARIJSCHE MODEBRIEF.
PARELS EN EDELSTEENEN.
Waarom toch noemt men parelen en tra
nen in één adem In elk menschenleven ko
men tranen, veel tranen voor. Maar zou een
vrouw, die een mooie snoer matglanzende
parels om den hals draagt, meer reden tot
schreien hebben dan een andere Ik geloof
er niets van. Bedoelt men misschien dat pa
rels op tranen gelijken Tranen lijken op
dauwdroppels, op kristallen, op diamanten
desnoods, maar niet op doffe, melkwitte pa
rels.
In oude tijden werd aan de parel de be-
teekenis der verzoening gehecht, de verzoe
ning tusschen man en vrouw. Dat bevalt mij
veel beter.
Parels, diamanten en edelsteenen welk
een heerlijk bezit voor een vrouw, die van
glans en schittering houdt. Maar ook hier
geld de regel, dat alle overdaad schaadt.
Liever een enkele mooi ring aan den vinger,
een enkele fijne artistieke band om den arm
dan tallooze opzichtige prullen, waaraan alle
schoonheid zoek is. Dat beteekent niet, dat
onze byouterieën duur behoeven te zijn. Op
het oogenblik vinden we ook in imitatie-ju-
weelen zeer veel fraais en smaakvolle klei-
nooden. En daar zijn er, voor wie niet van
namaak houdt, de zoogenaamde half-edel-
steenen. Waarom deze steenen maar voor
FEUILLETON.
OORSPRONKELIJKE ROMAN
door LEVY GRUNWALD.
(Nadruk verboden.)
HOOFDSTUK LXII.
Een vreemde Sjadjen.
Een heele week is verloopen, sedert Mir
jam dezen brief schreef. Het is nog vroeg in
den morgen. Den heelen dag is zij gisteren
bezig geweest haar koffers te pakken, want
heden is de dag van vertrek. Morgen vangt
haar nieuwe werkkring aan. Tot op heden
heeft zij geen schrijven meer van Arthur
ontvangen. Zooveel te beter, denkt zij. Wel
dra zal hij mij vergeten, zal een andere, een
betere vrouw dan ik, zijn levensgezellin wor
den.
Stil zit Mirjam een oogenblik voor zich
uit te staren. Met haar zal hij gelukkiger
zijn, denkt zijhij verdient het ook....
arme jongen. Je zult mij wel wreed en har
teloos gevonden hebben, toen ik je zoo koel
schreef, maar achhet moest
En in gedachten ziet zij zich weer terug in
de jaren hunner jeugd. Als twee gelukkige
kinderen, dartelend door de groene, uitge
strekte weiden, dwalend door de blonde
duinen, trappend en plassend en ravottend
door het zilte water aan het strand, dat de
zilveren droppels hoog om hen heen spatten
en weer ziet zij hem staan, dien grauwen
Novemberdag, toen de orkaan door Duinhui
zen vloekte en de golven als brullende water
massa's tegen de glooiing van den dijk beuk
ten. Toen stond zij onbevreesd in den wild
gierenden storm, naast haar de prettige jon
genskop van Arthur. Plots had hij haar beet
gegrepen
half gelden, weet ik niet. Ze zijn even helde]
en even mooi als de andere, al zijn ze dai
misschien iets minder zeldzaam.
Hoewel onze eeuw bij lange na niet de a
verdadige luxe en weelde kent van vroege]
tijden, worden er in de laatste jaren toe]
meer byouterieën gedragen dan in lang hs
geval was. Elke japon, elk costuum vraa^
z'n eigen versiering. Kettingen in meerdeil
kleuren, waarin b.v. zwart, lila en wit doms
neeren, zijn zeer modern en staan bijna b]
elke japon.
Handschoenen. l
Onafscheidelijk van het avondtoilet zij
de lapge handschoenen. Of eigenlijk kunne
we de handschoenen bij geen enkel costuui]
meer missen, al is het nog zoo eenvoudig.
De handschoen met breede manchet is te
genwoordig zoo iets geworden als een loss
benedenmouw van het toilet. In de fijne mo
dehuizen wordt ze steeds nauwkeurig in o
vereenstemming met het toilet gebrachi
waartoe men het leer in alle mogelijke kleu
ren en tinten verft. Deze nieuwigheid i
chic, maar duur. Hier dragen op 't oogen
blik vele dames pastelkleurige wollen costu
mes met zwarte handschoenen, verder gecon
pleteerd door een zwarten hoed en zwart
schoenen. Ook zien we hier en daar beig
mantelcostuums met bruine handschoenen
maar zwart geniet de voorkeur.
Bij bescheiden avondtoiletten zijn de ham
schoenen wit, zwart of champagnekleurig.
Avondhoeden.
Voor feestelijke avonden in den schouw
burg of elders, worden den laatsten tijd spe
ciale hoeden, „avondhoeden", gedragen. Z<
zijn klein en vlak om het hoofd gedrapeer<
zoodat men z'n buren niet kan hinderer
Men neemt er veelal tulbanden voor vai
fluweel of satijn, ,n zwart of heel donker
bruin. Een jong gezichtje kleedt ook eei
toque van goud- of zilverweefsel heel mi
Maar het toppunt van elegantie is een klei
middeleeuwsch kapje van diamantjes.
WILHELMINA
Ons Lichaam en onze Gezondheid.
Sluit de zon niet te veel af.
1. Het zonlicht stemt vroolijk. Menschel
van de zonnige landen zijn meestal opgewek
ter. Een zonnestraal valt binnen en maal
alles mooier. De kleur der bloemen hee
een meer helderen toon, de lichtpuntjes sj
Terug, terug, om Godswil terug" had hi
vol angst uitgekreten, „terug." Wreed grom'
mend als een roofdier, was een vloedgolf
komen aanrennen. „Terug, terug, Mirjam,
die golf is de dood," had hij uitgeroepen, en
haar in zijn sterke armen weggedragen.
Toen was er in 't hartje van Mirjam iets
geboren, dat nimmer meer sterven zou. De
eerste liefdeDoor alle levensstormen,
door alle golven des doods, die op haar neer-
gebeukt waren, door alle smarten heen, had
dat gevoel voor hem steeds in haar hart ge-r
leefd. Uit haar reticule heeft Mirjam een
klein portret gehaald. Lang en innig kijkt zij
er naar. „Arme, arme, Arthur, lieve, lieve
jongenTeeder drukt zij er de kus op..
Ach, als je wist, hoe innig lief ik je heb",
denkt zij bedroefd. Diep in haar hart, moet
zij haar lijden verbergen. Zij zou het wil
len uitschreeuwen, dat zij hem lief heeft,-
meer dan haar leven. Maar het kan niet.
Eenzaam zal ik verder door 't leven gaan,
murmelt zij. Nooit zal, nooit kan jouw stren
ge vader het Verleden vergeten. Ver, heel
ver van je gescheiden, zal ik op de wereld
voortleven. Tranen van smart wellen op in
haar oogen, bevochtigen het portretrr
Plots hoort zij op de gang, vlak bij haar
kamer, stemmen. Voor zij nog tijd had het
portret weer weg te bergen, wordt de deur
van haar kamer, die op een kier stond, geo
pend. Een oude man met een langen grijzen
baart treedt binnen
„Goeden morgen, jonge dame Ik ben
hier eens ekpres naar toe gekomen, omdat
ik zekere zaak tot klaarheid wil brengen, t
Was wel een verre reis, maar, eh, ziet u, be
langen van het grootste gewicht nopen mij."
Hevig ontroerd is Mirjam opgestaan. Die
gestalte, die stem, spx-eken haar van' lang
vervlogen jaren, roepen het verleden, dat
zij van den psychiater moeêt -vergeten,in al
zijn volheid terugDe oude man, die haar
kamer zoo onverwachts binnentreedt is
de oude Samuel Roos, Arthur's vader.
Ontzet wijkt zij terug naar een hoek van
het vertrek. Haar voorgevoel had haar
dus niet bedrogen. Nu begon de ellende op
nieuw, dreigde er opnieuw twist en twee
dracht tusschen vader en zoon. Evenals acht
jaar geleden, zou de oude zich nogmaals ver
zetten, zou hij zijn zoon weder vervloeken,
als hij het zou wagen haar, Mirjam, dat ver-
om haar te verbieden, de
zoon op te slaan.
Bliksemsnel -flitsen deze gedachten door
haar hoofd. Op haar zou altijd blijven het
teeken der schande. Zonder twijfel had de
oude van haar zoon vernomeui, dat hij Mir
jam nog steeds liefhad, dat hij naar Zwit
serland wilde gaan, om haar< als zijn bruid
naar Holland terug te brengen. De strenge
oude man, had zijn zoon kortaf verboden
naar Zwitserland te gaan en was, bruusk en
opvliegend als hij altijd gewaest was, zelf
op reis naar het hooggebergte gegaan om
eens^en vooral aan die zotte geschiedenis een
eindAte maken. Geen anidere beteekenis kon
dus Lm het plotselinge verschijnen van den
ouden- man gelicht word en.
„Vergeef mij mijnheer",, sprak Mirjam be
droefd. „Ik., ik schreef aan Arthur.. aan
mijnheer uwen zoon., da.t hij., mij., moest
vergetendat het noc >it iets tusschen ons
moogt worden.. Als u daarom hier komt.,
hebt u geen vrees Noo.'lt meer zal ik mij
stellen tusschen u en heim.. nooit meer zal
ik Duinhuizen betreden
„Jonge, jonge, dan had dat goudgegallon-
neerde jongmensch, die zoon van me, toch
gelijk" barstte de oude los, bruusk, heel on-
gentlemanlike, het meisje' in de rede vallend.
„Ik wil wel vader, zei hij tegen me, maar zij
niet. Als ik naar Zwitserland ga, loop ik een
blauwtje. Mirjam leeft maar steeds in' het
verleden. Ik kan 't niet uit haar hoofd pra
ten. Al die mooie kletsika moet lik, zijn va
der, aanhooren en met de grootste; brutali
teit van de wereld, jonge, jonge, 't. is om uit
je vel te springen, durft die kwaa.je jongen
er bij te voegen als u eens naar Zwitserland
ging om met haar te praten. Wat een gots
pe Een mooie geschiedenis", verve >lgde de
oude barsch. „Daar ben ik zeventig jaar
voor geworden, heb Kabale en Gei more ge
leerd; en nu, op mijn ouden dag vi ndt die
kwajongen, die mooie zoon van me, dat ik
net genoeg ben, om aan een jongedame in
Zwitserland te vertellen, dat we alleimaai, ik
ook, ik, de groote geleerde, Samuel 2 Roos, in
het verleden dwaas waren. Een moo ie ge
schiedenis, mir nichts, dir nichts,, ev en van
Duinhuizen naar Zwitserland om te .sjadje-
nen (huwelijksbemiddelaar.) k 4
'oen daarop Mirjam hem sprake
loos bleef aanstaren, vervolgde hij „Een
knappe jongen is mijn zoon, meisje, een keu
rig nette jongen, 1 Meter 76 is-ie lang, hij
heeft wel een armoedzaaiers-luitenants-
tractement, maar zijn vader zit er goed bij,
't is zijn eenigste zoon zie je en hij draagt
een mooie kepie met een kokarde en een
jas waarop twee kogowiem (sterren) gebor
duurd zijn. Dat is mijn zoon, meisje, de oud
student van het Frankforter seminarium
Ha ha ha" de oude Roos schaterlachte.
„Op mijn ouden dag voor sjadjen spelen,
waarom niet Is Hagnoses kallo (het uithu
welijken van een bruid) geen groote Jood-
sche deugd. Gotspes (brutaliteit) is maar al
les tegenwoordig
HOOFDSTUK LXIII.
Toen de mist optrok.
Angstig zag Mirjam den ouden man aan.
Was die woordenrijke, ruw-doende oude
heer, de ernstige, zwijgzame vader van Art
hur, die zich alleen maar voor wat in de
boeken stond interesseerde, die altijd ver
van het dagelij ksch gebeuren had geleefd
Wat beteekende die uitbundigheid Waren
de woorden, die hij sprak, ernstig bedoeld,
ofMirjam dorst er niet aan denken,
was het alleen maar als ironie, bespotting,
als hoon bedoeld voor haar, die, naar hij wel
licht dacht, opnieuw poogde zijn zoon in
haar netten te verstrikkenwilde hij
haar ridicuul bespottelijk makende ge-
heele geschiedenis als een farce, een grap
opvatten
Bedroefd, niet in staat direct te antwoor
den, kijkt Mirjam voor zich heen, met moei
te bracht zij eindelijk uit„Waarom, me
neer Roos, spreekt gij zoo cynisch tot een
vrouw, zoo wreed door het leven geteisterd,
waarom kwelt ge mij, die niets meer te ho
pen, niets te verwachten heeftWaarom
bespot en hoont gij mij nog in mijn groot
verdriet? Heb geen zorg meneer Roos, uw
zoon is veilig voor mij. Nimmer zal ik Duin
huizen meer betreden, heden reis ik af naar
Luzern, waar ik aan het Joodsche ziekenhuis
verbonden wordIk schreef dit reeds aan
uwen zoonuwe bezorgdheid voor hem
komst deze zaak betreft is ze
.Natuurlijk, natuurlijk", viel Samuel Roos
Mirjam opnieuw in de rede, „mijn komst is
overbodig. Net wat ik dacht Die komst valt
je natuurlijk tegen, hé mooie jongejuffer
Jij had hier in plaats van den ouden, rheu-
matischen, knorrigen Roos, de Gemore-fres-
ser, zooals die twee oude roddelaarsters Mei-
Ie en Keile hem noemen, liever dat jong
mensch gezien. Een officiers-dokter van 28
jaar is meer in trek dan de oude Roos, die
heeft nooit bij jullie in den pas gestaan. Die
mooie zoon van me, die hetzelfde spelletje
als voor acht jaar opnieuw wil spelen
„Ik had Arthur geschreven meneer", sprak
Mirjam verontwaardigd, „dat we elkaar
moesten vergetendat ik nooit zijn vrouw
kon worden..
„..Dus weer dwarsdrijven hé, opnieuw
mijn jongen verdriet aan doen," barstte de
oude plots los. „Een mooie boodschap krijg
ik mee, die oude roddelaarsters Keile en
Meile zie ik al grinnekend op hun boterkoek
mummelen ik hoor ze al zeggen weet hij
veel, die oude Samuel Roos, voor sjadjen
is-ie nog niet eens geschikt Weet-ie veel.
Hoor eens meisje, daarvoor ben ik niet
naar Zwitserland gekomen, om in Duinhui
zen door die tooverkollen uitgelachen te
worden". Toen, zijn stem verheffend, sprak
Samuel Roos „Alle drommels, ik laat me
door geen mensch uitlachen, zoowaar als ik
Samuel Roos heet, je gaat niét als verpleeg
sters naar Luzern, meisje, maar met mij, als
kalle van mijn zoon, mee naar Duinhuizen
en over vier weken, jonge dame, zal er een
bruiloft in Duinhuizen worden gehouden,
die klinkt als een klok. De muzikanten zul
len zich de armen moe strijken op dat vie-
delding met snaren. Keile en Meile, Sjim-
me Noekoet en Japie Velleman zullen een
menuet dansen, tot ze buiten adem zijn,
tot hun oude, stramme beenen knikken.
Trouwens, weigeren kun je niet meer Als
ouwe Roos wat doet, doet-ie 't goed Flip
de Beer, de sjammes, is gisteren reeds be
gonnen alle Duinhuizer gemeenteleden te
praaien op een gassene, (trouwdag, bruilofst
feest), waarop mijn zoon, de officier-dokter,
de gosen en jij, de kleindochter van Zelig, de
kalle zult zijnnu is het genoeg
(Slot volgt.)