22e Jaargang.
Dinsdag 10 Maart 1931
No. 20.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
DE VONDELING.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
UITGEVER
CORN. J. BOSRER, WIERINGEN
BUREAU
Hlppolytushoei Wlerln|en.
Telefoon Intereoeem. No. 11.
ADVERTENTIëN:
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10
CRISISGEVAREN.
Er is een tijd geweest, toen men bescher
ming als een noodzakelijk kwaad zag. Thans
leven wij echter in een tijd, waarin men
protectionitische maatregelen als iets begee-
renswaardigs voorstelt. In alle landen, waar
economische nood dreigt, maakt men er ge
bruik van. Alleen Nederland, zoo hoort men
dikwijls opmerken, maakt een uitzondering.
Wij laten ons liever slaan en blij
ven volharden bij onze lustelooze houding.
Bovendien, aldus redeneert men, zijn de tij
den veranderd. Wie nu nog vrijhandelaar is,
blijft halsstarrig vasthouden aan een verou
derd inzicht.
Het zou te ver voeren, hier in den breeden
over dit onderwerp uit te weiden. Zooveel
schijnt echter wel zeker, dat er geen sprake
van een bankroet van het vrijhandelsbegin
sel is. Het is tenslotte geen kwestie van ge
loof of ongeloof, maar eenvoudig van practi-
sche deugdelijkheid. En als voor ons land
vrijheid van verkeer met het buitenland de
beste waarborg voor een goeden gang van
zaken in landbouw en nijverheid is, dan is
vrijhandel geen zinledige phraze, maar een
waarheid, die onder alle omstandigheden van
kracht blijft en stellig in tijden van malaise.
Intusschen is het wel opmerkelijk, hoe ook
in deze crisis de grootste drang naar bescher
ming' uitgaat van die industrieën, welke
niet in staat zijn zonder hulp op de wereld
markt te concurreeren. De ellende voor ons
volk als geheel zou evenwel niet te overzien
zijn, indien de regeering toegaf aan de wen-
schen om het buitenlandsche product buiten
onze grenzen te houden. Zeker, het is ellen
dig, dat er veelal „dumping" plaats heeft,
doch wij zouden van den wal in de sloot ko
men daartegen met bescherming te velde te
trekken. Gelukkig is Nederland er tot nu toe
altijd wel bij gevaren, dat het buitenland on
ze markt uitkoos om bepaalde producten te
„dumpen", dat wil zeggen, deze bij ons goed
kooper aanbood, dan in het eigen land. Zoo
hebben wij dikwijls kunnen profiteeren van
'den lagen ijzerprijs, welke onzen scheepsbouw
instelde om goedkooper te werken dan de
Duitsche werven, welke voor het ijzer van de
Duitsche hoogovens veel meer moesten beta
len dan dp Nederlandsche concurrenten. En
zoo is de Engelsch jam-industrie groot ge
worden door de goedkoope suiker, welke de
Europeesche bietsuikerlanden als om strijd
in Engeland invoerden, 't liefst met behulp
van uitvoerpremies. Wat de Duitsche belas
tingbetaler betaalde, stak de Engelsche jam
fabrikant in zijn zak. Nederland is langen
tijd het strijdtooneel geweest van Duitsche
en Engelsche kolen, nze industrie profiteer
de daarvan. En profiteert daar nog van.
Het is dus duidelijk, dat „dumping" voor
ons lang niet altijd nadeelig is, integendeel
het kan in vele gevallen zeer voordeelig zijn.
Laat de Duitsche ijzer-industrie maar in 't
genot van een hoogen binnenlandschen ij
zerprijs Maar wat kan het ons schelen, als
wij maar profiteeren van goedkoop Duitsch
ijzer. Maar soms worden wij natuurlijk de
dupe, n.1. wanneer het buitenland onze markt
„dumpt" met artikelen, die wij zelf met suc
ces kunnen voortbrengen, zooals bijv. suiker.
Dan is het inderdaad een bron van ellende,
vooral in tijden, waarin het met de suiker
markt toch al niet rooskleurig is. De eenige
uitkomst hier is, dat het eens zóóver zal moe
ten komen, dat de regeeringen van de betrok
ken landen aan het dwaze stelsel van bescher
ming, dat de schatkist handen vol geld kost,
een einde maken. Met tegenmaatregelen van
onzen kant maken wij het nog slechts erger.
Nederland is vóór alles een exportland, o.a.
van zuivel- en industrieproducten, van goe
deren, waarin over het algemeen veel arbeids
l'oon steekt. Deze producten nu ruilen wij op
de wereldmarkt tegen producten, welke het
buitenland uitsluitend, beter of goedkooper
FEUILLETON.
(6.
Een teleurstelling wachtte hem, toen hij
met zijn zwaren, gelijkmatigen stap den groo
ten dorpsweg betrad. Nog net als vroeger
was de weg, wat steil-oploopend, kronkelend,
slecht geplaveid, maar tot zijn groot verdriet
nam hij er toch eenige verandering in -waar.
Er stonden nieuwe huizen en op het markt
plein had men een school neergezet, tegeno-
ver een raadhuis met nieuwe zuilen, dat hem
over het geheel al zeer onsmaakvol gebouwd
leek.
Hij had zijn Saligneux willen weerzien, zoo
als hij het verlaten had, met alles precies nog
op zijn plaats en de menschen vol verlangen
naar hem uitkijkend. Hij hield halt bij een
„stap", waar hij drie meiden bezig zag haar
linnengoed uit te spoelen. Den „stap" her
kende hij heel goed, maar de meiden niet en
dit nam hij haar haast kwalijk. Een heele
troost was het hem intusschen, dat hij de
koeien, die hem voorbijkwamen, tenminste
wèl scheen te Jierkennen, want die brave die
ren lijken immers alle op elkaar en hebben
zoo'n verren, starenden blik, die zeker steed
uitgaat naar een visioen van lekker, malsch
gras. Een groote ongerustheid kwam er over
hem Hij vroeg zich af, of de bewoners van
Saligneux zich in hun vernieuwingswoede
misschien ook niet een anderen pastoor aan
geschaft hadden dat zou zijn rekening dan
wel leelijk in de war sturen. Hij trad de her
berg binnen om er zijn ontbijt te gebruiken,
voortbrengt. Tegenover eiken uitvoer moet
noodzakelijk een invoer staan, 't Geld ver
vult bij den internatoinalen goederenruil
slechts een ondergeschikte rol. Wij Neder
landers hebben voor ons bestaan ijzer en
staal, wol en katoen, (als gronde stof) plant
aardige vetten en traan, hout, tarwe, rijst,
koffie, thee, tabak, chemicaliën, kolen, hui
den, en nog onnoemelijk veel meer noodig.
Al deze artikelen kunnen wij echter slechts
bekomen in ruil voor onze eigen voortbreng
selen van bodemcultuur en nijverheid, als
boter, kaas, vleesch, bloembollen, fruit, tex
tielproducten, gloeilampen, enz. Voor een
land als Nederland nu, dat in zoo sterke ma
te afhankelijk is van buitenlandsche grond
stoffen (welke voor ons bestaan even onmis
baar zijn, als het zonnelicht voor het leven
op aarde) werkt elke bescherming zeer na
deelig. Men behoeft immers geen economisch
geleerde te zijn, om te begrijpen, dat een in
voerrecht op een bepaald artikel dit artikel
op de binnenlandsche markt duur maakt.
Trouwens daar is het de groep, welke de be
scherming vraagt, immers ook om begonnen.
Een verhooging van den prijs van een artikel
werkt zich echter uit in een verhooging van
de productiekosten van tal van andere arti
kelen, ook dus van die goederen, welke wij
op de wereldmarkt in ruil voor noodzakelijke
importgoederen, moeten verkoopen. Ziedaar
de gevaarlijke kant van beschermende maat
regelen. Zij helpen mede de productiekosten
over de geheele linie te verhoogen, waardoor
ons land als exportland in gevaar komt.
Maar dat is nog niet eens alles. Het gaat met
bescherming net als met slaapmiddeltjes.
Eerst een kleine dosis, doch al spoedig blijkt
dit niet voldoende en roept de patiënt om
meer. Met bescherming begint men gewoon
lijk ook op zeer bescheiden wijze, 't Suiker
wetje is er om hiervan te getuigen. Ziet men
dan, dat 't niets geeft, dan roept men om
veel krachtiger maatregelen. Het suikerwetje
is al lang in de diepte verdwenen, kon men
kortgeleden in de Kamer nog hooren verkon
digen. Er moet meer komen, desnoods, maar
rechtstreeksche subsidie
Dat is het gevaarlijke hellende vlak der
protectie. Men weet wel, waar men van wal
steekt, maar niet, waar men belandt. Alleen
staat dit wel vast, dat het steeds minder
wordt, naarmate men meer naar het medi
cijnkastje van bescherming en subsidies
loopt
BINNENL. NIEUWS.
NOG GEEN STAKING IN W.-BRABANT.
In de vergadering van de vertegenwoordi
gers van alle boerenbonden, aangesloten bij
den kring Steenbergen en enkele boerenbon
den van den kring Fijaart en Standaard-Bui
ten, die Donderdag te Steenbergen werd ge
houden, werd mededeeling gedaan van het
standpunt, dat door de West-Brabantsche
landarbeidersorganisatie wordt ingenomen.
De arbeidersorganisaties eischen handhaving
van de bestaande loonen tot 1 April, waarna
in afwachting van de maatregelen van de
regeering nieuwe besprekingen zullen volgen.
De eisch van de werkgevers is een loonsver
laging van 15 tot 1 April. Besloten werd,
om alsnog te trachten met de leiders der ar
beidersorganisaties nieuwe besprekingen te
voeren.
74-JARIGE OPLICHTER GEARRESTEERD.
Hij was in het geheele land berucht.
Dezer dagen is medegedeeld, dat een ho
telhouder op het Rembrandtsplein te Am
sterdam voor een bedrag van pl.m. 3250 be
nadeeld was geworden door een logeergast,
die zijn rekening niet betaald en geleend
geld niet teruggeven had. Bij onderzoek door
de politie is gebleken, dat de vreemde gast
een 74-jarige in het geheele land zeer on
gunstig bekend staat en dat er in tal van
plaatsen naar hem gezocht wordt in verband
met oplichtingen en verduisteringen. Don
derdag is hij te Wassenaar aangehouden
naar de hoofdstad overgebracht. Tevens is
inbeslag genomen de auto, waarin de 74-ja
rige gewoon was te rijden. Hij bleek zich de
ze auto in huurkoop te hebben aangeschaft,
doch van betalen kwam niet veel terecht
DE LATE WINTER.
EEN LAAGTE-RECORD VOOR MAART.
13 graden vorst.
Terwijl iedereen de lente verwacht en ver
beidt, is het laatste dagen ongedacht weer
gaan vriezen en de ingetreden koude is des
te onaangenamer omdat zij vergezeld ging
van een feilen wind, die door de kleeren
snijdt.
Men besteedde aanvankelijk aan deze vorst
geen aandacht.; men beschouwde het als een
snel voorbijgaand verschijnsel, een laatste
stuipje van den stervenden kwakkelwinter.
Maar nu blijkt het toch ernst te worden.
Vroor het de laatste nachten niet 4 gr. Celsius
Vrijdagnacht is, volgens opgave van het fili
aal van het Kon. Meterologisch Instituut, de
laagste temperatuur 7.2 graden Celsius ge
weest, d.i. 13 graden Fahrenheit vorst
Dat om dezen tijd van het jaar nog een
dergelijke strenge vorst intreedt, is zeer zeld
zaam. De winter heeft enkele keeren wel
meer geduurd tot in Maart, doch dan was
dit meestal een voortzetting van een reeds
lang durende vorstperiode, zoodat het ijs
stand hield, ook al waren de temperaturen
niet 'zoo laag als thans het geval is.
Vorst van langeren duur
Het ziet er naar uit, dat de late vorstperio-
de nog eenigen tijd zal aanhouden. De wind
komt uit het Oosten, waar een uitgestrekt
koude-gebied ligt op het oogenblik en wan
neer de thans heerschende depressie aan
houdt, kan de koude zeker nog enkele dagen
voortduren.
Late winters.
Het laat ingetreden vriesweer doet van zelf
de vraag rijzen of het geen hooge zeldzaam'
heid is, dat in Maart zich de vorst nog doet
gelden.
Inderdaad behoort dergelijk vriesweer in
Maart tot de uitzonderingen, maar de oude
kronieken maken toch wel meermalen mel
ding van zulk een feit.
In het jaar 992 begon de winter pas in A-
pril en duurde voort tot Pinksteren, terwijl
in 994 de vorst 14 October intrad en zelfs
aanhield tot half MeiOok in 1510 vroor
het nog tot in het laatst van April en in 1609
tot diep in Maart. In het jaar 1667 begon het
nog te vriezen op 16 Maart tot 1 April en in
1674 gingen op 3 April nog 6 mannen over
het ijs van Uitdam naar Marken. Ook in 1740
begon de winter pas laat en in Maart werd
er nog druk schaatsen gereden. In Maart 1845
reed reed men den 23sten nog schaatsen, ter
wijl ook in den winter van 1892 in Maart
nog verscheidene dagen vorst voorkwamen.
Tenslotte herinnert ieder zich nog den
strengen winter van 1929, toen pas in begin
van Maart de dooi inviel en Zondag 3 Maart,
de laatste ijs-Zondag, nog door duizenden
schaatsen werd gereden.
De historie kent dus wel meer voorbeelden
van late winters, doch over een periode van
duizend jaar zijn ze in ieder geval zeldzaam.
UIT EEN BOOM GEVALLEN.
Zaterdagmorgen is de arbeider W. Jochems,
uit Roosendaal, bij het verwijderen van rup
sennesten uit de boomen, welk werk onder
leiding staat van een opzichter van de Heide
maatschappij, uit een hoogen boom gevallen.
In zeer ernstigen toestand is de man naar
het gasthuis te Bergen op Zoom vervoerd.
maar allereerst vroeg hij naar abt Miraud.
Den hemel zij dank was die nog in leven
Maar voegde de waard er bij, hij lwordt
wel oudhij loopt erg gebogen.
Hoe kom je er bij Zoo'n flinke man!
Hij is ruim zeventig mijnheer.
Zeventig riep de heer Jean Têterol.
Och, de menschen schijnen zich hier niet
goed te kunnen houden.
Maar de herbergier, die een vooruitstre
vende geest scheen, antwoordde nu leuk
Och, als deze pastoor dood is, dan komt
er weer een ander Ze'zijn toch allemaal pre
cies hetzelfde. En ieder gaat zoo op z'n beurt
Wij ook, mijnheer.
Wij ook Wij ookI Houdt je opmer
kingen voor je, man, mompelde de heer Tê
terol met een schuinen blik naar den waard,
Wiens uiterlijk hem nu al heel weinig beviel;
Jean Têterol voelde immers totaal geen lust
om al te gaan en om daar ook maar in 't
minst aan herinnerd te worden.
Heeft de abt nog altijd zijn oude Mari-
anne bij zich
De oude Marianne Die ken ik niet, ant
woordde de ander terwijl hij weer naar zijn
werk terugkeerde.
Verbeeld je een herbergier, die niet eens
de oude Marianne kende En die het er nog
al voor hield dat de pastoor op het punt van
heengaan zou zijn Neen, die was ook niet
waard, om verder een woord mee te spreken,
dacht Têterol.
En zoodra hij ontbeten had, begaf hij zich
naar de pastorie. Hij hoefde niet naar den
weg te vragen en in 't minst ook geen moeite
te doen, om zich dien binnen te brengen. Hij
belde en het was niet de Marianne, die hem
kwam opendoen daar was een geldige re
den voor zij was vijfentwintig jaar dood
De heer Têterol keek even met doordrin
genden blik de onbekende meid aan, die hem,
met de hand op de klink van de deur, naar
zijn naam vroeg, [Toen liep hij een corridor
VAN DEN ZOLDER GEVALLEN.
Op de boerderij Biesterveld, onder Eist
(Geld.) is de 28-jarige landbouwerszoon A. de
H. van een zolder gevallen en aan de gevol
gen overleden.
ONGELUK BIJ HET BOOMEN ROOIEN.
Donderdag is onder de gemeente Meerkerk
op den Noordscheweg een ongeluk gebeurd
bij het boomenrooien. Dit werk wordt uitge
voerd door werkloozen onder leiding van
vakmenschen. Toen een der boomen op het
punt stond om te vallen, waarschuwde een
der vaklui den arbeider A. W. De man liep
weg doch viel. De vallende boom viel op hem.
De man overleed spoedig. Hij laat een vrouw
en drie kinderen achter.
DRIE JONGENS DOOR HET IJS GEZAKT.
Een jongen verdronken.
Vrijdagmiddag waagden drie jongens zich
op het zwakke ijs van den vijver in het Meen
tebosch te Winschoten. Zij zakken er dooi
en schoten onder het ijs. IJlings toesnellende
burgers slaagden erin de jongens van wie
er twee bewusteloos waren, op het droge te
brengen. Van een hunner, den 10-jarigen
S. H., konden de levensgeesten niet meer wor
den opgewekt.
VLIEGTUIG VERBRAND.
De D 1338 van de lijn Londen
Berlijn bij Tubbergen (Ov.) door
brand vernield.
Zaterdag omstreeks 3 uur is het Rohrbach-
vliegtuig van de Lufthansa D. 1338 op weg
van (Londen) Amsterdam naar Hannover-
Berlijn boven de esch in de gemeente Tub
bergen in brand gevlogen. De piloot, Künst-
ler, slaagde er in een behoorlijke noodlanding
te maken. Tijdens het landen schijnt een der
passagiers uit het vliegtuig te zijn gespron
gen en daardoor zwaar gewond. De anderen
slaagden er in uit het brandende vliegtuig
te komenook de post werd gered.
Naar wij vernemen bestond de bemanning
uit vier personen, de vlieger Künstler, een
tweede piloot, een mecano en een marconist.
Het vliegtuig vervoerde drie betalende en
twee dienstpassagiers.
Het vliegtuig ging geheel, in vlammen op.
Nader seinde men
Het driemotorige Duitsche postvliegtuig, de
D 1338, dat Zaterdagmiddag om twee uur op
Schiphol was opgestegen voor een vlucht
naar Berlijn, heeft boven de Fleringer Esch
onder de gemeente Tubbergen wegens brand
moeten dalen. De landing geschiedde vlot.
Het geheele vliegtuig is daar verbrand. De
inzittenden waren drie Duitsche en twee En
gelsche passagiers en vier man bezetting. Eén
der Engelschen sprong te vroeg uit het vlieg
tuig en werd nogal ernstig aan de beenen
verwond.. Alle anderen kregen geen letsel.
Ook de post en bagage werden gered.
De vlieger deelde mede, dat wegens een de
fect een noodlanding moest worden gemaakt,
welke zeer vlot geschiedde en dat daarbij een
der passagiers, toen hij op den hardbevroren
grond uitstapte, was gevallen en zich licht
had verwond. Eerst toen de landing plaats
had, zou volgens dezen zegsman, de brand
zijn ontstaan. Omtrent de oorzaak daarvan
wenschte hij geen mededeelingen te doen.
Wij troffen het gezelschap in opgewekte
stemming aan op het nabij gelegen buiten
goed Huize Herinckhave van de familie Von
Böngenhausen, waar allen gulle gastvrijheid
genoten.
Van ooggetuigen vernamen wij nog,
dat zij reeds zware rookwolken uit het vlieg
tuig hadden zien te voorschijn komen, toen
het nog wel een paar honderd meter boven
den grond was, zoodat het toen reeds blijk
baar in brand stond. Ook deelden zij mede,
dat de gewonde passagier op vrij groote hoog
te naar beneden gesprongen, zeker uit angst
voor het brandgevaar.
Vermoed wordt, dat kortsluiting de oor
zaak van den brand is.
Het geheele gezelschap werd in twee auto's
naar Oldenzaal gebracht en is van daar per
verder gereisd. De gewonde moest in den
trein worden gedragen.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
door, tot hij aan een glazen deur kwam, die
toegang gaf tot den tuin. Links een muur
van leiboomen, rechts een groote vogelkooi,
in het midden perkjes met groenten en ach
terin een bijenkorf. Ja, zoo was het wel,!
Maar al was de tuin nu ook nagenoeg vrijwel
dezelfde gebleven die hem beplantte was heel
wat veranderd. Gelijk de waard gezegd had,
ging de oude pastoor gebogen. Op dat oogen
blik was hij bezig zijn kippen te voeren hij
riep ze met bevende stem en de heer Têterol
merkte, dat één van de beenen wel eenigs-
zins de dienst weigerde. Toch herkende hij
den abt aan zijn glimlach die diens gelaat de
uitdrukking verleende van een, die veel goed
gedaan, maar veel ondankbaars ondervon
den heeft.
Met wien heb ik de eer te spreken
vroeg de oude man, terwijl hij zijn bezoeker
op de bank deed plaats nemen en zelf tegen
over hem ging zitten aan een steenen tafel
met wat wankelbaar evenwicht.
De bijen zwermden om hen heen, zonder
het hun evenwel lastig te maken den ouden
geestelijke eerbiedigden ze zeker en de bezoe
ker boezemde haar vrees in.
De heer Têterol zat met de vingers op ta
fel te trommelen.
Kijk mij eens goed aan. Herkent u mij
niet, mijnheer pastoor vroeg hij eindelijk.
Neem mij niet kwalijk, ik ben een beet
je bijziende.
Bent u dan Jean Têterol vergeten
Jean Têterol? herhaalde abt Miraud. Hij
raadpleegde eens even zijn geheugen, maar
kon er geen Jean Têterol ontdekken.
Herinnert u zich niet meer een vonde
ling, waarover u zich ontfermde en wien u
een plaatsje als tuinmansjongen bij baron De
Saligneux hebt bezorgd
Ja, wacht eens even, nu herinner ik mij
dien wel, maar wat is dat ook al lang gele
den. Die kwajongen Op een goeden dag is
hij er vandoor gegaan en beeft nooit meer
DE WAARDE VAN ADVERTEEREN.
De secretaris van de Industrie- en Handels
kamer te Dusseldorf, dr. Wilden, belichte de
zer dagen op een vergadering van den Duit-
schen Reclamebond de waarde van de kran- -
tenreclame, bezien in het licht van den te-
genwoordigen economischen toestand.
Hij antwoordde bevestigend op de thans
veelvuldig opgeworpen vraag, of, met het oog
op de ongunstige economische situatie en de
onzekere toekomst, de reclame nog nut heeft,
daarbij wijzend op het doel der reclame, om
n.1. den kooplust aan te wakkeren en aldus
den omzet van waren op te voeren.
Juist in tijden van slapte in het zakenle
ven is adverteeren noodzakelijker dan ooit.
Wanneer een verandering in den tegen-
woordigen economischen toestand zal komen,
aldus spreker, is nog niet te voorzien; wel
heeft de ervaring geleerd, dat op een econo
mische malaise ook weer een tijdperk van
bloei volgt.
Daarop moet de zakenman voorbereid zijn.
Wee den zakenman, die dan in vergetelheid
geraakt is. j
Wie een afgezetgebied voor zijn producten
zoekt en noodig heeft, kan niet slagen zon
der reclame, hoe hij het ook aanlegt.
De tegenwoordige economie, vooral de vrije,
individualistische economie, is zonder een
flinke reclame, en op de eerste plaats een
advertentie-reclame in de krant niet meer
denkbaar.
LEGERTANK OMGEVALLEN.
Een doode.
Men meldt uit Parijs dat bij de oefeningen
van een tank-regiment een tank bij het rol
len over een loopgraaf omviel, waarbij een
onderofficier werd verpletterd.
SPEL VAN LIEFDE EN REVOLVER.
Mannen moordlustiger dan vrouwen.
Men kan het dagelijks lezen echtgenoo-
ten, die door hun vrouwen zijn verlaten, ja~
loersche vrouwen, die in den steek gelaten
minnaressen, gedupeerde minnaars, zij
grijpen naar de revolver en schieten het
voorwerp hunner gedupeerde liefde dood.
Toch is uit een door de „Matin" gepubli
ceerde statistiek gebleken dat de vrouwen
vaker het slachtoffer van een „crime passion-
nel" zijn dan de mannen. Voor 1930 gelden
de volgende lugubere cijfers 16 mannen
doodden hun echtgenooten, 20 verwondden
haar acht vrouwen doodden haar mannen,
12 verwondden haar20 minnaars doodden
hun minaressen, 24 verwondden haar, terwijl
.slechts" vier minnaressen haar minnaar ver
moordden en acht hen verwondden.
Wie zijn echter het wanhopigst na de ge
pleegde misdaad De mannen, naar de sta
tistiek wederom aantoont. In 1930 broofden
n.1. twee vrouwen zich van het leven na een
moord te hebben begaan, tegen 23 mannen.
NOODLOTTIGE AANVARING OP DE DONAÜ.
Een aantal dooden.
In den nacht zijn op de Donau bij de brug
nabij Belgrado twee Zuid-Slavische Donau-
booten, de Zagreb" en de „Franchet d'Es-
perey" met elkaar in aanraking gekomen.
Laatstgenoemde boot werd geramdhet sa
lon liep dadelijk vol water zoodat alle passa
giers die zich daar bevonden verdronken.
Drie gevangenen moeten met de manschap
pen die hen begeleiden eveneens verdronken
zijn.
iets van zich laten hooren. Ik had altijd
gedacht, dat hij in het hospitaal zou eindi
gen hij geloofde noch aan God, noch aan
den duivel.
Geen van beiden hebben die zich om
hem bekommerd. Maar gelukkig heeft hij
een braven man ontmoet, die zich over hem
ontfermde, hem heeft leeren werken en hem
in staat stelde in zijn onderhoud te voorzien.
Die brave man was ik. En door mij heeft
Jean Têterol zijn weg door het leven kunnen
vinden. Hij is nu wel geen millionnair gewor
den, maar hoe zou dit nu ook kunnen De
millioenen groeien je maar niet op den rug
Maar toch beweegt hij zich tegenwoordig vrij
gemakkelijk, mijnheer de pastoor. En kijk
eens hier op den dag, dat hij de wijde we
reld introk, hebt u den jongen twee rijksdaal
ders gegeven. Hier hebt u ze. Het zijn nog
precies dezelfde. Hij geeft ze u echter niet
weerom, hij wil ze ter herinnering aan u be
waren maar die twee rijdsdaalders hebben
renten afgeworpen. Mijnheer de pastoor, ik
heb altijd mijn schulden betaald. Hier zijn
vijfhonderd francs voor uw armen.
Catherine, geef ons iets te drinken en
van het allerbeste, wat je hebtzei abt Mi
raud. Ik wil den terugkeer vieren van Jean
Têterol, die zijn pastoor niet vergeten heeft
en die goed is voor de armen.
De heer Têterol was verbaasd, dat hij goed
werd genoemd voor de armendat was een
deugd, waarop hij zich niet beroemde en zoo
als hij dit altijd deed, als men hem iets ver
rassends zei, sperde hij de neusgaten wijd
open. De pastoor was de eenige, aan wien hij
verplichtingen scheen te hebben en die ver
plichtingen moest hij immers nakomen.
Catherine bracht twee glazen en een flesch
wijn van Arbois, waar men met kleine teugen
van genoot, terwijl het gesprek al levendiger
werd. Abt Miraud voelde zich als verjongd
door het buitenkansje, dat zijn armen daar
ten deel gevallen was en door dit onverwach
te verschijnen van dien „kwajongen," dien
hij immers allang voor goed opgegeven had
en die daar nu vóór hem stond, in den per
soon van een stevigen, vierkanten kerel, die
zich zoo licht niet op zij zou laten schuiven,
dat bleek wel uit de manier, waarop hij met
zijn volle gewicht op de tafel leunde.
Ondanks zijn hoogen leeftijd was de abt
nieuwsgierig gebleven. Hij liet dus Têterol
een lang verhoor ondergaan tot in de klein
ste bijzonderheden wilde hij hem van alles
van zijn leven laten vertellen. Maar Têterol
was niet in een mededeelzame buizijn ant
woorden waren vaag en vluchtig. Hij verstond
beter dan iemand anders, de kunst om te
praten, zonder iets te zeggen.
In ieder geval, God zij geprezen zei de
pastoor, die eindelijk de hoop opgaf, om nog
iets uit zijn bezoeker te krijgen. Je bent dan
nu dus tot rust gekomen en kunt van je ren-?
te leven
Mijn rente i Dat is toch anders niet
veelIk kan 't er mee doen 1 Ik heb te hard
gezwoegd, ziet uik kon niet niet meer, ik
heb er het bijltje bij neergelegd.
Toch zie je er niet uit als een die ver
moeid is, zei abt Miraud, met bewonderende
blikken opziend naar de krachtige gestalte.
Dat zijn een paar schouders, die wel bergen
kunnen verzetten
Daar moet u maar niet te veel op af,
gaan, mijnheer de pastoor. We mogen im
mers niet naar den schijn oordeelen Ik heb
allang gevoeld, dat de machine niet meer
ging. En hoe zou 't ook anders kunnen Een
mensch is immers niet van ijzer en staal l
Daarom heb ik opeens tot mij zeiven gezegd:
laten we naar Saligneux terugkeerende zon
schijnt er toch voor allen, nietwaar Maar ik
denk, dat de grond er wel wat duur zal zijn.
O, maak je daar maar niet ongerust o-
verwe zullen wat wat geschikts voor je
vinden.
(Wordt vervolgd.).