22e Jaargang. Dinsdag 10 Maart 1931 No. 20. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN DE VONDELING. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. UITGEVER CORN. J. BOSRER, WIERINGEN BUREAU Hlppolytushoei Wlerln|en. Telefoon Intereoeem. No. 11. ADVERTENTIëN: Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 CRISISGEVAREN. Er is een tijd geweest, toen men bescher ming als een noodzakelijk kwaad zag. Thans leven wij echter in een tijd, waarin men protectionitische maatregelen als iets begee- renswaardigs voorstelt. In alle landen, waar economische nood dreigt, maakt men er ge bruik van. Alleen Nederland, zoo hoort men dikwijls opmerken, maakt een uitzondering. Wij laten ons liever slaan en blij ven volharden bij onze lustelooze houding. Bovendien, aldus redeneert men, zijn de tij den veranderd. Wie nu nog vrijhandelaar is, blijft halsstarrig vasthouden aan een verou derd inzicht. Het zou te ver voeren, hier in den breeden over dit onderwerp uit te weiden. Zooveel schijnt echter wel zeker, dat er geen sprake van een bankroet van het vrijhandelsbegin sel is. Het is tenslotte geen kwestie van ge loof of ongeloof, maar eenvoudig van practi- sche deugdelijkheid. En als voor ons land vrijheid van verkeer met het buitenland de beste waarborg voor een goeden gang van zaken in landbouw en nijverheid is, dan is vrijhandel geen zinledige phraze, maar een waarheid, die onder alle omstandigheden van kracht blijft en stellig in tijden van malaise. Intusschen is het wel opmerkelijk, hoe ook in deze crisis de grootste drang naar bescher ming' uitgaat van die industrieën, welke niet in staat zijn zonder hulp op de wereld markt te concurreeren. De ellende voor ons volk als geheel zou evenwel niet te overzien zijn, indien de regeering toegaf aan de wen- schen om het buitenlandsche product buiten onze grenzen te houden. Zeker, het is ellen dig, dat er veelal „dumping" plaats heeft, doch wij zouden van den wal in de sloot ko men daartegen met bescherming te velde te trekken. Gelukkig is Nederland er tot nu toe altijd wel bij gevaren, dat het buitenland on ze markt uitkoos om bepaalde producten te „dumpen", dat wil zeggen, deze bij ons goed kooper aanbood, dan in het eigen land. Zoo hebben wij dikwijls kunnen profiteeren van 'den lagen ijzerprijs, welke onzen scheepsbouw instelde om goedkooper te werken dan de Duitsche werven, welke voor het ijzer van de Duitsche hoogovens veel meer moesten beta len dan dp Nederlandsche concurrenten. En zoo is de Engelsch jam-industrie groot ge worden door de goedkoope suiker, welke de Europeesche bietsuikerlanden als om strijd in Engeland invoerden, 't liefst met behulp van uitvoerpremies. Wat de Duitsche belas tingbetaler betaalde, stak de Engelsche jam fabrikant in zijn zak. Nederland is langen tijd het strijdtooneel geweest van Duitsche en Engelsche kolen, nze industrie profiteer de daarvan. En profiteert daar nog van. Het is dus duidelijk, dat „dumping" voor ons lang niet altijd nadeelig is, integendeel het kan in vele gevallen zeer voordeelig zijn. Laat de Duitsche ijzer-industrie maar in 't genot van een hoogen binnenlandschen ij zerprijs Maar wat kan het ons schelen, als wij maar profiteeren van goedkoop Duitsch ijzer. Maar soms worden wij natuurlijk de dupe, n.1. wanneer het buitenland onze markt „dumpt" met artikelen, die wij zelf met suc ces kunnen voortbrengen, zooals bijv. suiker. Dan is het inderdaad een bron van ellende, vooral in tijden, waarin het met de suiker markt toch al niet rooskleurig is. De eenige uitkomst hier is, dat het eens zóóver zal moe ten komen, dat de regeeringen van de betrok ken landen aan het dwaze stelsel van bescher ming, dat de schatkist handen vol geld kost, een einde maken. Met tegenmaatregelen van onzen kant maken wij het nog slechts erger. Nederland is vóór alles een exportland, o.a. van zuivel- en industrieproducten, van goe deren, waarin over het algemeen veel arbeids l'oon steekt. Deze producten nu ruilen wij op de wereldmarkt tegen producten, welke het buitenland uitsluitend, beter of goedkooper FEUILLETON. (6. Een teleurstelling wachtte hem, toen hij met zijn zwaren, gelijkmatigen stap den groo ten dorpsweg betrad. Nog net als vroeger was de weg, wat steil-oploopend, kronkelend, slecht geplaveid, maar tot zijn groot verdriet nam hij er toch eenige verandering in -waar. Er stonden nieuwe huizen en op het markt plein had men een school neergezet, tegeno- ver een raadhuis met nieuwe zuilen, dat hem over het geheel al zeer onsmaakvol gebouwd leek. Hij had zijn Saligneux willen weerzien, zoo als hij het verlaten had, met alles precies nog op zijn plaats en de menschen vol verlangen naar hem uitkijkend. Hij hield halt bij een „stap", waar hij drie meiden bezig zag haar linnengoed uit te spoelen. Den „stap" her kende hij heel goed, maar de meiden niet en dit nam hij haar haast kwalijk. Een heele troost was het hem intusschen, dat hij de koeien, die hem voorbijkwamen, tenminste wèl scheen te Jierkennen, want die brave die ren lijken immers alle op elkaar en hebben zoo'n verren, starenden blik, die zeker steed uitgaat naar een visioen van lekker, malsch gras. Een groote ongerustheid kwam er over hem Hij vroeg zich af, of de bewoners van Saligneux zich in hun vernieuwingswoede misschien ook niet een anderen pastoor aan geschaft hadden dat zou zijn rekening dan wel leelijk in de war sturen. Hij trad de her berg binnen om er zijn ontbijt te gebruiken, voortbrengt. Tegenover eiken uitvoer moet noodzakelijk een invoer staan, 't Geld ver vult bij den internatoinalen goederenruil slechts een ondergeschikte rol. Wij Neder landers hebben voor ons bestaan ijzer en staal, wol en katoen, (als gronde stof) plant aardige vetten en traan, hout, tarwe, rijst, koffie, thee, tabak, chemicaliën, kolen, hui den, en nog onnoemelijk veel meer noodig. Al deze artikelen kunnen wij echter slechts bekomen in ruil voor onze eigen voortbreng selen van bodemcultuur en nijverheid, als boter, kaas, vleesch, bloembollen, fruit, tex tielproducten, gloeilampen, enz. Voor een land als Nederland nu, dat in zoo sterke ma te afhankelijk is van buitenlandsche grond stoffen (welke voor ons bestaan even onmis baar zijn, als het zonnelicht voor het leven op aarde) werkt elke bescherming zeer na deelig. Men behoeft immers geen economisch geleerde te zijn, om te begrijpen, dat een in voerrecht op een bepaald artikel dit artikel op de binnenlandsche markt duur maakt. Trouwens daar is het de groep, welke de be scherming vraagt, immers ook om begonnen. Een verhooging van den prijs van een artikel werkt zich echter uit in een verhooging van de productiekosten van tal van andere arti kelen, ook dus van die goederen, welke wij op de wereldmarkt in ruil voor noodzakelijke importgoederen, moeten verkoopen. Ziedaar de gevaarlijke kant van beschermende maat regelen. Zij helpen mede de productiekosten over de geheele linie te verhoogen, waardoor ons land als exportland in gevaar komt. Maar dat is nog niet eens alles. Het gaat met bescherming net als met slaapmiddeltjes. Eerst een kleine dosis, doch al spoedig blijkt dit niet voldoende en roept de patiënt om meer. Met bescherming begint men gewoon lijk ook op zeer bescheiden wijze, 't Suiker wetje is er om hiervan te getuigen. Ziet men dan, dat 't niets geeft, dan roept men om veel krachtiger maatregelen. Het suikerwetje is al lang in de diepte verdwenen, kon men kortgeleden in de Kamer nog hooren verkon digen. Er moet meer komen, desnoods, maar rechtstreeksche subsidie Dat is het gevaarlijke hellende vlak der protectie. Men weet wel, waar men van wal steekt, maar niet, waar men belandt. Alleen staat dit wel vast, dat het steeds minder wordt, naarmate men meer naar het medi cijnkastje van bescherming en subsidies loopt BINNENL. NIEUWS. NOG GEEN STAKING IN W.-BRABANT. In de vergadering van de vertegenwoordi gers van alle boerenbonden, aangesloten bij den kring Steenbergen en enkele boerenbon den van den kring Fijaart en Standaard-Bui ten, die Donderdag te Steenbergen werd ge houden, werd mededeeling gedaan van het standpunt, dat door de West-Brabantsche landarbeidersorganisatie wordt ingenomen. De arbeidersorganisaties eischen handhaving van de bestaande loonen tot 1 April, waarna in afwachting van de maatregelen van de regeering nieuwe besprekingen zullen volgen. De eisch van de werkgevers is een loonsver laging van 15 tot 1 April. Besloten werd, om alsnog te trachten met de leiders der ar beidersorganisaties nieuwe besprekingen te voeren. 74-JARIGE OPLICHTER GEARRESTEERD. Hij was in het geheele land berucht. Dezer dagen is medegedeeld, dat een ho telhouder op het Rembrandtsplein te Am sterdam voor een bedrag van pl.m. 3250 be nadeeld was geworden door een logeergast, die zijn rekening niet betaald en geleend geld niet teruggeven had. Bij onderzoek door de politie is gebleken, dat de vreemde gast een 74-jarige in het geheele land zeer on gunstig bekend staat en dat er in tal van plaatsen naar hem gezocht wordt in verband met oplichtingen en verduisteringen. Don derdag is hij te Wassenaar aangehouden naar de hoofdstad overgebracht. Tevens is inbeslag genomen de auto, waarin de 74-ja rige gewoon was te rijden. Hij bleek zich de ze auto in huurkoop te hebben aangeschaft, doch van betalen kwam niet veel terecht DE LATE WINTER. EEN LAAGTE-RECORD VOOR MAART. 13 graden vorst. Terwijl iedereen de lente verwacht en ver beidt, is het laatste dagen ongedacht weer gaan vriezen en de ingetreden koude is des te onaangenamer omdat zij vergezeld ging van een feilen wind, die door de kleeren snijdt. Men besteedde aanvankelijk aan deze vorst geen aandacht.; men beschouwde het als een snel voorbijgaand verschijnsel, een laatste stuipje van den stervenden kwakkelwinter. Maar nu blijkt het toch ernst te worden. Vroor het de laatste nachten niet 4 gr. Celsius Vrijdagnacht is, volgens opgave van het fili aal van het Kon. Meterologisch Instituut, de laagste temperatuur 7.2 graden Celsius ge weest, d.i. 13 graden Fahrenheit vorst Dat om dezen tijd van het jaar nog een dergelijke strenge vorst intreedt, is zeer zeld zaam. De winter heeft enkele keeren wel meer geduurd tot in Maart, doch dan was dit meestal een voortzetting van een reeds lang durende vorstperiode, zoodat het ijs stand hield, ook al waren de temperaturen niet 'zoo laag als thans het geval is. Vorst van langeren duur Het ziet er naar uit, dat de late vorstperio- de nog eenigen tijd zal aanhouden. De wind komt uit het Oosten, waar een uitgestrekt koude-gebied ligt op het oogenblik en wan neer de thans heerschende depressie aan houdt, kan de koude zeker nog enkele dagen voortduren. Late winters. Het laat ingetreden vriesweer doet van zelf de vraag rijzen of het geen hooge zeldzaam' heid is, dat in Maart zich de vorst nog doet gelden. Inderdaad behoort dergelijk vriesweer in Maart tot de uitzonderingen, maar de oude kronieken maken toch wel meermalen mel ding van zulk een feit. In het jaar 992 begon de winter pas in A- pril en duurde voort tot Pinksteren, terwijl in 994 de vorst 14 October intrad en zelfs aanhield tot half MeiOok in 1510 vroor het nog tot in het laatst van April en in 1609 tot diep in Maart. In het jaar 1667 begon het nog te vriezen op 16 Maart tot 1 April en in 1674 gingen op 3 April nog 6 mannen over het ijs van Uitdam naar Marken. Ook in 1740 begon de winter pas laat en in Maart werd er nog druk schaatsen gereden. In Maart 1845 reed reed men den 23sten nog schaatsen, ter wijl ook in den winter van 1892 in Maart nog verscheidene dagen vorst voorkwamen. Tenslotte herinnert ieder zich nog den strengen winter van 1929, toen pas in begin van Maart de dooi inviel en Zondag 3 Maart, de laatste ijs-Zondag, nog door duizenden schaatsen werd gereden. De historie kent dus wel meer voorbeelden van late winters, doch over een periode van duizend jaar zijn ze in ieder geval zeldzaam. UIT EEN BOOM GEVALLEN. Zaterdagmorgen is de arbeider W. Jochems, uit Roosendaal, bij het verwijderen van rup sennesten uit de boomen, welk werk onder leiding staat van een opzichter van de Heide maatschappij, uit een hoogen boom gevallen. In zeer ernstigen toestand is de man naar het gasthuis te Bergen op Zoom vervoerd. maar allereerst vroeg hij naar abt Miraud. Den hemel zij dank was die nog in leven Maar voegde de waard er bij, hij lwordt wel oudhij loopt erg gebogen. Hoe kom je er bij Zoo'n flinke man! Hij is ruim zeventig mijnheer. Zeventig riep de heer Jean Têterol. Och, de menschen schijnen zich hier niet goed te kunnen houden. Maar de herbergier, die een vooruitstre vende geest scheen, antwoordde nu leuk Och, als deze pastoor dood is, dan komt er weer een ander Ze'zijn toch allemaal pre cies hetzelfde. En ieder gaat zoo op z'n beurt Wij ook, mijnheer. Wij ook Wij ookI Houdt je opmer kingen voor je, man, mompelde de heer Tê terol met een schuinen blik naar den waard, Wiens uiterlijk hem nu al heel weinig beviel; Jean Têterol voelde immers totaal geen lust om al te gaan en om daar ook maar in 't minst aan herinnerd te worden. Heeft de abt nog altijd zijn oude Mari- anne bij zich De oude Marianne Die ken ik niet, ant woordde de ander terwijl hij weer naar zijn werk terugkeerde. Verbeeld je een herbergier, die niet eens de oude Marianne kende En die het er nog al voor hield dat de pastoor op het punt van heengaan zou zijn Neen, die was ook niet waard, om verder een woord mee te spreken, dacht Têterol. En zoodra hij ontbeten had, begaf hij zich naar de pastorie. Hij hoefde niet naar den weg te vragen en in 't minst ook geen moeite te doen, om zich dien binnen te brengen. Hij belde en het was niet de Marianne, die hem kwam opendoen daar was een geldige re den voor zij was vijfentwintig jaar dood De heer Têterol keek even met doordrin genden blik de onbekende meid aan, die hem, met de hand op de klink van de deur, naar zijn naam vroeg, [Toen liep hij een corridor VAN DEN ZOLDER GEVALLEN. Op de boerderij Biesterveld, onder Eist (Geld.) is de 28-jarige landbouwerszoon A. de H. van een zolder gevallen en aan de gevol gen overleden. ONGELUK BIJ HET BOOMEN ROOIEN. Donderdag is onder de gemeente Meerkerk op den Noordscheweg een ongeluk gebeurd bij het boomenrooien. Dit werk wordt uitge voerd door werkloozen onder leiding van vakmenschen. Toen een der boomen op het punt stond om te vallen, waarschuwde een der vaklui den arbeider A. W. De man liep weg doch viel. De vallende boom viel op hem. De man overleed spoedig. Hij laat een vrouw en drie kinderen achter. DRIE JONGENS DOOR HET IJS GEZAKT. Een jongen verdronken. Vrijdagmiddag waagden drie jongens zich op het zwakke ijs van den vijver in het Meen tebosch te Winschoten. Zij zakken er dooi en schoten onder het ijs. IJlings toesnellende burgers slaagden erin de jongens van wie er twee bewusteloos waren, op het droge te brengen. Van een hunner, den 10-jarigen S. H., konden de levensgeesten niet meer wor den opgewekt. VLIEGTUIG VERBRAND. De D 1338 van de lijn Londen Berlijn bij Tubbergen (Ov.) door brand vernield. Zaterdag omstreeks 3 uur is het Rohrbach- vliegtuig van de Lufthansa D. 1338 op weg van (Londen) Amsterdam naar Hannover- Berlijn boven de esch in de gemeente Tub bergen in brand gevlogen. De piloot, Künst- ler, slaagde er in een behoorlijke noodlanding te maken. Tijdens het landen schijnt een der passagiers uit het vliegtuig te zijn gespron gen en daardoor zwaar gewond. De anderen slaagden er in uit het brandende vliegtuig te komenook de post werd gered. Naar wij vernemen bestond de bemanning uit vier personen, de vlieger Künstler, een tweede piloot, een mecano en een marconist. Het vliegtuig vervoerde drie betalende en twee dienstpassagiers. Het vliegtuig ging geheel, in vlammen op. Nader seinde men Het driemotorige Duitsche postvliegtuig, de D 1338, dat Zaterdagmiddag om twee uur op Schiphol was opgestegen voor een vlucht naar Berlijn, heeft boven de Fleringer Esch onder de gemeente Tubbergen wegens brand moeten dalen. De landing geschiedde vlot. Het geheele vliegtuig is daar verbrand. De inzittenden waren drie Duitsche en twee En gelsche passagiers en vier man bezetting. Eén der Engelschen sprong te vroeg uit het vlieg tuig en werd nogal ernstig aan de beenen verwond.. Alle anderen kregen geen letsel. Ook de post en bagage werden gered. De vlieger deelde mede, dat wegens een de fect een noodlanding moest worden gemaakt, welke zeer vlot geschiedde en dat daarbij een der passagiers, toen hij op den hardbevroren grond uitstapte, was gevallen en zich licht had verwond. Eerst toen de landing plaats had, zou volgens dezen zegsman, de brand zijn ontstaan. Omtrent de oorzaak daarvan wenschte hij geen mededeelingen te doen. Wij troffen het gezelschap in opgewekte stemming aan op het nabij gelegen buiten goed Huize Herinckhave van de familie Von Böngenhausen, waar allen gulle gastvrijheid genoten. Van ooggetuigen vernamen wij nog, dat zij reeds zware rookwolken uit het vlieg tuig hadden zien te voorschijn komen, toen het nog wel een paar honderd meter boven den grond was, zoodat het toen reeds blijk baar in brand stond. Ook deelden zij mede, dat de gewonde passagier op vrij groote hoog te naar beneden gesprongen, zeker uit angst voor het brandgevaar. Vermoed wordt, dat kortsluiting de oor zaak van den brand is. Het geheele gezelschap werd in twee auto's naar Oldenzaal gebracht en is van daar per verder gereisd. De gewonde moest in den trein worden gedragen. BUITENLANDSCH NIEUWS. door, tot hij aan een glazen deur kwam, die toegang gaf tot den tuin. Links een muur van leiboomen, rechts een groote vogelkooi, in het midden perkjes met groenten en ach terin een bijenkorf. Ja, zoo was het wel,! Maar al was de tuin nu ook nagenoeg vrijwel dezelfde gebleven die hem beplantte was heel wat veranderd. Gelijk de waard gezegd had, ging de oude pastoor gebogen. Op dat oogen blik was hij bezig zijn kippen te voeren hij riep ze met bevende stem en de heer Têterol merkte, dat één van de beenen wel eenigs- zins de dienst weigerde. Toch herkende hij den abt aan zijn glimlach die diens gelaat de uitdrukking verleende van een, die veel goed gedaan, maar veel ondankbaars ondervon den heeft. Met wien heb ik de eer te spreken vroeg de oude man, terwijl hij zijn bezoeker op de bank deed plaats nemen en zelf tegen over hem ging zitten aan een steenen tafel met wat wankelbaar evenwicht. De bijen zwermden om hen heen, zonder het hun evenwel lastig te maken den ouden geestelijke eerbiedigden ze zeker en de bezoe ker boezemde haar vrees in. De heer Têterol zat met de vingers op ta fel te trommelen. Kijk mij eens goed aan. Herkent u mij niet, mijnheer pastoor vroeg hij eindelijk. Neem mij niet kwalijk, ik ben een beet je bijziende. Bent u dan Jean Têterol vergeten Jean Têterol? herhaalde abt Miraud. Hij raadpleegde eens even zijn geheugen, maar kon er geen Jean Têterol ontdekken. Herinnert u zich niet meer een vonde ling, waarover u zich ontfermde en wien u een plaatsje als tuinmansjongen bij baron De Saligneux hebt bezorgd Ja, wacht eens even, nu herinner ik mij dien wel, maar wat is dat ook al lang gele den. Die kwajongen Op een goeden dag is hij er vandoor gegaan en beeft nooit meer DE WAARDE VAN ADVERTEEREN. De secretaris van de Industrie- en Handels kamer te Dusseldorf, dr. Wilden, belichte de zer dagen op een vergadering van den Duit- schen Reclamebond de waarde van de kran- - tenreclame, bezien in het licht van den te- genwoordigen economischen toestand. Hij antwoordde bevestigend op de thans veelvuldig opgeworpen vraag, of, met het oog op de ongunstige economische situatie en de onzekere toekomst, de reclame nog nut heeft, daarbij wijzend op het doel der reclame, om n.1. den kooplust aan te wakkeren en aldus den omzet van waren op te voeren. Juist in tijden van slapte in het zakenle ven is adverteeren noodzakelijker dan ooit. Wanneer een verandering in den tegen- woordigen economischen toestand zal komen, aldus spreker, is nog niet te voorzien; wel heeft de ervaring geleerd, dat op een econo mische malaise ook weer een tijdperk van bloei volgt. Daarop moet de zakenman voorbereid zijn. Wee den zakenman, die dan in vergetelheid geraakt is. j Wie een afgezetgebied voor zijn producten zoekt en noodig heeft, kan niet slagen zon der reclame, hoe hij het ook aanlegt. De tegenwoordige economie, vooral de vrije, individualistische economie, is zonder een flinke reclame, en op de eerste plaats een advertentie-reclame in de krant niet meer denkbaar. LEGERTANK OMGEVALLEN. Een doode. Men meldt uit Parijs dat bij de oefeningen van een tank-regiment een tank bij het rol len over een loopgraaf omviel, waarbij een onderofficier werd verpletterd. SPEL VAN LIEFDE EN REVOLVER. Mannen moordlustiger dan vrouwen. Men kan het dagelijks lezen echtgenoo- ten, die door hun vrouwen zijn verlaten, ja~ loersche vrouwen, die in den steek gelaten minnaressen, gedupeerde minnaars, zij grijpen naar de revolver en schieten het voorwerp hunner gedupeerde liefde dood. Toch is uit een door de „Matin" gepubli ceerde statistiek gebleken dat de vrouwen vaker het slachtoffer van een „crime passion- nel" zijn dan de mannen. Voor 1930 gelden de volgende lugubere cijfers 16 mannen doodden hun echtgenooten, 20 verwondden haar acht vrouwen doodden haar mannen, 12 verwondden haar20 minnaars doodden hun minaressen, 24 verwondden haar, terwijl .slechts" vier minnaressen haar minnaar ver moordden en acht hen verwondden. Wie zijn echter het wanhopigst na de ge pleegde misdaad De mannen, naar de sta tistiek wederom aantoont. In 1930 broofden n.1. twee vrouwen zich van het leven na een moord te hebben begaan, tegen 23 mannen. NOODLOTTIGE AANVARING OP DE DONAÜ. Een aantal dooden. In den nacht zijn op de Donau bij de brug nabij Belgrado twee Zuid-Slavische Donau- booten, de Zagreb" en de „Franchet d'Es- perey" met elkaar in aanraking gekomen. Laatstgenoemde boot werd geramdhet sa lon liep dadelijk vol water zoodat alle passa giers die zich daar bevonden verdronken. Drie gevangenen moeten met de manschap pen die hen begeleiden eveneens verdronken zijn. iets van zich laten hooren. Ik had altijd gedacht, dat hij in het hospitaal zou eindi gen hij geloofde noch aan God, noch aan den duivel. Geen van beiden hebben die zich om hem bekommerd. Maar gelukkig heeft hij een braven man ontmoet, die zich over hem ontfermde, hem heeft leeren werken en hem in staat stelde in zijn onderhoud te voorzien. Die brave man was ik. En door mij heeft Jean Têterol zijn weg door het leven kunnen vinden. Hij is nu wel geen millionnair gewor den, maar hoe zou dit nu ook kunnen De millioenen groeien je maar niet op den rug Maar toch beweegt hij zich tegenwoordig vrij gemakkelijk, mijnheer de pastoor. En kijk eens hier op den dag, dat hij de wijde we reld introk, hebt u den jongen twee rijksdaal ders gegeven. Hier hebt u ze. Het zijn nog precies dezelfde. Hij geeft ze u echter niet weerom, hij wil ze ter herinnering aan u be waren maar die twee rijdsdaalders hebben renten afgeworpen. Mijnheer de pastoor, ik heb altijd mijn schulden betaald. Hier zijn vijfhonderd francs voor uw armen. Catherine, geef ons iets te drinken en van het allerbeste, wat je hebtzei abt Mi raud. Ik wil den terugkeer vieren van Jean Têterol, die zijn pastoor niet vergeten heeft en die goed is voor de armen. De heer Têterol was verbaasd, dat hij goed werd genoemd voor de armendat was een deugd, waarop hij zich niet beroemde en zoo als hij dit altijd deed, als men hem iets ver rassends zei, sperde hij de neusgaten wijd open. De pastoor was de eenige, aan wien hij verplichtingen scheen te hebben en die ver plichtingen moest hij immers nakomen. Catherine bracht twee glazen en een flesch wijn van Arbois, waar men met kleine teugen van genoot, terwijl het gesprek al levendiger werd. Abt Miraud voelde zich als verjongd door het buitenkansje, dat zijn armen daar ten deel gevallen was en door dit onverwach te verschijnen van dien „kwajongen," dien hij immers allang voor goed opgegeven had en die daar nu vóór hem stond, in den per soon van een stevigen, vierkanten kerel, die zich zoo licht niet op zij zou laten schuiven, dat bleek wel uit de manier, waarop hij met zijn volle gewicht op de tafel leunde. Ondanks zijn hoogen leeftijd was de abt nieuwsgierig gebleven. Hij liet dus Têterol een lang verhoor ondergaan tot in de klein ste bijzonderheden wilde hij hem van alles van zijn leven laten vertellen. Maar Têterol was niet in een mededeelzame buizijn ant woorden waren vaag en vluchtig. Hij verstond beter dan iemand anders, de kunst om te praten, zonder iets te zeggen. In ieder geval, God zij geprezen zei de pastoor, die eindelijk de hoop opgaf, om nog iets uit zijn bezoeker te krijgen. Je bent dan nu dus tot rust gekomen en kunt van je ren-? te leven Mijn rente i Dat is toch anders niet veelIk kan 't er mee doen 1 Ik heb te hard gezwoegd, ziet uik kon niet niet meer, ik heb er het bijltje bij neergelegd. Toch zie je er niet uit als een die ver moeid is, zei abt Miraud, met bewonderende blikken opziend naar de krachtige gestalte. Dat zijn een paar schouders, die wel bergen kunnen verzetten Daar moet u maar niet te veel op af, gaan, mijnheer de pastoor. We mogen im mers niet naar den schijn oordeelen Ik heb allang gevoeld, dat de machine niet meer ging. En hoe zou 't ook anders kunnen Een mensch is immers niet van ijzer en staal l Daarom heb ik opeens tot mij zeiven gezegd: laten we naar Saligneux terugkeerende zon schijnt er toch voor allen, nietwaar Maar ik denk, dat de grond er wel wat duur zal zijn. O, maak je daar maar niet ongerust o- verwe zullen wat wat geschikts voor je vinden. (Wordt vervolgd.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1931 | | pagina 1