SCHOQNMMK
s. COLTOF
KARPETTEN
24e JAARGANG
DINSDAG JUNI 1933.
No. 45
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OM HET GOUD
wWIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ALKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per S maanden 1.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ƒ.-•
BUREAU
Hlppolytnsheef WiertofeB.
Telefoon Intercomm. No. 19.
AD VERTENTIëN.
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer f 0.10.
3
PARIJSCHE MODEBRIEF.
LINNEN EN KATOENEN
ZOMER - TOILETTEN.
Kleinigheden die het geheel ten
goede komen.
Ik herinner mij nog goed, hoe teleurgesteld
onze gedienstige het is enkele jaren gele
den van een partijtje thuis kwam. Ze had
bij deze gelegenheid een heel lief japonnetje
gedragen, van katoenen voile en daar wa
ren zoo waar alle andere meisjes, dienstbo
den zooals zij in zijde gekleed geweest
Is het deze verregaande populariteit van
zijden stoffen of is het een algemeen streven
naar vereenvoudiging onzer kleeding, dat ons
ertoe brengt, juist weer aan gewone katoenen
en linnen stofjes onzen voorkeur te schenken
Een elegante
vrouw verschijnt
dezen zomer niet
anders dan in
linnen of ka
toen; alles wat
glanst en schit
tert is taboe.
Niet een enkel
blousje of vacan
tiejaponnetje,
ook lange man
tels en mantel-
costuums, ja zelfs
avondtoiletten
vinden we van
dit inpretentie-
euze weefsel. Si-
mone heeft voor
haar zomerfeest-
jes 'n toilet van
heel soepele
champagne kleu
rige linnen kant
gekozen. Het ja
ponnetje is snoe
zig, zoo heel
licht en zomersch
en toch is het
zeer elegant. De
fabrikanten heb
ben trouwens het katoen zoo bewerkt dat
men het op het eerste gezicht voor wol zou
houden. Alle bijzonderheden van ribbels en
wafeltjes, zelfs de meest verschillende „ruig
heden" komen er in voor Effen kleuren, van
de lichtste tot de donkerste maar ook Schotsch
gestreept en geruit. Wenscht u een langen
mantel, zoo kunnen we er u een aanbevelen
van beige Linnen, langs de „grenzen" met
siksels versierd. Er bestaat een heel leuk mo
del in vlak aan den hals gesloten, maar te
vens wijken de panden van voren uit elkaar
tot beneden de ceintuur en laten een lang
werpige driehoek van de japon te zien komen.
Op die manier kan men heel aardige kleuren
combinaties maken, door b.v. een contrastee-
rend japonnetje te biezen en in overeenstem
ming daarmee een mutsje en tasch. Iets heel
anders is een lange mantel van zwaar
donkerrood linnen met breede platte ribbels.
En zeer jeugdig is een mantelpak van linde-
bloesemkleurig linnen waaronder een blouse
van witte linon met roze mopjes.
Natuurlijk draagt men bij deze kleeding
geen zijden of leeren maar katoenen hand
schoenen. Bij den donkerrooden mantel b.v.
exemplaren van donkerrood gebreid katoen,
hetgeen heel karakteristiek staat.
De roode ruitjes ginds doet u zeer aan boe
ren stoffen denken Toch is het voor een
echt stads japonnetje bestemd, met een effen
wit vestje en witte benedenmouwen. Het
stofje is simpel genoeg we willen het graag
toegeven maar het maaksel en vooral het
persoontje dat het draagt moeten er de
noodige elegante aan geven. Het gaat er
mee als met het dirndlpakje van de Berlijn-
sche jongedame. Ze draagt hetzelfde japon
netje en hetzelfde schortje als het landmeis
je maar door den bijzonder goede snit en het
verzorgde uiterlijk ziet men toch dadelijk
dat men niet met een gewoon boerinnetje
te doen heeft.
Een zomertoilet voor den avond Linnen
piqué en zelfs cretonne moogt ge er voor ne
men. Feestzalen, binnen wier muren vroeger
nooit anders dan brocaat en satijn werd ge
dragen, zien nu de toekomstige te fleurige
cretonnetjes. Zien ze
er minder aardig en
jeugdig uit Ik ge
loof het niet. Alles is
slechts een questie van
mode, zelfs de een
voud of luxe van stof
fen.
I*
Grijs is zeer in de
mode, zooals ge weet,
zoowel voor gekleede
japonnen als mantel
pakken. De veelkleurige
sjaal in de mantelope
ning wordt vervangen
door een roek van zil
verlamé, met een mooie
speld vastgestoken.
Wilt ge een leuke
ceintuur voor een sport
japonnetje Neem
stramien en borduur
dit in feilen kleuren.
Deceintuur, sluit ge
met een vergulde gesp.
Indien ge tijd hebt,
maakt ge ook een
taschje en sjawl op de
zelfde wijze.
Elegante taschjes zijn van zwart of ge
kleurd antiloopleer. Het hengsel is niet van
leer maar bestaat uit een breede gouden of
zilveren ketting.
Een versiering, die grooten opgang maakt,
een breede ceintuur, van zwart of donker
bruin gelakt satijn, op een lichte zomer japon.
De beide einden hangen vlak, rechtaf tot aan
de zoom van het toilet.
Bij de zomer-avondjapon worden korte
bolero's gedragen van heel soepel licht zomer-
fluweel, met wit bont afgezet.
WILHELMINE.
FEUILLETON.
(7.
Breng een jong ding nu eens iets aan het
verstand, als zij 't reeds bij het eerste woord
op haar zenuwen krijgt
En vader Bertara voegde er nog bij
Blijf maar uw best doen, mijn vriend,
geef den moed maar niet op. Er gaat iets om
in het hartje van mijn dochter, ik kan dat
duidelijk bespeuren. Verwaarloos Gabrielle
niet. Wees voor haar opmerkzaam en voorko
mend, dan koester ik de gegronde hoop, dat
ge, in weerwil van haar eerste weigering, wel
dra mijn schoonzoon zult worden. Ik zou mij
al zeer moeten vergissen, als zij nu reed!
niet herhaaldelijk aan u dacht en zoo durf ik
u wel zeggen, dat ge uw partij reeds half ge
wonnen hebt.
Norbert d'Argental zweeg geruimen tijd,
na dit lange verhaal. Hij beet zich op de lip
pen en fronste het voorhoofd. Hij was belee-
digd in zijn trots, dat hij, de man, die zich
op zoovele overwinningen beroemen kon,
zulk een onverwachten tegenstand had aan
getroffen bij een kind uit het volk.
Rouquin had de mededeelingen van' den
markies met geen enkel woord gestoord.
En hebt gij en Gabrielle's vader het een
maal gedane verzoek ook nog herhaald
vroeg hij eindelijk.
Gisteren voor 't laatst, maar zonder ee-
nig gunstig gevolg, gaf Norbert ten antwoord.
Rouquin haalde zijn schouders eens op,
alsof de loop dier geschiedenis hem bijzonder
weinig zorg baarde.
Of het meisje „ja" of „neen" zegt, maakt
voor onze zaak geen verschil, zei hij bedaard.
Herinner u maar wat ik u daarginds, op het
oude kasteel, reeds verteld heb. Morgen zal
het kind, vrijwillig of gedwongen, bij u zijn
VAN ALLES WAT.
Liszt en Mendelssohn.
Toen Liszt, op zijn eersten triomf
tocht cloor Duitschland te Leipzig
kwam, gaf hij een matinee ten huize
van Mendelssohn, waarop vele beken
de musici, o.a. David, Kalliwoda, Kil
ler en meer anderen genoodigd wa
den. Liszt, die er in zijn Hongaarsch
nationaal costuujn origineel maar
prachtig- uitzag, vertelde aan Mendels
sohn, dat hij wat bijzonders voor hem
fantaseeren wilde. Hij zette zich aan
den vleugel en speelde, op den klavier
stoel op en neer wiegend, eerst een
Hongaarsch volkslied en dan drie of
vier variaties, waarvan de eene al
virtuozer was dan de andere. Allen
waren verbluft en nadat men den held
van den dag met applaus en lofuitin
gen overladen had, zei een der intiem
ste vrienden tot Mendelssohn
Nu, Felix, nu kunnen wij wel in
pakken Dat doet geen van ons allen
hem na met ons is het uit
Mendelssohn lachte en toen Liszt
op hem toetrad en hem verzocht nu
ook eens wat te spelen, wilde hij aan
vankelijk niet toegeven en verzekerde
dat hij na zulk een prestatie niet meer
spelen zou. Liszt hield echter aan en
na veel over-en-weer gepraat besloot
Mendelssohn met vriendelijke scherts:
Goed, ik zal spelen, als u mij be
looft niet hoos te wezen.
Daarop zette hij zich aan het kla
vier en wat speeld hij Eerst het Iloii
gaarsche lied, noot voor noot en dan
de eene variatie na de andere, zoo pre
cies, dat buiten Liszt niemand eenig
onderscheid had kunnen waarnemen.
Allen zaten in angst dat Liszt zich
zou beleedigd gevoeld hebben, want
Mendelssohn liet ook niet na om op
grappige wijze de groote bewegingen
van Liszt na te bootsen. Maar Liszt
gierde van de pret', applaudiseerde
hartelijk en gaf toe dat niemand, ook
hij niet, een dergelijk bravourstuk
had kunnen volvoeren.
Een kranig politieman.
Alleen tegen een groote bende
smokkelaars.
Een politie-sergeant heeft geheel al
leen een groote bende smokkelaars
overmeesterd, zoo meldt men uit Bel
grado. Hij was op weg van zijn post
naar de naastbij gelegen stad om het
tractemcnt voor zichzelf en zijn man
schappen te halen, toen hij de smokke
laarsbende ontmoette, zwaar beladen
,met zakken tabak. De sergeant trok z'n
revolver en beval hun eontrabanda
neer te gooien zij deden dit haastig
en vluchtten het bosch in. De politie
man riep eenige boeren, die in de na
bijheid op het land werkten, requi-
reerde een kar, laadde de tabak hier
op en zette zijn weg naar de stad voort
Ondertusschen hadden de smokke
laars zich echter een eind verder in
hinderlaag gelegd. Toen de sergeant
met zijn kar langs kwam, sommeerden
zij he,m zijn buit weer af te geven, on
der bedreiging hem dood te schieten.
De onverstoorbare politieman echter
zocht dekking en opende het vuur met
zijn karrebijn. Een van de paarden
welke zijn kar trokken, werd in het
vuurgevecht gedood, doch hij slaagde
er in de aanvallers op een afstand te
houden, tot hij versterking had ont
vangen. Twee smokkelaars werden ge
arresteerd de overigen zochten een
toevlucht in het bosch.
Gemechaniseerde stierengevechten
Torero's per motor
De Spaansche stierengevechten, tot
dusver steeds beoefend door de tere
ro's in hun wapperende mantels, ge
raken onder den invloed van de moder
ne mechanisatie. Te Bilbao heeft n.1.
een stierengevecht plaats gehad uit
een auto en ook motorrijwielen heb
ben reeds hun intrede in de arena ge
daan.
Britsche officieren niet vrij.
De onderhandelingen omtrent de vrij
lating der drie Engelsche officieren,
die op 29 Maart j.1. van het stoomschip
Nantsjang waren ontvoerd, en die
naar men verwachtte in vrijheid zou
den worden gesteld, zijn mislukt.
VOOR DE
en over drie weken zal zij uw vrouw wezen
Hij liet de tafelbel overgaan.
Louffard, een kleine man met bruine ge
laatskleur, een dikken, zwarten haardos en
kleine, sombere oogen, trad het vertrek bin
nen.
Zoek Laguyane en breng hem hier, beval
Rouquin.
Een paar minuten later zaten de vier bond-
genooten bijeen.
Laguyane was een reus van gestalte, een
Hercules van kracht, met gespierde armen en
met den nek van een stier.
Hij hield de rechterhand in den wijden zak
van zijn overjas verborgen. Zijn gezicht was
bleek en zijn staalgrijze oogen schitterden.
Hoe is 't met uw hand vroeg Rouquin.
Hebt ge het woord eruit gekregen
Onmogelijk, antwoordde de man tan
denknarsend.
Hij vertoonde daarop de gefolterde hand,
waarop duidelijk het woord „dief" te lezen
stond.
O, ik zal mij wreken, riep hij, wacht
maar
Ge zult u wreken, later, heb maar ge
duld, voegde Rouquin hem toe. Eerst hebben
wij evenwel een andere zaak af te doen.
Hij stond op en deed eigenhandig de deu
ren op slot. Zich daarop weder neerzettend
hernam hij
Nu zullen wij een ernstig woordje spre
ken
III.
Het was omstreeks het einde van de maand
Maart, dat ons verhaal een aanvang nam.
Een jongeman van ruim twintig jaar kwam
langzaam loopend door de rue Lafitte met
een pak leerboeken onder den arm. Zijn klee
ding was uiterst eenvoudig, doch zijn voor
komen zeer innemend. De oogen hadden een
grijze kleur en drukten zoowel trots als ver
stand uit, zijn blik was open en vrij. Hij had
een bleek gelaat met fijne rooda. lippen en
een blond kneveltje. Hij was middelmatig
van grootte en zag er bijna zwak uit. Deze
DE GEVANGENE.
De gevangene mocht onder geleide van
den politiebeambte een uurtje op het dek
wandelen.
Het was rustig, een enkele passagier stond,
loom tegen de reeling geleund, te kijken naar
de dartel wegstoeiende boeggolfjes, welke de
mailstoomer in den onbewogen oceaan sneed.
In een bespreking met den kapitein had de
inspecteur van politie besloten, den gevange
ne op het rustigste uur van den middag te
„luchten," zooals het in vakterm luidt. Er
moest zoo min mogelijk opschudding worden
gewekt en voor den gevangene zelf was het
toch ook niet al te aangenaan, als hij streng
bewaakt over het dek wandelde, nagestaard
door de passagiers.
De inspecteur was het met deze redeneering
eens geweest en de gevangene had den ge
zagvoerder een briefje geschreven met een
woord van dank voor de regeling.
Toen de reis ongeveer voor de helft gevor
derd was en de tropenwarmte het verblijf in
de hutten niet al te aangenaam maakte, kon
men gevangene en bewaker 's avonds op het
dek zien zitten.
De inspecteur presenteerde den man een
sigaret en de gevangene vertelde uit zijn le
ven, dat zeer zeker belangwekkend moest
worden genoemd, al was het slot, dat zich
nu ging voltrekken, niet al te aangenaam.
Een verduistering van eenige tonnen gouds
waarmede hij naar het moederland was ge
vlucht, was hem noodlottig geworden. De po
litie in de koloniën had niet stilgezeten. In
het vaderland was hij in de knel geraakt en
het eind was zijn arrestatie.
Nu werd hij onder bewaking naar de kolo
niën teruggebracht, om daar terecht te staan.
Zijn beschaafd uiterlijk, zijn goede manie
ren en zijn, voor zoover het was waar te ne
men, sympathiek optreden maakten, dat ee
nige dagen later het verzoek van de passagiers
kwam, den gevangene toe te staan deel te
nemen aan het bal. De dweperige jeugd aan
boord vond een dergelijke opluistering van
het feest griezelig interessant, maar de in
specteur weigerde botweg.
Voor een menschelijke behandeling van
een gevangene voelde hij alles, maar hij kon
geen aanraking met passagiers dulden.
Er werd aan tafel nog eens zwaar over ge
boomd, maar de inspecteur bleek niet te ver
murwen.
Dat hij goed had gezien, bleek twee dagen
later bij aankomst in een kleine, Indische
haven, waar een groot aantal passagiers de
mailboot zou verlaten, om de reis met een
kleinere stoomer naar een der buitenbezittin
gen voort te zetten. Een uur voor de aankomst
had de politieman den gevangene weer
zijn hut opgesloten.
Langzaam stoomde het mailschip op. De
kust was reeds in zicht en een kleine motor
boot volgde langzaam het schip.
Alle passagiers waren aan dek.
Het motorbootje bleef vlak achter het mail
schip varen en schoot plotseling vinnig bui
ten 't schroefwater.
Op hetzelfde oogenblik klonk de kreet
„man over boord,'. Vlak naast de scheepshuid
dreef iets wits.
De machine stopte, een boei viel te water,
maar voor men verdere maatregelen had
kunnen nemen, was het motorbootje toege
schoten, had den drenkeling binnen boord
gehaald en zette volle kracht koers naar den
wal.
Niemand lette op den inspecteur, die ont
hutst voor de geopende hutdeur stond.
Tusschen een der talrijke eilandjes ver
dween het motorbootje.
Op de tafel in de hut lag een briefje van
den volgenden inhoud
„Waarde inspecteur,
BIJ
jongeman dien wij reeds eenmaal gezien heb
ben, was dezelfde, dien Gabrielle als Valentin
had aangesproken.
Twintig jaar geleden, waren Valentins ou
ders gestorven binnen veertien dagen aan
typheuse koortsen, die destijds te Parijs tal
van offers eischten en de arme, kleine
knaap zou naar het weeshuis zijn gebracht,
als Bertara en zijn vrouw zich niet over den
wees hadden ontfermd. Hij groeide in het
gezin, dat het zijne was geworden, voorspoe
dig op en werd met zooveel liefde behandeld,
alsof hij werkelijk tot de hunnen behoorde
De dood van Bertara's vrouw, die slechts
weinige dagen na Gkbrielle's geboorte stierf,
had niets in de verhouding van het vreemde
kind tot het huisgezin veranderd. Maar Ber
tara was arm en Valentin moest spoedig in
de leer.
Zeven of acht jaar later verbeterden Ber
tara's geldelijke omstandigheden en begon hij
voor eigen rekening te werken. Hij kon even
wel niet tot winst en onafhankelijkheid gera
ken, daar hij, nauwelijks een jaar later, in
zijn fabriek een ongeluk kreeg, dat hem bijna
het leven had gekost. Hij werd n.1. gegrepen
door de drijfriemen, die in volle werking wa-
ïen en bekwam een zware verwonding aan
het hoofd.
Hij genas, maar stond van het ziekbed op
met verzwakte geestvermogens, waarvan de
gevolgen spoedig merkbaar werden in het
minder goede beheer zijner zaken. Zijn fa
briek ging hand over hand achteruit.
Nadat hij door de omstandigheden gedwon
gen was geworden, alles te verkoopen, werd
hij weder werkman als voorheen en trad hij
ook wëer bij zijn ouden meester, mijnheer
Lehoussu, in dienst. Maar hij was zeer ver
anderd. Hij was angstig geworden en in zich
zelf gekeerd, hij zag overal vijanden en zijn
eens zoo helder verstand was zoozeer vermin
derd, dat hij nu alleen werktuiglijk den een
maal geleerden handenarbeid kon verrichten.
Valentin kwam tegelijk met den aangeno
men vader bij Lehoussu in dienst. De knaap
was toen vijftien jaar oud.
Het duurde niet lang of de jonge leerling
KANAALWEG DEN HELDER.
Prima vloerzeil52
Prima linoleum, Krommenie 1.15
Inlaid- of Graniet 2-25
Groote sorteering Bouclé-, Wilt n-
en Deventer
Het spijt mij, dat ik u in onaangenaamhe
den breng, maar u begrijpt, als het om de
vrijheid gaat, denkt mén niet verder na. Ik
dank u voor de uitnemende behandeling. Ik
voel, dat ik juist daardoor ondankbaar ben.
maar ik kan er niets aan doen. U wist niet,
dat ik een duplicaat sleutel had. u wist niet.
dat ik een radio-installatie kan bedienen.
Gisternacht ben ik naar de hut van den mar
conist geweest. Ik heb een cijfertelegram ver
zonden. aan vrienden.
Als gij dit leest, zal alles u duidelijk zijn.
Nogmaals, ik weet, dat ik 'n ondankbare ben.
maar helaas.
Mijn eenige hoop is, dat gij niet al te veel
onaangenaamheden met dit zaakje krUgt. Gij
moest zwichten voor overmacht. Dat uw su
perieuren dit mogen begrijpen."
Ons Lichaam en onze Gezondheid.
Records der menschelijke temperatuur.
Een dokter in Californië heeft eens
bij een patiënt een temperatuur van
43.6 graden opgenomen en wat meer es,
de patiënt heef» dezen koortsaanval
zelfs goed doorstaan. Dat verandert
niets aan het feit, dat een temperatuur
van 4|2 graden Celsius als regel de
grens is voor het menschelijk bloed en
dat bij een verdere stijging de dood in
treedt. Het bovenvermelde feit bewijst
alleen, dat er op dien regel uitzonde
ringen mogelijk zijn. Ze zijn niet eens
zoo zeldzaam. Te Bonn werd b.v. in
1920 bij een jonge vrouw, die aan tuber
culose leed, een temperatuur van 43.5
graden gemeten, welke temperatuur
verscheidene dagen aanhield met
geringe schommelingen. Ondanks dat
is de vrouw niet gestorven. In een Pa-
rijsch hospitaal is het zelfs voorgeko
men, dat een tot 44 graden doorloopen
de koortsthermometer onvoldoende
was om de temperatuur van een pa
tiënt op te nemen. De kwikkolom
steeg naar schatting nog 2 graden ver
der dit record kon echter bij gebrek
aan een geschikten thermometer niet
worden opgenomen.
trok de opmerkzaamheid van zijn meester.
Deze ontdekte bij hem een ongewone energie,
iets zelfstandigs in al zijn doen en laten, en
daarbij een oprechtheid en een eerlijkheid,
die hem tegen iedere verzoeking moesten be
veiligen.
De eigenaar der groote fabriek onder nam
nooit iets lichtvaardig.
Nadat hij den jongen leerling lang en zorg
vuldig had nagegaan, wendde mijnheer Le
houssu zich op zekeren dag tot Bertara en zei
hem met ronde woorden, dat hij zich gaarne
verder met Valentin's opleiding en opvoeding
zou willen belasten. Hijzelf had nooit zijn ou
ders gekend bezat geen bloedverwanten en
was als een arme weesjongen van meet af
aan begonnen. Hij had het betrekkelijk ver
in de wereld gebracht en wilde nu Bertara's
pleegzoon eveneens een goede toekomst be
reiden.
Lehoussu kocht nu ook Valentin van den
militairen dienst vrij, zoodat er geen leemte
in zijn studiën ontstond. En valentin hield
van studeeren, vooral van meetkunde, van
natuur- en scheikunde. Hij vorderde met
reuzenschreden op de paden der wetenschap
en daar hij zich vooral op de werktuigkunde
bleef toeleggen, gelukte het hem vrij spoedig,
om eenige verbeteringen en vereenvoudigin
gen te vinden voor de reeds bestaande ma
chinerieën.
Zoo gebeurde het. dat Lehoussu reeds nu,
door de ontdekkingen van zijn beschermeling,
de vruchten zijner goedheid en welwillendheid
mocht genieten.
Ook Bertara werd door zijn patroon vermin
dering van arbeid en vermeerdering van loon
toegezegd, maar de oude man verzette zich
hardnekkig tegen iedere verandering in zijn
toestand. Hij wilde werkman wezen en niets
meer en hij klemde zich zoodanig vast aan
dat besluit, dat men onwillekeurig aan een
manie moest gaan gelooven.
Nu onze lezers weten, wie en wat Valentin
is, willen wij den draad van ons verhaal we
der opnemen.
De jongeman was op denuitersten boule
vard gekomen. Daar merkte hij een vrouw,
die met een doordringende stem riep
Bloemen dames Wie koopt er mooie
bloemen van mij
Het was inderdaad een prachtige collectie,
die de verkoopster op sierlijke wijze had uit
gestald.
Zie eens welk een prachtlgen ruiker,
mijnheerriep zij tegen Valentin.
Ja, dat is juist wat mij lijkt, antwoordde
deze.
Vijf minuten later ging hij niet alleen met
den fraaien ruiker, maar ook met een mand-
je vol bloemen aan den arm naar de rue
d'Allemagne. Herhaaldelijk moest hij evenwel
blijven stilstaan en nu eens zijn bloemen en
dan weer zijn boeken vaster grijpen, daar nu
dit, dan dat onder zijn armen dreigde uit te
glijden.
Mer vroolijke oogen en lachenden mond
ging hij in een klein huis dat tusschen de
passage d'Hautpoul en de spoorwegbrug van
de ceintuurbaan gelegen was, twee verdiepin
gen hoog.
Voor een deur aan het einde van een don
keren gang hield Valentin eindelijk stil en
klopte aan.
Kom maar binnen, Valentin, ik heb u
wel herkend aan uw stap, klonk het van bin
nen.
Nu, dat ging moeilijk genoeg, want Valen
tin had zijn handen niet vrij, maar toen hij
dan toch de deur had opengekregen, bleef
hij opgetogen bij den drempel staan voor
het lachende vriendelijke gezicht van een
mooi, blond meisje. Het was Gabrielle. Zij
had een paar wonderlijke oogen ze waren
blauw, maar die kleur was afwisselend licht
tot het donkerste zwart, naarmate haar hart
bewogen werd door melancholie of opbrui
sende stormachtige gedachten. De blankheid
van haar voorhoofd verried de reinheid van
haar ziel. Om de mondhoeken lag een ietwat
spottende trek. Maar de hoofdindruk, dien
haar verschijning teweegbracht, was die van
teederheid engoedheid des harten, van frisch
held der jeugd, die nochtans reeds gepaard
ging met een vasten wil.
(Wordt vervolgd.>