SCHOQNMMK s. COLTOF KARPETTEN 24e JAARGANG DINSDAG JUNI 1933. No. 45 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN OM HET GOUD wWIERINGER COURANT VERSCHIJNT ALKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per S maanden 1. UITGEVER CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ƒ.-• BUREAU Hlppolytnsheef WiertofeB. Telefoon Intercomm. No. 19. AD VERTENTIëN. Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer f 0.10. 3 PARIJSCHE MODEBRIEF. LINNEN EN KATOENEN ZOMER - TOILETTEN. Kleinigheden die het geheel ten goede komen. Ik herinner mij nog goed, hoe teleurgesteld onze gedienstige het is enkele jaren gele den van een partijtje thuis kwam. Ze had bij deze gelegenheid een heel lief japonnetje gedragen, van katoenen voile en daar wa ren zoo waar alle andere meisjes, dienstbo den zooals zij in zijde gekleed geweest Is het deze verregaande populariteit van zijden stoffen of is het een algemeen streven naar vereenvoudiging onzer kleeding, dat ons ertoe brengt, juist weer aan gewone katoenen en linnen stofjes onzen voorkeur te schenken Een elegante vrouw verschijnt dezen zomer niet anders dan in linnen of ka toen; alles wat glanst en schit tert is taboe. Niet een enkel blousje of vacan tiejaponnetje, ook lange man tels en mantel- costuums, ja zelfs avondtoiletten vinden we van dit inpretentie- euze weefsel. Si- mone heeft voor haar zomerfeest- jes 'n toilet van heel soepele champagne kleu rige linnen kant gekozen. Het ja ponnetje is snoe zig, zoo heel licht en zomersch en toch is het zeer elegant. De fabrikanten heb ben trouwens het katoen zoo bewerkt dat men het op het eerste gezicht voor wol zou houden. Alle bijzonderheden van ribbels en wafeltjes, zelfs de meest verschillende „ruig heden" komen er in voor Effen kleuren, van de lichtste tot de donkerste maar ook Schotsch gestreept en geruit. Wenscht u een langen mantel, zoo kunnen we er u een aanbevelen van beige Linnen, langs de „grenzen" met siksels versierd. Er bestaat een heel leuk mo del in vlak aan den hals gesloten, maar te vens wijken de panden van voren uit elkaar tot beneden de ceintuur en laten een lang werpige driehoek van de japon te zien komen. Op die manier kan men heel aardige kleuren combinaties maken, door b.v. een contrastee- rend japonnetje te biezen en in overeenstem ming daarmee een mutsje en tasch. Iets heel anders is een lange mantel van zwaar donkerrood linnen met breede platte ribbels. En zeer jeugdig is een mantelpak van linde- bloesemkleurig linnen waaronder een blouse van witte linon met roze mopjes. Natuurlijk draagt men bij deze kleeding geen zijden of leeren maar katoenen hand schoenen. Bij den donkerrooden mantel b.v. exemplaren van donkerrood gebreid katoen, hetgeen heel karakteristiek staat. De roode ruitjes ginds doet u zeer aan boe ren stoffen denken Toch is het voor een echt stads japonnetje bestemd, met een effen wit vestje en witte benedenmouwen. Het stofje is simpel genoeg we willen het graag toegeven maar het maaksel en vooral het persoontje dat het draagt moeten er de noodige elegante aan geven. Het gaat er mee als met het dirndlpakje van de Berlijn- sche jongedame. Ze draagt hetzelfde japon netje en hetzelfde schortje als het landmeis je maar door den bijzonder goede snit en het verzorgde uiterlijk ziet men toch dadelijk dat men niet met een gewoon boerinnetje te doen heeft. Een zomertoilet voor den avond Linnen piqué en zelfs cretonne moogt ge er voor ne men. Feestzalen, binnen wier muren vroeger nooit anders dan brocaat en satijn werd ge dragen, zien nu de toekomstige te fleurige cretonnetjes. Zien ze er minder aardig en jeugdig uit Ik ge loof het niet. Alles is slechts een questie van mode, zelfs de een voud of luxe van stof fen. I* Grijs is zeer in de mode, zooals ge weet, zoowel voor gekleede japonnen als mantel pakken. De veelkleurige sjaal in de mantelope ning wordt vervangen door een roek van zil verlamé, met een mooie speld vastgestoken. Wilt ge een leuke ceintuur voor een sport japonnetje Neem stramien en borduur dit in feilen kleuren. Deceintuur, sluit ge met een vergulde gesp. Indien ge tijd hebt, maakt ge ook een taschje en sjawl op de zelfde wijze. Elegante taschjes zijn van zwart of ge kleurd antiloopleer. Het hengsel is niet van leer maar bestaat uit een breede gouden of zilveren ketting. Een versiering, die grooten opgang maakt, een breede ceintuur, van zwart of donker bruin gelakt satijn, op een lichte zomer japon. De beide einden hangen vlak, rechtaf tot aan de zoom van het toilet. Bij de zomer-avondjapon worden korte bolero's gedragen van heel soepel licht zomer- fluweel, met wit bont afgezet. WILHELMINE. FEUILLETON. (7. Breng een jong ding nu eens iets aan het verstand, als zij 't reeds bij het eerste woord op haar zenuwen krijgt En vader Bertara voegde er nog bij Blijf maar uw best doen, mijn vriend, geef den moed maar niet op. Er gaat iets om in het hartje van mijn dochter, ik kan dat duidelijk bespeuren. Verwaarloos Gabrielle niet. Wees voor haar opmerkzaam en voorko mend, dan koester ik de gegronde hoop, dat ge, in weerwil van haar eerste weigering, wel dra mijn schoonzoon zult worden. Ik zou mij al zeer moeten vergissen, als zij nu reed! niet herhaaldelijk aan u dacht en zoo durf ik u wel zeggen, dat ge uw partij reeds half ge wonnen hebt. Norbert d'Argental zweeg geruimen tijd, na dit lange verhaal. Hij beet zich op de lip pen en fronste het voorhoofd. Hij was belee- digd in zijn trots, dat hij, de man, die zich op zoovele overwinningen beroemen kon, zulk een onverwachten tegenstand had aan getroffen bij een kind uit het volk. Rouquin had de mededeelingen van' den markies met geen enkel woord gestoord. En hebt gij en Gabrielle's vader het een maal gedane verzoek ook nog herhaald vroeg hij eindelijk. Gisteren voor 't laatst, maar zonder ee- nig gunstig gevolg, gaf Norbert ten antwoord. Rouquin haalde zijn schouders eens op, alsof de loop dier geschiedenis hem bijzonder weinig zorg baarde. Of het meisje „ja" of „neen" zegt, maakt voor onze zaak geen verschil, zei hij bedaard. Herinner u maar wat ik u daarginds, op het oude kasteel, reeds verteld heb. Morgen zal het kind, vrijwillig of gedwongen, bij u zijn VAN ALLES WAT. Liszt en Mendelssohn. Toen Liszt, op zijn eersten triomf tocht cloor Duitschland te Leipzig kwam, gaf hij een matinee ten huize van Mendelssohn, waarop vele beken de musici, o.a. David, Kalliwoda, Kil ler en meer anderen genoodigd wa den. Liszt, die er in zijn Hongaarsch nationaal costuujn origineel maar prachtig- uitzag, vertelde aan Mendels sohn, dat hij wat bijzonders voor hem fantaseeren wilde. Hij zette zich aan den vleugel en speelde, op den klavier stoel op en neer wiegend, eerst een Hongaarsch volkslied en dan drie of vier variaties, waarvan de eene al virtuozer was dan de andere. Allen waren verbluft en nadat men den held van den dag met applaus en lofuitin gen overladen had, zei een der intiem ste vrienden tot Mendelssohn Nu, Felix, nu kunnen wij wel in pakken Dat doet geen van ons allen hem na met ons is het uit Mendelssohn lachte en toen Liszt op hem toetrad en hem verzocht nu ook eens wat te spelen, wilde hij aan vankelijk niet toegeven en verzekerde dat hij na zulk een prestatie niet meer spelen zou. Liszt hield echter aan en na veel over-en-weer gepraat besloot Mendelssohn met vriendelijke scherts: Goed, ik zal spelen, als u mij be looft niet hoos te wezen. Daarop zette hij zich aan het kla vier en wat speeld hij Eerst het Iloii gaarsche lied, noot voor noot en dan de eene variatie na de andere, zoo pre cies, dat buiten Liszt niemand eenig onderscheid had kunnen waarnemen. Allen zaten in angst dat Liszt zich zou beleedigd gevoeld hebben, want Mendelssohn liet ook niet na om op grappige wijze de groote bewegingen van Liszt na te bootsen. Maar Liszt gierde van de pret', applaudiseerde hartelijk en gaf toe dat niemand, ook hij niet, een dergelijk bravourstuk had kunnen volvoeren. Een kranig politieman. Alleen tegen een groote bende smokkelaars. Een politie-sergeant heeft geheel al leen een groote bende smokkelaars overmeesterd, zoo meldt men uit Bel grado. Hij was op weg van zijn post naar de naastbij gelegen stad om het tractemcnt voor zichzelf en zijn man schappen te halen, toen hij de smokke laarsbende ontmoette, zwaar beladen ,met zakken tabak. De sergeant trok z'n revolver en beval hun eontrabanda neer te gooien zij deden dit haastig en vluchtten het bosch in. De politie man riep eenige boeren, die in de na bijheid op het land werkten, requi- reerde een kar, laadde de tabak hier op en zette zijn weg naar de stad voort Ondertusschen hadden de smokke laars zich echter een eind verder in hinderlaag gelegd. Toen de sergeant met zijn kar langs kwam, sommeerden zij he,m zijn buit weer af te geven, on der bedreiging hem dood te schieten. De onverstoorbare politieman echter zocht dekking en opende het vuur met zijn karrebijn. Een van de paarden welke zijn kar trokken, werd in het vuurgevecht gedood, doch hij slaagde er in de aanvallers op een afstand te houden, tot hij versterking had ont vangen. Twee smokkelaars werden ge arresteerd de overigen zochten een toevlucht in het bosch. Gemechaniseerde stierengevechten Torero's per motor De Spaansche stierengevechten, tot dusver steeds beoefend door de tere ro's in hun wapperende mantels, ge raken onder den invloed van de moder ne mechanisatie. Te Bilbao heeft n.1. een stierengevecht plaats gehad uit een auto en ook motorrijwielen heb ben reeds hun intrede in de arena ge daan. Britsche officieren niet vrij. De onderhandelingen omtrent de vrij lating der drie Engelsche officieren, die op 29 Maart j.1. van het stoomschip Nantsjang waren ontvoerd, en die naar men verwachtte in vrijheid zou den worden gesteld, zijn mislukt. VOOR DE en over drie weken zal zij uw vrouw wezen Hij liet de tafelbel overgaan. Louffard, een kleine man met bruine ge laatskleur, een dikken, zwarten haardos en kleine, sombere oogen, trad het vertrek bin nen. Zoek Laguyane en breng hem hier, beval Rouquin. Een paar minuten later zaten de vier bond- genooten bijeen. Laguyane was een reus van gestalte, een Hercules van kracht, met gespierde armen en met den nek van een stier. Hij hield de rechterhand in den wijden zak van zijn overjas verborgen. Zijn gezicht was bleek en zijn staalgrijze oogen schitterden. Hoe is 't met uw hand vroeg Rouquin. Hebt ge het woord eruit gekregen Onmogelijk, antwoordde de man tan denknarsend. Hij vertoonde daarop de gefolterde hand, waarop duidelijk het woord „dief" te lezen stond. O, ik zal mij wreken, riep hij, wacht maar Ge zult u wreken, later, heb maar ge duld, voegde Rouquin hem toe. Eerst hebben wij evenwel een andere zaak af te doen. Hij stond op en deed eigenhandig de deu ren op slot. Zich daarop weder neerzettend hernam hij Nu zullen wij een ernstig woordje spre ken III. Het was omstreeks het einde van de maand Maart, dat ons verhaal een aanvang nam. Een jongeman van ruim twintig jaar kwam langzaam loopend door de rue Lafitte met een pak leerboeken onder den arm. Zijn klee ding was uiterst eenvoudig, doch zijn voor komen zeer innemend. De oogen hadden een grijze kleur en drukten zoowel trots als ver stand uit, zijn blik was open en vrij. Hij had een bleek gelaat met fijne rooda. lippen en een blond kneveltje. Hij was middelmatig van grootte en zag er bijna zwak uit. Deze DE GEVANGENE. De gevangene mocht onder geleide van den politiebeambte een uurtje op het dek wandelen. Het was rustig, een enkele passagier stond, loom tegen de reeling geleund, te kijken naar de dartel wegstoeiende boeggolfjes, welke de mailstoomer in den onbewogen oceaan sneed. In een bespreking met den kapitein had de inspecteur van politie besloten, den gevange ne op het rustigste uur van den middag te „luchten," zooals het in vakterm luidt. Er moest zoo min mogelijk opschudding worden gewekt en voor den gevangene zelf was het toch ook niet al te aangenaan, als hij streng bewaakt over het dek wandelde, nagestaard door de passagiers. De inspecteur was het met deze redeneering eens geweest en de gevangene had den ge zagvoerder een briefje geschreven met een woord van dank voor de regeling. Toen de reis ongeveer voor de helft gevor derd was en de tropenwarmte het verblijf in de hutten niet al te aangenaam maakte, kon men gevangene en bewaker 's avonds op het dek zien zitten. De inspecteur presenteerde den man een sigaret en de gevangene vertelde uit zijn le ven, dat zeer zeker belangwekkend moest worden genoemd, al was het slot, dat zich nu ging voltrekken, niet al te aangenaam. Een verduistering van eenige tonnen gouds waarmede hij naar het moederland was ge vlucht, was hem noodlottig geworden. De po litie in de koloniën had niet stilgezeten. In het vaderland was hij in de knel geraakt en het eind was zijn arrestatie. Nu werd hij onder bewaking naar de kolo niën teruggebracht, om daar terecht te staan. Zijn beschaafd uiterlijk, zijn goede manie ren en zijn, voor zoover het was waar te ne men, sympathiek optreden maakten, dat ee nige dagen later het verzoek van de passagiers kwam, den gevangene toe te staan deel te nemen aan het bal. De dweperige jeugd aan boord vond een dergelijke opluistering van het feest griezelig interessant, maar de in specteur weigerde botweg. Voor een menschelijke behandeling van een gevangene voelde hij alles, maar hij kon geen aanraking met passagiers dulden. Er werd aan tafel nog eens zwaar over ge boomd, maar de inspecteur bleek niet te ver murwen. Dat hij goed had gezien, bleek twee dagen later bij aankomst in een kleine, Indische haven, waar een groot aantal passagiers de mailboot zou verlaten, om de reis met een kleinere stoomer naar een der buitenbezittin gen voort te zetten. Een uur voor de aankomst had de politieman den gevangene weer zijn hut opgesloten. Langzaam stoomde het mailschip op. De kust was reeds in zicht en een kleine motor boot volgde langzaam het schip. Alle passagiers waren aan dek. Het motorbootje bleef vlak achter het mail schip varen en schoot plotseling vinnig bui ten 't schroefwater. Op hetzelfde oogenblik klonk de kreet „man over boord,'. Vlak naast de scheepshuid dreef iets wits. De machine stopte, een boei viel te water, maar voor men verdere maatregelen had kunnen nemen, was het motorbootje toege schoten, had den drenkeling binnen boord gehaald en zette volle kracht koers naar den wal. Niemand lette op den inspecteur, die ont hutst voor de geopende hutdeur stond. Tusschen een der talrijke eilandjes ver dween het motorbootje. Op de tafel in de hut lag een briefje van den volgenden inhoud „Waarde inspecteur, BIJ jongeman dien wij reeds eenmaal gezien heb ben, was dezelfde, dien Gabrielle als Valentin had aangesproken. Twintig jaar geleden, waren Valentins ou ders gestorven binnen veertien dagen aan typheuse koortsen, die destijds te Parijs tal van offers eischten en de arme, kleine knaap zou naar het weeshuis zijn gebracht, als Bertara en zijn vrouw zich niet over den wees hadden ontfermd. Hij groeide in het gezin, dat het zijne was geworden, voorspoe dig op en werd met zooveel liefde behandeld, alsof hij werkelijk tot de hunnen behoorde De dood van Bertara's vrouw, die slechts weinige dagen na Gkbrielle's geboorte stierf, had niets in de verhouding van het vreemde kind tot het huisgezin veranderd. Maar Ber tara was arm en Valentin moest spoedig in de leer. Zeven of acht jaar later verbeterden Ber tara's geldelijke omstandigheden en begon hij voor eigen rekening te werken. Hij kon even wel niet tot winst en onafhankelijkheid gera ken, daar hij, nauwelijks een jaar later, in zijn fabriek een ongeluk kreeg, dat hem bijna het leven had gekost. Hij werd n.1. gegrepen door de drijfriemen, die in volle werking wa- ïen en bekwam een zware verwonding aan het hoofd. Hij genas, maar stond van het ziekbed op met verzwakte geestvermogens, waarvan de gevolgen spoedig merkbaar werden in het minder goede beheer zijner zaken. Zijn fa briek ging hand over hand achteruit. Nadat hij door de omstandigheden gedwon gen was geworden, alles te verkoopen, werd hij weder werkman als voorheen en trad hij ook wëer bij zijn ouden meester, mijnheer Lehoussu, in dienst. Maar hij was zeer ver anderd. Hij was angstig geworden en in zich zelf gekeerd, hij zag overal vijanden en zijn eens zoo helder verstand was zoozeer vermin derd, dat hij nu alleen werktuiglijk den een maal geleerden handenarbeid kon verrichten. Valentin kwam tegelijk met den aangeno men vader bij Lehoussu in dienst. De knaap was toen vijftien jaar oud. Het duurde niet lang of de jonge leerling KANAALWEG DEN HELDER. Prima vloerzeil52 Prima linoleum, Krommenie 1.15 Inlaid- of Graniet 2-25 Groote sorteering Bouclé-, Wilt n- en Deventer Het spijt mij, dat ik u in onaangenaamhe den breng, maar u begrijpt, als het om de vrijheid gaat, denkt mén niet verder na. Ik dank u voor de uitnemende behandeling. Ik voel, dat ik juist daardoor ondankbaar ben. maar ik kan er niets aan doen. U wist niet, dat ik een duplicaat sleutel had. u wist niet. dat ik een radio-installatie kan bedienen. Gisternacht ben ik naar de hut van den mar conist geweest. Ik heb een cijfertelegram ver zonden. aan vrienden. Als gij dit leest, zal alles u duidelijk zijn. Nogmaals, ik weet, dat ik 'n ondankbare ben. maar helaas. Mijn eenige hoop is, dat gij niet al te veel onaangenaamheden met dit zaakje krUgt. Gij moest zwichten voor overmacht. Dat uw su perieuren dit mogen begrijpen." Ons Lichaam en onze Gezondheid. Records der menschelijke temperatuur. Een dokter in Californië heeft eens bij een patiënt een temperatuur van 43.6 graden opgenomen en wat meer es, de patiënt heef» dezen koortsaanval zelfs goed doorstaan. Dat verandert niets aan het feit, dat een temperatuur van 4|2 graden Celsius als regel de grens is voor het menschelijk bloed en dat bij een verdere stijging de dood in treedt. Het bovenvermelde feit bewijst alleen, dat er op dien regel uitzonde ringen mogelijk zijn. Ze zijn niet eens zoo zeldzaam. Te Bonn werd b.v. in 1920 bij een jonge vrouw, die aan tuber culose leed, een temperatuur van 43.5 graden gemeten, welke temperatuur verscheidene dagen aanhield met geringe schommelingen. Ondanks dat is de vrouw niet gestorven. In een Pa- rijsch hospitaal is het zelfs voorgeko men, dat een tot 44 graden doorloopen de koortsthermometer onvoldoende was om de temperatuur van een pa tiënt op te nemen. De kwikkolom steeg naar schatting nog 2 graden ver der dit record kon echter bij gebrek aan een geschikten thermometer niet worden opgenomen. trok de opmerkzaamheid van zijn meester. Deze ontdekte bij hem een ongewone energie, iets zelfstandigs in al zijn doen en laten, en daarbij een oprechtheid en een eerlijkheid, die hem tegen iedere verzoeking moesten be veiligen. De eigenaar der groote fabriek onder nam nooit iets lichtvaardig. Nadat hij den jongen leerling lang en zorg vuldig had nagegaan, wendde mijnheer Le houssu zich op zekeren dag tot Bertara en zei hem met ronde woorden, dat hij zich gaarne verder met Valentin's opleiding en opvoeding zou willen belasten. Hijzelf had nooit zijn ou ders gekend bezat geen bloedverwanten en was als een arme weesjongen van meet af aan begonnen. Hij had het betrekkelijk ver in de wereld gebracht en wilde nu Bertara's pleegzoon eveneens een goede toekomst be reiden. Lehoussu kocht nu ook Valentin van den militairen dienst vrij, zoodat er geen leemte in zijn studiën ontstond. En valentin hield van studeeren, vooral van meetkunde, van natuur- en scheikunde. Hij vorderde met reuzenschreden op de paden der wetenschap en daar hij zich vooral op de werktuigkunde bleef toeleggen, gelukte het hem vrij spoedig, om eenige verbeteringen en vereenvoudigin gen te vinden voor de reeds bestaande ma chinerieën. Zoo gebeurde het. dat Lehoussu reeds nu, door de ontdekkingen van zijn beschermeling, de vruchten zijner goedheid en welwillendheid mocht genieten. Ook Bertara werd door zijn patroon vermin dering van arbeid en vermeerdering van loon toegezegd, maar de oude man verzette zich hardnekkig tegen iedere verandering in zijn toestand. Hij wilde werkman wezen en niets meer en hij klemde zich zoodanig vast aan dat besluit, dat men onwillekeurig aan een manie moest gaan gelooven. Nu onze lezers weten, wie en wat Valentin is, willen wij den draad van ons verhaal we der opnemen. De jongeman was op denuitersten boule vard gekomen. Daar merkte hij een vrouw, die met een doordringende stem riep Bloemen dames Wie koopt er mooie bloemen van mij Het was inderdaad een prachtige collectie, die de verkoopster op sierlijke wijze had uit gestald. Zie eens welk een prachtlgen ruiker, mijnheerriep zij tegen Valentin. Ja, dat is juist wat mij lijkt, antwoordde deze. Vijf minuten later ging hij niet alleen met den fraaien ruiker, maar ook met een mand- je vol bloemen aan den arm naar de rue d'Allemagne. Herhaaldelijk moest hij evenwel blijven stilstaan en nu eens zijn bloemen en dan weer zijn boeken vaster grijpen, daar nu dit, dan dat onder zijn armen dreigde uit te glijden. Mer vroolijke oogen en lachenden mond ging hij in een klein huis dat tusschen de passage d'Hautpoul en de spoorwegbrug van de ceintuurbaan gelegen was, twee verdiepin gen hoog. Voor een deur aan het einde van een don keren gang hield Valentin eindelijk stil en klopte aan. Kom maar binnen, Valentin, ik heb u wel herkend aan uw stap, klonk het van bin nen. Nu, dat ging moeilijk genoeg, want Valen tin had zijn handen niet vrij, maar toen hij dan toch de deur had opengekregen, bleef hij opgetogen bij den drempel staan voor het lachende vriendelijke gezicht van een mooi, blond meisje. Het was Gabrielle. Zij had een paar wonderlijke oogen ze waren blauw, maar die kleur was afwisselend licht tot het donkerste zwart, naarmate haar hart bewogen werd door melancholie of opbrui sende stormachtige gedachten. De blankheid van haar voorhoofd verried de reinheid van haar ziel. Om de mondhoeken lag een ietwat spottende trek. Maar de hoofdindruk, dien haar verschijning teweegbracht, was die van teederheid engoedheid des harten, van frisch held der jeugd, die nochtans reeds gepaard ging met een vasten wil. (Wordt vervolgd.>

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1933 | | pagina 1