VISIT K A ART van Corn. J. Rosker Hinnnlvfiishnef heeft U bij de Oe modernste soorten vindt U in Eiootrisohe drukkerij jaarwisseling noodig I de monsterboeken van LEG-PUZZLE WIE VINDT DEN WEG? X dan nog den jager van een niets kwaad be- doelend raensch, als ós jager zich in vrou- i \vr»kl-:e-:ergn gestoken heeft. De trapganzen' vluchten zoowel voor ruiters als voetgangers. Ten einde toch de trappen kunnen vangen, bedacht men het olgenc'e: men nam een gewone boeren kar, legde er bossen stroo op en verborg zich daartusschen. Nu iet men de wagen, door een knecht in boerenlcleeding in de nabijheid van de ganzen voeren. een gegeven oogenblik hield men dan stil, en vuurde nu zoo vlug mogelijk op de sterkste •annejes. Toch was het maar zeldzaam, wanneer men er een neer kon 'eggen. In de Russische steppen achtervolgt men de trappen met windhonden, terwijl men in Aziè" •de jacht op deze beesten uit- cfent met edelvaiken en ge temde aienden. Gewoonlijk loopt het dier slechts langzaam en waardig, doch indien noodig kan liet zich zoo snel voortbewegen, dat een bond hein met moeite bijhoudt. Voor het opvliegen, neemt de trap een korten aanloop van twee of drie sprongetjes, verheft zich dan, wel niet snel, maar toch zon der inspanning van den grond; eenmaal in de lucht, fladdert hij zoo snel, dat het moeilijk is her.' met ©er. kogel te raken. Wie denk je wel, dat je krijgt, als je deze stukjes uitknipt en goed opplakt? TANTE TINE. WETENSWAARDIGHEDEN. Uit h«t huishouden van een koningin. ,Welk tafelceremonieel er ten tyde van ko- ningin Victoria in Engeland heerschte, daar- jran vertelt een Engelsch tijdschrift ons iets. i Precies 15 minuten voor eiken maaltijd vormen de gasten een halven cirkel. De kapel speelt: „The roastbeef of Old England" en de koningin verschijnt in de zaal. Ze geeft de dames een hand en begroet de heeren met een lichte buiging. Dan betreedt, ze de eetkamer, ze gaat altijd het eerst, on geacht wie haar gasten zijn. De leden van haar familie zitten aan haar linker-, de gasten aan haar rechterzijde. Bij een dergelyken maaltijd draagt de ko ningin altijd handschoenen; slechts bij een gala-diner verschijnt ze zonder. Niemand mag direct een opmerking tot de koningin maken. Wanneer een gast denkt, dat hij iets zeggen kan, wat de koningin zou kunnen in- teresseeren, deelt hy het een anderen gast mee; de laatste praat er verder over door en zoo bereikt het de koningin uit de tweede hand. Er is echter geen regel, die de koningin van Engeland verhindert, een vraag te rich ter xot één der gasten. Zoodra zij zelf een gang beëindigd heeft, moet iedere gast aati tafel hetzelfde doen. ONS DIERENHOEKJE. Iets over trappen. Een enkel maal wordt een vlucht van deze zeldzame vogels aangetroffen in de Noord- Duitsche vlakte, op de uitgestrekte velden van Midden- en Zuid-Duitschland. De trap ganzen zijn de grootste Europeesche land vogels met een middelmatig langen, c-ikken hals, een tamelijk groeten kop, stevige loop- beenen en órie-teenige pooten. Zc zijn altijd en in alle landen, waar zo voorkwamen, hartstochtelijk opgejaagd, omdat hun groote voorzichtigheid de menschen tartte ze te vangen. Men probeert alle moge- ■Ijk© niertjes <m tructjes om ze te pakken Het gezicht van een trap-gans is buiten gewoon sterk ontwikkeld. Er ontgaat niets an hun scherpen blik. Al van heel verre zien ze de vermeende ge varen aankomen, heel scherp houden ze een ":c y.-.nde persoon in het c-og. en als deze denkt, dat hy de gans kan besluipen, zonder dat hij zelf gezien is, vergist hij zich gewccn- lijk. Het wild verdwijnt ook dadelijk, als de ja ger zijn beschutting zoekt achter heuvels of in greppels. Hun scherp instinct, onderscheidt zelfs I. x klinker x afkorting meisjesnaam. x niet ja. x ladder. x aanwezigheid elders. x landstreek. xx x x x x x wereldddeel. Op de kruisjeslijnen komt hetzelfde woord te staan. II. x klinker, x vader, x niet vast. x petroleum. x duw, schok. xsmederij. x wat men erft. xzonder naam. De eerste letters gelezen van boven naar beneden, geven datgene, wat men moet doen met raad3?ls. in. Mijn geheel: 1, 2, 3, 4, 5. G, 7, 8, 3, 9, 2, 10, is een ander woord voor zwaarmoedig. 10, 2, 9, groote steen. 10, 3, 8, 10, waar we den tijd op kunnen zien 10, 3, 9, 2, 3, restje eten. 10, 4. 6, 7, 2, 3, waarin de staken. 1, 4, 5, geen vrouw. 10, 4, 3, 10, metselspecie, 1, 2, 3, 10, geeft de koe. IV. Welke vier Amerikaansclie steden kun je van de volgende lettergrepen maken? A, an, bos, del, ge la, los, los, new, phi, phi, ton, york. Oplossingen I. A b i e k k a naam 1 Melancholiek kei, klok, kliek, kachel, man, kalk, melk. Boston, Los Angelos, New York, Phila- dephia. DE NOODLANDING. Oplossing. De piloot had niets anders te doen, dan het zeewater te proeven. Zooals bekend is, heeft de Noordzee een zeer hoog zoutgehalte, en daar het water, dat hij proefde niet zoo heel erg zout was, was zijn conclusie, dat zij al op de Oostzee .waren, goed. T. T. MOPSJE OP NACHTDIENST. „Goedenavond" zei de baas. „Goedenavond" zei Mopsje heel beleefd. Zij hadden den veldwachter ontmoet op hun wandeling voor het naar bed gaan. De baas scheen het heelemaal niet naar te vin den den veldwachter te ontmoeten; maar Mopsje en de andere honden hielden zich altijd een beetje op een afstand; zij wisten nooit goed- wat ze aan hem hadden, nadat hij ze eens van een grasperk gejaagd had, waar ze aan het krijgertje spelen waren. Hij had een sabel en een barsche stem. „Op nachtdienst?" vroeg de baas. „Mopsje en ik maken een wandeling. We loopen zoo ver met U mee." „Goed mijnheer," zei de veldwachter en zijn stem klonk een beetje droevig. Dat was vreemd, Mopsje had den veld wachter nooit droevig gehoord, gewoonlijk praatte hij erg luid en barsch. „Iets niet in orde?" vroeg de baas, die het schijnbaar ook opgemerkt had. „Mijn kleine jongen ligt thuis ziek en zijn moeder is in 't ziekenhuis", zei de veldwach ter. „Nu zal hij zoo alleen zijn, als ik dienst heb. Ik ga niet te ver uit de buurt, zoodat hy me nog zien kan, Af en toe laat ik mijn lantaarn schijnen." Mopsje liep dicht naast hem, zoodat hij duidelijk alles hooren kon, wat er gesproken werd. Ze keerden om. „Dat is geen prettig idee, dat die kleine vent alleen thuis is," zei de baas. De veld wachter liet zijn licht schijnen in de ramen van een klein huisje, dat langs den weg stond. Een wit handje wuifde. „Nu ziet hij me den heelen nacht niet meer," zei de veldwachter. „Ik zal eens langs loopen," beloofde de baas. „Kom Mopsje." Maar Mopsje was al vooruit gehold en wachtte op den baas, voor het kleine huis, waar de vensters verlicht waren. „Oh, lief hondje," zei een kinderstemmetje. „Woef, woef", blafte Mopsje vriendelijk. „Als ik een hondje had, zou ik me niet zoo alleen voelen, als Pappie weg was" ging het kinderstemmetje door. Wat denk je ervan?" vroeg de baas aan Mopsje. Ze dachten allebei 't zelfde, dat wist Mopsje. Thuis lagen er een paai- koekjes voor 'hem; maar daar wilde hij nu niet aan den ken. De baas lilde hem op de vensterbank en Mopsje sprong kwispelstaartend naar bin nen. Het jongetje gaf een gilletje van plezier. „Oh wat fijn! Hoe lang mag hij blijven. „Zoolang hij wil," zei de baas. Mopsje wist, dat dat beteekende, tot hij gehaald zou worden. Wat een heerlijken nacht had Mopsje!! Het was heerlijk nachtdienst te hebben. De kleine jongen ging slapen; maar Mopsje lag naast zijn bed en schrok lederen keer wakker als de kleine zich bewoog. Toen de kleine jongen een keer hoestte, likte Mopsje zijn hand, en eindelijk kroop hij naast hem in het bed. De jongen sloeg zijn arm om hem en zoo gingen ze sla-pen. „Wat heb ik lekker geslapen," zei net jon getje, toen hij den volgenden ochtend wakker werd. „Ik ook," blafte Mopsje en op dat oogen blik klonken de, stappen van den veldwachter achter de deur. Hij leek heelemaal niet barsch toen hij binnenkwam. Hij kuste het jongetje en streelde Mopjse. „Jij bent de liefste hond, die ik ooit heb meegemaakt," zei hij en zijn stem klink heel vriendelijk. „Je baas vertelde me gisteren avond, dat hij je hier had achtergelaten om nachtdienst te doen. Je baas is erg aardig. Toen ging hij het ontbijt klaarmaken, en Mopsje had nog nooit zoo lekker gegeten! Hij mocht vlak naast het kleine jongetje zitten. ,Hij heeft me beter gemaakt, Pappie," zei de kleine jongen. „Ik wil een heeleboel boter hammen hebben." Mopsje zou iederen avond wel nachtdienst willen hebben; maar de veldwachter vertelde hem, dat het weer een heelen tijd zou duren, voor hy weer 's nachts dienst had. „Vergeet niet, dat we altijd een been voor je hebben," zei de veldwachter nog, toen hij Mopsje naar zijn huis stuurde. Hij streelde hem nog eens, en de kleine jongen omhelsde hem. Hij kwam net op tijd thuis om nog eens te ontbijten. Toen kroop hy in zijn hok en sliep den hal ven dag. Maar iederen keer als hij wakker werd, moest hij aan den kleinen jongen denken. „Ik zal naar hem toe gaan, als hij me noo dig heeft", dacht Mopsje. „Hij zei, dat hij een heerlijken nacht had gehad door mij. En al zou ik geen twee ontbijts hebben gehad, dan zou ik het toch doen, want ik houd van den kiemen jongen en hij van mij." E. W. VOOR DE KNAPPERTS. I Boer Jansse aan het woord. Een reiziger probeert boer Jansse een fiets te verkoop en. Maar het is erg lastig; want boer Jansse wil niet. .Maar ais U toch zeventig gulden ge spaard hebt, waarom neemt U dan geen. fiets?", risp hij op het laatst wanhopig. „Nee," zegt boer Jansse. „I1-: wil een koe koopen." „Maar, Mijnheer," zegt de reiziger ten einde raad. „Dat zou tcch een idioot gezicht zijn, als U op een koe ging rijden." „Lang zoo idioot niet, als wanneer ik zou vrobeeren een fiets te melken", antwoordt boer Jansse droogjes. De noodlanding. Een watervliegtuig dat een vlucht maakte van New York naar Stockholm, raakte vlak voor de Europeesche kust in een dichte mist bank. Ongelukkigerwijze staakte plotseling het kompas de diensten, en daar het vlieg tuig geen radio aan boord had, moesten de vliegers op goed geluk door den dichten a..st_ vliegen. Toeer eindelijk de benzine-voorraad i opraakte, besloten ze ©en noodlanding te maken. j Zoo gezegd, zoo gedaan. De landing op het water verliep zonder eenige ongelukken. „Ik zou graag willen weten, waar we ons bevonden", zei de eene piloot tegen den ander. „Zouden we nog op de Noordzee zijn, j of al op de Oost-zee?" „Dat zal ik je direct vertellen", zei da ander. „We zijn al op de Oostzee", was dadelijk daarop zijn antwoord. Hoe kon de piloot dat vaststellen? (k TANTE TINE. 1 De opwaartsche druk. Voor deze eenvoudige en toch leerzame proef hebben we niets anders noodig dan een cylinder van glas, een stuk karton en een draad. Door het karton trekken we den draad en leggen er een knoop in, zoodat hij niet weg kan schieten. Nu wordt de cylinder van onderen met het stuk karton afgesloten, en de draad er d^or gehaald, zoodat de cylin der op het karton rust. Laat men in de lucht de draad los, dan zal het karton val len. Niet echter, indien we alles in het wate* dompelen. Er moet dus een druk in het wa ter zijn, en dat is de opwaartsche druk. Deze opwaartsche druk draagt ons met zwemmen. Deze opwaartsche druk is waar te nemen, met het volgende: een glas wordt met den open kant in het water geduwd, duidelijk vc-elen. we nu den opwaartschen druk. Indien we nu in de cyiinder voorzichtig water gieten, zal net karton niet dadelijk loslaten. Het zal pas loslaten, als liet water in de cylinder evenhoog staat, als dat cr om heen. Hieruitkunnen we dus opmaken, dat de opwaartsche druk gelijk is aan den neer waartcchen druk. Oplossing van vorige week. Zoo moest het schip varen, om de neder zetting der Pool-expeditic .te bereiken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1933 | | pagina 8