VISITE KAARTE van Corn. J. Bosker Hippolvtushoef Sj/ /CAW if heeft U bij de a.s. jaarwisseling noodig 0e modernste soorten windt U in de monsterboeken van Electrische drukkerij J Irma en Karei hielden van elkaar met de kracht en het optimisme van jeugd en hloei. Wanneer twee harten elkaar hebben ge- I vonden, dan wordt hun de groote stad met haar drukte en lawaai vaak te eng, te be- hauwend. Dan zoeken zij de natuur, die 'eoo rein en onbedorven is en de ware liefde zoo [helder weerspiegelt. I Bij Irma en Karei was het niet ander3. Ook zij waren verzot op uitstapjes in die vrije natuur. In die lentedagen, waarop zij de etad ontvluchtten, droeg het boseh nog de sporen van den winter, maar toch ont- iwaakte reeds het nieuwe leven. De aarde I jgeurcie en het jonge licht dartelde door het ontluikende groen. i Karei en Irma genoten. Zij speelden als [uitgelaten kinderen, zij gooiden elkaar'met sparappels en verscholen zich achter de ;iboomèn, niet met het doel zicli te verber gen, maar elkaar te vinden. En toen zij [Weer naar huis moesten terugkeeren, wil den zij hun geluk vereeuwigen. Karei opende zijn zakmes en sneed in de schors van een jongen den twee letters, I en K, omgeven door een hart. Ep daaronder kwam de datum te staan, opdat het nage slacht zou weten van de vreugde, die I en K in de schoone natuur hadden gesmaakt. Als in een droom ging de zomer voorbij. Karei en Irma waren onafscheidelijk, ja, zij waren zoo veelvuldig bij elkaar, dat in deh herfst reeds de grauwheid van het alle- daagsche over hun verhouding begon te hangen. En de gevolgen bleven niet uit. Karei begon te letten op de kleine fouten en gebreken, die Irma had, zooalg wij ze allen hebben. Hij werd steeds ongeduldiger en geïrriteerder, het kwam tot woorden wisseling en booze gezichten, Zg ontmoet ten elkaar gedurende een paar dagen of zelfs een week niet. Tot zij weer naar el kaar gingen verlangen en een telefoontje verlossing bracht. Die het beste z\jn trots kon overwinnen, gaf den stoot tot de ver zoening door den ander op te bellen. Irma en Karei zagen elkaar weer en zij verga ven elkaar. Maar dan kwamen er weer nieuwe conflicten en tenslotte, na een zeer heftige woordenwisseling, scheen de breuk onherstelbaar. Irma leed het meest onder de scheiding. Haar oogen verloren de vroolijke tinteling, die vroeger ze zoo mooi hadden gemaakt. Want zij was van Karei blijven houden, hoe wel zij zijn voortdurende aanmerkingen op kleinigheden niet langer had kunnen en willen verdragen. En ook Karei ergerde zich in stilte. Hij zocht verstrooiing waar hij die maar eenigszins kon vinden, liet tegenover zijn vrienden en kennissen niets blijken er rookte sigaren en sigaretten van den vroe gen morgen tot den laten avond. De winter was gekomen en het was Kerst mis geworden. Irma was nog altgd niet de oude. Zij was misschien wel over de grootste depressie heen, maar nu en dan had zij toch nog verdrietige buien en haar teeder gevoel yoor Karei was nog maar weinig verzwakt. Toen zij op den avond vóór Kerstmis thuiskwam, vond zij daar reeds den boom, dien haar vader 's middags op de markt had gekocht. Want de kerstboom was in dit huisgezin een geëerbiedigde traditie en de jonge kinderen dat wist vader zouden teleurgesteld zijn, wanneer de fraaiversierde den op het feest zou ontbreken. 's Avonds hielp Irma haar moeder bij het versieren. Zij deed het zonder veel lust juist in het vooruitzicht van dit feest van yreugde en blijdschap voelde zij zich dubbel eenzaam. Op den eersten Kerstdag, toen de duister nis begon te vallen, werden de kaarsjes aan gestoken en de kinderen dansten van plezier. Het was waarlijk een prachtige boom. Van onder tot boven was hij verlicht en tusschen het dichte groen fonkelden en schitterden de kleine, veelkleurige versierselen van allerlei soort. Geheel boven op den top prijkte een fraaie ster. Irma merkte, dat zij den vorigen avond Een bof dat we nog een plaatsje hebben gekregen! Inderdaad! Door de concurrentie van de electrische collega's is het anders voor ons waskaarsen loei moei lijk geworden! ëen der mooiste versierselen te dicht bij den stam had gehangen, waardoor het niet goed uitkwam. Zij wilde het dingske verhangen en boog daarom de takken opzij. Plotseling week zij terug, terwgl haar gezicht lijkbleek werd. Dan begon zij zenuwachtig te huilen. „Irma, wat is er aan de hand, kind?" vroegen de ouders verschrikt. „Heb je je bezeerd of wat heb je toch?" „Nee, nee, het is eigenlgk niets", weerde zij af, terwijl zij naar den telefoon liep. „Karei, ben jij het?" vroeg zij, nog half snikkend, door het toestel. „Irma, jij, wat een verrassing! Den gehee- len avond heb ik aan je gedacht!" „Karei, als je nog wat voor mij yoelt, kom dan dadelijk hier, dadelijk!" „Maar wat is er dan toch gebeurd, Irma? Je doet zoo vreemd!" „Vraag nu niet verder, Karei, kom zelf maar kijken. Het is iets heel eigenaardigs, iets wonderlijks." „Goed, ik kom." Het duurde niet lang, of Karei belde aan. Irma ging zelf open doen; hg wildé haar kus sen, maar zij nam hem bij de handen en bracht hem naar den kerstboom, zonder hem zelfs tijd te geven zich van zyn jas te ont doen. Zij duwde de takken opzij en wees op den stam. Hg zag in de schors de letters I en K en onder het hart den datum van den prachtigen lentedag. „Een wonder," zeide Irma, overgelukkig. „Ja, een wonder," antwoordde hg zacht en toen verborg zij haar hoofd aan zijn borst. „Ik ben werkelijk geroerd door dit onver wachte weerzien en deze bigde verzoening," merkte de heer des huizes ondeugend op, ,maar, vertel mij nu eens, kinderen, wat heeft die kerstboom met dat alles te ma ken?" Maar Karei en Irma verrieden hun geheim niet! Weder eenmaal is een jaar voorbijgegaan en weer is het Kerstmis, het feest der be lofte. De velden liggen eenzaam in den win ter en slapen hun vruchtbaren slaap, die hen in staat zal stellen, de menschheid in het volgende jaar als altijd te voeden. Maar in de groote stad is het woelig. Daar verdringen zich de menschen in de straten en voor de fraai versierde etalages, daar kleuren de schelle lichtreclames den hemel rood. Daar heerscht een groot rumoer van tallooze voorbijsnellende voertuigen; daar klinkt het gepraat en gelach van de menigte, die schouwburg, bioscopen en restaurants betreedt of verlaat. Maar als ae torenklokken met haar twaalf langzame slagen het uur van middernacht hebben aangegeven, vermindert geleidelijk het gedruisch om plaats te maken voor d stilte van den nacht, de stilte van den Kerstnacht. Dan is weer het wonder van den Kerst nacht geschied. De menschheid, die anders slechts naar winst en rgkdom jaagt, keert een oogenblik tot zichzelve in en tracht te bedenken, dat er nog andere waarden zijn, dan die van geld en goed, dat het leven nog een ander doel heeft dan het .verzamelen van ihatten; de menschheid tracht zich te be zinnen. Misschien is het Wonder van den Kerst- icht nog nooit zoo duidelgk geweest als in dezen tijd. Want dat ook zij, die worden meegevoerd in den dagelijkschen maalstroom van het leven, te midden yan den vertwijfel den dans om brood en geld bjj het luiden der Kerstklokken een oogenblik stilstaan en zich bezinnen, is óók een wonder. Bewijst het niet, dat al deze haast, al dit ruwe en ellendige egoïsme ons slechts wordt opgedrongen door den nood der ontwikkeling dat het verlangen naar ware vfeugde, naar geven en ontvangen, dat het verlangen naar het wonder in ons grootèr is dan ooit? En wanneer de oude Kerstliederfën opklin ken met hun inhoud van blijdschap en be lofte, van liefde en hoop, dan voelt ieder van ons in zijn hart althans de bete^kenis van dit wonder van den Kenstnaeht. Fridjof Nansen schetst in zyn dagboek den avond vóór Kerstmis in de Pool streken. 24 December. Vanmiddag te 2 uur was het 24 graden onder nul. De avond vóór Kerstmis. Buiten is het koud en winderig; binnen is het koud en tochtig. En hoe een zaam! Wij hebben een dergelijken Kerst avond nog nooit meegemaakt. Thuis luiden nu de klokken het feest in. Ik hoor in ge dachten den kloklcengalm door de lucht zwe- - 4 bvfiY-* HET DRUKKE SEIZOEN VOOR IIET v KERSTMANNETJE! VERLIES EN WINST. Alexander Vreeswijk was een keurige, aaidige jcr.gen, maar hij was wat schuchter, wat verlegen en daardoor kwam het, dat hij nog vrijgezel was. Op den Eersten Kerstdag was hij uitgenoocMgd bij cfe familie Ferguson en met vreugde begaf hij zich daarheen, want hij zou cr Elsje, de lieve knappe doch ter des huizes, ontmoeten. Hij was reeds lang verliefd op Elsje, maar, zooals gezegd, hij was wat verlegen... Welnu, de maaltijd ten huize der Fergu- sons was uitstekend en da stemming vroo- lijk. Toen vernam Alexander Vreeswijk in zijn binnenste een stem, die sprak: „Alexan der, werp je ongelukkige, laffe verlegenheid nu eens af. Toen je een man. Nu komt het er op aan!" Alexander verzamelde al zijn moed en scrak plotseling en geheel onverwacht: „Juffrouw Elsje, ik kan U kuissen zonder U aan te. raken!" Opschudding! „Dat is volkomen onmogelijk!" zei Elsje. „Waarom willen wij wedden?" „Cm een tablet chocolade", anwoordde Alf xander flink, hoewel zijn moed hem reed-s weder angstig, maakte. „Top!" Daarop sloeg Alexander, de verlegen Vlexander, zijn arm om het ljeve Elsje en drukte een hartelijken kus op haai* mondje. „Verloren!" riep het gezelschap. Verloren, o hebt haar toch aangeraakt!" „Inderdaad", bekende de gelukkige loxander Vreeswijk, „ditmaal' heb ik mijn -- 'wwchap verloren. Hier is het tablet 1-ocoIadeJ'* DE KERSTEOOM VAN DEN HEER VAN DALEN. In den kelder van den heer Van Dalen taat reeds sedert 2 Januari van dit jaar een machtige twee meter hooge Kerstboom. Men heeft zich daarover verwonderd. De kro niekschrijver weet echter over dit eigenaar dige verschijnsel het volgende mede te deeien: Midden December 1932. De heer Van Dalen heeft een mooien, grooten tuin achter zijn huis. Midden in dien tuin is een rond grasperk aangelegd en mid den op dat grasperk staat een denneboom. Een zeer schoone denneboom, machtig en twee meter hoog. „Hoor eens", zegt mevrouw Van Dalen tot haar man, „die den in den tuin zou een prachtige Kerstboom zijn. Wat vind jij er van?" ,Ik vind er dit van", antwoordt de heer Van Dalen op onheilspellenden toon, „liever sla ik de vaas uit de Vierde Dynastie aan gruizelementen dan dat ik die den uit den tuin laat omhakken." Mevrouw Van Dalen zwggt. De vaas uit de Vierde Dynastie is een zeer kostbaar voorwerp en de heer Van Dalen vereert haar boven mate. 24 December 1932 te 9 uur in den morgen. „Zeg.", begint mevrouw Van Dalen, „wan neer koop je nu eindelgk een Kerstboom?" „Vanmiddag", belooft de heer Van Dalen. Vanlmiddag zal ik een boom meebrengen.'' 24 December, te 6 uur in den middag. Èr is nog geen Kerstboom in huis en ook de heer Van Dalen blijft uit. Eindelijk komt hij vermoeid aansloffen. „Vier uur lang heb ik naar een Kerstboom loopen zoeken", zegt hij, terwijl hg zich het zweet van het voor hoofd wischt, maar zonder resultaat. In de heele stad is geen Kerstboom meer te krijgen." „Ach", klaagt mevrouw Van Dalen, „geen Kerstboom meer te krijken. En wat denk je nu te doen?" „Ik denk je er aan te herinneren, dat het toch eigenlijk onzinnig en kinderachtig als twee volwassen, verstandige menschen een Kerstboom in de kamer planten." Mevrouw zwijgt een oogenblik. Dan fluis tert ze: „En de den in den tuin?" „Ik heb je al gezegd, dat ik liever de vaas uit de Vierde Dynastie stuk sla dffi dat ik..." Mevrouw Van Dalen had het einde van den zin niet afgewacht. Zij had de kamer verlaten. 24 December, des avonds te 9 uur. Er wordt gebeld. De heer Van Dalen doet open. De man buiten vraagt: „Hebt U mis schien een Kerstboom nocdig?" „Man, je komt als geroepen", zegt de heer Van Dalen. „Wat kost die boom?" „Vijf gulden." Ds heer Van Dalen vergeet af te dingen. Hij betaalt en de man brengt den denneboom binnen. Er komt een Kerststemming in het huis. 25 December, des morgens te half twaalf. De heer Van Dalen stoot een hartver- scheurenden kreet uit. „De den!" roep hij cn wijst naar buiten in den tuin. „De den is weg!" Mevrouw Van Dalen kijkt naar buiten. Midden in het grasperk staat een boom stomp, afgezaagd in een hoek van 45 graden. Daarna richt zij haar oogen op den den in de kamer. „Hier staat hij", spreekt ze dan heesch, „hier staat hij en jij hebt vijf gulden voor 'm betaald..." 28 December. De tragedie zou reeds geëindigd kunnen zijn. Maar dat is niet het geval. De heer Van Dalen komt cp straat den man. tegvn, die hem zijn eigen Kerstboom lieeft ver kocht. Een waas kemt voor zijn oogen, hij stort zich op den man... Als hij echter tien minuten later thuiskomt, is hij lijkwit zijn knieën knikken. „Ik weet alles", kreunt hij. „Jij hebt den man opdracht gegeven, mijn den om te hak ken en hem mij voor vijf gulden aan te bieden." „Ja", antwoordt mevrouw Van Dalen nauwelijks hoorbaar. Dan keert de he"er Van Dalen zich om. Hij gaat op de vaas uit de Vierde Dynastie toe, heft haar in de hoogte en doet haar tegen den grond verpletteren. Een daad van gerechtigheid... Van het sieraad vaD zijn tuin wil hij even wel niet scheiden. En zoo komt het, dat in den kelder van den heer Van Dalen reeds sedert 2 Januari een Kerstboom staat, machtig en twee meter hoog... ven. Hoe schoon zingen de klokken! Nu worden de lichtjes aan den kerstboom san-, gestoken; de kinderen komen binnen en big en jubelend dansen zij onder den boom. Als ik weer thuis ben, moet ik eens een Kerst-' feest voor kinderen in elkaar zetten. Ook wij met onze gebrekkige middelen vieren feest. Johannsen heeft van kleeren i verwisseld door eerst zijn overhemd aan te trekken en daarover zijn onderhemd. Ik lieb| hetzelfde gedaan, ik heb mijn kleeren en mijzelf in warm water gewasschen en gevoel' mij een ander mensch. De kleeren kleven mij' niet meer zoo erg aan het lijf als tevoren.' Voor het avondeten hebben wg een heerlijk; gerecht gegeten, toebereid uit visch en maismeel en gebakken in traan. Vannacht' eten wij in traan geroosterd brood DE CRISIS KERSTBOOM. De huurders van de flatwoning hebben beslotendit jaar niettegenstaande de beperkte ruimte, geen afstand te doen van hun hoog en denneboom. -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1933 | | pagina 8