24e JAARGANG
ZONDAG 31 DECEMBER 1933
No. ioi
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OM HET GOUD.
■WIERINGER COURAfv"
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per I maanden f 1.—.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER,
WIERINGEN
BUREAU:
Hippel jtuheel WlerUrea.
Telefoon Intercomm. No. 19.
ADVERTENTlëN.
Van 1—5 regels 0.50.
Iedere regel meer f 0.10
UREN, D^EN....
Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw heen
Daarvan blijft in ieders harte
Een herinnering alleen f
't Oudejaar gaat van ons scheiden,
Stamelt zacht een afscheidsgroet,
En wij treden vol vertrouwen
't Nieuwe jaar weer tegemoet
En we staren even peinzend
Naar datg;een' wat ons verliet,
En we blikken daarna hoopvol
Naar wat wacht in het verschiet
En we zijn zoo innig dankbaar
Voor zoo menig prettig uur,
Ook al was geluk en vreugde
Soms toch maar zoo kort van duur
En we putten uit die vreugde
Nieuwe moed en nieuwe kracht,
En we openen oog en harte
Voor het nieuwe dat ons wacht
Klokgelui Twaall held're slagen!
'n Heilwensch daar, een handdruk
hier
Oudejaar, gij blijft in 't harte
Mij een kostbaar souvenir
Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw heen
Daarvan blijft bij alle jnenschen
Een herinnering alleen.
OUDEJAARSAVOND.
Op Oudejaarsavond, den avond der
weemoedige herinneringen, is het ons
onmogelijk weerstand te bieden aan
de ernstige gedachten, die het wegsnel
len van den tijd bij ons wekt. Het is
voor ons een behoefte een oogenblik
stil te staan en een toevlucht te zoe
ken in die wereld binnen ons, waar
heen wij ons kunnen terug i rekken en
waar wij rust, vrede, verkwikking
kunnen vinden.
Gelijk een bloem is ons kortstondig
leven Weemoedige gedachte, waar
van wij menigmaal de waarheid er
varen hebben. Wij hebben allen, le
vende in onzen kring, onze idealen en
verwachtingen gekoesterd, wij zijn al
len het leven ingegaan, veel daarvan
hopende. Wij hebben gedroomd van
bloemen aan onzen weg, bloemen, die
wij met al de warmte van ons hart
verzorgden. Maar wat zijn er niet
vele verwelkt, wat knakte niet menige
stengel, wat verdorde niet menige
knop O, wij mogen vaak jubelen,
wanneer ons het leven met al zijn
blijheid toelacht, wanneer alles ons
spreekt van hoop en verwachting, ook
wanneer wij met dankbaarheid mo
gen terugzien op weivolbracht werk,
maar het is toch niet alles lentevreug
de in het leven.
Het gras verdort, de bloem valt af
Dat is een sombere weemoedige ge
dachte, die ons menige traan heeft ge
kost, die ons dikwijls heeft doen vra
gen Waarvoor leven we dan toch
eigenlijk Wanneer wij telkens, ieder
jaar, de opstanding in de natuur met
gejuich begroeten, maar wij dan toch
ook telkens weer dat nieuwe leven
door een nieuwen dood zien volgen
wanneer wijzelf het leven vaak op
nieuw zijn begonnen, nadat de ruwe
9tormen ons geluk hadden verstoord,
om dan toch weer de bloemen ie zien
verwelken, kunnen wij niet nalaten,
om de vraag te stellen „Waartoe die
aanhoudende wisselingen, dat tel
kens opnieuw moeten verliezen Zou
het voor ons misschien niet veel ge
lukkiger zijn, wanneer wij die hoog
staande verwachtingen en verheven aan
doeningen niet kenden, wanneer ons
geloofsoog niet tooverde al die bloe
men op onzen weg Zouden wij niet
voor veel teleurstelling gespaard blij
ven
Wie echter een oogenblik nadenkt,
zal inzien, dat al die wisselingen in
het leven des menschen gelijk in dat
der natuur noodzakelijk zijn, dat blijd
schap en ernst zooals zomer en win
ter elkaar moeten opvolgen. Wij kla
gen vaak over het vergankelijke, dat
het leven brengt wij bedroeven ons,
wanneer we tot zelf de schoonste le-
vensbloemen zien verwelken en niet
één daarvan ons leven lang mogen be
houden, wanneer wij zien, hoe wij
langzamerhand alleen staan op de
wereld, hoe zij, die met ons het leven
waren begonnen, één voor één zijn
heengegaan. Maar al verwelken de
bloemen die ons pad éénmaal sierden,
wij weten, dat er steeds andere zullen
wederkeeren. Ja, laten wij het leven,
al brengt het meermalen zorgen en
droefheid, liefhebben. Niets is gemak
kelijker, dan lust te hebben in een
leven, waar alles bloeit en lacht,
niets eenvoudiger dan zich thuis te
voelen in een wereld, die ons dient en
eert en verblijdt. Maar lust te hebben
in een leven dat weinig vreugde biedt,
moed te hebben in een arbeid, die te
leurstelt en den plicht laat wegen als
een looden last en vrede te hebben in
een wereld, die ons miskent en weer
streeft en hart te houden voor een
menschheid, als zij haar lichtzijde
van ons af-, haar schaduwkant naar
ons toewendt, dat is de hoogste kunst
van het leven Deze kunst zullen we
volbrengen, indien we de ware bron
van levensvreugde in ons eigen hart
.weten te vinden, indien wij er van
overtuigd zijn, dat de waarde van het
werk niet is het succes, maar uitslui
tend de plicht, wanneer wij onzen vre
de niet in het aardsche zoeken, maar
op onzienlijke dingen leeren vertrou
wen en bouwen.
Met deze gedachte willen wij van
het oude jaar scheiden. Zijn er, helaas
nog velen, die gaarne de wenkbrau
wen samentrekken, om te smalen op
het stoffelijke en vergankelijke, voor
wie niets in het leven overblijft dan
een dorre woestenij, die zij dan in
koude liefdeloosheid veroordeelen,
ons spreke dit uur van den diepen
ernst, die ons de oogen doet openen
den Almachtigen God die de wereld
beheerscht en die er ons toe dringt, in
Zijn richting alleen onze vrede te
zoeken. Mogen wij morgen kunnen er
varen, dat de wegvliedende dagen ons
ernst en vrede, berusting en goeden
wil hebben nagelaten
FEUILLETON.
(63.
Aldus overlegde de markies, terwijl hij naar
zijn rijtuig ging, dat hij op eenigen afstand
had laten staan. Hij liet zich ijlings wegrij
den.
Keeren wij nu tot Lydia en Andreas terug.
De ongelukkige jongeling lag op den grond
uitgestrekt.
Lydia zelf gaf nauwelijks eenig teeken van
leven meergeruimen tijd bleef zij in een
schier waanzinnige verdooving.
Een diep zwijgen, een zwijgen des doods,
zelfs niet afgebroken door een enkele zucht
van haar of van hem, heerschte in het ver
trek.
Eindelijk scheen Lydia toch een weinig tot
zichzelf te komen. Met inspanning stond zij
op. Haar oogen dwaalden rond als die eener
zinnelooze.
Zij sleepte zich voort naar de plek, waar
haar lieveling lag, liet zich bij hem nederzin-
ken, nam zijn hoofd in haar arm en drukte
het tegen haar hart, doch zij scheen een doo-
de te hebben aangeraakt.
In haar troosteloozen toestand, met de oo
gen vol tranen, beschouwde Lydia den jonge
man, wiens oprechte liefde weer eenig gevoel
van eigenwaarde had doen ontwaken in haar
misdadig hart, den jongeman, wiens ziel men
wreedaardig van haar had weggerukt.
Zij boog zich dieper over hem heen, om hem
op het voorhoofd te kussen, maar trok plot
seling haar hoofd terug, alsof zij op het punt
ware geweest, een heiligschennis te plegen.
Zij vergenoegde zich den door zijn bloed ge-
drenkten zakdoek even tegen haar lippen te
drukken.
Andreas mompelde mevrouw Rouquin.
Vergeef het kwaad, dat men je heeft aange
daan Andreas, kom tot jezelf, word toch
GEMEENTE WIERINGEN.
Visschersvereeniging D. E. T. V.
Het visschen met motorische kracht
op kreukels blijft gehandhaafd.
Het tal haring blijft te Wieringen
200 stuks.
Zondag 24 December hield bovengenoemde
vereeniging een algemeen vergadering in de
groote zaal van „Concordia", welke zich door
een groote opkomst der leden kenmerkte.
104 leden teekenden de presentielijst.
De vergadering welke om twee uur was
uitgeschreven, werd te half drie geopend
door den heer J. J. Tijsen, voorzitter van
D.E.T.V. Spreker roept de leden een hartelijk
welkom toe.
De heer Tijsen is verheugd dat de vergade
ring zoo goed bezet is. Spr. had zich reeds be
angst gemaakt voor deze vergadering in ver
band met de feestdagen.
Dit is onze zestiende jaarvergadering, aldus
de heer Tijsen en als wij een terugblik wer
pen in dit afgeloopen tijdvak, wat is er dan
ontzaggelijk veel veranderd bij de visscherlj
en voor de visschers.
D.E.T.V. is destijds uit nood opgericht, als
we ons nog herinneren, hoe of we op een
kwade dag door de inspecteur der visscheri;
geboycot werden en verplicht waren om onze
heele vloot op te leggen in de haven, met al
les werden we aan banden gelegd.
Wel was er toen reeds een vereeniging van
Zuiderzeevisschers, maar die was te onbelang
rijk in aantalen geen rechtspersoon. Door
dat de omstandigheden ons dwongen werd
D.E.T.V. geboren. Men trachte ons nog wel
zooveel mogelijk buiten te sluiten, maar op
den duur ging dat niet meer. De Zuiderzee-
droogmaking kreeg vaste vormen en onze
vereeniging kreeg zoo langzamerhand met
alles te maken. Spr. vergeleek D.E.T.V. mot
een gemeente, het is een Centrum geworden,
waar de leden al hun klachten en grieven
kunnen brengen. De Zuiderzeesteunwet is
wel één van de belangrijkste zaken die het
bestuur steeds krijgt te behandelen.
De aanvragen om steun krachtens de Zui
derzeesteunwet worden steeds grooter, het
aantal belanghebbenden neemt met den dag
toe. Eerst scheen de belangstelling niet zoo
groot, maar toen koste het geld, nu komen
er echter steeds meer, nu de wet werkt.
Spr. wil er echter op wijzen, dat alleen be
langhebbenden recht kunnen doen gelden en
voor hen zullen we ons best doen. Spr. hoopt
dat de besluiten die in deze vergadering geno
men zullen worden en de besprekingen die
gehouden worden een aangenaam en vriend
schappelijk karakter zullen dragen.
Tenslotte verzoekt spr. in verband met de
vele ingekomen stukken geen notulen te lezen.
Hetgeen wordt goedgevonden.
Ingekomen stukken.
Ingekomen is een schrijven van de minis
ter van financiën, dat hij geen gronden aan
wezig acht, om nog verder te gaan als 40%
pachtvermindering voor de zeegrasvisscherij.
Het advies wat de minister heeft gekregen
inzake de verdwijning van het zeegras, wordt
geweten aan een ziekte. De minister is van
meening dat de gevolgen hiervan niet geheel
op het rijk mogen worden geschoven. Met het
leggen van den afsluitdijk heeft de verdwij
ning van het zeegras niets te maken. De mi
nister brengt vervolgens ter kennis dat met
de invordering de uiterste clementie zal wor
den betracht.
De voorzitter zegt dat het bestuur deze zaak
hiermede niet zal laten rusten. Er is een
schema voor een adres opgesteld door hem,
wat aan den minister zal worden gezonden.
Spr. leest de hoofdstrekking van dit stuk voor;
waarin het verdwijnen van het zeegras aan
de veranderde stroomingen wordt geweten
welke zijn ontstaan door het leggen van den
afsluitdijk.
wakker, zie mij aan
Maar Andreas hoorde niets en kon niet
doen, wat zij hem vroeg. Hij scheen dood,
volkomen zonder bewustzijn, terwijl zijn ar
men, als zij ze niet vasthield, machteloos langs
het lichaam neergleden.
Zij boog zich over hem heen, bij beschouw
de hem van zoo dicht nabij mogelijk. Geen
ademtocht kwam over de lippen, geen spier
bewoog zich op het strakke gelaat.
Thans eerst kwam bij Lydia de gedachte
op, dat zij een lijk in haar armen hield en
het was haar, alsof haar plotseling een kou
de waterstraal langs den rug liep.
Neen, dat is niet mogelijk, dat kan niet
waar zijn mompelde zij.
Toen spande zij alle krachten in en het
gelukte haar, den jongeman op de sofa te
brengen.
Andreas, Andreas, riep zij op bedroefden
toon, antwoord mij, doe je oogen open en zie
mij eens aan Andreas geloof niet, wat die
man gezegd heeft, de misdaad ging meer uit
van hem dan van mij O, Andreas, wat moet
ik je zeggen om je in het leven terug te roe
pen
En liefkoozend gleden haar vingers langs
zijn wangen en door zijn haar.
Maar noch haar vleiende woorden, noch
haar hartstochtelijke beden hielpen. Andreas
bleef levenloos.
Plotseling kromp Lydia door een angstge
voel gekweld ineen. Het vreeselijk denkbeeld,
dat zij, die met den zoozeer beminden jonge
man te zamen was, zijdelings de oorzaak
mocht heeten van zijn dood, joeg haar een
doodschrik op het lijf.
Was hij niet gestorven, omdat hij vernemen
moest, welk een misdaad op haar geweten
rustte? Zij had hem voor bewusteloos gehou
den en nu, was hij werkelijk dood
Zij uitte een doordringende gil en riep
Andreas, Andreas, antwoord dan toch
Maar die fraai gevormde mond, die anders
zoo lief kon praten, zoo zoet wist te fluisteren,
die mond bleef maar aldoor sprakeloos.
Behoedzaam legde Lydia het hoofd van
Andreas op de kussens der sofa en liep met
Ook wordt verzocht, dat een commissie zal
benoemd worden, waar vakkundlgen inzitten,
Dit schema kan de goedkeuring der leden
wegdragen en zal dus nader worden uitge
werkt.
Verschillende stukken worden vervolgens
behandeld, allen maatregelen in of voor het
visscherlj belang als het plaatsen van taan-
ketels op Rijksgrond, Consentenaanvraag
voor het IJsselmeer, de uitvoerige correspon
dentie betreffende J. Last te Hoorn, komvis-
scherij, storm waarschuwingsdienst, overeen
komst met het Rijk inzake het gebruik van
de haven met vischkaren en tenslotte nog
een afwijzend schrijven van de Dir. Generaal
der Z.-zeewerken op het verzoek van D.E.T.V.
om remming aan te brengen in de havens te
Breezand.
De Dir. Gen. deelt in dit schrijven mede
dat deze havens oorspronkelijk zijn gemaakt
in het belang van de werken bij den bouw
van den dijk en nu nog gebruikt kunnen wor
den door de visschers als vluchthaven. De
Zuiderhaven zal nog worden uitgebaggerd,
waarna zij uitstekend geschikt zal zijn voor
genoemd doel.
Al deze en nog andere minder belangrijke
stukken worden voor kennisgeving aangeno
men.
Bestuursverkiezing.
Volgens opgemaakt rooster moeten perio
diek aftreden de heeren J. J. Tijsen, voor
zitter, Jb. Lont, Secretaris, M. Koolj en G.
Tijsen, bestuursleden.
De voorzitter en secretaris worden beiden
apart gekozen. Het verzoek om bij aclamatie
te benoemen, wordt afgewezen door het be
stuur, daar de benoeming dan niet rechtsgel
dig zou zijn.
De gehouden vrije stemming heeft tot re
sultaat dat de voorzitter met 95 en de secre
taris met 101 stemmen worden herkozen.
De voorzitter vraagt hierop aan de herko
zen secretaris of hij zijn herbenoeming weder
om aanneemt.
De heer Jb. Lont zegt eigenlijk van plan
geweest te zijn te bedanken, doch het groote
vertrouwen wat in hem wordt gesteld, getui
ge de uitslag, zal hij het wederom voor drie
jaar aannemen. (Daverend applaus)
De voorzitter spreekt zijn voldoening over
dit besluit uit.en kan de vergadering feleci-
teeren met de herbenoeming van den heer
Lont. Nooit is het werk te veel voor D.E.T.V.
Altijd staat hij klaar.
Hierop vraagt de secretaris of de voorzitter
zijn herbenoeming wederom aanneemt. Ook
deze aanvaardt onder groot bijval der verga
dering zijn herbenoeming.
In de volgende vrije stemming worden de
heeren M. Kooij en G. Tijsen, resp. met 84 en
80 stemmen herbenoemd. Beide zijn echter
met kennisgeving afwezig, Hen zal dus ken
nis worden gegeven van hun herbenoeming.
Rekening en verantwoording.
De heer J. Lont brengt hierop verslag uit
van zijn gehouden beheer, nadat bij monde
van den heer P. Lont (Vet) namens de con
trole-commissie is medegedeeeld dat boeken
en bescheiden in keurige orde zijn bevonden.
De ontvangsten hebben bedragen f 390.-,
de uitgaven f 214.92, zoodat er een voordeelig
saldo is van f 175.08, Op de Boerenleenbank
staat een bedrag van f 862.20, zoodat het ta-
taal bezit der vereeniging is f 1037.28.
De penningmester wordt dank gebracht
voor zijn accuraat beheer.
Kreukelsvisschen met motor.
De voorzitter zegt dat dit punt op de agen
da is gebracht door enkele kreukelvisschers.
Hij verzoekt daarom dan ook dat over dit
punt alleen door belanghebbenden gesproken
zal worden, wat een bekorting in de behan
deling zal geven. Wil men tot de maatregel
komen dat niet meer met de motor op kreu
kels zal worden gevischt, doch alleen met
zeil, dan zal men dit onderling moeten rege
len.
De heer J. Bais is één van de voorstanders
die de motorische voortbeweging bij het kreu
wanhopige gebaren door 't vertrek, zonder
dat er een traan in haar oogen kwam, die
misschien eenige verlichting zou hebben ge
schonken aan haar duldelooze smart. Einde
lijk zonk zij biddend op haar knieën
God, o mijn God, prevelde zij met stok
kende stem, neen, Gij zijt niet onrechtvaar
dig. Gij zijt immers een God van goedheid en
van eindelooze erbarming. Waarom treft Gij
dien onschuldigen knaap en niet mij, de schul
dige Nooit heeft hij iemand eenig leed ge
daan Laat hem niet sterven, o mijn God
Ik bouw op Uw macht, op Uw gerechtigheid
Ik heb een zware misdaad begaan, de straf
op aarde heeft mij niet bereikt, maar de he-
melsche rechtvaardigheid kan mij toch niet
straffen in dat kind. Vader, ik beminde hem
met een reine liefde, die Uw toorn toch niet
kon verwekken Wees niet een God der wra
ke, gun hem het leven Ben ik niet reeds ge
noeg gestraft door de smart, die hij lijdt, door
zijn minachting Zijn dood zal als een nieu
we schuldenlast mij op de ziel drukken, dat
ware te veel, o mijn God, dat ware te veel
En in wilde vertwijfeling kwam er thans
een tranenvloed in haar oogen, maar o, het
waren slechts bittere tranen, die zij vergieten
mocht.
Lydia keerde tot Andreas terug, die nog al
tijd zonder bewustzijn daar nederlag.
Misschien is hij niet dood mompelde zij.
Ach, niets, niets Is er in die verwenschte ka
mers, zelfs niet een weinig water, om hem
het hoofd te verfrisschen O, ik zou mijn
laatsten druppel bloed geven voor één blik
van hem, zelfs voor één blik van het streng
ste verwijt
En de ongelukkige wrong in radelooze wan
hoop de handen.
Een dokter, riep ze, een dokter kan hem
misschien nog redden Maar dan moet hij
dadelijk hier zijn Waar nu een dokter te
vinden, wat hem te zeggen Wat te doen
Wat te doen
Een oogenblik stond de jonge vrouw stil,
Andreas met haar brandende oogen beschou
wend. Opeens kwam er een spoor van ont
spanning op haar gelaat. Zij meende een
zucht te hebben opgevangen, een nauwelijks
merkbaren zucht.
Hij leeft, God lof, hij heeftriep zij uit.
O, Vader in den hooge, hebt Gij dan toch
erbarming voor mij
Zij spoedde zich uit de kamer, ijlde de trap
pen op en kwam in aanraking met iemand,
die haar ruw den weg versperde.
Dat was Valentin.
Mijnheer, met welk rechtvroeg
Lydia.
Slechts een paar woorden, viel Valentin
haar in de rede. Er zijn twee mannen boven
geweest, de eene was markies d'Argental.
Ik weet dat niet, ik ken hem niet, ant
woordde Lydia haastig.
De andere heet Rouquin, ging Valentin
voort, en gij zijt zijn vrouw.
- Dat is zoo, bevestigde zij.
- Wanneer die twee menschen zich ver
eenigen, mevrouw, dan is het om een misdaad
te begaan. Ik wil weten welke misdaad hier
gepleegd werd Gij wilt vluchten, is het
niet Ik zeg u, dat gij zult terugkeeren. Ga
terug, mevrouw, ik zal u volgen. En haar bij
den arm nemend, dwong hij letterlijk me
vrouw Rouquin om te doen hetgeen hij van
haar eischte.
Maar Lydia liet zich in haar angst voor
Andreas' behoud niet zoo dadelijk dwingen.
Neen, neen, laat me, mijnheer riep zij
uit. Er is een dokter noodlg een dokter, oo-
genblikkelijk, hij sterft, een dokter
Eindelijk (bukte zij voor Valentin's over
macht. Zij dacht niets, zij vroeg zichzelf niet
af, wie de jongeman was, wat hij wilde, hoe
hij het duistere geheim had doorgrond.
Een dokter, een dokter, herhaalde me
vrouw Rouquin, maar deed niettemin tevens
wat de ander bevolen had en bracht den Jon
geman, naar de daareven door haar verlaten
kamer.
Bij den eersten blik, door Valentin op An
dreas geworpen, zag hij, dat deze stervende
was, dat er voor alle dingen de hulp noodig
was, die Lydia verlangde, een geneesheer.
Met een uitgestrekte hand op den zieke,
den stervende wijzend, riep hij uit
ertels' Oliefabrieken N.V.
Amsterdam.
Kwaliteits producten:
Murwe en halfi.
Lijnzaadkoekjes
Lijnzaadscbiiftrs
Lijnmecl
Soyaschilfer*
Soyakockjcs
7-8'.
vocht, dat is
5 voebt
minder dan
gewoonlijk
in de koeken.
Ratiokoekjes v. rationeele voedering
Kunstkorrel geeft meeste eieren
en sterkste kuikens
Vitaminenmccl beter dan vischrocel.
Vraagt merk BERTELS.
Let op ons ongeschonden LOODJE.
kelvisschen wil verbieden. De weinige die er
zijn worden door de motor weggehaald.
Bedoeld is natuurlijk het varen van en naai
de haven, Naar en van de vlschplaats.
De voorz. zegt, nu er zoo goed als geen
kreukels gevangen kunnen worden in ver
band met het zeegras, het van belang is dat
de weinige die er zijn aan de markt komen.
Er wordt een goede prijs voor gemaakt. Met
zeil kan geen weekgeld worden gemaakt, met
de motor echter nog wel.
De secretaris zegt, dat de inspectie er toch
ook niets van weten wil.
Daar zoo goed als niemand de heer Bais
instemming betuigt, blijft dus het visschen
met motor gehandhaafd.
De verkoop van haring.
Ingekomen is een schrijven van verschil
lende vischkoopers uit Spakenburg, welke het
verzoek tot D.E.T.V. richten om in het ver
volg bij de verkoop van haring het tal op 220
stuks te stellen en niet zooals nog steeds te
Wieringen gewoonte is op 200 (204.) Indien
dit verzoek niet ingewilligd zal worden, zullen
zij in het vervolg Wieringen niet meer bezoe
ken en op plaatsen waar wel het tal op 220
stuks staat gaan koopen.
De heer G. Dlrks zegt dat hij over deze aan
gelegenheid gaarne een woordje wil spreken,
doch geeft eerst, naar aanleiding van gestelde
vragen, betreffende de Zuiderzeesteunwet
eenige inlichtingen aan belanghebbenden.
(Daar dit meer privé-aangelegenheden be
troffen zullen we dit verder laten rusten.
Versl.)
Tot slot de vaststelling van het tal komen
de zegt de heer Dirks, dat het geven van het
groote tal (220) hem altijd tegen de borst
heeft gestuit. Men is tot het getal van 220
gekomen omdat de z.g. toters er bij gegooid
werden. Een toter is echter geen haring. Goe
de waar moeten we leveren, dat zijn wij op
Wieringen gewend, wij zoeken de haring uit
en dan behoeven we niets extra te geven.
Den Helder wil graag van het groote tal af
maar is geen baas in eigen huis. Spr heeft
wel eens aan andere afslagen verkocht en
was dan soms 7 procent aan kosten kwijt.
Altijd stond er nog hier of daar één op een
fooitje te wachten. Ook heeft spr. wel eens
op een afslag verkocht waar de toters uit
gezocht werden en dan weggegeven. Aan spr.
vroeg men dan of hij dit niet deed. Natuur
lijk deed hij dat ook, maar kocht er zelf si
garen voor. (Gelach.)
Men zegt nu wel dat Harlingen ook het
groote tal zal nemen, maar men heeft het tal
van 200. Een koopman koopt echter waar hij
visch vindt, en kan hij voor zijn opdrachtge
vers niet voldoende bekomen in Den Helder,
dan komt hij naar Wieringen. Zonder iets
van een koopman te willen zeggen, doch in
dien hij geen plaats heeft voor de visch dan
laat men doodkalm de prijs tot 1 cent de kist
loopen of het tal nu 220 of 200 is.
Spr. heeft een hekel aan reglementen, en
is voor een goede verstandhouding tusschen
koopman en verkooper, een goede handel is
ons belang. Toch zou spr. er op aan willen
dringen dat zaken als vorig jaar zijn gepas-
Hier heeft een misdaad plaats gehad,
nietwaar
Ja, bevestigde Lydia luid en met van
haat gloeiende oogen, een misdaad, die des
te verschrikkelijker was, omdat men daarbij
noch dolk, noch vergift heeft gebruikt
En de moordenaar, heb ik diens naam
niet geraden vroeg Valentin.
O, wie gij ook zijn moogt, vriend of vij
and, ik wil hem aan u uitleveren Ja, gij hebt
den naam van den moordenaar daareven ge
noemd, het is mijn man Maar om 's hemels
wil, mijnheer, verlang nu niet van mij, dat
ik u op dit oogenblik alles zal ophelderen,
daartoe zal het later nog tijd genoeg zijn
Zorg gij voor hem, mijnheer, er moet op staan
den voet een dokter gehaald worden.
Goed, doe het dan, mevrouw Ik zal in-
tusschen hier doen, wat mij mogelijk is om
zijn levensgeesten weer op te wekken.
O, gij zijt een edele ziel, mijnheer, wees
gezegend riep Lydia.
Zij ging ijlings heen.
Inmiddels nam Valentin den jongeman in
zijn armen, hief hem een weinig op, maakte
zijn das, zijn halskraag, zijn vest los en legde
het oor op het hart, dat nauwelijks meer
klopte en slechts een zwak teeken van leven
gaf.
Na Andreas te hebben neergevijd op de so
fa, zocht Valentin naar water, dat hij even
wel nergens kon vinden. Toen spoedde hij
zich naar den portier.
Die eerbiedwaardige huisbewaarder was vol
strekt niet op zijn gemak. Lyydia was hem
voorbij gerend, had naar een dokter gevraagd
en daarbij losgelaten, die hem terecht deden
vermoeden, dat er boven iets vreeselljks
moest zijn voorgeevallen.
Toen Valentin hem een kom of kan met
water kwam vragen, wilde hij een gesprek
met hem aanknoopen, maar daartoe scheen
de portier het oogenblik al zeer slecht te heb
ben gekozen want zoodra Valentin zijn ver
langen bevredigd zag. sprong hij de trappen
op en bleef ieder antwoord schuldig.
(Wordt vorvolgd.)