24e JAARGANG ZONDAG 31 DECEMBER 1933 No. ioi NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN OM HET GOUD. ■WIERINGER COURAfv" VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per I maanden f 1.—. UITGEVER CORN. J. BOSKER, WIERINGEN BUREAU: Hippel jtuheel WlerUrea. Telefoon Intercomm. No. 19. ADVERTENTlëN. Van 1—5 regels 0.50. Iedere regel meer f 0.10 UREN, D^EN.... Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen als een schaduw heen Daarvan blijft in ieders harte Een herinnering alleen f 't Oudejaar gaat van ons scheiden, Stamelt zacht een afscheidsgroet, En wij treden vol vertrouwen 't Nieuwe jaar weer tegemoet En we staren even peinzend Naar datg;een' wat ons verliet, En we blikken daarna hoopvol Naar wat wacht in het verschiet En we zijn zoo innig dankbaar Voor zoo menig prettig uur, Ook al was geluk en vreugde Soms toch maar zoo kort van duur En we putten uit die vreugde Nieuwe moed en nieuwe kracht, En we openen oog en harte Voor het nieuwe dat ons wacht Klokgelui Twaall held're slagen! 'n Heilwensch daar, een handdruk hier Oudejaar, gij blijft in 't harte Mij een kostbaar souvenir Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen als een schaduw heen Daarvan blijft bij alle jnenschen Een herinnering alleen. OUDEJAARSAVOND. Op Oudejaarsavond, den avond der weemoedige herinneringen, is het ons onmogelijk weerstand te bieden aan de ernstige gedachten, die het wegsnel len van den tijd bij ons wekt. Het is voor ons een behoefte een oogenblik stil te staan en een toevlucht te zoe ken in die wereld binnen ons, waar heen wij ons kunnen terug i rekken en waar wij rust, vrede, verkwikking kunnen vinden. Gelijk een bloem is ons kortstondig leven Weemoedige gedachte, waar van wij menigmaal de waarheid er varen hebben. Wij hebben allen, le vende in onzen kring, onze idealen en verwachtingen gekoesterd, wij zijn al len het leven ingegaan, veel daarvan hopende. Wij hebben gedroomd van bloemen aan onzen weg, bloemen, die wij met al de warmte van ons hart verzorgden. Maar wat zijn er niet vele verwelkt, wat knakte niet menige stengel, wat verdorde niet menige knop O, wij mogen vaak jubelen, wanneer ons het leven met al zijn blijheid toelacht, wanneer alles ons spreekt van hoop en verwachting, ook wanneer wij met dankbaarheid mo gen terugzien op weivolbracht werk, maar het is toch niet alles lentevreug de in het leven. Het gras verdort, de bloem valt af Dat is een sombere weemoedige ge dachte, die ons menige traan heeft ge kost, die ons dikwijls heeft doen vra gen Waarvoor leven we dan toch eigenlijk Wanneer wij telkens, ieder jaar, de opstanding in de natuur met gejuich begroeten, maar wij dan toch ook telkens weer dat nieuwe leven door een nieuwen dood zien volgen wanneer wijzelf het leven vaak op nieuw zijn begonnen, nadat de ruwe 9tormen ons geluk hadden verstoord, om dan toch weer de bloemen ie zien verwelken, kunnen wij niet nalaten, om de vraag te stellen „Waartoe die aanhoudende wisselingen, dat tel kens opnieuw moeten verliezen Zou het voor ons misschien niet veel ge lukkiger zijn, wanneer wij die hoog staande verwachtingen en verheven aan doeningen niet kenden, wanneer ons geloofsoog niet tooverde al die bloe men op onzen weg Zouden wij niet voor veel teleurstelling gespaard blij ven Wie echter een oogenblik nadenkt, zal inzien, dat al die wisselingen in het leven des menschen gelijk in dat der natuur noodzakelijk zijn, dat blijd schap en ernst zooals zomer en win ter elkaar moeten opvolgen. Wij kla gen vaak over het vergankelijke, dat het leven brengt wij bedroeven ons, wanneer we tot zelf de schoonste le- vensbloemen zien verwelken en niet één daarvan ons leven lang mogen be houden, wanneer wij zien, hoe wij langzamerhand alleen staan op de wereld, hoe zij, die met ons het leven waren begonnen, één voor één zijn heengegaan. Maar al verwelken de bloemen die ons pad éénmaal sierden, wij weten, dat er steeds andere zullen wederkeeren. Ja, laten wij het leven, al brengt het meermalen zorgen en droefheid, liefhebben. Niets is gemak kelijker, dan lust te hebben in een leven, waar alles bloeit en lacht, niets eenvoudiger dan zich thuis te voelen in een wereld, die ons dient en eert en verblijdt. Maar lust te hebben in een leven dat weinig vreugde biedt, moed te hebben in een arbeid, die te leurstelt en den plicht laat wegen als een looden last en vrede te hebben in een wereld, die ons miskent en weer streeft en hart te houden voor een menschheid, als zij haar lichtzijde van ons af-, haar schaduwkant naar ons toewendt, dat is de hoogste kunst van het leven Deze kunst zullen we volbrengen, indien we de ware bron van levensvreugde in ons eigen hart .weten te vinden, indien wij er van overtuigd zijn, dat de waarde van het werk niet is het succes, maar uitslui tend de plicht, wanneer wij onzen vre de niet in het aardsche zoeken, maar op onzienlijke dingen leeren vertrou wen en bouwen. Met deze gedachte willen wij van het oude jaar scheiden. Zijn er, helaas nog velen, die gaarne de wenkbrau wen samentrekken, om te smalen op het stoffelijke en vergankelijke, voor wie niets in het leven overblijft dan een dorre woestenij, die zij dan in koude liefdeloosheid veroordeelen, ons spreke dit uur van den diepen ernst, die ons de oogen doet openen den Almachtigen God die de wereld beheerscht en die er ons toe dringt, in Zijn richting alleen onze vrede te zoeken. Mogen wij morgen kunnen er varen, dat de wegvliedende dagen ons ernst en vrede, berusting en goeden wil hebben nagelaten FEUILLETON. (63. Aldus overlegde de markies, terwijl hij naar zijn rijtuig ging, dat hij op eenigen afstand had laten staan. Hij liet zich ijlings wegrij den. Keeren wij nu tot Lydia en Andreas terug. De ongelukkige jongeling lag op den grond uitgestrekt. Lydia zelf gaf nauwelijks eenig teeken van leven meergeruimen tijd bleef zij in een schier waanzinnige verdooving. Een diep zwijgen, een zwijgen des doods, zelfs niet afgebroken door een enkele zucht van haar of van hem, heerschte in het ver trek. Eindelijk scheen Lydia toch een weinig tot zichzelf te komen. Met inspanning stond zij op. Haar oogen dwaalden rond als die eener zinnelooze. Zij sleepte zich voort naar de plek, waar haar lieveling lag, liet zich bij hem nederzin- ken, nam zijn hoofd in haar arm en drukte het tegen haar hart, doch zij scheen een doo- de te hebben aangeraakt. In haar troosteloozen toestand, met de oo gen vol tranen, beschouwde Lydia den jonge man, wiens oprechte liefde weer eenig gevoel van eigenwaarde had doen ontwaken in haar misdadig hart, den jongeman, wiens ziel men wreedaardig van haar had weggerukt. Zij boog zich dieper over hem heen, om hem op het voorhoofd te kussen, maar trok plot seling haar hoofd terug, alsof zij op het punt ware geweest, een heiligschennis te plegen. Zij vergenoegde zich den door zijn bloed ge- drenkten zakdoek even tegen haar lippen te drukken. Andreas mompelde mevrouw Rouquin. Vergeef het kwaad, dat men je heeft aange daan Andreas, kom tot jezelf, word toch GEMEENTE WIERINGEN. Visschersvereeniging D. E. T. V. Het visschen met motorische kracht op kreukels blijft gehandhaafd. Het tal haring blijft te Wieringen 200 stuks. Zondag 24 December hield bovengenoemde vereeniging een algemeen vergadering in de groote zaal van „Concordia", welke zich door een groote opkomst der leden kenmerkte. 104 leden teekenden de presentielijst. De vergadering welke om twee uur was uitgeschreven, werd te half drie geopend door den heer J. J. Tijsen, voorzitter van D.E.T.V. Spreker roept de leden een hartelijk welkom toe. De heer Tijsen is verheugd dat de vergade ring zoo goed bezet is. Spr. had zich reeds be angst gemaakt voor deze vergadering in ver band met de feestdagen. Dit is onze zestiende jaarvergadering, aldus de heer Tijsen en als wij een terugblik wer pen in dit afgeloopen tijdvak, wat is er dan ontzaggelijk veel veranderd bij de visscherlj en voor de visschers. D.E.T.V. is destijds uit nood opgericht, als we ons nog herinneren, hoe of we op een kwade dag door de inspecteur der visscheri; geboycot werden en verplicht waren om onze heele vloot op te leggen in de haven, met al les werden we aan banden gelegd. Wel was er toen reeds een vereeniging van Zuiderzeevisschers, maar die was te onbelang rijk in aantalen geen rechtspersoon. Door dat de omstandigheden ons dwongen werd D.E.T.V. geboren. Men trachte ons nog wel zooveel mogelijk buiten te sluiten, maar op den duur ging dat niet meer. De Zuiderzee- droogmaking kreeg vaste vormen en onze vereeniging kreeg zoo langzamerhand met alles te maken. Spr. vergeleek D.E.T.V. mot een gemeente, het is een Centrum geworden, waar de leden al hun klachten en grieven kunnen brengen. De Zuiderzeesteunwet is wel één van de belangrijkste zaken die het bestuur steeds krijgt te behandelen. De aanvragen om steun krachtens de Zui derzeesteunwet worden steeds grooter, het aantal belanghebbenden neemt met den dag toe. Eerst scheen de belangstelling niet zoo groot, maar toen koste het geld, nu komen er echter steeds meer, nu de wet werkt. Spr. wil er echter op wijzen, dat alleen be langhebbenden recht kunnen doen gelden en voor hen zullen we ons best doen. Spr. hoopt dat de besluiten die in deze vergadering geno men zullen worden en de besprekingen die gehouden worden een aangenaam en vriend schappelijk karakter zullen dragen. Tenslotte verzoekt spr. in verband met de vele ingekomen stukken geen notulen te lezen. Hetgeen wordt goedgevonden. Ingekomen stukken. Ingekomen is een schrijven van de minis ter van financiën, dat hij geen gronden aan wezig acht, om nog verder te gaan als 40% pachtvermindering voor de zeegrasvisscherij. Het advies wat de minister heeft gekregen inzake de verdwijning van het zeegras, wordt geweten aan een ziekte. De minister is van meening dat de gevolgen hiervan niet geheel op het rijk mogen worden geschoven. Met het leggen van den afsluitdijk heeft de verdwij ning van het zeegras niets te maken. De mi nister brengt vervolgens ter kennis dat met de invordering de uiterste clementie zal wor den betracht. De voorzitter zegt dat het bestuur deze zaak hiermede niet zal laten rusten. Er is een schema voor een adres opgesteld door hem, wat aan den minister zal worden gezonden. Spr. leest de hoofdstrekking van dit stuk voor; waarin het verdwijnen van het zeegras aan de veranderde stroomingen wordt geweten welke zijn ontstaan door het leggen van den afsluitdijk. wakker, zie mij aan Maar Andreas hoorde niets en kon niet doen, wat zij hem vroeg. Hij scheen dood, volkomen zonder bewustzijn, terwijl zijn ar men, als zij ze niet vasthield, machteloos langs het lichaam neergleden. Zij boog zich over hem heen, bij beschouw de hem van zoo dicht nabij mogelijk. Geen ademtocht kwam over de lippen, geen spier bewoog zich op het strakke gelaat. Thans eerst kwam bij Lydia de gedachte op, dat zij een lijk in haar armen hield en het was haar, alsof haar plotseling een kou de waterstraal langs den rug liep. Neen, dat is niet mogelijk, dat kan niet waar zijn mompelde zij. Toen spande zij alle krachten in en het gelukte haar, den jongeman op de sofa te brengen. Andreas, Andreas, riep zij op bedroefden toon, antwoord mij, doe je oogen open en zie mij eens aan Andreas geloof niet, wat die man gezegd heeft, de misdaad ging meer uit van hem dan van mij O, Andreas, wat moet ik je zeggen om je in het leven terug te roe pen En liefkoozend gleden haar vingers langs zijn wangen en door zijn haar. Maar noch haar vleiende woorden, noch haar hartstochtelijke beden hielpen. Andreas bleef levenloos. Plotseling kromp Lydia door een angstge voel gekweld ineen. Het vreeselijk denkbeeld, dat zij, die met den zoozeer beminden jonge man te zamen was, zijdelings de oorzaak mocht heeten van zijn dood, joeg haar een doodschrik op het lijf. Was hij niet gestorven, omdat hij vernemen moest, welk een misdaad op haar geweten rustte? Zij had hem voor bewusteloos gehou den en nu, was hij werkelijk dood Zij uitte een doordringende gil en riep Andreas, Andreas, antwoord dan toch Maar die fraai gevormde mond, die anders zoo lief kon praten, zoo zoet wist te fluisteren, die mond bleef maar aldoor sprakeloos. Behoedzaam legde Lydia het hoofd van Andreas op de kussens der sofa en liep met Ook wordt verzocht, dat een commissie zal benoemd worden, waar vakkundlgen inzitten, Dit schema kan de goedkeuring der leden wegdragen en zal dus nader worden uitge werkt. Verschillende stukken worden vervolgens behandeld, allen maatregelen in of voor het visscherlj belang als het plaatsen van taan- ketels op Rijksgrond, Consentenaanvraag voor het IJsselmeer, de uitvoerige correspon dentie betreffende J. Last te Hoorn, komvis- scherij, storm waarschuwingsdienst, overeen komst met het Rijk inzake het gebruik van de haven met vischkaren en tenslotte nog een afwijzend schrijven van de Dir. Generaal der Z.-zeewerken op het verzoek van D.E.T.V. om remming aan te brengen in de havens te Breezand. De Dir. Gen. deelt in dit schrijven mede dat deze havens oorspronkelijk zijn gemaakt in het belang van de werken bij den bouw van den dijk en nu nog gebruikt kunnen wor den door de visschers als vluchthaven. De Zuiderhaven zal nog worden uitgebaggerd, waarna zij uitstekend geschikt zal zijn voor genoemd doel. Al deze en nog andere minder belangrijke stukken worden voor kennisgeving aangeno men. Bestuursverkiezing. Volgens opgemaakt rooster moeten perio diek aftreden de heeren J. J. Tijsen, voor zitter, Jb. Lont, Secretaris, M. Koolj en G. Tijsen, bestuursleden. De voorzitter en secretaris worden beiden apart gekozen. Het verzoek om bij aclamatie te benoemen, wordt afgewezen door het be stuur, daar de benoeming dan niet rechtsgel dig zou zijn. De gehouden vrije stemming heeft tot re sultaat dat de voorzitter met 95 en de secre taris met 101 stemmen worden herkozen. De voorzitter vraagt hierop aan de herko zen secretaris of hij zijn herbenoeming weder om aanneemt. De heer Jb. Lont zegt eigenlijk van plan geweest te zijn te bedanken, doch het groote vertrouwen wat in hem wordt gesteld, getui ge de uitslag, zal hij het wederom voor drie jaar aannemen. (Daverend applaus) De voorzitter spreekt zijn voldoening over dit besluit uit.en kan de vergadering feleci- teeren met de herbenoeming van den heer Lont. Nooit is het werk te veel voor D.E.T.V. Altijd staat hij klaar. Hierop vraagt de secretaris of de voorzitter zijn herbenoeming wederom aanneemt. Ook deze aanvaardt onder groot bijval der verga dering zijn herbenoeming. In de volgende vrije stemming worden de heeren M. Kooij en G. Tijsen, resp. met 84 en 80 stemmen herbenoemd. Beide zijn echter met kennisgeving afwezig, Hen zal dus ken nis worden gegeven van hun herbenoeming. Rekening en verantwoording. De heer J. Lont brengt hierop verslag uit van zijn gehouden beheer, nadat bij monde van den heer P. Lont (Vet) namens de con trole-commissie is medegedeeeld dat boeken en bescheiden in keurige orde zijn bevonden. De ontvangsten hebben bedragen f 390.-, de uitgaven f 214.92, zoodat er een voordeelig saldo is van f 175.08, Op de Boerenleenbank staat een bedrag van f 862.20, zoodat het ta- taal bezit der vereeniging is f 1037.28. De penningmester wordt dank gebracht voor zijn accuraat beheer. Kreukelsvisschen met motor. De voorzitter zegt dat dit punt op de agen da is gebracht door enkele kreukelvisschers. Hij verzoekt daarom dan ook dat over dit punt alleen door belanghebbenden gesproken zal worden, wat een bekorting in de behan deling zal geven. Wil men tot de maatregel komen dat niet meer met de motor op kreu kels zal worden gevischt, doch alleen met zeil, dan zal men dit onderling moeten rege len. De heer J. Bais is één van de voorstanders die de motorische voortbeweging bij het kreu wanhopige gebaren door 't vertrek, zonder dat er een traan in haar oogen kwam, die misschien eenige verlichting zou hebben ge schonken aan haar duldelooze smart. Einde lijk zonk zij biddend op haar knieën God, o mijn God, prevelde zij met stok kende stem, neen, Gij zijt niet onrechtvaar dig. Gij zijt immers een God van goedheid en van eindelooze erbarming. Waarom treft Gij dien onschuldigen knaap en niet mij, de schul dige Nooit heeft hij iemand eenig leed ge daan Laat hem niet sterven, o mijn God Ik bouw op Uw macht, op Uw gerechtigheid Ik heb een zware misdaad begaan, de straf op aarde heeft mij niet bereikt, maar de he- melsche rechtvaardigheid kan mij toch niet straffen in dat kind. Vader, ik beminde hem met een reine liefde, die Uw toorn toch niet kon verwekken Wees niet een God der wra ke, gun hem het leven Ben ik niet reeds ge noeg gestraft door de smart, die hij lijdt, door zijn minachting Zijn dood zal als een nieu we schuldenlast mij op de ziel drukken, dat ware te veel, o mijn God, dat ware te veel En in wilde vertwijfeling kwam er thans een tranenvloed in haar oogen, maar o, het waren slechts bittere tranen, die zij vergieten mocht. Lydia keerde tot Andreas terug, die nog al tijd zonder bewustzijn daar nederlag. Misschien is hij niet dood mompelde zij. Ach, niets, niets Is er in die verwenschte ka mers, zelfs niet een weinig water, om hem het hoofd te verfrisschen O, ik zou mijn laatsten druppel bloed geven voor één blik van hem, zelfs voor één blik van het streng ste verwijt En de ongelukkige wrong in radelooze wan hoop de handen. Een dokter, riep ze, een dokter kan hem misschien nog redden Maar dan moet hij dadelijk hier zijn Waar nu een dokter te vinden, wat hem te zeggen Wat te doen Wat te doen Een oogenblik stond de jonge vrouw stil, Andreas met haar brandende oogen beschou wend. Opeens kwam er een spoor van ont spanning op haar gelaat. Zij meende een zucht te hebben opgevangen, een nauwelijks merkbaren zucht. Hij leeft, God lof, hij heeftriep zij uit. O, Vader in den hooge, hebt Gij dan toch erbarming voor mij Zij spoedde zich uit de kamer, ijlde de trap pen op en kwam in aanraking met iemand, die haar ruw den weg versperde. Dat was Valentin. Mijnheer, met welk rechtvroeg Lydia. Slechts een paar woorden, viel Valentin haar in de rede. Er zijn twee mannen boven geweest, de eene was markies d'Argental. Ik weet dat niet, ik ken hem niet, ant woordde Lydia haastig. De andere heet Rouquin, ging Valentin voort, en gij zijt zijn vrouw. - Dat is zoo, bevestigde zij. - Wanneer die twee menschen zich ver eenigen, mevrouw, dan is het om een misdaad te begaan. Ik wil weten welke misdaad hier gepleegd werd Gij wilt vluchten, is het niet Ik zeg u, dat gij zult terugkeeren. Ga terug, mevrouw, ik zal u volgen. En haar bij den arm nemend, dwong hij letterlijk me vrouw Rouquin om te doen hetgeen hij van haar eischte. Maar Lydia liet zich in haar angst voor Andreas' behoud niet zoo dadelijk dwingen. Neen, neen, laat me, mijnheer riep zij uit. Er is een dokter noodlg een dokter, oo- genblikkelijk, hij sterft, een dokter Eindelijk (bukte zij voor Valentin's over macht. Zij dacht niets, zij vroeg zichzelf niet af, wie de jongeman was, wat hij wilde, hoe hij het duistere geheim had doorgrond. Een dokter, een dokter, herhaalde me vrouw Rouquin, maar deed niettemin tevens wat de ander bevolen had en bracht den Jon geman, naar de daareven door haar verlaten kamer. Bij den eersten blik, door Valentin op An dreas geworpen, zag hij, dat deze stervende was, dat er voor alle dingen de hulp noodig was, die Lydia verlangde, een geneesheer. Met een uitgestrekte hand op den zieke, den stervende wijzend, riep hij uit ertels' Oliefabrieken N.V. Amsterdam. Kwaliteits producten: Murwe en halfi. Lijnzaadkoekjes Lijnzaadscbiiftrs Lijnmecl Soyaschilfer* Soyakockjcs 7-8'. vocht, dat is 5 voebt minder dan gewoonlijk in de koeken. Ratiokoekjes v. rationeele voedering Kunstkorrel geeft meeste eieren en sterkste kuikens Vitaminenmccl beter dan vischrocel. Vraagt merk BERTELS. Let op ons ongeschonden LOODJE. kelvisschen wil verbieden. De weinige die er zijn worden door de motor weggehaald. Bedoeld is natuurlijk het varen van en naai de haven, Naar en van de vlschplaats. De voorz. zegt, nu er zoo goed als geen kreukels gevangen kunnen worden in ver band met het zeegras, het van belang is dat de weinige die er zijn aan de markt komen. Er wordt een goede prijs voor gemaakt. Met zeil kan geen weekgeld worden gemaakt, met de motor echter nog wel. De secretaris zegt, dat de inspectie er toch ook niets van weten wil. Daar zoo goed als niemand de heer Bais instemming betuigt, blijft dus het visschen met motor gehandhaafd. De verkoop van haring. Ingekomen is een schrijven van verschil lende vischkoopers uit Spakenburg, welke het verzoek tot D.E.T.V. richten om in het ver volg bij de verkoop van haring het tal op 220 stuks te stellen en niet zooals nog steeds te Wieringen gewoonte is op 200 (204.) Indien dit verzoek niet ingewilligd zal worden, zullen zij in het vervolg Wieringen niet meer bezoe ken en op plaatsen waar wel het tal op 220 stuks staat gaan koopen. De heer G. Dlrks zegt dat hij over deze aan gelegenheid gaarne een woordje wil spreken, doch geeft eerst, naar aanleiding van gestelde vragen, betreffende de Zuiderzeesteunwet eenige inlichtingen aan belanghebbenden. (Daar dit meer privé-aangelegenheden be troffen zullen we dit verder laten rusten. Versl.) Tot slot de vaststelling van het tal komen de zegt de heer Dirks, dat het geven van het groote tal (220) hem altijd tegen de borst heeft gestuit. Men is tot het getal van 220 gekomen omdat de z.g. toters er bij gegooid werden. Een toter is echter geen haring. Goe de waar moeten we leveren, dat zijn wij op Wieringen gewend, wij zoeken de haring uit en dan behoeven we niets extra te geven. Den Helder wil graag van het groote tal af maar is geen baas in eigen huis. Spr heeft wel eens aan andere afslagen verkocht en was dan soms 7 procent aan kosten kwijt. Altijd stond er nog hier of daar één op een fooitje te wachten. Ook heeft spr. wel eens op een afslag verkocht waar de toters uit gezocht werden en dan weggegeven. Aan spr. vroeg men dan of hij dit niet deed. Natuur lijk deed hij dat ook, maar kocht er zelf si garen voor. (Gelach.) Men zegt nu wel dat Harlingen ook het groote tal zal nemen, maar men heeft het tal van 200. Een koopman koopt echter waar hij visch vindt, en kan hij voor zijn opdrachtge vers niet voldoende bekomen in Den Helder, dan komt hij naar Wieringen. Zonder iets van een koopman te willen zeggen, doch in dien hij geen plaats heeft voor de visch dan laat men doodkalm de prijs tot 1 cent de kist loopen of het tal nu 220 of 200 is. Spr. heeft een hekel aan reglementen, en is voor een goede verstandhouding tusschen koopman en verkooper, een goede handel is ons belang. Toch zou spr. er op aan willen dringen dat zaken als vorig jaar zijn gepas- Hier heeft een misdaad plaats gehad, nietwaar Ja, bevestigde Lydia luid en met van haat gloeiende oogen, een misdaad, die des te verschrikkelijker was, omdat men daarbij noch dolk, noch vergift heeft gebruikt En de moordenaar, heb ik diens naam niet geraden vroeg Valentin. O, wie gij ook zijn moogt, vriend of vij and, ik wil hem aan u uitleveren Ja, gij hebt den naam van den moordenaar daareven ge noemd, het is mijn man Maar om 's hemels wil, mijnheer, verlang nu niet van mij, dat ik u op dit oogenblik alles zal ophelderen, daartoe zal het later nog tijd genoeg zijn Zorg gij voor hem, mijnheer, er moet op staan den voet een dokter gehaald worden. Goed, doe het dan, mevrouw Ik zal in- tusschen hier doen, wat mij mogelijk is om zijn levensgeesten weer op te wekken. O, gij zijt een edele ziel, mijnheer, wees gezegend riep Lydia. Zij ging ijlings heen. Inmiddels nam Valentin den jongeman in zijn armen, hief hem een weinig op, maakte zijn das, zijn halskraag, zijn vest los en legde het oor op het hart, dat nauwelijks meer klopte en slechts een zwak teeken van leven gaf. Na Andreas te hebben neergevijd op de so fa, zocht Valentin naar water, dat hij even wel nergens kon vinden. Toen spoedde hij zich naar den portier. Die eerbiedwaardige huisbewaarder was vol strekt niet op zijn gemak. Lyydia was hem voorbij gerend, had naar een dokter gevraagd en daarbij losgelaten, die hem terecht deden vermoeden, dat er boven iets vreeselljks moest zijn voorgeevallen. Toen Valentin hem een kom of kan met water kwam vragen, wilde hij een gesprek met hem aanknoopen, maar daartoe scheen de portier het oogenblik al zeer slecht te heb ben gekozen want zoodra Valentin zijn ver langen bevredigd zag. sprong hij de trappen op en bleef ieder antwoord schuldig. (Wordt vorvolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1933 | | pagina 1