WIJ BREIEN 25e JAARGANG DINSDAG 22 MEI 1934 No. 41 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN OM HET GOUD WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1.—. UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. AD VERTENTIëN Van 1 5 regels j o.50 Iedere regel meer f o.lO. DE JURK. Een stug en onaangenaam kind, vonden de onderwijzeressen van Ruth. Een verwaand naar wicht, zeiden de kinderen. Toen zij een tijdje op school was, jmoe9ten de onderwijzeressen er kennen, dat ze intelligent en vlijtig was doch ze mochten haar niet. Gewoonlijk houdt men niet van menschen, die men niet begrijpt. Wat de schoolkamera den betreft, die hadden het afgeleerd openlijk vijandig op te treden, want Ruth kon doldrifig worden en zoo sterk was zij als een jongen en voor niemand hang. Ze gaf het verwende Rietje, dat haar eens uitgelachen had, een pak slaag zoodat er groote herrie kwam en Ruth bijna van school gestuurd was, maar Kietje's ouders waren verstandig en vonden dat het leelijk was geweest van hun dochter, om een kind te be spotten om haar kleeren. Iedereen wist dat Ruth's moeder het arm had en bovendien geen man meer had. Met pianolessen verdiende de vrouw een weinig om |rnet haar kind te leven., Ruth's kleeren bestonden uit afleg gertjes, die men de piano-leerares wel eens gaf. Een dier goedmeenende geef sters was een excentriek gekleede dan seres, piet het gevolg, dat Ruth rond liep met opvallende kleeren, door haar moeder, die veel beter piano speelde dan naaide, veranderd. Hoeveel bittere tranen het kind er om schreide, wist de moeder niet. Ruth was vroeg wijs, zooals alle kin deren, die armoede en zorgen meema ken. Ze begreep dat het niet anders kon en aanvaardde stilzwijgend tiaar deel van de armoede, dat wat ze het ergste ervan vond belachelijk zijn. Wlant ze voelde zich soms belachelijk Straatkinderen hoonden haar soms om haar jurken, de schoolkinderen smoesden en wierpen spottende blik ken. Ze wist niet hoe mooi soms dat fel rood en dieppaars kleurde bij haar goudblonde haar en haar mooie ge laatskleur. Ze voelde zich leelijk, bela chelijk, schreide er in stilte om, doch toonde aan iedereen slechts een trotsch stug gezichtje. Eenmaal kwam ze in verzet. Het was met de beste bedoelingen gemeend. Rietje's ouders wilden haar wat oude kleeren geven van hun doch tertje. Het kind werd bloedrood en viel uit -- Ik in oude kleeren loopen, dank u wel. Ze werd telkens brutaler en ging zelfs zoo ver te beweren, dat haar kleeren véél en véél mooier waren dan de hunne en toen stapte ze weg. Den volgenden dag verscheen ze uitda gend in een knalgele jurk en zóó sterk was de indruk, dat de heele klas erom te grinne- ken zat, zoodat de onderwijzeres donkere blikken naar Ruth wierp enstraffen uit deelde. Ruth verliet de school als altijd, met hoog- opgeheven hoofd, maar wat in haar hartje omging, weerspiegelde zich in haar oogen. Een eind achter haar liepen de giechelende meisjes van haar klas, keurige kinderen in leuke jurkjes en manteltjes. Ruth droeg ha&r mantel open, het was een afgedragen, oud ding gelukkig donker, maar de gele jurk deed in de herfstachtige, sombere straat als een FEUILLETON 104. De verschijning naderde het ziekbed en sprak met zachte stem Emil. Niet alleen de trekken van Feredie had hij voor oogen, ook de stem en de eigenaardige vreemde tongval, waarmede Feredie zijn naam placht uit te spreken, troffen hem. Nu ontstond er in den door het vele lijder, zoo verzwakten geest van den zieke een bijna bovennatuurlijke voorstelling. Hij geloofde nu in werkelijkheid Feredie te zien. Onder dien indruk herhaalde hij vele malen Feredie's naam. En zij antwoordde van haar kant met die innemende, betooverende stem t— Emil, Emil. Ik hoor, ik zie haar, sprak Emil in zich zelf. Het is Feredie, die bij mij is, die mij toespreekt en toch, hoe is het mogelijk Zag ik niet mijn lieveling, hoe zij daar op het bed lag stervend, dood Wie gaf daar toen den geest, wie was het dan, wier hart ik voel de stilstaan Was dat niet het hart van Fe redie Ik voelde haar handen koud worden en verstijven Ik zag haar oogen, de diepste de gevoelvolste, de zwarte oogen der wereld, ik zag ze breken. Ik zag haar de gekromde vingers aan de lippen brengen, om ons allen haar laatsten afscheidskus te schenken. Wa ren dat dan niet de handen, de oogen en de lippen van Feredie Emil duizelde. Zijn denkvermogen was nog te zwak voor die schokkende vragen en hij werd weder koortsig. Fatma wilde zich verwijderen. Emil vatte haar arm en hield haar terug. Feredie, Feredie riep hij. Waarom wil fel-blinkende bloem in een winterlandschap' aan. Een jongeman stapte uit den schilderswin kel. Hij had enkele penseelen en wat schilders behoeften gekocht en was zoo in aandacht verzonken, dat hij het meisje niet zag. Plotseling staarde hij haar aan. Zij werd rood van woede, want zij hield zijn staren voor spot. Hij zag echter niet dat ze slecht gekleed waswat zag hij dan Hij zag de tinten, fel-geel lichtend in de donkere straat, het glanzen van haar goudgetinte lok ken, de wonderlijke teerheid van de huid, bloeiend als een zeldzame bloem. Hij volgde haar tot haar huis en den vol genden dag bezocht hij haar moeder. Toen Ruth uit school kwam, hoorde ze ver baasd en onthutst toe. Hij wilde haar schilderen. Haarschilderen Ze verzette zich eerst. Zeker weer voor spotHoe vaak was zij niet uitgeteekend Op terreinen, op schoolborden, tot tergens toe, op muren en ook op schriften. Maar haar moeder wist tenslotte het kind tot bedaren te brengen en te overtuigen. Op een Zondagmorgen ging ze naar het atelier van den schilder. Zoodra ze hem zag, voelde het kind, dat hij oprecht was en er kwam een wonderlijk gevoel in haar op. Deze man bewonderde de gele jurk. Ze kon het niet anders begrijpen dan zoo dat ze mooi was, besefte ze nietwat zijn kunstenaars oog verrukte in die felle tint, kon ze nog niet weten. Ze poseerde geduldig en braaf. Na een uur bracht de hospita koekjes en thee. Het werd een echt prettige Zondag voor Ruth. Ook voor haar moeder. Misschien besefte het kind wel hoe weinig vreugde haar moeder had, toen ze haar zag lachen om een grapje van den schilder. Zoo jong leek moeder toen, die ze onwillekeurig altijd beschouwde als een oude vrouw, bijna even jong als de oudste zuster van Rietje, die haar soms afhaalde. Ruth zat er verbaasd naar te kijken, van den schilder naar haar moeder. Het was zoo anders, dan wat ze kende aan prenten, maar naarmate het opschoot, be greep ze beter, wat hem toch zoo aantrok. Hij, hij vond het geel mooi, het geel waar ze allemaal zoo om gespot hadden, het was, dacht ze, alsof je je hand kon uitstrekken en het aanraken en kon de stof voelen en toch wist je dat het verf was. En toen zag ze lang zaam maar zeker het gezichtje, het leefde als het ware, de gouden haren als een aure ool eromheen en zij stond zwijgend, onthutst. Zij was dat Zóó stelde zij zich vroeger de prinsessen voor uit een sprookje, zoo droom de ze altijd, dat ze er graag zou uitzien. Er veranderde iets in Ruth sinds dien Zon dag. In haar oogen, die altijd vol verborgen verdriet waren geweest, glansde een heime lijke vreugde, over het gezichtje, eerst trotsch en stug, was een glans gekomen. De andere kinderen bemerkten het, al be grepen ze niet wat het was. Maar die jurk leek niet meer zoo belache lijk en de onderwijzeres was getroffen toen ze Ruth, verzonken in gedachten, zag glim lachen. Maanden later ging Ruth met haar moeder naar een tentoonstelling. Daar hing het por tret. „Kind in gele jurk", stond er simpelweg in den catalogus, doch de kenners stonden er lang voor stil, de critici weidden uit over het werk, de stad kocht het aan. Een onderwijzeres herkende het portret en zoo werd het al gauw op school bekend en na tuurlijk druk besproken. Er hing een praehtig schilderij van Ruth, dat door de stad aangekocht was voor het museum. Opeens was Ruth niet meer het belachelij ke kind, maar een beroemdheid je, een meisje met wie je wel graag zou willen omgaan, van wie je de schoonheid nu opmerkte. je heengaan Heb ik je vertoornd Blijf toch bij mij, nu je eenmaal gekomen bent, je bent een hemelsche verschijning, je leeft niet, maar het maakt mij zoo gelukkig je hier om mij heen te zien Ik heb je zoo lief, Feredie Zachtkens streelde hij haar hand. Je leeft niet, herhaalde hij nu, naar het scheen met grooter bevreemding, je leeft niet en toch is het je hand, die ik hier druk, is het de ring, dien ik altoos aan je vinger zag, de armband van oud-zilver, dien je bij voor keur aandeed, dat herinner ik mij duidelijk. Het is je hand, die ik kus, het is je parfum, dat ik inadem, o, dat weet ik zeker. Je bent derhalve geen geestverschijning, je leeft in werkelijkheid, wat is er dan gebeurd Ant woord mij toch Is het een zinsbegoocheling? O, ja, het moet de koorts zijn, waarin ik mij slechts verbeeld Feredie te zien. Is dat niet zoo En als je Feredie niet bent, waarom luister je dan naar mij en schijn je het gaar ne te hooren, wat ik je zeg Fatma wilde heengaan. De zieke hield haar vast. Neen blijf sprak hij vleiend. Blijf, wie of wat je ook zijn moogt, liefelijke verschij ning, blijf, hemelsch droombeeld, laat mij den zoeten waan. Zeg mij niet, wie je bent. zeg het mij niet. Ik wil het je zeggen, Emil Ik wil het niet weten Ik ben Feredie. Feredie herhaalde hij, de oogen slui tend, om zoodoende beter zijn gedachten te kunnen verzamelen. Feredie, o, welk een vreemde droom Maar Feredie is gestorven, ik heb haar dood gezien, met onbeweeglijk, marmerwit gelaat, ik heb haar met haar jeugdige kracht strijd zien voeren tegen de verwoestingen des doods en eindelijk den strijd zien opgeven en sterven Hoe kan de afgestorvene thans hier weer voor mij staan? Ik ben niet gestorven, Emil. Wat zeg je Denk eens na, Emil, beloofde ik je niet terug te zullen komen, heb ik niet gezegd, Ruth's moeder hertrouwde. Met den schilder Nog later droeg ze betere kleeren, en was er geen aanleiding meer tot spotten, maar niemand zou het meer wagen het te doen. Een stug en ongelukkig kind was veranderd in een gelukkig meisje, dat vriendelijk en zonnig was, waarvan iedereen hield Waarom Veel later, als ze eraan terugdacht, begreep ze het pas iemand had haar de schoonheid in haar leven gebracht. Niet haar eigene, néén „de" schoonheid. Ze was gaan beseffen dat schoonheid kan schuilen in het arme, het belachelijke zelfs. Haar heele verdere leven behield ze de kostbare gave om schoonheid te leeren zien onder den uiterlijken schijn. Ze zag de schoon heid van een oud vrouwengelaat, stil en bleek uitziende onder een doek vandaan, en zag dat er géén schoonheid was in de mondaine bekoorlijkheid van een duurgekleede dame. Ze zag de schoonheid, gehuld in vodden, armzalig lijkend, meelijwekkend, afstootend zelfs. En wie de schoonheid zien kan, wordt nóóit eenzaam, vérllest nooit het begrip der werkelijke waarden tegenover dat, wat de wereld waardevol vindt en mooi. KORTE HANDLEIDING VOOR HOLLANDERS, die als voetbalenthousiasten conversatie en kreten tijdens de wedstrijden in Italië willen uiten. Wij hebben tegen België 93 gespeeld. Abbiamo giocato contro il Belgio e vinto con nove a tre. Onze jongens winnen vast. I nostri ragazzi vincono di certo. Gejus is een kei. Je jus un asso. Vente is een kanon. Vente un cannone. De scheidsrechter is reuze. L arbitro stupendo. De scheidsrechter is een prul. L'arbitro non vale un fico secco. Die eene speelt vuil. Quel giocatore fa un gioco sudicio. Heb je ooit zoo'n beslissing gezien Ha visto mai un simile verdetto Wacht maar, na half time Aspetti, vedra alla seconda ripresa Hup jongens Suvvla ragazzi Hands, hands Mani, mani Buitenspel, buitenspel Fuori gioco Fuori gloco Die scheidsrechter lijkt wel blind Quell' arbitro mi pare cieco Heb je ooit zoo'n scheidsrechter gezien Ha visto mai un arbitro come quello Nietwaar, meneer, u kletst Non vero signore, Lei chiacchiera Wij hebben verdiend gewonnen. Abbiamo vinto meritatamente. Wij hebben onverdiend verloren. Abbiamo perso immeritatemente. Pardon meneer, hoe eet men maccaroni 9 Scusi, signore, come si mangiano gli spaghetti Geef mij maar een Hollandsche biefstuk Mi dia pure bistecca all' olandese. en repareeren ALLE soorten WOLLEN klee ding, kousen en sokken, (ook de allerfijnste) Voor nieuw werk zijn wij no. I. JAAP SNOR, Den Helder, Zuidstraat 19. (Let op den Gelen Winkel.) Voor Wieringen bij Jb. Kaleveld. ween niet zoo om mij, ik ga niet voorgoed heen, vergeet niet, dat ik zal terugkomen Ja, dat is waar, dat waren de woorden van Feredie. Welnu, thans ben ik teruggekomen. Emil zweeg, hij bleef geruimen tijd zwijgen. Hij wilde zijn gedachten rangschikken, doch het was hem ondoenlijk, zijn. geestkracht schoot te kort en hij was nog te veel onder den indruk van zijn vroegere droombeelden, door de koorts ontstaan, om nu fantasie van werkelijkheid behoorlijk te kunnen onder scheiden. Nog altoos hield hij Fatma's hand in de zijne. Zij deed geen poging, ze terug te trekken. Nu en dan bracht Emil de tengere,, zachte vingers aan zijn lippen. Ontroerd door het geen hier plaats vond, beschouwde hij Fatma met bewondering, doch tevens met een onbe stemd gevoel van angst. Hij nam de betoove rende verschijning van het hoofd tot de voeten op en pijnigde zijn denkvermogen te vergeefs om de waarheid te doorgronden. Is het mogelijk, peinsde hij, dat de Voor zienigheid twee wezens heeft geschapen, die elkander in alles zoo sprekend gelijken Want hier is Feredie, dat zie ik, dat gevoel ik Ja, je bent Feredie stamelde hij. Je bent mijn teerbeminde, ik herken je in alles, het zij dan levend of dood, ik heb je lief. Hij liet Fatma's hand langzaam los en zonk in de kussens terug, hij. scheen weer een on macht nabij. Dat was genoeg opwinding voor dezen dag, Emil had dringend rust noodig. Fatma ver liet onhoorbaar het zieken vertrek. Toen Emil ontwaakte en de verschijning hem verzwakt voor den geest kwam, mompel de hij zuchtend Welk een schoone droom, welk een zalige droom Die dag en de daaropvolgende nacht gin gen voor den patiënt eenigszlns rustiger voorbij. Andreas verliet het ziekbed van zijn broer BUITENLANDSCH NIEUWS. DE OUDSTE MAN TER WERELD ONTVANGT EEN HUWELIJKSAANZOEK. Zaro Aga, de oudste man ter wereld, ligt op het oogenblik in het ziekenhuis te Stam boel, daar hij ernstig ziek is. De dokters, die hem behandelen, hebben evenwel verklaard, dat hij nog gemakkelijk vele jaren kan leven, daar zijn organen nog uitstekend in orde zijn. Zijn herstel zal mogelijk nog worden ver haast door het feit, dat hij uit Amerika een brief heeft ontvangen, welke brief den ouden man in groote opgewondenheid heeft ge bracht. Het betreft een liefdesbrief van een jong meisje uit Milwaukee, die vraagt of Zaro Aga bereid is met haar te trouwen. Zij maakte indertijd kennis met hem toen hij zich, in zijn kwaliteit van oudste man ter wereld, in Amerika bevond. Reeds toen maak te zij den wensch, met hem te mogen huwen, kenbaar. Zij was toen evenwel nog niet meer derjarig en haar ouders kwamen tusschen- beide. Thans is zij 21 jaar oud en zij heeft haar romantisch voorstel herhaald. Zora verkeert, bij het vooruitzicht van een veertiende vrouw in groote opgewondenheid. Hij heeft reeds dertien vrouwen begraven en zijn vier en twintig kinderen is hem slechts een dochter, die ook reeds zeventig jaren telt, overgebleven. TWEEDUIZEND RONDLOOPENDE MELAATSCHEN. Volgens een vooraanstaand Spaansch ge neesheer verkeeren in Spanje 2000 melaat- schen vrijelijk tusschen de gezonde menschen. In een rapport, dat hij hieromtrent bij de autoriteiten heeft ingediend, verklaart deze geneesheer,'leiat de ziekenhuis- en verplegings accomodatie beperkt is tot één bed per 20.000 inwoners, en dat voor de 2000 melaatschen geen plaats is in de daarvoor bestemde in richtingen. De gevallen van tuberculose zijn sterk toegenomen. Volgens de statistieken wa ren er in 1932 400.000 lijders aan tuberculose en in 1933 zijn aan deze ziekte 35.245 perso nen gestorven. BINNENUNDSCH NIEUWS. Fraude met zaaitarwe. Vele boeren gedupeerd. Te Berghem bij Oss is de Crisis Tar we Centrale een geval brutale oplich ting op het spoor gekomen, waarbij de regeering voor een vrij aanzienlijk be drag werd benadeeld en vele boeren ernstig zijn gedupeerd. De toedracht van het geval blijkt de volgende te zijn De gebroeders v.d. P., die te Berg hem een groot landbouwbedrijf uit oefenen, hadden destijds aan de Tarwe Centrale toestemming gevraagd tot 't verbouwen van 3 H.A. tarwe, van bin- nenlandschen oorsprong. De tarwever- bouw wordt door de Regeering ge steund met een bedrag, dat, afhanke lijk van de opbrengst pr H.A. tot onge veer f 700 per H.A. gaat. De Coop. Han dels Vereeniging te Veghel is door de Regeering aangewezen als bemidcle- lings-instituut voor de boeren om de tarwe aan de Regeering te leveren. De Van der P.'s hebben dan ook de op brengst hunner gronden geleverd aan het depot Ravenstein van de C.H.V. en daar doen innemen als zijnde zo mer zaaitarwe. De C.H.V. op haar beurt heeft de tarwe weder verkocht aan boe ren in haar rayon. De laatsten hebben de tarwe uigezaaid en dezer dagen was de groei der gewassen zoover gevor- derd, dat men fmet eenige zekerheid kon beoordeelen, hoedanig de oogst zou zijn. De boeren zijn hierbij tot de ontstel lende ontdekking gekomen,, dat de tar we in het geheel niet beantwoordde aan de resultaten, die men van de zo mer zaaitarwe gewend is. Integendeel, de tarwe kwam onvoldoende op, ging hangen en vertoonde kennelijk de ver schijnselen van mindere volwaardig heid Onmiddellijk zijn vele landbou wers uit de omgeving van Berghem, Ravenstein, Huisseling enz. enz., naar den directeur van de C.H.V. te Raven- steein toegegaan en hebben dezen van een en ander in kennis gesteld. De di recteur heeft toen onverwijld den des kundige, den heer Peters, directeur van de landbouwschool te Öss ontbo den en hem verzocht een nauwkeurig onderzoek in te stellen. De verklaring van dezen specialist zou er op neerko- jrnen, dat de boeren geen heil van het gewas te wachten hebben. Verscheide- nen hunner moeten reeds hun landen hebben omgeploegd. Het rapport van dezen deskundige is voor den heer Geurts reden geweest onmiddellijk de Tarwe Centrale in Den Haag te waarschuwen, die onverwijld den districts-inspecteur, den heer ir. Van Meel uit Tilburg, afzond. Nadat deze zich van het gebeurde had op de hoogte gesteld, zijn de gebroeders v.d. P. onder geleide naar Oss overgebracht en daar aan een langdurig verhoor on derworpen. Gebleken zou zijn, dat de v.d. P.'s circa 70 pCt. gemengde tarwe van on bekende herkomst in hun leverantie aan de C.H.V. hadden verwerkt, zoo dat zij in totaal circa 10.000 Kg. tarwe afleverden. Bij controle zou gebleken zijn, dat zij n.1. geen 3 H.A. hadden verbouwd, doch slechts 0,8 H.A. konden aanwijzen, als zijnde door hen ver bouwde tarwe. Naar de herkomst van het mengsel wordt thans ook een on derzoek ingesteld. Behalve dat de v.d. P.'s dus goed geld ontvingen voor z.g.n. binnenlandsche tarwe, die achteraf van onbekende her komst blijkt, hebben zij bovendien de Regeering voor een groot bedrag bena deeld, terwijl de boeren-afnemers zijn gedupeerd, daar zij dure binnenland sche tarwe meenden te koopen, terwijl zij klaarblijkelijk onvolwaardige onbe kende tarwe hebben ontvangen. Cir ca 50 boeren zouden het slachtoffer zijn. Rumoer in Zaandam. Te Zaandam is Woensdag in het café „Het Wapen van Zaandam" een huis houdelijke vergadering van den N.S.B. gehouden. Dit feit gaf aanleiding; tot eenige rumoerige oogenblikken. Hoe wel het den geheelen avond in den om trek van den Dam zeer vol was van tegenstanders der nationaal-socialis- ten, maar imeer nog van nieuwsgieri gen, bleef het toch rustig, dank zij uit gebreide politie-maatregelen. Na af loop van de vergadering en bij 't naar het station trekken van een groep N.S.B., die in colonne opmarcheerden, begon aan de Westzijde het publiek op te dringen. De politie moest gebruik maken van de blanke sabel. niet. Toen Murad bemerkte, hoe Emil Senechal in krachten toenam, achtte hij het oogenblik gekomen om met hem het een en ander te bespreken omtrent de omstandigheden, waar onder de brand in zijn huis was ontstaan. Eerst evenwel maakte hij hem bekend met de belangrijkste bijzonderheden der groote erfenis, die Emil toekwam en die hem zou vergunnen in rijkdom en weelde te leven. Emil hoorde stilzwijgend toe. Die mededee- ling achtte hij, nu Feredie overleden was, van weinig waarde. Ik zal zorg dragen, dat je in het wettig bezit dier erfenis komt, hernam Murad. Vijf tig millioen vormen het aandeel voor je fa milie, dus voor jou en je broer, heizelfde be drag krijgt ook Gabrielle Bertara, de vrouw van markies Norbert d'Argental. Vóór je even wel in het bezit komt van het je toekomende vermogen,, ik heb namelijk in den laatsten tijd de vereischte stappen gedaan om te zor gen dat zulks dezer dagen gebeuren kan, zou het mij aangenaam zijn als de termijn voor de afrekening nog eenigen tijd kon worden verdaagd. Handel daaromtrent geheel volgens je eigen inzicht, Murad, antwoordde Emil. Mijn broeder en ik laten je volkomen vrij, om in deze aangelegenheid te doen en te laten wat je goed mocht vinden. Nietwaar Andreas. Is Murad dan niet onze vriend vroeg Andreas. Ja, meer dan datviel Emil in, terwijl hij naar Murad zijn beide handen uitstrekte, hij is onze broeder, even zwaar door het lot getroffen als wij. Vereenigt ons niet dezelfde smart Ik heb eenig uitstel noodig, hernam Mu rad, na met de broeders een blik van innige verstandhouding te hebben gewisseld, omdat het voor allen, ook voor Gabrielle Bertara, beter is, dat dit vermogen nog niet uit mijn handen gaat, ik wil zeggen, dat ik daarover de beschikking niet geheel en al verlies. Je weet welke hartstochten die millioenen in beweging hebben gebracht, hoeveel begeerten zij hebben opgewekt, hoeveel misdaden om het bezit ervan reeds werden gepleegd. Je weet het evengoed als ik, hoe het huwelijk van Gabrielle tot stand kwam door het com plot van den markies Norbert d'Argental met dien geduchten avonturier Rouquin. Gij beiden en Gabrielle hebt aan geheime en vreeselijke aanslagen blootgestaan, terwijl je vader gevallen is als slachtoffer van den booswicht Rouquin. Het is zelfs voor mij niet meer aan twijfel onderhevig, dat Norbert en Rouquin het er op hebben toegelegd om den buit te bemachtigen, ten einde hem samen te kunnen deelen. Zeg eens, Emil, heb je zelf nooit eens nagedacht over de vreemde toe vallen, die je sedert je terugkomst te Parijs hebben getroffen Wat bedoel je nu vroeg Emil. Ik beweer, dat je, zij het ook onbewust, evengoed het slachtoffer eener lage intrige moet zijn geweest als Gabrielle, als Bertara, als Andreas, als je vader Dat is een vreese- lijk mensch, die Rouquin, des te meer te duch ten, daar hij veelal de gewone wapens ver smadend, andere kiest om zijn slachtoffers te vernietigen. Zoo heeft hij althans met An dreas gedaan en wat jou betreft, Emil Mij riep Emil verbaasd. Ja, jij ook, je bent gevallen als het offer van Rouquin's duivelsche listDoor Andreas moet hij je geheim hebben ontdekt, hoe, dat weet ik nog niet en daarmede zijn voordeel hebben gedaan. Hij heeft geweten, dat An dreas zeer zwak was en dat een hevige ge moedsaandoening, een groot verdriet, zijn dood kon wezen. Hij droeg kennis van An dreas' liefde en van de geheime samenkom sten met Lydia. Ik ben van de oprechte toe genegenheid, die deze vrouw je beiden toe draagt, overtuigd, want zij heeft daarvan de onomstootelijkste bewijzen gegeven. En zij weet het maar al te goed, hoe Rouquin haar man, Andreas vermoorden wilde door hem het hart te breken. (Wordt vervolgd.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1934 | | pagina 1