25e JAARGANG
VRIJDAG 17 AUGUSTUS 1934
No. 66
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGBN EN OMSTREKEN
OM HET GOUD.
■WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.—.
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER WIERINGEN
BUREAU:
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN:
Van 1 5 regels f 0.50
Iedere regel meer f 0.10.
HINDENBURGS POLITIEK
TESTAMENT.
„Ik scheid van mijn volk in het vaste geloof
aan de toekomst van het vaderland."
„Het herstel begint."
In opdracht van den zoon van wijlen pre
sident Von Hindenburg heeft Von Papen,
rijkskanselier Hitier een document overhan
digd, dat het testament van den president
bevatte.
In opdracht van Hitier, publiceert Von Pa
pen thans het testament.
Het door den Rijkspresident verzegelde
omslag draagt als opschrift
„Aan het Duitsche volk en zijn Kanselier.
Mijn testament.
Deze brief moet door mijn zoon aan den
rijkskanselier overhandigd worden."
De inhoud van het schrijven luidt onder
meer
Na 1919 schreef ik in mijn nalatenschap
aan het Duitsche volk
„Wij waren aan het eind van onze krach
ten Getroffen door den giftigen pijl stortte
ons afgematte front in. Tevergeefs had het
getracht om uit de opdrogende bron van de
kracht van het vaderland nieuw leven te
drinken. Onze taak was het leven van de
overgebleven krachten van ons leger voor den
lateren opbouw van het vaderland te redden.
Het heden was verloren. Zoo bleef slechts de
hoop op de toekomst.
Aan den arbeid
Ik begrijp de gedachte van „aan zich zelf
te ontvluchten" die zich van vele officieren
meester maakte in het gezicht van de ineen
storting van al datgene wat hun lief en dier
baar was. Het verlangen „niets meer te wil
len weten" van een wereld waarin de opge-
woelde hartstochten de ware kern van de
waarde van ons volk tot onherkenbaar wor-
dens toe verminkten, is als menschelijk te
beschouwen en toch ik moet het openlijk
uitspreken wat ik denk
Kameraden van het eens zoo groote trot-
sche Duitsche leger
Kondt gij van vérsagen spreken Denkt
aan de mannen die ons meer dan honderd
jaar geleden een innerlijk-nieuw vaderland
schiepen.Hun religie was het geloof aan zich
zelf en aan de heiligheid van hun zaak.
Ik heb het vaste vertrouwen, dat het de
psyche en de gedachtensterkte van de besten
van ons vaderland zal gelukken, nieuwe denk
beelden te versmelten met de kostbare schat
ten van vroeger tijd en uit die vereeniging
duurzame waarden te brengen tot heil van
ons vaderland.
Dit is de rotsvaste overtuiging, met welke1
ik het bloedige slagveld van den volkenstrijd
verliet. Ik heb de heldhaftige worsteling van
mijn vaderland gezien en geloof nooit en
nimmer meer dat het zijn doodstrijd is ge
weest.
Op het oogenblik heeft een stormvloed van
wilde politieke hartstochten en luid schallen
de leuzen onze geheele vroegere staatsopvat
ting onder zich begraven en naar het schijnt
alle heilige overleveringen vernietigd. Maar
deze vloed zal weer verloopen. Dan zal uit
de eeuwig bewogen zee van ons volksleven
weer de rots opduiken, waaraan zich eens de
hoop onzer vaderen heeft vastgeklemd en
waarop bijna een halve eeuw geleden door
onze kracht de toekomst van het vaderland
met vertrouwen werd gegrondvestHet
Duitsche Keizerschap
In dit vertrouwen leg ik de pen uit de hand
en bouw vast op U, Duitsche jeugd
„Vertrouwen in Duitschland gaf
mij innerlijke ki*acht."
Deze woorden schreef ik in het donkerste
uur en in het vermeende bewustzijn aan het
einde van een leven in dienst van het vader
land te staan. Het lot heeft anders over mij
beschikt. In het voorjaar van 1925 werd een
FEUILLETON.
129.
De bandiet was in de twee laatste dagen
zichtbaar vermagerd en vervallen. Hij had
geweigerd eenig voedsel te gebruiken en wil
de den hongerdood sterven. Het hinderde
hem alleen, dat Bontemps, die eigenlijk alle
misdaden had uitgevoerd, die Simeon en
Senecbal eigenhandig had vermoord, nog al
tijd op vrije voeten was. Als hij niet bevreesd
was geweest zijn meester en ook zichzelf
nog meer te benadeelen, had hij dadelijk
Bontemps verraden. Van lieverlede evenwel
was zijn bijgeloovige vrees en zijn slaafsche
onderdanigheid voor den grooten patroon
Rouquin eenigszins verminderd naarmate het
oogenblik van de laatste afrekening naderde.
Loussard was het nu met zichzelf eens gewor
den om zijn vriend Bontemps, zoo hij ter
dood of tot levenslangen dwangarbeid mocht
worden veroordeeld, niet in het genot der
vrijheid te laten.
Loussard, begon Adolf d'Amondy, ge sijt
bij de zaak, die ik hier te behandelen heb,
veeleer een getuige dan een beschuldigde, en
ik heb alle redenen om aan te nemen dat
uw aandeel in de gepleegde misdaden van
ondergeschikten aard is geweest, ge zult er
wel met een paar jaar afkomen, denk ik. Van
den man, die daar staat, die u beheerschte
en u zelfs nu nog door zijn blik onder be
dwang poogt te houden, hebt gij niets meer
te vreezen, denk derhalve alleen om uzelf en
uw eigen belang en sla uw oogen niet neer
voor dien zoogenaamden Rouquin, hier zijt
gij niet meer in zijn macht, hier houdt zijn
invloed, dien hij wist uit te oefenen op de
ongelukkigen, die hem als slaven dienden,
opdat zij voor eeen karig loon de misdaden
zouden uitvoeren, die aan hem millioenen
moesten bezorgen, geheel en onvoorwaarde
lijk op.
nieuw hoofdstuk in mijn leven opgeslagen.
Nog eenmaal zou ik medewerken aan het lot
van mijn volk.
Het laatste deel van mijn leven is tegelijk
het zwaarste voor mij geweest. Velen hebben
mij in deze verwarde tijden niet begrepen, en
niet ingezien, dat het mijn eenige zorg was
het verscheurde en ontmoedigde Duitsche
volk terug te brengen tot de zelfbewuste een
heid. Ik oefende mijn ambt uit in het bewust
zijn dat in de binnenlandsche en buitenland-
sche politiek een voorbereidingstijd noodza
kelijk was, gedurende welken wij ons veel
zouden moeten ontzeggen.
De Rijksweer als draagster der
legertraditie.
Symbool en vaste hand voor dezen opbouw
moest de beschermster van den staat, de
Rijksweer, zijn. In haar moesten de oud-Prui
sische deugden als vast fundament van den
staat rusten. De Duitsche Rijksweer heeft na
de ineenstorting op voorbeeldige wijze ge
zorgd voor het voortzetten der hooge traditie
van het oude leger. Altijd moet de weermacht
het instrument van het opperste staatsgezag
blijven, dat, onaangetast door alle politieke
ontwikkeling, zijn hooge taak der landsverde
diging recht moet doen wedervaren. Wan
neer ik zal zijn teruggekeerd tot mijn kame
raden daarboven, met wie ik op zoovele slag
velden heb gestreden voor de grootheid en de
eer van de natie, dan roep ik de jonge gene
ratie toe
.We'est uw voorvaderen waardig en vergeet
nooit, dat gij, indien gij den vrede en de wel
vaart van uw vaderland wilt waarborgen,
bereid moet zijn, voor dezen vrede en de eer
van het land ook het laatste te geven Ver
geet nooit dat ook uw gedrag eenmaal tradi
tie wordt. Al de mannen, die den opbouw der
Rijksweer hebben voltrokken, hebben recht
op den dank van den veldmaarschalk uit den
wereldoorlog en hun lateren opperbevelheb
ber.
„De geschiedenis zal oordeelen."
In buitenlandsch politiek opzicht had het
Duitsche volk een lijdensweg te gaan. Een
ontzettend verdrag drukte er op en dreigde
in zijn steeds vergaander uitwerking onze na
tie tot ineenstorting te brengen. Langen tijd
heeft de wereld niet begrepen dat Duitsch
land niet slechts terwille van zichzelf, maar
ook, als de vaandrager van de cultuur van
het avondland, ook terwille van Europa moest
leven. De banden die ons omgaven, konden
dan ook slechts geleidelijk worden losser ge
maakt, zonder een overmachtigen weerstand
te verwekken. Indien vele mijner oude kame
raden de gedwongenheid van dezen weg in
dertijd niet hebben begrepen, dan zal toch
de geschiedenis rechtvaardiger beoordeelen,
hoe bitter, maar ook hoe noodzakelijk in het
belang van de handhaving van het Duitsche
leven, menige staatshandeling geweest is, die
door mij geteekend werd. In overeenstemming
met de groeiende innerlijke saneering en de
versterking van het Duitsche volk kon op de
basis van eigen nationale eer en waardigheid
en een voortschrijdende en zoo God wil
zegenrijke medewerking in de geheel Europa
betreffende quaesties verworven en verkregen
worden. Ik dank de Voorzienigheid, dat zij
mij op mijn levensavond het uur van begin
nend herstel heeft laten beleven. Ik dank al
diegenen die in onbaatzuchtige vaderlands
liefde hebben meegewerkt aan den wederop
bouw van Duitschland.
„Er blijft nog veel te doen."
Rijkskanselier Adolf Hitier en zijn beweging
hebben een beslissende stap van historische
draagwijdte gedaan naar het groote doel om
het Duitsche volk tezamen te brengen tot
onderlinge eenheid, met overbrugging van
van alle stand- en klasseverschillen. Ik weet
dat er nog veel te doen blijft en ik wensch
van harte, dat achter de daad der nationale
verheffing en van de aaneensluiting van het
volk de daad der verzoening staat, die het
geheele Duitsche vaderland omvat.
j Ik scheid van mijn Duitsche volk in de vas
te hoop dat datgene, waarvan ik in 1919
sprak en wat in een langzaam rijp worden
tot den 30sten Januari 1933 heeft gevoerd,
zal rijpen tot algeheele vervulling en volein
diging van de historische zending van ons
volk.
In dit vaste geloof aan de toekomst van
het vaderland kan ik gerust mijn oogen slui
ten.
(w.g.) Von Hindenburg.
Berlijn, 11 Mei 1934.
Kerkdieven drukken op de verkeerden
knop.
Woensdagnacht gebeurde er te Lo-
rient iets, waardoor een geheele wijk in
opschudding werd gebracht. Kerkdie
ven haddetf zich toegang tot de kerk
geforceerd en na eenig zoeken een elec-
trischen schakelaar gevonden, waar
mee zij dachten licht te kunnen ma
ken. Nauwelijks hadden zij echter op
den knop gedrukt of alle kerkklokken
begonnen te luiden, want de schake
laar bediende het electrisch gedreven
klokkenspel. De gealmeerde bewoners
haastten zich naar de kerk en zagen
nog juist de ontstelde inbrekers, die
haastig de beenen hadden genomen en
in het duister konden ontkomen.
Spons bij operatie vergeten
Dezer dagen werd een gedetineerde
van de Sing Sing-gevangenis in Ame
rika geopereerd ter verwijdering van
een gezwel in den huik, dat hem reeds
geruimen tijd had gehinderd. Tot hun
verrassing vonden de chirurgen bij de
operatie niet het verwachte gezwel,
maar een spons, die zes jaar geleden,
toen de man eveneens een buik-opera
tie onderging, moet zijn vergeten.
Mijnheer d'Amondy zweeg een oogenblik,
om de uitwerking zijner woorden af te wach
ten. Hij stond er inderdaad versteld van.
Loussard begon zich in het oog loopend
aan den invloed zijns meesters te onttrekken.
Rouquin was voor hem diep gezonken. Welk
onderscheid bestond er nog tusschen hen
beiden Voor het gerecht waren zij geen pa
troon en handlanger meer, maar twee be
klaagden die hun vonnis moesten afwachten.
Hier gold geen rijkdom, geen kennis, geen
betere afkomst. Loussard had van Rouquin
niets meer te duchten en nog minder te ho
pen.
Met voldoening nam de rechter de verande
ring in Loussard's houding en voorkomen
waar.
Rouquin begreep wel, wat er op het oogen
blik bij den vroeger zoo getrouwen agent
moest omgaan.
Geneer je toch niet, Loussard, riep hij
daarom. Die meneer, zie je, die meneer, die
zoo gemoedelijk met de menschen weet te
praten, wil van jou alle bijzonderheden we
ten omtrent mijn persoon en mijn levens
wijze.
Zwijg Rouquin Het is niet uw taak,
uw bondgenooten en uw slachtoffers te onder
vragen, dat zal ik doen Ik gebruik daar met
opzet het woord „slachtoffer", omdat mis
schien zonder uw macht en uw toedoen Lous
sard op den goeden weg zou zijn terugge
keerd.
Dit denkbeeld vond Rouquin zoo allergrap
pigst, naar het scheen, dat hij in een luid
hoonend lachen uitbarstte.
- Hij op den goeden weg terugkeeren
Neen, die is eenig, die is uitmuntend riep
hij uit. Loussard, doe het gauw mijn jongen,
het is nog juist de goede tijd Ik zie nu dui
delijk, wat er bij je omgaat, je zoekt naar
een middel, om mij in het verderf te storten
en je eigen dommen kop te redden
Adolf d'Amondy gaf den gerechtsdienaars
een wenk om Rouquin goed in het oog te
houden. Hij deed dit, omdat hij zag, dat Lous
sard een beweging maakte om voor Rouquin
terug te deinzen.
Loussard kende dan ook bij ondervinding
BUITENLANDSCH NIEUWS.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Beschonken veldwachter botst tegen
autobus.
Aan zijn wonden overleden.
Dinsdagavond omstreeks 10 uur
reed een autobus van de Tramwegmij.
De Meierij" komende uit de richting
Mierlo, op den rijksstraatweg Mierlo-
Geldrop, toen ter hoogte van het lust
oord „Molenheide" een motorrijder na
derde op een onverlicht motorrijwiel.
De motorrijder, die een passagier op
de duo had, reed sterk links van den
weg. Op het laatste oogenblik beproef
de hij voor de bus naar rechts uit te
wijken, doch de manoeuvre gelukte
niet, zoodat de man werd aangereden.
Met een schedelfractuur, de beide bee
nen gebroken en ernstige kwetsuren
in de borst is het slachtoffer het
bleek een der gemeente-veldwachters
van Mierlo te zijn, die onder den in
vloed van sterken drank verkeerde
naar het ziekenhuis te Helmond over
gebracht.
De duopassagier is er zonder letsel
afgekomen.
Nader wordt gemeldt, dat de veld
wachter in het ziekenhuis te Helmond
is bezweken.
De bliksem in een wieg geslagen.
De slapende kleine bleef onge
deerd.
Maandagochtend sloeg de bliksem in
de woning van A. Frick op Kuivezand
onder de gemeente Oud- en Nieuw-Gas
tel (N.-Br.) Uit den voorgevel werden
eenige vensters weggerukt en in de
huiskamer \yas het een ware ruine.
Van een wieg, welke in de kamer stond
en waarin een kindje sliep, werd een
zijkant weggeslagen. In het nachtpon
netje van de kleine brandde de blik
sem twee gaten, waarvan een op het
elleboogje. Het kind zelf bleef echter
als door een wonder ongedeerd.
Een schat te Dussen
Reeds van oudsher gaat de Dussen
(N.-Br.) de mare dat op de „Hoogewei-
den" achter het Kasteel aldaar 'n schat
in een der onderaardsche gangen ver
borgen zit. Tot op heden schonk men
daar niet zooveel aandacht aan maar
thans schijnt 'n ondernemend persoon
uit onze gemeente, aangespoord door
een tweetal op sensatie beluste jonge
lieden, het aangedurfd te hebben den
eersten stap te doen, tot delving van
dien verborgen schat. Met 'n eigen ge
construeerde wichel trok het drietal er
op uit en tot aller verbazing reageerde
de wichelroede.
De ondernemer van dit zaakje zal
thans in onderhandeling treden met
den eigenaar der weilanden, zoodat
ook Dussen na Zaandam etc. een schat
graver zal bezitten.
DE PAPEGAAIENZIEKTE.
In verband met het voorkomen van ernsti
ge gevallen van besmetting van den mensch
door zieke of gestorven parkieten of aanver
wante papegaaiachtig vogels (de z.g. Psitta-
cosis) verzoekt de voorzitter van den Gezond
heidsraad het volgende mede te deelen
Zij, die behoefte gevoelen papegaaien of
parkieten thuis te verzorgen, niettegenstaan
de daar gevaar aan verbonden kan zijn,
worden er op attent gemaakt, dat zij daarbij
de uiterste voorzichtigheid en ook groote
zindelijkheid dienen in acht te nemen. Men
rake b.v. de vogels zoo min mogelijk aan,
vermij de elk onnoodig contact en houde ze
nooit in een slaapvertrek.
In geval van twijfel over het ziek zijn van
een vogel, of als deze gestorven ls over de oor
zaak van den dood, in één woord bij ieder
verdacht verschijnsel, raadplege men een die
renarts. In afwachting bedenke men, dat ook
de afvalproducten van ieder ziek of gestor
ven dier, zelfs uitgevallen veeren, de besmet
ting kunnen overbrengen.
Men regele zich verder omtrent hetgeen te
doen valt geheel naar de voorschriften van
den dierenarts, die de noodige voorlichting
zal geven..
Daar de oorspronkelijke bron van besmet
ting in de kweekerijen of in in de verkoop
plaatsen van parkieten te vinden zou kun
nen zijn heeft de Directie van het Veeart
senij kundig Staatstoezicht reeds parkieten-
kweekerijen en vogelhandelaars bezocht om
een onderzoek in te stellen naar de hygiëni
sche verhoudingen, waarin inzonderheid
papegaaien en parkieten worden gehouden en
wel te Tilburg, het voornaamste en vrijwel
eenig centrum, waar bedoelde kweekerij op
grooten schaal wordt beoefend.
In het algemeen werden de toestanden op
hygiënisch gebied bevredigend gevonden
niettemin werden verschillende wenken ter
bevordering van den gezondheidstoestand
der vogels verstrekt.
MET DE „CHRISTIAAN HUYGENS" NAAR
DE NOORSCHE FJORDEN.
Een ontmoeting met de Koningin en
Prinses Juliana.
Men schrijft:
Zaterdagavond 8 uur a/b. van het m.s.
de reuzenkracht van Rouquin en wilde niet
gaarne met hem in aanraking komen, al
wist hij ook, dat de gerechtsdienaars hem
spoedig zouden ontzetten.
Maar Rouquin keerde daarentegen vol min
achting Loussard den rug toe en zag er waar
lijk niet naar_uit, alsof hij van plan was zijn
vroegeren haridlanger te overvallen.
Spreek vrij uit, Loussard, hernam de
rechter. Hier, ik herhaal het u, zijt gij tegen
over het geweld van dien man gevrijwaard.
Zeg mij zonder omwegen, is Rouquin wel zijn
ware naam
Loussard wierp een blik op Rouquin en
zweeg.
Maar spreek dan toch! riep Rouquin zelf,
doch hij deed het op een uitdagenden toon.
Als men je alleen in het verhoor had geno
men, zou je zeker alles hebben gezegd, doch
mijn bijzijn jaagt je schrik aan; je slaat voor
mij de oogen neer. Luister en beef zoo niet
De rechter heeft een bepaald doel er mee,
met ons hier tegen. Hij hoopt, dat ik je als
oud-kameraad de vergunning zal geven, om
van de suiker te snoepen. Welnu, Loussard,
doe je hart te goed en vertel aan dien vrien
delijken meneer alles wat je van mijn afkomst
weet.
Adolf d'Amondy zag terecht in die woorden
van den vermetelen boosdoener een nieuw
middel, om Loussard te beangstigen en hem
het spreken te beletten.
Ik vermaan u nogmaals zei de rechter
tegen Loussard, u niet door uw voormaligen
meester te laten overheerschen Gij gevoelt
wel de bedreiging, die in schier elk woord
besloten ligt van den man, die een geheele
familie wilde uitmoorden, ja, werkelijk reeds
moorden heeft begaan, om een erfenis te
stelen Ruk hem het masker af en bij u zal
men genade voor recht laten gelden.
Ook dat nog lachte Rouquin. Het gaat
hiér fraai toe, dat moet ik zeggen Het is dus
in rechtzaken voldoende een verklikker te
wezen, om vergiffenis voor alle zonden te
verkrijgen
Terwijl hij zoo sprak, wierp Rouquin we
derom een vluchtigen blik op het Italiaan-
sche dolkmes.
Een aardig wapen, zei hij in zichzelf,
een wapen, dat reeds eenmaal prachtigen
dienst heeft bewezen, maar nog niet al zijn
werk heeft voltooid.
Loussard, nam nu de rechter opnieuw
het woord, kunt gij mij ook zeggen waar uw
meester den tijd, dien hij niet op zijn kan
toor aan zijn zaken wijdde, gewoonlijk door
bracht, waar hij zich ophield als hij aan de
erfeniszaak van Bertara werkte
Loussard zag naar Rouquin en bewaarde
het stilzwijgen.
Zou hij iets weten vroeg de rechter
zichzelf af, terwijl zijn gezicht zijn inwendige
onrust verried. En hij herhaalde zijn vraag
met grooter aandrang.
Wat duivelriep nü Loussard met een
plompen uitval, ik weet, wat ik weet, maar
alles weet ik niet.
En wat weet je dan beet Rouquin hem
toe.
Adolf d'Amondy stoof op.
Als gij nog eens uw medebeklaagde op
zulk een wijze durft aanvallen om hem bang
te maken, zal ik u op staanden voet naar uw
cel terug laten brengen, zei hij tegen Rou
quin, gelijktijdig den gerechtsdienaars een
wenk gevend.
Ik zal geen woord meer zeggen, ant
woordde Rouquin, een groote vermoeienis
voorwendend. Vergun mij echter te gaan zit
ten, voegde hij er bij, want mijn voeten zijn
als gebroken.
Men gaf hem een stoel, waarop hij zwaar
neerviel. Hij steunde met zijn ellebogen op
zijn knieën en begroef zijn gelaat in zijn
handen. Maar tusschen de vingers door volg
de hij schier elke beweging van de menschen,
die hem omgaven en geen sterveling had
kunnen vermoeden, dat hij thans in de palm
van zijn rechterhand de doodelijke pil verbor
borgen hield, dat hij als laatste redmiddel
van het schavot voor zichzelf had willen be
waren.
De misdadiger was nog niet buiten staat,
om anderen kwaad te doen.
Ge weet niet' alles, hebt ge gezegd, her
nam Adolf d'Amondy het verhoor van Lous
sard voortzettend, wat weet gij dan
„Christiaan Huygens" ten anker liggende voor
Ulvik Hardangerfjord)
Op het voorschipop de brugonder
de brug.... over de geheele lengte van het
C dek.van het B deken ik weet niet
waar al meer staan honderden passagiers,
voor het grootste gedeelte gewapend met
kijkers. Aller blikken zijn gericht op het
Brakanes Hotel, dat met z'n grijze beschilde
ring scherp afsteekt tegen de bronsgroene
bergen, die vrij steil achter het vriendelijke
dorpje Ulvik oprijzen. Van alle passagiers
heeft zich een zekere opwinding meester ge
maakt. „Ik zou er op durven zweren, dat het
de Koningin is", roept een jonge dame uit.
„Ja", voegt een ander er aan toe, „en Ik zie
4e Prinses ook„Niks hoor", roept een
derde, „want de administrateur heeft me
vanmorgen gezegd, dat de Koningin naar
Odda is vertrokken
Helaas, de afstand van het schip tot het
Brakanes Hotel was tè groot om met eenige
zekerheid te constateeren of het inderdaad
onze Hooge Landsvrouwe was, die zich ginds
in een licht costuum verkleed op de
aanlegsteiger van Ulvik bewoogtotdat
door de op het schip achtergebleven passa
giers zekerheid werd gekregen. Want toen het
oogenblik aanbrak dat de barkassen en sloe
pen van de Chr. Huygens van den steiger
vertrokken, zag men zagdoëkgewuif en hoor
de men in de verte het Wilhelmus over het
water klinken, een moment, dat iedereen aan
boord zichtbaar ontroerde. Toen begreep
men aan boord, dat de passagiers, die de
groote dagtoer Eidfjord—Haugastoï—Voss
Ulvik hadden meegemaakt, het buitengewone
voorrecht deelachtig waren geworden de
Koningin en misschien wel de Prinses in Ul
vik te mogen begroeten.
Wat was toch gebeurd Toen omstreeks
acht uur de auto's die de excursionisten naar
Ulvik hadden gebracht op den steiger van dit
dorpje arriveerden, zagen zij prinses Juliana
in den tuin van het Brakanes Hotel wande
len. En zij zouden geen echte Hollanders ge
weest zijn, wanneer zij niet onmiddellijk en
spontaan het Wilhelmus hadden ingezet, een
attentie, waarvoefc de Prinses vriendelijk wui
vend dankte. Toen verscheen ook H. M. de
Koningin met klein gevolg. Na enkele oogen-
blikken begaf onze Landsvrouwe zich naar
de verzamelde passagiers en informeerde be
langstellend of de reis naar genoegen was
geweest en aan welke excursie de passagiers
hadden deelgenomen. Inmiddels waren nog
enkele barkassen aan den steiger gearriveerd
onder commando van den lsten Officier
Steen. Deze, die eveneens 1ste Officier was op
de Tanimbar, het vrachtschip van de Stoom
vaartmaatschappij „Nederland", waarmede
H. M. de reis naar Ulvik had ondernomen,
werd onmiddellijk door de Koningin herkend
en ook hij mocht het genoegen smaken door
de Koningin te worden aangesproken. Ten
slotte werd door een der heeren van H. M.'s
gevolg de heer Delprat aan de Koningin voor
gesteld, een der directeuren van de Stoom
vaart Maatschappij „Nederland", die de reis
met de Huygens meemaakte.
Was de fjordenreis met het m.s. „Christi
aan Huygens" op zichzelf reeds zeer belang
wekkend, een zeer aparte bekoring verkreeg
zij, doordat het zooveel Hollanders vergund
was onze Koningin op Noorschen bodem te
mogen begroeten, een begroeting, die de
Koningin en onze Prinses zichtbaar goed
deed, getuige de prettige en ongedwongen
wijze, waarop H.M. zich met verschillende
passagiers onderhield. Voor deze laatsten was
de 12e Augustus een dag om nooit te verge
ten.
EEN VREESELIJK ONGEVAL.
De landbouwer P. Dijkstra uit Kollumer-
zwaag was dezer dagen onder Veenwoude
bezig haver te zichten. Zijn 11-jarige twee
lingzoontjes waren bij hem. Zij hadden zich
in het korenveld verstopt, zonder dat de va-
Rouquin had achter zijn handen spottend
gelachen. Wat kon Loussard weten, die hem
niet veel meer dan een werktuig was geweest
en hem nooit in de kaart had kunnen kijken?
Door den aandrang van den rechter tot
spreken genoopt en de machteloosheid zien
de van den meester die anders onder alle
omstandigheden met zooveel beleid en kracht
wist op te treden, aarzelde Loussard niet lan
ger met te zeggen, wat hij wist. In het begin
haperde zijn stem en sloeg hij zelfs een half
angstigen blik op den man, dien hij nu in
het verderf ging storten, maar opeens zich
vermannend, begon hij met vaste stem
Rouquin heeft mij nooit als een vriend,
als een kameraad behandeld Er moest altijd
maar gewerkt worden in zijn belang en liep
men daarbij de kans om voor mijnheer den
nek te breken, och, dat liet hem volkomen
onverschillig.
Rouquin nam een zijner handen weg, om
den onbeschaamden spreker beter te kunnen
aanzien.
Loussard hield verschrikt op.
Geneer je nietvoegde Rouquin hem
toe. Spuw je gif uit, mannetje als je maar
zorgt, dat je daarbij je eigen mond niet
voorbijpraatJe durft heel wat, nu je weet,
dat ik op het zondaarsbankje zit, maar ver
geet niet, dat die praatjes je nog leelijk kun
nen opbreken
Laat den beklaagde met rustgebood
de rechter voor het laatst.
Loussard zag niet meer naar Rouquin om
en hernam
Ik moet u dan zeggen, mijnheer de rech
ter, dat Rouquin tegenover zijn ondergeschik
ten altijd heel gesloten was. Hij achtte ons
niet veel meer als slaven, die hem lijdelijk
hadden te gehoorzamen, dat hinderde mij
zoozeer, dat ik op een mooien dag tegen me
zelf zei
Een man, die zulk een duistere en vree-
selijke dingen onderneemt, moet iets heel
bijzonders voor hebben. En ik deed mijn best,
om uit te vinden, wat Rouquin uitvoerde in
de uren, waarop hij het op het kantoor was
en alleen uitging.
(Wordt vervolgd,),