25e JAARGANG VRIJDAG 17 AUGUSTUS 1934 No. 66 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGBN EN OMSTREKEN OM HET GOUD. ■WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1.—. UITGEVER: CORN. J. BOSKER WIERINGEN BUREAU: Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN: Van 1 5 regels f 0.50 Iedere regel meer f 0.10. HINDENBURGS POLITIEK TESTAMENT. „Ik scheid van mijn volk in het vaste geloof aan de toekomst van het vaderland." „Het herstel begint." In opdracht van den zoon van wijlen pre sident Von Hindenburg heeft Von Papen, rijkskanselier Hitier een document overhan digd, dat het testament van den president bevatte. In opdracht van Hitier, publiceert Von Pa pen thans het testament. Het door den Rijkspresident verzegelde omslag draagt als opschrift „Aan het Duitsche volk en zijn Kanselier. Mijn testament. Deze brief moet door mijn zoon aan den rijkskanselier overhandigd worden." De inhoud van het schrijven luidt onder meer Na 1919 schreef ik in mijn nalatenschap aan het Duitsche volk „Wij waren aan het eind van onze krach ten Getroffen door den giftigen pijl stortte ons afgematte front in. Tevergeefs had het getracht om uit de opdrogende bron van de kracht van het vaderland nieuw leven te drinken. Onze taak was het leven van de overgebleven krachten van ons leger voor den lateren opbouw van het vaderland te redden. Het heden was verloren. Zoo bleef slechts de hoop op de toekomst. Aan den arbeid Ik begrijp de gedachte van „aan zich zelf te ontvluchten" die zich van vele officieren meester maakte in het gezicht van de ineen storting van al datgene wat hun lief en dier baar was. Het verlangen „niets meer te wil len weten" van een wereld waarin de opge- woelde hartstochten de ware kern van de waarde van ons volk tot onherkenbaar wor- dens toe verminkten, is als menschelijk te beschouwen en toch ik moet het openlijk uitspreken wat ik denk Kameraden van het eens zoo groote trot- sche Duitsche leger Kondt gij van vérsagen spreken Denkt aan de mannen die ons meer dan honderd jaar geleden een innerlijk-nieuw vaderland schiepen.Hun religie was het geloof aan zich zelf en aan de heiligheid van hun zaak. Ik heb het vaste vertrouwen, dat het de psyche en de gedachtensterkte van de besten van ons vaderland zal gelukken, nieuwe denk beelden te versmelten met de kostbare schat ten van vroeger tijd en uit die vereeniging duurzame waarden te brengen tot heil van ons vaderland. Dit is de rotsvaste overtuiging, met welke1 ik het bloedige slagveld van den volkenstrijd verliet. Ik heb de heldhaftige worsteling van mijn vaderland gezien en geloof nooit en nimmer meer dat het zijn doodstrijd is ge weest. Op het oogenblik heeft een stormvloed van wilde politieke hartstochten en luid schallen de leuzen onze geheele vroegere staatsopvat ting onder zich begraven en naar het schijnt alle heilige overleveringen vernietigd. Maar deze vloed zal weer verloopen. Dan zal uit de eeuwig bewogen zee van ons volksleven weer de rots opduiken, waaraan zich eens de hoop onzer vaderen heeft vastgeklemd en waarop bijna een halve eeuw geleden door onze kracht de toekomst van het vaderland met vertrouwen werd gegrondvestHet Duitsche Keizerschap In dit vertrouwen leg ik de pen uit de hand en bouw vast op U, Duitsche jeugd „Vertrouwen in Duitschland gaf mij innerlijke ki*acht." Deze woorden schreef ik in het donkerste uur en in het vermeende bewustzijn aan het einde van een leven in dienst van het vader land te staan. Het lot heeft anders over mij beschikt. In het voorjaar van 1925 werd een FEUILLETON. 129. De bandiet was in de twee laatste dagen zichtbaar vermagerd en vervallen. Hij had geweigerd eenig voedsel te gebruiken en wil de den hongerdood sterven. Het hinderde hem alleen, dat Bontemps, die eigenlijk alle misdaden had uitgevoerd, die Simeon en Senecbal eigenhandig had vermoord, nog al tijd op vrije voeten was. Als hij niet bevreesd was geweest zijn meester en ook zichzelf nog meer te benadeelen, had hij dadelijk Bontemps verraden. Van lieverlede evenwel was zijn bijgeloovige vrees en zijn slaafsche onderdanigheid voor den grooten patroon Rouquin eenigszins verminderd naarmate het oogenblik van de laatste afrekening naderde. Loussard was het nu met zichzelf eens gewor den om zijn vriend Bontemps, zoo hij ter dood of tot levenslangen dwangarbeid mocht worden veroordeeld, niet in het genot der vrijheid te laten. Loussard, begon Adolf d'Amondy, ge sijt bij de zaak, die ik hier te behandelen heb, veeleer een getuige dan een beschuldigde, en ik heb alle redenen om aan te nemen dat uw aandeel in de gepleegde misdaden van ondergeschikten aard is geweest, ge zult er wel met een paar jaar afkomen, denk ik. Van den man, die daar staat, die u beheerschte en u zelfs nu nog door zijn blik onder be dwang poogt te houden, hebt gij niets meer te vreezen, denk derhalve alleen om uzelf en uw eigen belang en sla uw oogen niet neer voor dien zoogenaamden Rouquin, hier zijt gij niet meer in zijn macht, hier houdt zijn invloed, dien hij wist uit te oefenen op de ongelukkigen, die hem als slaven dienden, opdat zij voor eeen karig loon de misdaden zouden uitvoeren, die aan hem millioenen moesten bezorgen, geheel en onvoorwaarde lijk op. nieuw hoofdstuk in mijn leven opgeslagen. Nog eenmaal zou ik medewerken aan het lot van mijn volk. Het laatste deel van mijn leven is tegelijk het zwaarste voor mij geweest. Velen hebben mij in deze verwarde tijden niet begrepen, en niet ingezien, dat het mijn eenige zorg was het verscheurde en ontmoedigde Duitsche volk terug te brengen tot de zelfbewuste een heid. Ik oefende mijn ambt uit in het bewust zijn dat in de binnenlandsche en buitenland- sche politiek een voorbereidingstijd noodza kelijk was, gedurende welken wij ons veel zouden moeten ontzeggen. De Rijksweer als draagster der legertraditie. Symbool en vaste hand voor dezen opbouw moest de beschermster van den staat, de Rijksweer, zijn. In haar moesten de oud-Prui sische deugden als vast fundament van den staat rusten. De Duitsche Rijksweer heeft na de ineenstorting op voorbeeldige wijze ge zorgd voor het voortzetten der hooge traditie van het oude leger. Altijd moet de weermacht het instrument van het opperste staatsgezag blijven, dat, onaangetast door alle politieke ontwikkeling, zijn hooge taak der landsverde diging recht moet doen wedervaren. Wan neer ik zal zijn teruggekeerd tot mijn kame raden daarboven, met wie ik op zoovele slag velden heb gestreden voor de grootheid en de eer van de natie, dan roep ik de jonge gene ratie toe .We'est uw voorvaderen waardig en vergeet nooit, dat gij, indien gij den vrede en de wel vaart van uw vaderland wilt waarborgen, bereid moet zijn, voor dezen vrede en de eer van het land ook het laatste te geven Ver geet nooit dat ook uw gedrag eenmaal tradi tie wordt. Al de mannen, die den opbouw der Rijksweer hebben voltrokken, hebben recht op den dank van den veldmaarschalk uit den wereldoorlog en hun lateren opperbevelheb ber. „De geschiedenis zal oordeelen." In buitenlandsch politiek opzicht had het Duitsche volk een lijdensweg te gaan. Een ontzettend verdrag drukte er op en dreigde in zijn steeds vergaander uitwerking onze na tie tot ineenstorting te brengen. Langen tijd heeft de wereld niet begrepen dat Duitsch land niet slechts terwille van zichzelf, maar ook, als de vaandrager van de cultuur van het avondland, ook terwille van Europa moest leven. De banden die ons omgaven, konden dan ook slechts geleidelijk worden losser ge maakt, zonder een overmachtigen weerstand te verwekken. Indien vele mijner oude kame raden de gedwongenheid van dezen weg in dertijd niet hebben begrepen, dan zal toch de geschiedenis rechtvaardiger beoordeelen, hoe bitter, maar ook hoe noodzakelijk in het belang van de handhaving van het Duitsche leven, menige staatshandeling geweest is, die door mij geteekend werd. In overeenstemming met de groeiende innerlijke saneering en de versterking van het Duitsche volk kon op de basis van eigen nationale eer en waardigheid en een voortschrijdende en zoo God wil zegenrijke medewerking in de geheel Europa betreffende quaesties verworven en verkregen worden. Ik dank de Voorzienigheid, dat zij mij op mijn levensavond het uur van begin nend herstel heeft laten beleven. Ik dank al diegenen die in onbaatzuchtige vaderlands liefde hebben meegewerkt aan den wederop bouw van Duitschland. „Er blijft nog veel te doen." Rijkskanselier Adolf Hitier en zijn beweging hebben een beslissende stap van historische draagwijdte gedaan naar het groote doel om het Duitsche volk tezamen te brengen tot onderlinge eenheid, met overbrugging van van alle stand- en klasseverschillen. Ik weet dat er nog veel te doen blijft en ik wensch van harte, dat achter de daad der nationale verheffing en van de aaneensluiting van het volk de daad der verzoening staat, die het geheele Duitsche vaderland omvat. j Ik scheid van mijn Duitsche volk in de vas te hoop dat datgene, waarvan ik in 1919 sprak en wat in een langzaam rijp worden tot den 30sten Januari 1933 heeft gevoerd, zal rijpen tot algeheele vervulling en volein diging van de historische zending van ons volk. In dit vaste geloof aan de toekomst van het vaderland kan ik gerust mijn oogen slui ten. (w.g.) Von Hindenburg. Berlijn, 11 Mei 1934. Kerkdieven drukken op de verkeerden knop. Woensdagnacht gebeurde er te Lo- rient iets, waardoor een geheele wijk in opschudding werd gebracht. Kerkdie ven haddetf zich toegang tot de kerk geforceerd en na eenig zoeken een elec- trischen schakelaar gevonden, waar mee zij dachten licht te kunnen ma ken. Nauwelijks hadden zij echter op den knop gedrukt of alle kerkklokken begonnen te luiden, want de schake laar bediende het electrisch gedreven klokkenspel. De gealmeerde bewoners haastten zich naar de kerk en zagen nog juist de ontstelde inbrekers, die haastig de beenen hadden genomen en in het duister konden ontkomen. Spons bij operatie vergeten Dezer dagen werd een gedetineerde van de Sing Sing-gevangenis in Ame rika geopereerd ter verwijdering van een gezwel in den huik, dat hem reeds geruimen tijd had gehinderd. Tot hun verrassing vonden de chirurgen bij de operatie niet het verwachte gezwel, maar een spons, die zes jaar geleden, toen de man eveneens een buik-opera tie onderging, moet zijn vergeten. Mijnheer d'Amondy zweeg een oogenblik, om de uitwerking zijner woorden af te wach ten. Hij stond er inderdaad versteld van. Loussard begon zich in het oog loopend aan den invloed zijns meesters te onttrekken. Rouquin was voor hem diep gezonken. Welk onderscheid bestond er nog tusschen hen beiden Voor het gerecht waren zij geen pa troon en handlanger meer, maar twee be klaagden die hun vonnis moesten afwachten. Hier gold geen rijkdom, geen kennis, geen betere afkomst. Loussard had van Rouquin niets meer te duchten en nog minder te ho pen. Met voldoening nam de rechter de verande ring in Loussard's houding en voorkomen waar. Rouquin begreep wel, wat er op het oogen blik bij den vroeger zoo getrouwen agent moest omgaan. Geneer je toch niet, Loussard, riep hij daarom. Die meneer, zie je, die meneer, die zoo gemoedelijk met de menschen weet te praten, wil van jou alle bijzonderheden we ten omtrent mijn persoon en mijn levens wijze. Zwijg Rouquin Het is niet uw taak, uw bondgenooten en uw slachtoffers te onder vragen, dat zal ik doen Ik gebruik daar met opzet het woord „slachtoffer", omdat mis schien zonder uw macht en uw toedoen Lous sard op den goeden weg zou zijn terugge keerd. Dit denkbeeld vond Rouquin zoo allergrap pigst, naar het scheen, dat hij in een luid hoonend lachen uitbarstte. - Hij op den goeden weg terugkeeren Neen, die is eenig, die is uitmuntend riep hij uit. Loussard, doe het gauw mijn jongen, het is nog juist de goede tijd Ik zie nu dui delijk, wat er bij je omgaat, je zoekt naar een middel, om mij in het verderf te storten en je eigen dommen kop te redden Adolf d'Amondy gaf den gerechtsdienaars een wenk om Rouquin goed in het oog te houden. Hij deed dit, omdat hij zag, dat Lous sard een beweging maakte om voor Rouquin terug te deinzen. Loussard kende dan ook bij ondervinding BUITENLANDSCH NIEUWS. BINNENLANDSCH NIEUWS. Beschonken veldwachter botst tegen autobus. Aan zijn wonden overleden. Dinsdagavond omstreeks 10 uur reed een autobus van de Tramwegmij. De Meierij" komende uit de richting Mierlo, op den rijksstraatweg Mierlo- Geldrop, toen ter hoogte van het lust oord „Molenheide" een motorrijder na derde op een onverlicht motorrijwiel. De motorrijder, die een passagier op de duo had, reed sterk links van den weg. Op het laatste oogenblik beproef de hij voor de bus naar rechts uit te wijken, doch de manoeuvre gelukte niet, zoodat de man werd aangereden. Met een schedelfractuur, de beide bee nen gebroken en ernstige kwetsuren in de borst is het slachtoffer het bleek een der gemeente-veldwachters van Mierlo te zijn, die onder den in vloed van sterken drank verkeerde naar het ziekenhuis te Helmond over gebracht. De duopassagier is er zonder letsel afgekomen. Nader wordt gemeldt, dat de veld wachter in het ziekenhuis te Helmond is bezweken. De bliksem in een wieg geslagen. De slapende kleine bleef onge deerd. Maandagochtend sloeg de bliksem in de woning van A. Frick op Kuivezand onder de gemeente Oud- en Nieuw-Gas tel (N.-Br.) Uit den voorgevel werden eenige vensters weggerukt en in de huiskamer \yas het een ware ruine. Van een wieg, welke in de kamer stond en waarin een kindje sliep, werd een zijkant weggeslagen. In het nachtpon netje van de kleine brandde de blik sem twee gaten, waarvan een op het elleboogje. Het kind zelf bleef echter als door een wonder ongedeerd. Een schat te Dussen Reeds van oudsher gaat de Dussen (N.-Br.) de mare dat op de „Hoogewei- den" achter het Kasteel aldaar 'n schat in een der onderaardsche gangen ver borgen zit. Tot op heden schonk men daar niet zooveel aandacht aan maar thans schijnt 'n ondernemend persoon uit onze gemeente, aangespoord door een tweetal op sensatie beluste jonge lieden, het aangedurfd te hebben den eersten stap te doen, tot delving van dien verborgen schat. Met 'n eigen ge construeerde wichel trok het drietal er op uit en tot aller verbazing reageerde de wichelroede. De ondernemer van dit zaakje zal thans in onderhandeling treden met den eigenaar der weilanden, zoodat ook Dussen na Zaandam etc. een schat graver zal bezitten. DE PAPEGAAIENZIEKTE. In verband met het voorkomen van ernsti ge gevallen van besmetting van den mensch door zieke of gestorven parkieten of aanver wante papegaaiachtig vogels (de z.g. Psitta- cosis) verzoekt de voorzitter van den Gezond heidsraad het volgende mede te deelen Zij, die behoefte gevoelen papegaaien of parkieten thuis te verzorgen, niettegenstaan de daar gevaar aan verbonden kan zijn, worden er op attent gemaakt, dat zij daarbij de uiterste voorzichtigheid en ook groote zindelijkheid dienen in acht te nemen. Men rake b.v. de vogels zoo min mogelijk aan, vermij de elk onnoodig contact en houde ze nooit in een slaapvertrek. In geval van twijfel over het ziek zijn van een vogel, of als deze gestorven ls over de oor zaak van den dood, in één woord bij ieder verdacht verschijnsel, raadplege men een die renarts. In afwachting bedenke men, dat ook de afvalproducten van ieder ziek of gestor ven dier, zelfs uitgevallen veeren, de besmet ting kunnen overbrengen. Men regele zich verder omtrent hetgeen te doen valt geheel naar de voorschriften van den dierenarts, die de noodige voorlichting zal geven.. Daar de oorspronkelijke bron van besmet ting in de kweekerijen of in in de verkoop plaatsen van parkieten te vinden zou kun nen zijn heeft de Directie van het Veeart senij kundig Staatstoezicht reeds parkieten- kweekerijen en vogelhandelaars bezocht om een onderzoek in te stellen naar de hygiëni sche verhoudingen, waarin inzonderheid papegaaien en parkieten worden gehouden en wel te Tilburg, het voornaamste en vrijwel eenig centrum, waar bedoelde kweekerij op grooten schaal wordt beoefend. In het algemeen werden de toestanden op hygiënisch gebied bevredigend gevonden niettemin werden verschillende wenken ter bevordering van den gezondheidstoestand der vogels verstrekt. MET DE „CHRISTIAAN HUYGENS" NAAR DE NOORSCHE FJORDEN. Een ontmoeting met de Koningin en Prinses Juliana. Men schrijft: Zaterdagavond 8 uur a/b. van het m.s. de reuzenkracht van Rouquin en wilde niet gaarne met hem in aanraking komen, al wist hij ook, dat de gerechtsdienaars hem spoedig zouden ontzetten. Maar Rouquin keerde daarentegen vol min achting Loussard den rug toe en zag er waar lijk niet naar_uit, alsof hij van plan was zijn vroegeren haridlanger te overvallen. Spreek vrij uit, Loussard, hernam de rechter. Hier, ik herhaal het u, zijt gij tegen over het geweld van dien man gevrijwaard. Zeg mij zonder omwegen, is Rouquin wel zijn ware naam Loussard wierp een blik op Rouquin en zweeg. Maar spreek dan toch! riep Rouquin zelf, doch hij deed het op een uitdagenden toon. Als men je alleen in het verhoor had geno men, zou je zeker alles hebben gezegd, doch mijn bijzijn jaagt je schrik aan; je slaat voor mij de oogen neer. Luister en beef zoo niet De rechter heeft een bepaald doel er mee, met ons hier tegen. Hij hoopt, dat ik je als oud-kameraad de vergunning zal geven, om van de suiker te snoepen. Welnu, Loussard, doe je hart te goed en vertel aan dien vrien delijken meneer alles wat je van mijn afkomst weet. Adolf d'Amondy zag terecht in die woorden van den vermetelen boosdoener een nieuw middel, om Loussard te beangstigen en hem het spreken te beletten. Ik vermaan u nogmaals zei de rechter tegen Loussard, u niet door uw voormaligen meester te laten overheerschen Gij gevoelt wel de bedreiging, die in schier elk woord besloten ligt van den man, die een geheele familie wilde uitmoorden, ja, werkelijk reeds moorden heeft begaan, om een erfenis te stelen Ruk hem het masker af en bij u zal men genade voor recht laten gelden. Ook dat nog lachte Rouquin. Het gaat hiér fraai toe, dat moet ik zeggen Het is dus in rechtzaken voldoende een verklikker te wezen, om vergiffenis voor alle zonden te verkrijgen Terwijl hij zoo sprak, wierp Rouquin we derom een vluchtigen blik op het Italiaan- sche dolkmes. Een aardig wapen, zei hij in zichzelf, een wapen, dat reeds eenmaal prachtigen dienst heeft bewezen, maar nog niet al zijn werk heeft voltooid. Loussard, nam nu de rechter opnieuw het woord, kunt gij mij ook zeggen waar uw meester den tijd, dien hij niet op zijn kan toor aan zijn zaken wijdde, gewoonlijk door bracht, waar hij zich ophield als hij aan de erfeniszaak van Bertara werkte Loussard zag naar Rouquin en bewaarde het stilzwijgen. Zou hij iets weten vroeg de rechter zichzelf af, terwijl zijn gezicht zijn inwendige onrust verried. En hij herhaalde zijn vraag met grooter aandrang. Wat duivelriep nü Loussard met een plompen uitval, ik weet, wat ik weet, maar alles weet ik niet. En wat weet je dan beet Rouquin hem toe. Adolf d'Amondy stoof op. Als gij nog eens uw medebeklaagde op zulk een wijze durft aanvallen om hem bang te maken, zal ik u op staanden voet naar uw cel terug laten brengen, zei hij tegen Rou quin, gelijktijdig den gerechtsdienaars een wenk gevend. Ik zal geen woord meer zeggen, ant woordde Rouquin, een groote vermoeienis voorwendend. Vergun mij echter te gaan zit ten, voegde hij er bij, want mijn voeten zijn als gebroken. Men gaf hem een stoel, waarop hij zwaar neerviel. Hij steunde met zijn ellebogen op zijn knieën en begroef zijn gelaat in zijn handen. Maar tusschen de vingers door volg de hij schier elke beweging van de menschen, die hem omgaven en geen sterveling had kunnen vermoeden, dat hij thans in de palm van zijn rechterhand de doodelijke pil verbor borgen hield, dat hij als laatste redmiddel van het schavot voor zichzelf had willen be waren. De misdadiger was nog niet buiten staat, om anderen kwaad te doen. Ge weet niet' alles, hebt ge gezegd, her nam Adolf d'Amondy het verhoor van Lous sard voortzettend, wat weet gij dan „Christiaan Huygens" ten anker liggende voor Ulvik Hardangerfjord) Op het voorschipop de brugonder de brug.... over de geheele lengte van het C dek.van het B deken ik weet niet waar al meer staan honderden passagiers, voor het grootste gedeelte gewapend met kijkers. Aller blikken zijn gericht op het Brakanes Hotel, dat met z'n grijze beschilde ring scherp afsteekt tegen de bronsgroene bergen, die vrij steil achter het vriendelijke dorpje Ulvik oprijzen. Van alle passagiers heeft zich een zekere opwinding meester ge maakt. „Ik zou er op durven zweren, dat het de Koningin is", roept een jonge dame uit. „Ja", voegt een ander er aan toe, „en Ik zie 4e Prinses ook„Niks hoor", roept een derde, „want de administrateur heeft me vanmorgen gezegd, dat de Koningin naar Odda is vertrokken Helaas, de afstand van het schip tot het Brakanes Hotel was tè groot om met eenige zekerheid te constateeren of het inderdaad onze Hooge Landsvrouwe was, die zich ginds in een licht costuum verkleed op de aanlegsteiger van Ulvik bewoogtotdat door de op het schip achtergebleven passa giers zekerheid werd gekregen. Want toen het oogenblik aanbrak dat de barkassen en sloe pen van de Chr. Huygens van den steiger vertrokken, zag men zagdoëkgewuif en hoor de men in de verte het Wilhelmus over het water klinken, een moment, dat iedereen aan boord zichtbaar ontroerde. Toen begreep men aan boord, dat de passagiers, die de groote dagtoer Eidfjord—Haugastoï—Voss Ulvik hadden meegemaakt, het buitengewone voorrecht deelachtig waren geworden de Koningin en misschien wel de Prinses in Ul vik te mogen begroeten. Wat was toch gebeurd Toen omstreeks acht uur de auto's die de excursionisten naar Ulvik hadden gebracht op den steiger van dit dorpje arriveerden, zagen zij prinses Juliana in den tuin van het Brakanes Hotel wande len. En zij zouden geen echte Hollanders ge weest zijn, wanneer zij niet onmiddellijk en spontaan het Wilhelmus hadden ingezet, een attentie, waarvoefc de Prinses vriendelijk wui vend dankte. Toen verscheen ook H. M. de Koningin met klein gevolg. Na enkele oogen- blikken begaf onze Landsvrouwe zich naar de verzamelde passagiers en informeerde be langstellend of de reis naar genoegen was geweest en aan welke excursie de passagiers hadden deelgenomen. Inmiddels waren nog enkele barkassen aan den steiger gearriveerd onder commando van den lsten Officier Steen. Deze, die eveneens 1ste Officier was op de Tanimbar, het vrachtschip van de Stoom vaartmaatschappij „Nederland", waarmede H. M. de reis naar Ulvik had ondernomen, werd onmiddellijk door de Koningin herkend en ook hij mocht het genoegen smaken door de Koningin te worden aangesproken. Ten slotte werd door een der heeren van H. M.'s gevolg de heer Delprat aan de Koningin voor gesteld, een der directeuren van de Stoom vaart Maatschappij „Nederland", die de reis met de Huygens meemaakte. Was de fjordenreis met het m.s. „Christi aan Huygens" op zichzelf reeds zeer belang wekkend, een zeer aparte bekoring verkreeg zij, doordat het zooveel Hollanders vergund was onze Koningin op Noorschen bodem te mogen begroeten, een begroeting, die de Koningin en onze Prinses zichtbaar goed deed, getuige de prettige en ongedwongen wijze, waarop H.M. zich met verschillende passagiers onderhield. Voor deze laatsten was de 12e Augustus een dag om nooit te verge ten. EEN VREESELIJK ONGEVAL. De landbouwer P. Dijkstra uit Kollumer- zwaag was dezer dagen onder Veenwoude bezig haver te zichten. Zijn 11-jarige twee lingzoontjes waren bij hem. Zij hadden zich in het korenveld verstopt, zonder dat de va- Rouquin had achter zijn handen spottend gelachen. Wat kon Loussard weten, die hem niet veel meer dan een werktuig was geweest en hem nooit in de kaart had kunnen kijken? Door den aandrang van den rechter tot spreken genoopt en de machteloosheid zien de van den meester die anders onder alle omstandigheden met zooveel beleid en kracht wist op te treden, aarzelde Loussard niet lan ger met te zeggen, wat hij wist. In het begin haperde zijn stem en sloeg hij zelfs een half angstigen blik op den man, dien hij nu in het verderf ging storten, maar opeens zich vermannend, begon hij met vaste stem Rouquin heeft mij nooit als een vriend, als een kameraad behandeld Er moest altijd maar gewerkt worden in zijn belang en liep men daarbij de kans om voor mijnheer den nek te breken, och, dat liet hem volkomen onverschillig. Rouquin nam een zijner handen weg, om den onbeschaamden spreker beter te kunnen aanzien. Loussard hield verschrikt op. Geneer je nietvoegde Rouquin hem toe. Spuw je gif uit, mannetje als je maar zorgt, dat je daarbij je eigen mond niet voorbijpraatJe durft heel wat, nu je weet, dat ik op het zondaarsbankje zit, maar ver geet niet, dat die praatjes je nog leelijk kun nen opbreken Laat den beklaagde met rustgebood de rechter voor het laatst. Loussard zag niet meer naar Rouquin om en hernam Ik moet u dan zeggen, mijnheer de rech ter, dat Rouquin tegenover zijn ondergeschik ten altijd heel gesloten was. Hij achtte ons niet veel meer als slaven, die hem lijdelijk hadden te gehoorzamen, dat hinderde mij zoozeer, dat ik op een mooien dag tegen me zelf zei Een man, die zulk een duistere en vree- selijke dingen onderneemt, moet iets heel bijzonders voor hebben. En ik deed mijn best, om uit te vinden, wat Rouquin uitvoerde in de uren, waarop hij het op het kantoor was en alleen uitging. (Wordt vervolgd,),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1934 | | pagina 1