25e JAARGANG
DINSDAG li DECEMBER 1934
MP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
GERECHTIGHEID.
No. 99
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
V
BUREAU
ADVERTENTIiS
f 0.50
DINSDAG en VRIJDAG
UITGEVER
Hippolytushoef Wieringen
Van 1 5 regels
l ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.—
CORN. J. BOSKER WIERINGEN
Telef. Intercomm. No. 19.
Iedere regel meer
t 0.10.
ELK NEDERLANDER.
Elk Nederlander wordt geacht de
wetten van zijn land te kennen. Wij
zullen hierop maar niet verder ingaan
en dit voorschrift maar laten zoals
het, om in de stijl te blijven, „daarligt".
Om kort te gaan, in de voorschriften
Burgerlijke Stand zijn verschillende
wijzigingen aangebracht, welke m.i.v.
1 Januari a.s. in werking zullen tre
den. Hieronder vinden we enkele be
palingen die ook voor het publiek van
belang moeten worden geacht.
Ie. Geboorte-aangiften.
Tot dusverre werden bij de aangiften
van geboorten naast den aangever
nog twee getuigen geëist. Daar om
trent de betekenis dier getuigen dik
wijls misvatting heerst, zij vermeld
dat deze alleen behoeven te verklaren,
dat de opgemaakte geboorte-akte dal-
gene weergeeft wat door den aange
ver is verklaard. Zij behoeven de ge
boorte zelve dus niet te constateren,
m.a.w. de juistheid der verklaringen
van den aangever niet te onderschrij
ven.
De beide getuigen nu komen te ver
vallen. Men neemt voortaan aan dat
de mede-onderteekening door den
ambtenaar van den Burgerlijke Stand
voldoendle waarborgen biedt. Boven
dien wordt de akte nog doorgelezen
ook waardoor misvattingen tot een
minimum beperkt blijven. In de memo
rie van toelichting op het wetsontwerp
tot wijziging, dei- voorschriften lezen
we ten aanzien hiervan nog „De ge
tuigen bij de aangifte van geboorten
zijn maar al te vaak personen, die de
comparanten niet kennen, van het feit
der geboorte niets weten, doch den
aangever slechts bijstaan uit welwil
lendheid of tegen beioning. Enige waar
de is hieraan niet te hechten. Het wet
telijk vereiste der twee getuigen kan
zonder overwegend bezwaar verval
len."
In het vervolg zal de „gelukkige"
vader zich dus alléén naar het raad-
huis kunnen begeven. Bij diens afwe
zigheid gelden gewoon de vroegere
bepalingen n.1. aangifte door genees
heren, vroedvrouwen of andere per
sonen die bij de bevalling tegenwoor
dig waren, en/of, indien de moeder
buiten hare woning is bevallen door
den persoon ten wiens huize de beval
ling plaats vond.
Laten wij tevens van de gelegenheid
gebruik maken een woord van deernis
te richten tot hen, de z.g.n. „beroeps-
getuigen", welke men in iedere plaats
van enige betekenis bij het bureau
van den Burgerlijken Stand zal kun
nen aantreffen, die zich door deze
wetswijziging een eerlijke bijverdien
ste (soms zelfs broodwinning) in de
vorm van getuigengeld, zien ontnomen.
2e. Overlijdensaangiften.
Een aangifte van overlijden ge
schiedt tegenwoordig door twee aan
gevers, in de wet ook wel genoemd ge
tuigen (niet te verwarren met de ge
tuigen bij geboorte-aangiften), op wier
verklaring een overlijdensakte wordt
opgemaakt welke door hunne handte-
keningen wordt bekrachtigd.
Na 1 Januari kan echter worden vol
staan met één aangever. In de memo
rie van toelichting motiveert men dit
als volgt „Vooral in grote steden
wordt meermalen de akte van overlij
den opgemaakt op aangifte van twee
personen, die geen van beiden de
overledene hebben gezien of gekend
en van het overlijden slechts kennis
hebben gekregen door de verklaring
van den geneesheer. Vereenvoudiging'
en verbetering kan worden verkregen,
wanlieer voortaan genoegen wordt ge
nomen met de verklaring van één aan
gever, wien dan de eis. wordt gesteld,
dat hij van het overlijden kennis
draagt uit eigen wetenschap, dus niet
alleen van horen zeggen."
Opgemerkt wordt, dat het Burgerlijk
Wetboek nu en ook vroeger niemand
aanwijst die verplicht is de overlijdens
aangifte te doen.
Wel blijkt thans, dat het de bedoe
ling is, dat de aangever uit eigen we
tenschap van het overlijden heeft ken
nis gedragen.
Bij het voltrekken van huwelijken
blijft de eis van twee getuigen be
staan. Voorts zijn nog enkele wijzigin
gen aangebracht van meer administra
tieve aard, terwijl tevens dient te vvor
den opgemerkt dat voortaan in alle
akten van den Burgerlijken Stand de
geslachtsnaam voor de voornamen
wordt geplaatst.
FEUILLETON.
De kamers van de eerste verdieping hadden
allen deuren, die op één lange gang uitkwa
men. Deze gang was door een zware eiken
houten deur van het trappenhuis afgesloten.
De compagnons hadden de kamerdeuren la
ten bekleeden. Het was hun doel dit was
Amerlkaansche wijze, om door een zekere
geheimzinnigheid de cliënten onder den in
druk te brengen. Zoo ook waren stem en
gebaren van den kleinen huisknecht, die als
bode dienst deed, eigenaardig. Buiten de
spreekuren stond deze in persoonlijken dienst
van Beijer.
Frits Beener was ongeveer een uur aan het
opstellen van een actie bezig, dat men hem
had opgedragen, toen het knechtje een jon
ge dame aandiende. Het was op het detec
tive-bureau geen gewoonte, de bezoekers naar
hun naam te vragen, indien dezen hem niet
zelf aan den knecht noemden. Beijer was
dan ook zeer verrast, toen hij in de bezoek
ster zijn nicht herkende.
„Stoor ik niet vroeg de dame met een
volle mooie altstem.
„Integendeel Felicia, je komt als geroepen
Ik had anders vandaag nog naar Uhlenhorst
moeten rijden, om onze tante Hölderlin een
bëzoek te brengen. Nu wilt gij, lieve nicht,
zéker wel zoo vriendelijk zijn haar te zeggen,
dat ik tot mijn grooten spijt niet haar vrien
delijke uitnoodlging, om van avond het
avondeten bij haar te komen gebruiken, kan
aannemen."
Felicia lachte. „Mijn komst hier in dit ge
heimzinnige bureau Is eveneens om u ii
tantes naam even zoo beleefd weer af te zeg
gen."
„Wat ls er gebeurd Daarbij zag hij zijn
nicht uitvorschend aan.
Felicia was een mooi, slank gebouwd meis
je Yan ongeveer drieëntwintig jaar. Ze had
ONZE INDUSTRIE.
-
Ons Noorden (R.K.) vestigt de aan
dacht op het feit, dat een zeer belang
rijke order voor een nationale onder
neming, waarbij aan eenige honderden
arbeiders voor geruimen tijd werk zou
zijn verschaft, naar het buitenland
moest worden gebracht, omdat de Ne-
derlandsche industrie op dit gebied
nog steeds niet voldoende geoutilleerd
is om dergelijke opdrachten te vervul
len.
Onze K.L.M. heeft thans bij de Dou-
glas-fabrieken in Californië veertien
nieuwe vliegtuigen besteld, omdat de
Nederlandsche vliegtuig-industrie nog
altijd zoo gebrekkig ontwikkeld is, dat
zij een dergelijke belangrijke order
niet kan uitvoeren binnen den tijd,
waarop zulks gewenscht is.
Is het op zichzelf niet betreurens
waardig, dat ons land, dat op het ge
bied van het vliegwezeri, we mogen
gerust zeggen aan de spats staat in de
wereld, iuist wat de vliegtuig-indu
strie betreft, zoo buitengewoon achter
lijk is.
Onze piloten behooren tot de beste
vliegers ter wereld, onze internationale
organisatie heeft een wereldreputatie.
Een van de meest beroemde vliegtuig
bouwers is een Nederlander. Maar nog
niet zoo lang geleden, toen Foikker ge
vraagd werd waarom de door 'hem ge
stichte vliegtuigindustrie op vreem
den bodem geheel tot ontwikkeling is
gekomen, antwoordde deze Nederlan
der „Omdat voor de industrie in ons
land altijd zeer geringe belangstelling
heeft bestaan". En Fokker verhaalde,
dat hij in de dagen, toen hij Rnet zijn
vliegtuigindustrie begon, er noch hij
de Overheid noch bij de particulieren
eenige belangstelling voor was. En
zelfs nu nog, zoo klaagde hij, is van
eenige steun aan de Nederlandsche
vliegtuigindustrie geen sprake.
Hier wordt, toch wel heel duidelijk
gedemonstreerd, hoe zeer ten onzent
het groote nationale belang van meer
industriealiseering, op ergerlijke wijze
is verwaarloosd.
Mede dank zij de zeer éénzijdige
oriënteering van de Kamers van Koop
handel in de groote steden, die altijd
de meening lanceerden, dat de scheep
vaart en de handel voor ons land al
leen belang hadden, is de industrieali
seering van ons land altijd verwaar
loosd.
Millioenen gaf de Overheid uit voor
de havens, maai- om deze door een
krachtige bevordering van de industrie
ook een bet eekenis te geven, daaraan
dacht men nooit.
En nu denkt men er nog te weinig
aan. Men leeft nog te veel in liet ver
leden, men staart zich blind op wat
voorbij is, n.1. de hoofdbronnen van
ons bestaan door de scheepvaart, door
Indië en leeningen aan het buitenland.
Zien we niet dat ondanks alle droeve
ervaringen op dit gebied, er nu weer
plannen zijn om met steun van de Re
geering, een bedrag van ruim 79 milli-
oen gulden aan België te leenen, ter
wijl in ons land voor eigen industrie
geen kapitaal is te krijgen, waardoor
heel wat werkverruiming wordt tegen
gehouden
Had de Regeering en ook het bank
kapitaal zich wat meer geinteresseerd
voor de nationale industrie, zeer waar
schijnlijk had onze Nederlandsche
vliegtuig-industrie deze groote order
van de K.L.M. niet behoeven te missen.
Had men in ons land eerder een in-
dustriebank gehad, waarop van de
zijde der Katholieke Kamerfractie
reeds het vorige jaar werd aangedron
gen, de werkverruiming zou er thans
wellicht beter voor staan. In 1933 is er
in ons land voor een bedrag van 485
millioen meer ingevoerd dan uitge
voerd. D.w.z., dat wij voor 485 millioen
meer kochten in het buitenland, dan
het buitenland van ons kocht. Dat be-
teekent natuurlijk een geweldige ver
arming, want wij verkeeren daardoor
in de positie van een huishouden, dat
veel meer uitgeeft dan er in komt.
Ook in dit cijfer van 485 millioen zit
een scherpe aanklacht tegen de in ons
land steeds gevoerde politiek. Want dit
bedrag zit voor een belangrijk kapitaal
in producten, die even goed in ons
land gemaakt hadden kunnen worden.
Indien de helft in Nederland was ver
werkt, dan zouden we daar voor aan
40.000 eigen menschen werk hebben
kunnen verschaffen.
Natuurlijk gaat het niet aan, deze
Regeering: hiervoor ten volle verant
woordelijk te stellen. Maar wel mag
het verbazen, dat ondanks deze feiten
waaruit schier dagelijks blijkt, dat on-
ze nationale industrie nog zoo buiten
gewoon slecht geoutilleerd is, onze Re
geering ten opzichte van de zoo drin
gend noodzakelijk geworden industrie
alisatie-politiek zulk een weinig ac
tieve en weifelende houding aan
neemt.
CRISIS - BUREAU.
Maatregelen ten behoeve van het
Zeevisscherij-bedrijf.
Binnenkort kan de inwerkingtre
ding worden verwacht van het Crisis-
Zeevischbesluit 1934 I, en de daarop
gebaseerde beschikking van den Minis
ter van Economische Zaken.
In deze maatregelen zijn de grond
slagen neergelegd voor verdere maat
regelen, welke naar mag worden ver
wacht, uiteindelijk tot een verbetering
van het Zeevisscherijbedrijf zullen
leiden.
Op grond van voornoemd Besluit
zal de aanvoer van Zeevisch, waaron
der wordt verstaan alle soorten zee
visch, ,met uitzondering van haring,
in Nederland slechts zijn toegestaan
aan hen, die als georganiseerden zijn
aangesloten bij de Nederlandsche vis-
scherij-centrale, te 's-Gravenhage en
met schiepen, welke in eigendom loe-
behooren aan of ter beschikking-
staan van die georganiseerden.
Voorts is de vereischte gesteld, dat
de schepen voorzien zijn van een uit
vaarvergunning, die door voornoem
de Crisisorganisatie wordt afgegeven.
Aan de afgifte van deze uitvaarver
gunning kunnen voorwaarden worden
verbonden. Als eerste dezer voorwaar
den is in het Besluit genoemd het be
talen van een geringe heffing na aan
voer van den visch.
Teneinde te voorkomen dat na de in
werkingtreding; der maatregelen voor
belanghebbenden bij het afgeven der
uitvaarvergunningen belemmeringen
zullen ontstaan, worden alle eigena
ren en gebruikers van zee- en luistvis-
schersvaartuigen geadviserd reeds
thans bij de Nederlandsche Visscherij-
centrale, Bezuidenhoutscheweg 109,
's-Gravenhage een aanvrage tot toela
ting als georganiseerde in te dienen,
aanvraagformulieren zijn daartoe bij
genoemde Centrale verkrijgbaar.
een gevuld innemend gelaat, haar blonde
haar had denzelfden zijdeachtigen glans, als
dat van haar neef. Ze had groote donkere
oogen ook waren haar wimpers en wenk
brauwen van donkerder kleur dan haar haar,
hetgeen aan het fijnbesrieden gezicht met
een Griekschen neus en een kleinen mond
een pikante uitdrukking gaf.
,Ik zal je alles vertellen, neecf" zeide de jon
ge dame, terwijl ze zich in de vensterbank
neerzette en met een gelukkigen glimlach
naar buiten in het gewoel keek. Daarop ver
telde zij op een natuurlijken, hartelijken toon,
dat zij den volgenden morgen ging trouwen.
,Wat een verrassing riep haar neef ver
baasd opspringend uit, „mijn kleine nicht
verloofd Dat is voor het eerst, dat ik daar
van hoor. Weet tante Hölderlin daar\van
.Natuurlijk. Zij was de eenigste, d'.ie ik in
vertrouwen nam."
Felicia Beijer was een arme wees. Op kosten
van haar tante Hölderlin, de weduwe van een
havenmeester die ook den referendaris tel
kens ondersteunde, had zij een goede school
afgeloopen. Nadat zij eenige jaren in het bui
tenland gouvernante geweest was, had zij
zich hier in Hamburg als onderwijzeres in
talen gevestigd. Daar ze zeer vlijtig was. kon
zij geheel in eigen onderhoud voorzien. Aan
haar tante, die nog al vermogen bijzat, be
taalde zij nu zelfs kost en inwoning. Dat haar
verloving geheim was gebleven had een bij
zondere oorzaak.
„Mijn bruidegom," vertelde de nicht ver
der, „is uit een zeer deftige Ham^urgsche
familie. Zijn vader is de consul igemeraal
Htittl, die naam zal je wel niet pnbekend
zijn."
Frits sperde zijn oogen wijél open en riep
„Maar meisje, dan maak je 'een schetterende
partij."
Fellcia's gezicht betrok. „Ongelukkig is al
les niet zoo prachtig, als je wel dankt. De
Heer Hüttl was woedend, toen hij vernam,
dat zijn zoon de dochter van een armen on
derwijzer wilde trouwen. Door mijn schuld
zijn vader en zoon nu totaal met elkaar ge
brouilleerd. Theo wilde er niet yan hooren
om mij prijs te geven."
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Vredesplan van Mussolini.
De diplomatieke correspondent van
de Londensche „Star" vertelt, dat de
diplomatieke wereld groot belang stelt
in een nieirw vredesplan, dat Musso
lini en zijn raadslieden hebben ontwor
pen. Deze stap heeft bijzondere betee-
kenis, omdat het Fransche plan voor
een Oost-Europeesch Locaroo dreigt
te mislukken. Mussolini's plan bestaat
uit vier deelen
le. Een algemeen Europeeseh pact,
waarin de onderteekende naties zich
verhinden elkaar niet aan te vallen.
2e. Een plan voor politieke raad-
pleging tusschen de naties.
3e. De instelling van een verzoe-
ningsraad voor de bijlegging van ge
schillen, die tusschen twee landen
mochten rijzen.
4e. Een afspraak voor economische
samenwerking in Europa.
-,>?<■> i] o
Nijpend gebrek aan grondstoffen.
Steeds meer arbeiders wej-kloos.
Het gebrek aan grondstoifen doet
zich in Duitschland meer en meer ge
voelen. Volgens, liet, rijksbureau voor
statistieken bedroeg, het aantal werk
uren in de textiel-industrie in October
j.1. slechts 60.4 pCt. der theoretische
capaciteit tegen 65.7 pCt. in Juni. In de
automobiel-industrie was dit percen
tage 59.8 tegen 67.3 pCt. in Juni en in
de industrie van de weelde artikelen
bedroeg het in Oct. 40.2 pCt. terwijl het
zich in de tabaksindustrie en 't brou
werij-bedrijf handhaafde op 724 pCt.
Voor een groot deel moet deze da
ling worden toegeschreven aan een
tekort aan grondstoffen en onder de
arbeiders, die hierdoor gedeeltelijk
werkloos zijn geworden, is in verband
daarmede groote onrust ontstaan.
Krachtens een nieuwe verordening
zullen thans aan deze arbeiders groo-
tere uit,keeringen worden verstrekt.
Indien zijn loon daalt als gevolg van
het feit, dat hij door den verkorten ar
beidstijd in twee weken tijds minder
dan 72 uur werkt, zal hij, mits hij in
ieder geval nog 8 uur heeft gewerkt,
een uitkeering krijgen van 50 pCt. van
het gederfde loon, waarbij 72 uren ar
beid in twee weken tijd als norm wordt
genomen. Deze uitkeering wordt
slechts betaald in die industrieën, die
daarvoor speciaal in aanmerking ko
men, in de eerste plaats aan de arbei
ders in de textiel-industrie, voor zoo
ver zij werkzaam waren in bedrijven
met tenminste 10 man personeel.
Hoeveel voor dezen nieuwen maaT-
regel noodig is, is nog niet bekend.
Naar raming zal de uitkeering echter
maandelijks, verscheiden© millioenen
kosten.
Campagne tegen het Kerstfeest
begonnen. e
Het dagelijksch bestuur der athe-is-
ten-organisaties in Rusland heeft een
stelselmatige campagne tegen de vie
ring van het Kerstfeest ingezet. Te Le
ningrad en Moskou zijn tentoonstel
lingen van athe-isten geopend, die ten
doel hebben, de menschen van het be
zoek aan de kerken en Kerstfeesten af
te houden.
„O heet hij Theo? Natuurlijk, natuurlijk!
Wat is uw Theo dan Waar woont hij
„Hij is directeur van de verzekerings-maat-
schappij „Hammonia" in Berlijn."
„Wel, dat is een goede betrekking."
Felicia lachte. „Dat kan wel zijn, maar rijk
is Theodoor niet. Toen vader en zoon met el
kaar braken, gaf de eerste hem zijn moeder
lijk versterf en zeide in zijn testament hem
niet meer te vermaken dan hij volstrekt ge
ven moest. Nu, de som die hij in handen
kreeg, was juist groot genoeg om de borg
stelling, die hij bij zijne benoeming als direc
teur moest storten, te betalen."
„Maar waarom hield ge uw engagement zoo
geheim
„Omdat ik geen beleedigingen van zijn
bloedverwanten dulde," zeide Felicia bitter.
„Och Frits, je begrijpt niet, hoe afschuwelijk
die lieden hem behandelen. Niettegenstaande
ik mij teruggetrokken had, heb ik anonieme
brieven ontvangen, waarin mijn bruidegom
van allerlei karakterlooze handelingen be
schuldigd wordt"
„Natuurlijk waren het verzinsels. Anoniem
schrijven getuigt meestal van lafhartigheid
en gebeurt vaak met kwade bedoelingen.
Maar zeg eens nichtje, de consul-generaal
zal toch in een dergelijk schrijven zijn eigen
zoon niet verdacht maken
De heer Hüttl senior heeft mij slechts
eens geschreven en dat vandaag. Over dit
schrijven kom ik je spreken Frits. Jij bent de
eenige, die met de rechtswetenschappen be
kend zijt, tot wien ik mij in deze benarde
omstandigheden kan wenden. Gij wilt ons
helpen, niet waar
De tranen kwamen het schoone, jonge
meisje in de oogen. De referendaris nam haar
beide handen in de zijne en verzocht haar
hem zonder terughouden alles te vertellen.
Theo Hüttl had jaren geleden, toen hij te
New-York bij een handelsvereniging een be
trekking had, kennis gemaakt met een dame,
die in hem levendig belang was gaan stellen,
Aan Felicia had hij, toen het zoo in het ge
sprek te pas kwam, verteld, dat die dame het
zich in 't hoofd gezet had met hem te trou
wen. Hun omgang met elkander bestond el-
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Troepen uit ons land naar het
Saargebietl.
Onze Regeering thans de uit-
noodiging ontvangen.
Het zal ons niet verbazen, indien
>poedig zou blijken dat de Nederland
sche Regeering, in principe de uitnoo-
iiging van den Volkenbondsraad tot
leelneming aan de te vormen interna-
ionale gewapende macht voor het
Saargebied zal aanvaarden.
Naar ;men meldt, heeft thans de No-
genlijk alleen in een geestige briefwisseling
vol philosophische beschouwingen. Nu hij
ouder en wijzer geworden was, schaamde hij
zich daarover. De consul schreef echter met
het doel om mejuffrouw Felicia Beijer met de
oudere rechten die deze vriendin op hem had,
bekend te maken.
Met een trillende stem las Felicia datgene,
wat daarop betrekking had voor. „Ik heb niet
de eer u te kennen, mejuffrouw," heette het
in den brief van den ouden heer Hüttl, „toch
wil ik trachten op het eergevoel van een
vrouw te werken. Ik weet dat mijn zoon ver
langt u binnenkort tot zijn vrouw te nemen
hem daar nog eens over te spreken, zou niets
uitwerken. Hierbij zend ik u, mejuffrouw,
echter de brieven, die mijn zoon in der tijd
geschreven heeft, en waarin hij mij duidelijk
verklaarde, dat hij verplicht was genoemde
jonge dame te huwen. Dat was een heele slag
voor mij, daar ik in dien tijd gaarne een hu
welijk tusschen hem en de dochter van een
der rijkste Hamburger kooplieden tot stand
had zien komen, ik verzoende mij echter
langzamerhand met die teleurstelling. Als hij
nu echter toch zijn woord van eer niet houdt,
dan is dat een handelwijze, waarvan ik de
beoordeeling aan u overlaatFelicia kon
zich niet langer bedwingen, ze was niet in
staat den brief ten einde te lezen en barstte
in snikken uit.
Haar neef vloog den inhoud nog eens vluch
tig door en zeide toen hoofdschuddend „Dat
is een ellendig geval, lieve Felicia."
,Maar begrijp toch, Frits, het is natuurlijk
een misverstand van den consul-generaal
door een leugentje van Theo in 't leven ge
roepen."
Met vragenden blik keek de referendaris
zijn nicht aan. „Zie eens neef, Theo's vader
is een echte trotsche koppige Hamburger.
Toen hij een huwelijk van zijn zoon met de
dochter van dien groothandelaar verlangde,
was Theo bevreesd, dat een weigering een
groot schandaal zou wekken .De omstandig
heid dat Theo niet van de koopmansdochter
hield, zou in de oogen van den ouden heer
geen beletsel geweest zijn. Zoo vertelde hij
maar, dat hij aan die vreemde zijn woord
gegeven had zonder er bij te denken, dat
deze hem later zeer onvrouwelijk daarmee
lastig zou vallen."
„Hebt ge daar geen bewijzen voor, Felicia?"
„Theo heeft mij alle brieven van die jonge
dame, voor zoover hij ze niet in de papier
mand had laten terechtkomen, te lezen gege
ven. Hier zijn ze."
„Leg alles daar op den lessenaar neer, Fe
licia. Om tien uur moet ik dit gewichtige stuk
afhebben, omdat het om elf uur aan boord
van een boot moet zijn. Daarna zal ik alle
kracht aan uw lastig geval wijden
„Voor één uur wil ik je echter nog gaarne
spreken. Om half twee komt Theo's trein aan
en ik wil hem een vroolijk en onbezorgd
gelaat toonen. We zijn van plan morgen met
de eerste boot naar Helgoland te gaan, om ons
daar in den echt te doen verdinden."
Fritz Beijer nam, zoodra zijn nicht vertrok
ken was, haastig de brieven ter hand, die Fe
licia op den lessenaar gelegd had. Nauwelijks
had hij de onderteekening van die met een
dameshand geschreven brieven gezien, of hij
slaakte een kreet van verbazing. Bijna op het
zelfde oogenblik ging de deur open en trad
de heer Stanway binnen. Hij zwaaide vroo
lijk met een visitekaartje, dat hij in de hand
hield. „De zaken gaan goed, compagnon."
„Deze dame wil ons sprekenhet is de
nieuwe cliënte, die uw vriend Kleist den „Ar
gus" aanbevolen heeft
Erg opgewonden greep de referendaris het
kaartje en las „Miss Ellen Worcester
„Lieve vriend, wij kunnen deze dame onmoge
lijk als onze cliënte aannemen," zeide hij
daarop met een zachte, doch vaste stem. „Na
de aanwijzing, die Dietrich Kleist ons van
daag gaf, meen ik te weten wat haar begeerte
is. Zoo net is mijn nicht, Felicia Beijer bij
mij geweest. De man, dien uw landgenoote
door middel van den „Argus" wil laten na
gaan, is de bruidegom van mijn nichtje
morgen zal hij haar man zijn." Haastig ver
telde hij daarop, wat hij kort te voren uit den
mond van zijn nicht had vernomen.
(Wordt vervolgd.).