DE IN DE PUP 26e JAARGANG DINSDAG IQ MAART 1935 No. go IPP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR MB|j WIERINGEN EN OMSTREKEN £en man in GERECHTIGHEID. üWIERINGER COURANT! •Jnk. BUREAU: UITGEVER: Hippolytushoef Wieringen CORN. J. BOSKER WIERINGEN "'flg Telef. Intercomm. No. 19. VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. Pour»t Eqberrs tchfe friesche Vleeren- Baai en -Tabak Melange van rijpe tabakhen. BOERDERIJ EN TUINDERIJ. Landbouwkundige ervaringen in den Wieringermeerpolder. Boeren „in het wilde weg" komt daar niet voor alles geschiedt na rijp beraad en nauwkeurig onder zoek, hetgeen vele critici echter niet schijnen te weten Ir. Smeding vertelt. Nu er eenige tijd is verstreken sedert het droogvallen van den N. W.-Zuiderzeepolder en men dus over eenige landbouwkundige er varingen beschikt en de particuliere landbou wer er zijn intrede doet, hebben wij, aldus het Hbld., den directeur, ir. Smeding, verzocht ons nog eens een en ander mede te deelen over wat daar in dien vlakken, nieuwen pol der al zoo is geschied en nóg gebeurt. Namens de drie groote landbouwvereenigin- gen in de H'meer heeft de heer Reinders Folmer, voorz. van de Holl. Mij voor Land bouw afd. H'meer gewezen op het belangrij ke van deze voordracht en op het heugelijke feit dat de heer Smeding ondanks zijn over drukke bezigheden bereid was gevonden om persoonlijk iets over dit groote werk te komen vertellen. Dat een en ander ten volle door den boerenstand wordt geapprecieerd mocht wel blijken uit het overgroote aantal aanwe zigen. Vooral aanleiding tot deze voordracht was het feit, dat er zooveel wanbegrippen over de inpoldering, over de werkwijze, over de grondkwaliteiten enz. enz. de ronde doen. Vooral in den aanvang was het oordeel zeer ongunstig en werd op alles critiek uitgeoe fend. Langzamerhand, nu reeds meer dan de helft van den polder in cultuur is gebracht, komt er meer werkelijke belangstelling, die zich vooral uit in de bezoeken uit alle stre ken van ons land. Het is nu vijf jaren geleden, dat het elec- trisch-gemaal „De Lely" aangevangen is met de bemaling, terwijl als officieele datum, waarop de Wieringermeer is drooggevallen, 21 Aug. 1930, aangenomen wordt. Natuurlijk is dat niet over het geheele gebied tegelijk het geval geweest. Eerst kwam bloot een breede strook ten Zuiden van Wielingen, het Amstelmeer en de Anna Paulowna. Deze gron den lagen met uitzondering van eenige geu len en zwinnen op 1 meter beneden N.A.P. Hierop volgde een aansluitende strook van iets grootere breedte, aanvangende bij Den Oever, aansluitende bij Kolhorn aan de Waard en Groetpolder en rondloopende tot Aartswoud (bodempeil 1 tot 3 m. beneden N.A.P.) Het grootste deel van den polder volg de nu deze hoek begon bij Medemblik en volgde den afsluidijk tot Den Oever. Hier boog de lijn zich naar het Westen tot iets ten Zui den van het tegenwoordige Slootdorp, en vandaar naar het Zuiden tot Aartswoud. Het bodempeil was ongeveer 4 m beneden N.A.P. Het hart van deze oppervlakte, beginnende bij Medemblik en in een punt omhoogloopend in de richting van de Terp en vandaar terug gaande naar Lammertschaag, was dieper ge legen en gaf een peil van 5 m N.A.P., ter wijl de diepste hoek gevonden werd in het hart, in de onmiddellijke nabijheid van Me demblik. 6 meter onder N.A.P.) Het ge volg van de hoogteverschillen was de indee ling in vier polderafdeelingen met eigen on- derafdeelingen en eigen peilen, onderling door sluizen met elkaar verbonden en ultma- lende op de groote poldertochten, waarop in den Zuidelijken hoek bij Medemblik het elec- trisch gemaal „De Lely" werd gesticht, en aan den N.O. hoek bij Den Oever het dieselgemaal „De Leemans" Het is met het oog op vermin dering van risico's, dat voor het tweede ge maal niet de keus op een electrisch belrijf is gevallen. Na de drooglegging kwamen de kanalen te voorschijn, die reeds in volle zee waren uit gebaggerd. Onmiddellijk moest toen worden aangevangen met het maken van de kavel en andere slooten en daarna met het oog op de spoedige ontzilting van de 20.000 km greppel (diepte van 60 cm). De vraag welke methode de voorkeur verdiende, „drai nage" of „greppel" gaf ons de groote moei lijkheden, aldus ir. Smeding. Uit den aard der zaak, stond de practische landbouwer op het standpunt „drainage", want bij zijn eigen landverbetering is hij daar grootendeels op aangewezen. Wij besloten echter na rijp be raad, om de voorkeur te geven aan het grep- pelen, vooral ook, omdat bij de vroegere droog makerijen de greppelmethode steeds goed had voldaan. Op grond van berekeningen stelden wij de onderlinge afstanden op 11 m bij de kleigronden en op 15 m op de gemakkelijker doorlatende zand- en zavelgronden. Wij heb ben die greppels hoofdzakelijk gemaakt met greppelmachines, waarover aanstonds meer. De waterovermaat in het land verminderde zienderoogen en was spoedig geheel verdwe nen. Die overmaat was oorspronkelijk drie keer zooveel dan bij gewone polders en zelfs nu nog is het waterbezwaar in de diepe grond lagen nog steeds twee keer zooveel. De oor zaak hiervan moet worden gezocht in het zeer moeilijk loslaten van het water door de gronden. Het was echter niet voldoende, dat het waterbezwaar werd overwonnen. Min stens van even groot belang was het zoutge halte, dat tot een minimum moest worden teruggebrachtjuist hiervoor waren de grep pels van buitengewoon veel belang. Elke re genbui moest ten volle worden benut voor den zoutafvoer en vooral moesten nadeelige gevolgen van regen worden voorkomen. In strijd met de algemeene verwachting was de wintertijd gunstig voor de ontzilting, omdat door de verdamping in den zomer het bodemwater wel werd onttrokken, doch juist in de bovenste lagen van het zout achteraf en daardoor meermalen eerder een concen tratie-verhooging inplaats van vermindering werd geconstateerd, in strijd met hetgeen „men" had verwacht. Het zand liet zich door zijn belangrijk grootere doorlaatbaarheid veel sneller ontzilten en het is daardoor, dat reeds in den herfst van 1930 op de hooge zandgron den bij Wieringen tot uitzaai van rogge kon worden overgegaan. Het oordeel der boeren is toen niet prettig over ons geweest en inder daad was het ook lichtelijk gewaagd. Toen wij zaaiden, was het zoutgehalte nog wel te hoog en moesten wij rekenen op de gunstige winterwerking. Zou onze verwachting te hoog gespannen zijn geweest, dan zou de zaaiproef mislukken. Wij baseerden ons op de ervarin gen, in den proefpolder te Andijk opgedaan en ondanks de pessimistische gedachten van de buitenstaanders is de rogge aangeslagen. „Men" zei toen, dat ze wel stil zou blijven staan en geen halmen vormen, maar ook dat gebeurde nietde rogge schoot goed op Toen zou er wel geen aar worden gezet, doch ook dat was mis. Toen de aren kwamen, kon men niet gelooven, dator zaad in zou komen. Het eindresultaat was echter dat het zaad óók werd gezet en dat wij zelfs op die een jarige zeegronden een zeer tevredenstellen den roggeoogst hebben gekregen Wanneer men nu weet, dat juist de Wieringerhoek het zoutste zeewater had, belangrijk hooger dan het water bij de Lemmer, namelijk 20 tot 24 gram per liter water en men weet verder, dat men slechts met redelijke kans van slagen kan zaaien, wanneer de bouwvoor ten hoog ste 3 gram zout per liter grondwater bevat, dan is het te begrijpen, dat in ons laboratori um de controle op duizenden en duizenden monsters van het allergrootste was. Het zout gehalte gaf aan, dat de mogelijkheid bestond, om de gronden te bezaaien. De absolute zekerheid kon eerst na den winter wor den verkregen. Om te zaaien moet eerst de grond bewerkt worden en daarna kan over het zaaien zelf gedacht worden. Alles kwam dus gelijk in dezelfde paar vroegere voorjaars maanden. Deze moeilijkheid heeft zich jaar op jaar voorgedaan en telkens was het de vraag Hoeveel hoeveel grond is voldoende ontzout Hoeveel hectaren zijn zaaiklaar Hoeveel land moet er worden geploegd, ge ëgd, gezaaid, met kunstmest behandeld enz. enz. Zouden het enkele honderden hectaren zijn, of duizend of eenige duizenden Hoe krijgen wij al dat werk in den korten tijd tot Maart-April gereed, om nog een oogst te kunnen verwachten We hebben kaarten geteekend. Over elk der jaren 1931, '32, '33 en '34 ziet men in kleu ren uitgedrukt de ontzilting en daarnaast de bezaaiing. De beide kaarten van 1931 geven grootendeels nog een wit vak te zien, hetgeen wil zeggen „onbekend terrein". Wij zien in den noordrand en in den noordwesthoek op de ontziltingskaart enkele terreinen groen aangegeven, hetgeen wil zeggengeschikt voor bezaaiing, omdat het minimum zoutge halte is bereikt en daarnaast bruine vlekken, die nog een te hoog zoutgehalte aanduiden. De zaaikaart geeft de gewassen aan en daar leest men o.a., dat reeds 200 hectaren rogge en 70 hectaren gerst werd uitgezaaid. De ont- zittingskaait van 1932 geeft een belangrijk grootere uitgebreidheid aan voldoende ont- zoute gronden weer. Over het algemeen val len die samen met de zavelgronden. Het mid dengedeelte van den polder is nog grooten deels bruin gekleurd, dus nog te zout. De oost zijde was nog blank dus nog onbehandeld. De zaaikaart 1932 geeft onmiddellijk een belang rijke vermeerdering van het cultuurrijpe land, namelijk in totaal 3720 ha. De kaarten van '33 en '34 vertoonen een doorgaande verbetering in 1933 5620 ha en in 1934 een areaal van ten naaste bij 11.000 ha, nl. 3518 ha noodmengsel, 2834 wintertar we, 1252 roode klaver, 539 Lucerne, 172 witte klaver, 171 zomertarwe, 377 koolzaad, 601 haver, 1165 zomergerst, 40 w. rogge, 45 z. rog ge, 10 voerbieten, 5 mosterd, 319 wikken, 193 lupinen, 3469 grasland. Het is te begrijpen, dat op een dergelijk reusachtig bedrijf alles goed voor elkaar ge zet moet worden ten einde rechtmatige cri tiek te voorkomen. Een eigenaardig geval is in dit opzicht de N. Oosthoek, dus tegen Den Oever aan. Deze hoek was en bleef te hoog van zoutgehalte. Het verschil was niet al te groot, maar tóch te veel voor normalen groei. Wij hebben toen besloten daar een zooge naamd „noodmengsel" uit te zaaien, vooral omdat de plantenwortels zoo'n gunstige in vloed uitoefenen op de goede structuurvor ming. Wij kozen daarvoor uit die graszaden, die zich het best konden aanpassen aan een iets te hoog zoutgehalte en lieten daarvoor onze keus vallen op Engelsch en Italiaansch raygras en beemdlangbloem. Wij brachten 40 tot 45 kilo van deze mengzaden op de hectaar. De gronden waren echter niet be werkt. Het greppelen had reeds plaats gevon den en de greppelgrond was over het veld gebracht. Toen hebben wij een Amerikaan- sche werkmethode toegepast en achter den tractor zooveel eggevelden in verband aange bracht, als slechts getrokken kon worden. Hiermede hebben' wij het geheele terrein slechts één gang kunnen geven en moesten toen het land als bewerkt verklarenWij zaaiden ons noodmengsel uithet sloeg aan en groeide voorspoedig. Wij lieten het land liggen zonder verder éénige bewerking Wij brachten geen mest aan en haalden den oogst niet binnen. Natuurlijk zag het er verwaar loosd uit en was het oordeel van het publiek over een dergelijk wanbeheer niet gunstig. Aan deze beoordeelaars was het niet be kend, dat wij deze werkmethode toepasten narijp beraad! De cultuurresultaten zijn dan ook zeer gunstig geweest, omdat de gron den zonder eenige kosten belangrijk in qua- liteit vooruitgingen. Feitelijk had men dat mogen verwachten, want langzamerhand mocht het toch bekend zijn, dat in onzen polder alles zooveel mogelijk van te voren nauwkeurig wordt onderzocht. „In de blinde boeren" geschiedt bij ons niet, want dan is de kans op gevaren al te groot. Naar te ho pen is, zullen de belangstellende bezoekers dit in de toekomst gaan overwegen, alvorens zij met hun afbrekend oordeel te voorschijn komen Zoo hoorden wij ook meermalen misplaatste aanmerkingen op de gronden van de Wierin germeer en het behoeft niet teverwonderen, wanneer men hoort beweren, dat bijna de ge heele polder een mislukking is. Zelfs de zuidzijde van den polder wordt dan afgekeurd. Dit oordeel is alléén te verklaren uit het feit, dat de bezoeker wel o p en niet i n den grond ziet. De geheele polder is name lijk met een laagje zand overdekt, zooals dan ook te verwachten was. Onder dit min of meer dunne schilletje zand ligt de werkelijke bouwvoor en kan zoo licht een ingrijpende ver betering worden aangebracht. Ik wil hierbij wijzen op de zandbank, die wij vonden bij de zoogenaamde Kooltuinen in de nabijheid van De Haukes. Deze bank bestond in hoofdzaak uit stuifzand en wat dat wil zeggen kan men op tal van foto's zien, waar de pasgemaakte slooten weer zijn volgestoven met het zand, dat bij den geringsten wind als een zwaar rookgordijn over de velden trok. Hier brach ten wij de woelmaehine in werking, waarme de eenkalkhoudende laag uit de ondergrond ter dikte van niet meer dan 2Vs centimeter over de oppervlakte werd uitgespreid. De re sultaten waren schitterend en zijn nog elk jaar door den zwaren groei zichtbaar. Wij twijfelen er dan ook niet aan of in de toe komst zal op de minder goede gronden door de jonge boeren de betere grond naar boven worden gehaald en het teveel aan zand naar beneden worden gewerkt, want bijna overal is de klei binnen grondwater bereikbaar. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels f 0.50 Iedere regel meer f 0.10 BINNENLANDSCH NIEUWS. Belastingverlaging voor aanhang wagens. Het tarief zal worden vermin derd. De bond van bedrijfs-autohouders in Nederland heeft onlangs in een adres aan den Minister van Financiën de aan dacht gevraagd voor een onbillijkheid in de wet op de motorrijtuigenbelasting ten aanzien van de lichte aanhang wagens. In de wet op de motorrijtuigenbelas ting, welke op 1 Januari van kracht is geworden, wordt n.1. de aanhangwagen belast, als ware hij een afzonderlijk mo torrijtuig, in tegenstelling met vroeger toen het trekkende motorrijtuig werd belast volgens bepaalde gewichtsgren- zen met een minimum van f 18. Daar het minimum van de belasting thans op f 72 is gesteld, moet dat be drag nu ook voor het lichtste aanhang- wagentje worden betaald. Er worden echter kleine tweewielige aanhangers gebruikt waarvan het gewicht niet meer bedraagt dan 200 of 300 Kg. Het kan uiteraard niet in de bedoeling heb ben gelegen, dat voor deze lichte wagen tjes ook het minimum van f 72 wordt betaald. De B. B. N. heeft thans bericht ont vangen, dat maatregelen in overwe ging zijn, waardoor het tarief voor vracht-aanhangwagens zal worden ver minderd. Bij het baden in Zee verdronken. Door de koude bevangen. De 52-jarige G. Jochems te IJmui- den, houder van de cantine in hei kampeerterrein aldaar, is bij het zwemmen in Zee verdronken. De man ging den laatsten tijd geregeld in zee baden en had het ook nu weer gedaan. Hij was daarna de blokken opgeklau terd, die tegen den pier opgesteld zijn en had met visschers op den pier zit ten praten. Daarna is hij weer in zee gegaan. Hij is vermoedelijk door de koude bevangen en gezonken. Vis schers riepen hem toe in hun boot te komen doch Jochems wilde niet en zonk kort daarna in de golven wreg. Het lijk is nog niet aangespoeld. De man laat 'n vrouw en vier kinderen na. Landbouwcoöperaties, die huis houdelijke artikelen verkoopen. De Middenstandsbonden ver zoeken den Minister hiertegen op te treden. De drie Nederl. Middenstandsbon den hebben zich verplicht geacht de aandacht van den Minister van Eco nomische Zaken te vestigen op de nei ging, welke zich bij coöperatieve in kooporganisaties voor den landbouw vertoont, om artikelen, vallende bui ten het lanbouwbedrijf aan te koopen en te leveren. Blijkens een publicatie in het Frie- sche Landbouwblad, officieel orgaan van de Friesche Maatschappij van Landbouw, van 23 Juni 1934, is dit fel voor den president neer. „Daaruit zult u zien, dat mijn neef bij het sluiten van de verzekering niet in Berlijn geweest kah zijn," voegde zij er met duidelij ker stem aan toe. „En ik beweer, dat degene, die zoo'n fijn, geslepen bedrog zes maanden voor den gewelddadigen dood van den verze kerde pleegde, minstens evengoed onder ver denking valt, als...." Ademloos brak ze af. Voor het eerst had ze haar man met open oog aangezien. Het bloed vloog haar naar het hoofd. Helms, die begreep hoe groot haar ontroering was, zond een bode met een stoel naar haar toe. De president was opgestaan en sprak het volgende „Daar hetgeen wij nu vernomen hebben niet bepaald opheldering in deze zaak ver schaft, zal de behandeling wel verdaagd moe ten worden. Ik ben van meening, dat eerst nadere inlichtingen ingewonnen moeten wor den en nog andere getuigen opgeroepen die nen te worden." „Felicia, die moede op den stoel was neer gevallen, hief snel haar hoofd op. Helms riep in haar plaats „De noodige getuigen van de „Hammonia" zijn hier in de zaal aanwezig J" De rechter gaf duidelijk zijn ontevreden heid te kennen, toen de heer Werner de hee- ren van de „Hammonia" liet roepen. Hüttl's collega en mededirecteur Dr. Katz en Neubring verschenen in de verhoorzaal. Het publiek volgde dit met levendige be langstelling. De dokter, wien het afschrift voorgelegd werd, verklaarde dadelijk Als Beijer, toen ik hem onderzocht, zoo'n ernstige aandoening aan de longen had gehad, dan zou ik het af geraden hebben hem in de levensverzekering op te nemen. Ik ben dan ook overtuigd, dat degene, die hier ziek lag en degene, die ik in Berlijn onderzocht, niet een en dezelfde per soon is geweest." (Wordt vervolgd.) FEUILLETON. No. 28. „Zelf heb ik mij de vrijheid veroorloofd beide heeren te verzoeken hier voor het ge recht verschijnen. Vergeef mij, mijnheer, dat ik daardoor oorzaak ben, dat de heer Neu bring gedurende uw afwezigheid zelf verlof zal moeten nemen. Misschien hangt van zijn komst eer en leven van mijn man af." „Maar spreek wat begrijpelijker, geachte mevrouw drongen beide mannen aan. „Ik wil u alleen nog zeggen, dat mijn neef in dien tijd September van het vorige jaar niet in Berlijn geweest kan zijn." „Maar, wanneer de heer Neubring en de dokter toch zelf „Laat mij kort zijn. Ik moet mij flink hou den en mijn tegenwoordigheid van geest be waren voor het verhoor, dat weldra zal plaats vinden. Slechts nog één vraag, directeur. Ik heb beide heeren vanmorgen vroeg om vijf uur van het station afgehaald en had met hen tot op dit oogenblik een lang onderhoud op de plaats,, waar de moord gepleegd is. De heeren zijn evenals ik overtuigd, dat de persoon, die verleden jaar September in Ber lijn zich voor den referendaris Frits Beijer, uitgegeven heeft, niet mijn neef was. Deze lag in dien tijd drie weken lang in het Elisa- beth-ziekenhuis met een ernstige longontste king. „Maar ik begrijp niet hoe dat mogelijk is Het onderzoek naar de personen, die zich bij ons aanmelden, is altijd zeer nauwkeurig. Tevens bracht de adspirant toenmaals een bewijs mee, waaruit men kon zien, dat de verzekering niet te hoog was Felicia zag hem doordringend aan. „En dit bewijs bestond uit een schrijven van den ad vocaat Kleist?" „Zeker. Voor zoover ik mij herinner was aan dit schrijven een soort overeenkomst toe gevoegd, waarin zich de advocaat Kleist ver bond aan Frits Beijer voor de stichting van het detective-bureau de „Argus", honderd vijftig duizend Mark tegen een rente van drie percent te leenen. De heer Beijer was dan evenwel verplicht zijn leven tegen de waar de van de genoemde som te verzekeren. Dit verdrag was gestempeld de handteekenin- gen waren echt." „En toch heeft men de maatschappij „Ham monia" om den tuin geleid sprak Felicia op ernstigen en beslisten toon. „U weet", ging zij voort, terwijl zij zich tot den verbaasden toehoorenden Helms wendde, „dat Beijer ook bij de „Polarstem" verzekerd was, niet waar Nu, daarmee was een bepaalde bedoeling. Deze polis ten bedrage van vijftien duizend Mark nam mijn neef volgens het contract, dat hij met den heer Kleist gesloten had. De nul achter het cijfer 15000 is er later bijge voegd door iemand, die zich gedurende de ziekte van mijn neef gemakkelijk de papie ren van Frits Beijer kon meester maken en die overigens bij den dood van mijn neef groot belang moest hebben en dat is Stan- way De beide heeren deinsden verschrikt ach teruit en zagen de jonge vrouw ongeloovig aan. Ze wilden haastig nog meer vragen, doch op dit oogenblik werd de deur openge gooid en riep de bode in het vertrek „Getuige, mevrouw Felicia Hüttl Slechts één oogenblik talmde Felicia. De opwinding scheen te veel van haar krachten gevorderd te hebben. Ze herstelde zich ech ter spoedig en volgde den bode van het ge recht. Haar verschijning in de gerechtszaal ver oorzaakte groote opschudding. Het schemer de haar voor de oogen. Ze scheen een oogen blik te duizelen, toen haar blik, die langs de hoofden van de menschen dwaalde op het wasbleeke gelaat van haar man viel. Ze greep den arm van den beambte, om haar te steu nen. Ook Theo was in groote opgewondenheid. Met groote, schitterende oogen volgde hij de slanke, zwarte gestalte, die met langzamen, bijna plechtigen tred op de balie toetrad. „Mevrouw Felicia Hüttlzeide de presi dent. „Als vrouw van beklaagde saat het u vrij, een verhoor te weigeren." „Ik zal iedere vraag naar waarheid beantwoorden kwam met een vaste, hoewel minder duidelijke stem over haar witte lip pen. „Den eed behoeft u natuurlijk niet te doen," ging Werner voort. „Maar vertel ons het gebeurde op den bewusten morgen." Ademloos hoorde het publiek toe. Felicia verhaalde haar vertrek van Uhlen- horst, haar ontmoeting met Theo, hun ge zamenlijk gaan naar den Groszen Bleichen. De spreekster werd door een gemompel in haar spreken gestoord de president bracht de bel in beweging. „Volgens uw schriftelijke verklaring was de zaak heel anders," merkte Dr. Holzingen scherp op. „Daarin verklaarde u, getuige, dat u eerst om half zeven den beklaagde ont moette." „Antwoord daarop zeide de president, die den openbaar-aanklager wel wat boos aange zien had. „Ik schreef dien brief onder persoonlijken dwang," verklaarde Felicia met vaste stem. „En wie dwong u daartoe, getuige „De compagnon van mijn vermoorden neef oefende dien dwang op mij uit, de heer Stan- way zeide Felicia. „Hij bewees mij, dat mijn man de schuldige was of liever hij joeg mij vrees aan, dat mijn man, wanneer de verdenking op hem viel, reddeloos verlo ren was. Mijn angst daarover werd door zijn toedoen krankzinnigheid. Het was er hem om te doen, mij den dood te doen zoeken." Beweging onder de toeschouwers. Spottend schouderophalen van den rechter. „Maar, mevrouw," voegde de president haar toe, „welk belang zou Stanway daarbij gehad hebben „Er was hem veel aan gelegen, dat het on derzoek naar dezen gepleegden moord niet zonder gevolg bleef. Hij rekende er op, dat wanneer ik zelfmoord pleegde, één van ons beiden, mijn man of ik, schuldig aan de mis daad verklaard zoude worde. Van zoo'n ver oordeeling hing voor hem veel af, want hij werd door de levensverzekering van zijn com pagnon Beijer's rijke erfgenaam „Ik bemerk," viel de rechter hierop in, „dat diezelfde bedekte verdachtmaking ook reeds door den man van de getuige, door den be klaagde, te berde is gebracht. Het is niet bui tengesloten van te voren dit met elkaar afge sproken hebben." Trots, bijna koninklijk zag de jonge vrouw den rechter aan. Onder het publiek hoorde men boos gemompel, hetgeen duidelijk be wees, hoe spoedig de mooie, jonge vrouw, de symphathie van de meeste aanwezigen door haar duidelijke, overtuigende manier van spreken gewonnen had. „Ik gaf u het woord, mevrouw Hüttl", zeide de president, „opdat u ons zou bewijzen, waar om Stanway er belang bij had om zoo'n in vloed op u uit te oefenen. U zult toch wel weten, dat de reeds meermalen ter spraken gekomen 15000 Mark reeds bijna waren opge bruikt. De levensverzekering, die nu aan hem uitbetaald moest worden, zou hem slechts weinig winst aangebracht hebben. De 15000 Mark zouden namelijk in den zak van zijn schuldeischer. den advocaat Kleist, terecht komen „Ik spreek van een tienmaal grootere som, mijnheer de president van honderd vijftig duizend Mark, die de heer Stanway van de „Hammonia" te wachten was." „Het is eigenaardig," liet zich nu Dr. Hol zingen hooren, „dat deze wel wat ver gezoch te dingen juist tegen den eenig afwezigen getuige spreken. Het doel, dat men hiermee voor heeft, is alleen, om de zaak op de lange baan te schuiven." Weer moest de president tusschenbeide ko men om beide partijen te kalmeeren. Felicia werd nu weer het woord gegeven Onder het verwonderd gefluister van het pu bliek zette zij de eigenaardige zaak van het sluiten van een levensverzekering bij de „Hammonia" in een tijd, dat haar neef bed legerig was, uiteen. Ze had een betrouwbaar afschrift uit een blad van het Elisabeth-zie- kenhuis meegebracht en legde dat op de ta

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1935 | | pagina 1