DE IN DE PUP
26e JAARGANG DINSDAG IQ MAART 1935 No. go
IPP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR MB|j
WIERINGEN EN OMSTREKEN
£en man in
GERECHTIGHEID.
üWIERINGER COURANT!
•Jnk. BUREAU:
UITGEVER: Hippolytushoef Wieringen
CORN. J. BOSKER WIERINGEN "'flg Telef. Intercomm. No. 19.
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
Pour»t Eqberrs tchfe friesche Vleeren- Baai en
-Tabak Melange van rijpe tabakhen.
BOERDERIJ EN TUINDERIJ.
Landbouwkundige ervaringen in
den Wieringermeerpolder.
Boeren „in het wilde weg" komt daar
niet voor alles geschiedt na rijp
beraad en nauwkeurig onder
zoek, hetgeen vele critici
echter niet schijnen
te weten
Ir. Smeding vertelt.
Nu er eenige tijd is verstreken sedert het
droogvallen van den N. W.-Zuiderzeepolder
en men dus over eenige landbouwkundige er
varingen beschikt en de particuliere landbou
wer er zijn intrede doet, hebben wij, aldus
het Hbld., den directeur, ir. Smeding, verzocht
ons nog eens een en ander mede te deelen
over wat daar in dien vlakken, nieuwen pol
der al zoo is geschied en nóg gebeurt.
Namens de drie groote landbouwvereenigin-
gen in de H'meer heeft de heer Reinders
Folmer, voorz. van de Holl. Mij voor Land
bouw afd. H'meer gewezen op het belangrij
ke van deze voordracht en op het heugelijke
feit dat de heer Smeding ondanks zijn over
drukke bezigheden bereid was gevonden om
persoonlijk iets over dit groote werk te komen
vertellen. Dat een en ander ten volle door
den boerenstand wordt geapprecieerd mocht
wel blijken uit het overgroote aantal aanwe
zigen. Vooral aanleiding tot deze voordracht
was het feit, dat er zooveel wanbegrippen
over de inpoldering, over de werkwijze, over
de grondkwaliteiten enz. enz. de ronde doen.
Vooral in den aanvang was het oordeel zeer
ongunstig en werd op alles critiek uitgeoe
fend. Langzamerhand, nu reeds meer dan de
helft van den polder in cultuur is gebracht,
komt er meer werkelijke belangstelling, die
zich vooral uit in de bezoeken uit alle stre
ken van ons land.
Het is nu vijf jaren geleden, dat het elec-
trisch-gemaal „De Lely" aangevangen is met
de bemaling, terwijl als officieele datum,
waarop de Wieringermeer is drooggevallen,
21 Aug. 1930, aangenomen wordt. Natuurlijk
is dat niet over het geheele gebied tegelijk
het geval geweest. Eerst kwam bloot een
breede strook ten Zuiden van Wielingen, het
Amstelmeer en de Anna Paulowna. Deze gron
den lagen met uitzondering van eenige geu
len en zwinnen op 1 meter beneden N.A.P.
Hierop volgde een aansluitende strook van
iets grootere breedte, aanvangende bij Den
Oever, aansluitende bij Kolhorn aan de
Waard en Groetpolder en rondloopende tot
Aartswoud (bodempeil 1 tot 3 m. beneden
N.A.P.) Het grootste deel van den polder volg
de nu deze hoek begon bij Medemblik en
volgde den afsluidijk tot Den Oever. Hier boog
de lijn zich naar het Westen tot iets ten Zui
den van het tegenwoordige Slootdorp, en
vandaar naar het Zuiden tot Aartswoud. Het
bodempeil was ongeveer 4 m beneden N.A.P.
Het hart van deze oppervlakte, beginnende
bij Medemblik en in een punt omhoogloopend
in de richting van de Terp en vandaar terug
gaande naar Lammertschaag, was dieper ge
legen en gaf een peil van 5 m N.A.P., ter
wijl de diepste hoek gevonden werd in het
hart, in de onmiddellijke nabijheid van Me
demblik. 6 meter onder N.A.P.) Het ge
volg van de hoogteverschillen was de indee
ling in vier polderafdeelingen met eigen on-
derafdeelingen en eigen peilen, onderling
door sluizen met elkaar verbonden en ultma-
lende op de groote poldertochten, waarop in
den Zuidelijken hoek bij Medemblik het elec-
trisch gemaal „De Lely" werd gesticht, en aan
den N.O. hoek bij Den Oever het dieselgemaal
„De Leemans" Het is met het oog op vermin
dering van risico's, dat voor het tweede ge
maal niet de keus op een electrisch belrijf is
gevallen.
Na de drooglegging kwamen de kanalen te
voorschijn, die reeds in volle zee waren uit
gebaggerd. Onmiddellijk moest toen worden
aangevangen met het maken van de kavel
en andere slooten en daarna met het oog
op de spoedige ontzilting van de 20.000
km greppel (diepte van 60 cm). De vraag
welke methode de voorkeur verdiende, „drai
nage" of „greppel" gaf ons de groote moei
lijkheden, aldus ir. Smeding. Uit den aard
der zaak, stond de practische landbouwer op
het standpunt „drainage", want bij zijn eigen
landverbetering is hij daar grootendeels op
aangewezen. Wij besloten echter na rijp be
raad, om de voorkeur te geven aan het grep-
pelen, vooral ook, omdat bij de vroegere droog
makerijen de greppelmethode steeds goed had
voldaan. Op grond van berekeningen stelden
wij de onderlinge afstanden op 11 m bij de
kleigronden en op 15 m op de gemakkelijker
doorlatende zand- en zavelgronden. Wij heb
ben die greppels hoofdzakelijk gemaakt met
greppelmachines, waarover aanstonds meer.
De waterovermaat in het land verminderde
zienderoogen en was spoedig geheel verdwe
nen. Die overmaat was oorspronkelijk drie
keer zooveel dan bij gewone polders en zelfs
nu nog is het waterbezwaar in de diepe grond
lagen nog steeds twee keer zooveel. De oor
zaak hiervan moet worden gezocht in het
zeer moeilijk loslaten van het water door de
gronden. Het was echter niet voldoende, dat
het waterbezwaar werd overwonnen. Min
stens van even groot belang was het zoutge
halte, dat tot een minimum moest worden
teruggebrachtjuist hiervoor waren de grep
pels van buitengewoon veel belang. Elke re
genbui moest ten volle worden benut voor
den zoutafvoer en vooral moesten nadeelige
gevolgen van regen worden voorkomen.
In strijd met de algemeene verwachting
was de wintertijd gunstig voor de ontzilting,
omdat door de verdamping in den zomer het
bodemwater wel werd onttrokken, doch juist
in de bovenste lagen van het zout achteraf
en daardoor meermalen eerder een concen
tratie-verhooging inplaats van vermindering
werd geconstateerd, in strijd met hetgeen
„men" had verwacht. Het zand liet zich door
zijn belangrijk grootere doorlaatbaarheid veel
sneller ontzilten en het is daardoor, dat reeds
in den herfst van 1930 op de hooge zandgron
den bij Wieringen tot uitzaai van rogge kon
worden overgegaan. Het oordeel der boeren
is toen niet prettig over ons geweest en inder
daad was het ook lichtelijk gewaagd. Toen
wij zaaiden, was het zoutgehalte nog wel te
hoog en moesten wij rekenen op de gunstige
winterwerking. Zou onze verwachting te hoog
gespannen zijn geweest, dan zou de zaaiproef
mislukken. Wij baseerden ons op de ervarin
gen, in den proefpolder te Andijk opgedaan
en ondanks de pessimistische gedachten van
de buitenstaanders is de rogge aangeslagen.
„Men" zei toen, dat ze wel stil zou blijven
staan en geen halmen vormen, maar ook dat
gebeurde nietde rogge schoot goed op
Toen zou er wel geen aar worden gezet, doch
ook dat was mis. Toen de aren kwamen, kon
men niet gelooven, dator zaad in zou komen.
Het eindresultaat was echter dat het zaad
óók werd gezet en dat wij zelfs op die een
jarige zeegronden een zeer tevredenstellen
den roggeoogst hebben gekregen Wanneer
men nu weet, dat juist de Wieringerhoek het
zoutste zeewater had, belangrijk hooger dan
het water bij de Lemmer, namelijk 20 tot 24
gram per liter water en men weet verder, dat
men slechts met redelijke kans van slagen
kan zaaien, wanneer de bouwvoor ten hoog
ste 3 gram zout per liter grondwater bevat,
dan is het te begrijpen, dat in ons laboratori
um de controle op duizenden en duizenden
monsters van het allergrootste was. Het zout
gehalte gaf aan, dat de mogelijkheid bestond,
om de gronden te bezaaien. De absolute
zekerheid kon eerst na den winter wor
den verkregen. Om te zaaien moet eerst de
grond bewerkt worden en daarna kan over
het zaaien zelf gedacht worden. Alles kwam
dus gelijk in dezelfde paar vroegere voorjaars
maanden. Deze moeilijkheid heeft zich jaar
op jaar voorgedaan en telkens was het de
vraag Hoeveel hoeveel grond is voldoende
ontzout Hoeveel hectaren zijn zaaiklaar
Hoeveel land moet er worden geploegd, ge
ëgd, gezaaid, met kunstmest behandeld enz.
enz. Zouden het enkele honderden hectaren
zijn, of duizend of eenige duizenden Hoe
krijgen wij al dat werk in den korten tijd tot
Maart-April gereed, om nog een oogst te
kunnen verwachten
We hebben kaarten geteekend. Over elk
der jaren 1931, '32, '33 en '34 ziet men in kleu
ren uitgedrukt de ontzilting en daarnaast de
bezaaiing. De beide kaarten van 1931 geven
grootendeels nog een wit vak te zien, hetgeen
wil zeggen „onbekend terrein". Wij zien in
den noordrand en in den noordwesthoek op
de ontziltingskaart enkele terreinen groen
aangegeven, hetgeen wil zeggengeschikt
voor bezaaiing, omdat het minimum zoutge
halte is bereikt en daarnaast bruine vlekken,
die nog een te hoog zoutgehalte aanduiden. De
zaaikaart geeft de gewassen aan en daar
leest men o.a., dat reeds 200 hectaren rogge
en 70 hectaren gerst werd uitgezaaid. De ont-
zittingskaait van 1932 geeft een belangrijk
grootere uitgebreidheid aan voldoende ont-
zoute gronden weer. Over het algemeen val
len die samen met de zavelgronden. Het mid
dengedeelte van den polder is nog grooten
deels bruin gekleurd, dus nog te zout. De oost
zijde was nog blank dus nog onbehandeld. De
zaaikaart 1932 geeft onmiddellijk een belang
rijke vermeerdering van het cultuurrijpe
land, namelijk in totaal 3720 ha.
De kaarten van '33 en '34 vertoonen een
doorgaande verbetering in 1933 5620 ha en
in 1934 een areaal van ten naaste bij 11.000
ha, nl. 3518 ha noodmengsel, 2834 wintertar
we, 1252 roode klaver, 539 Lucerne, 172 witte
klaver, 171 zomertarwe, 377 koolzaad, 601
haver, 1165 zomergerst, 40 w. rogge, 45 z. rog
ge, 10 voerbieten, 5 mosterd, 319 wikken, 193
lupinen, 3469 grasland.
Het is te begrijpen, dat op een dergelijk
reusachtig bedrijf alles goed voor elkaar ge
zet moet worden ten einde rechtmatige cri
tiek te voorkomen. Een eigenaardig geval is
in dit opzicht de N. Oosthoek, dus tegen Den
Oever aan. Deze hoek was en bleef te hoog
van zoutgehalte. Het verschil was niet al te
groot, maar tóch te veel voor normalen groei.
Wij hebben toen besloten daar een zooge
naamd „noodmengsel" uit te zaaien, vooral
omdat de plantenwortels zoo'n gunstige in
vloed uitoefenen op de goede structuurvor
ming. Wij kozen daarvoor uit die graszaden,
die zich het best konden aanpassen aan een
iets te hoog zoutgehalte en lieten daarvoor
onze keus vallen op Engelsch en Italiaansch
raygras en beemdlangbloem. Wij brachten
40 tot 45 kilo van deze mengzaden op de
hectaar. De gronden waren echter niet be
werkt. Het greppelen had reeds plaats gevon
den en de greppelgrond was over het veld
gebracht. Toen hebben wij een Amerikaan-
sche werkmethode toegepast en achter den
tractor zooveel eggevelden in verband aange
bracht, als slechts getrokken kon worden.
Hiermede hebben' wij het geheele terrein
slechts één gang kunnen geven en moesten
toen het land als bewerkt verklarenWij
zaaiden ons noodmengsel uithet sloeg aan
en groeide voorspoedig. Wij lieten het land
liggen zonder verder éénige bewerking Wij
brachten geen mest aan en haalden den oogst
niet binnen. Natuurlijk zag het er verwaar
loosd uit en was het oordeel van het publiek
over een dergelijk wanbeheer niet gunstig.
Aan deze beoordeelaars was het niet be
kend, dat wij deze werkmethode toepasten
narijp beraad! De cultuurresultaten zijn
dan ook zeer gunstig geweest, omdat de gron
den zonder eenige kosten belangrijk in qua-
liteit vooruitgingen. Feitelijk had men dat
mogen verwachten, want langzamerhand
mocht het toch bekend zijn, dat in onzen
polder alles zooveel mogelijk van te voren
nauwkeurig wordt onderzocht. „In de blinde
boeren" geschiedt bij ons niet, want dan is
de kans op gevaren al te groot. Naar te ho
pen is, zullen de belangstellende bezoekers
dit in de toekomst gaan overwegen, alvorens
zij met hun afbrekend oordeel te voorschijn
komen
Zoo hoorden wij ook meermalen misplaatste
aanmerkingen op de gronden van de Wierin
germeer en het behoeft niet teverwonderen,
wanneer men hoort beweren, dat bijna de ge
heele polder een mislukking is.
Zelfs de zuidzijde van den polder wordt dan
afgekeurd. Dit oordeel is alléén te verklaren
uit het feit, dat de bezoeker wel o p en niet
i n den grond ziet. De geheele polder is name
lijk met een laagje zand overdekt, zooals dan
ook te verwachten was. Onder dit min of
meer dunne schilletje zand ligt de werkelijke
bouwvoor en kan zoo licht een ingrijpende ver
betering worden aangebracht. Ik wil hierbij
wijzen op de zandbank, die wij vonden bij de
zoogenaamde Kooltuinen in de nabijheid van
De Haukes. Deze bank bestond in hoofdzaak
uit stuifzand en wat dat wil zeggen kan men
op tal van foto's zien, waar de pasgemaakte
slooten weer zijn volgestoven met het zand,
dat bij den geringsten wind als een zwaar
rookgordijn over de velden trok. Hier brach
ten wij de woelmaehine in werking, waarme
de eenkalkhoudende laag uit de ondergrond
ter dikte van niet meer dan 2Vs centimeter
over de oppervlakte werd uitgespreid. De re
sultaten waren schitterend en zijn nog elk
jaar door den zwaren groei zichtbaar. Wij
twijfelen er dan ook niet aan of in de toe
komst zal op de minder goede gronden door
de jonge boeren de betere grond naar boven
worden gehaald en het teveel aan zand naar
beneden worden gewerkt, want bijna overal
is de klei binnen grondwater bereikbaar.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels f 0.50
Iedere regel meer f 0.10
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Belastingverlaging voor aanhang
wagens.
Het tarief zal worden vermin
derd.
De bond van bedrijfs-autohouders in
Nederland heeft onlangs in een adres
aan den Minister van Financiën de aan
dacht gevraagd voor een onbillijkheid
in de wet op de motorrijtuigenbelasting
ten aanzien van de lichte aanhang
wagens.
In de wet op de motorrijtuigenbelas
ting, welke op 1 Januari van kracht is
geworden, wordt n.1. de aanhangwagen
belast, als ware hij een afzonderlijk mo
torrijtuig, in tegenstelling met vroeger
toen het trekkende motorrijtuig werd
belast volgens bepaalde gewichtsgren-
zen met een minimum van f 18.
Daar het minimum van de belasting
thans op f 72 is gesteld, moet dat be
drag nu ook voor het lichtste aanhang-
wagentje worden betaald. Er worden
echter kleine tweewielige aanhangers
gebruikt waarvan het gewicht niet
meer bedraagt dan 200 of 300 Kg. Het
kan uiteraard niet in de bedoeling heb
ben gelegen, dat voor deze lichte wagen
tjes ook het minimum van f 72 wordt
betaald.
De B. B. N. heeft thans bericht ont
vangen, dat maatregelen in overwe
ging zijn, waardoor het tarief voor
vracht-aanhangwagens zal worden ver
minderd.
Bij het baden in Zee verdronken.
Door de koude bevangen.
De 52-jarige G. Jochems te IJmui-
den, houder van de cantine in hei
kampeerterrein aldaar, is bij het
zwemmen in Zee verdronken. De man
ging den laatsten tijd geregeld in zee
baden en had het ook nu weer gedaan.
Hij was daarna de blokken opgeklau
terd, die tegen den pier opgesteld zijn
en had met visschers op den pier zit
ten praten. Daarna is hij weer in zee
gegaan. Hij is vermoedelijk door de
koude bevangen en gezonken. Vis
schers riepen hem toe in hun boot te
komen doch Jochems wilde niet en
zonk kort daarna in de golven wreg.
Het lijk is nog niet aangespoeld. De
man laat 'n vrouw en vier kinderen na.
Landbouwcoöperaties, die huis
houdelijke artikelen verkoopen.
De Middenstandsbonden ver
zoeken den Minister hiertegen
op te treden.
De drie Nederl. Middenstandsbon
den hebben zich verplicht geacht de
aandacht van den Minister van Eco
nomische Zaken te vestigen op de nei
ging, welke zich bij coöperatieve in
kooporganisaties voor den landbouw
vertoont, om artikelen, vallende bui
ten het lanbouwbedrijf aan te koopen
en te leveren.
Blijkens een publicatie in het Frie-
sche Landbouwblad, officieel orgaan
van de Friesche Maatschappij van
Landbouw, van 23 Juni 1934, is dit
fel voor den president neer.
„Daaruit zult u zien, dat mijn neef bij het
sluiten van de verzekering niet in Berlijn
geweest kah zijn," voegde zij er met duidelij
ker stem aan toe. „En ik beweer, dat degene,
die zoo'n fijn, geslepen bedrog zes maanden
voor den gewelddadigen dood van den verze
kerde pleegde, minstens evengoed onder ver
denking valt, als...." Ademloos brak ze af.
Voor het eerst had ze haar man met open
oog aangezien. Het bloed vloog haar naar het
hoofd. Helms, die begreep hoe groot haar
ontroering was, zond een bode met een stoel
naar haar toe.
De president was opgestaan en sprak het
volgende
„Daar hetgeen wij nu vernomen hebben
niet bepaald opheldering in deze zaak ver
schaft, zal de behandeling wel verdaagd moe
ten worden. Ik ben van meening, dat eerst
nadere inlichtingen ingewonnen moeten wor
den en nog andere getuigen opgeroepen die
nen te worden."
„Felicia, die moede op den stoel was neer
gevallen, hief snel haar hoofd op. Helms riep
in haar plaats
„De noodige getuigen van de „Hammonia"
zijn hier in de zaal aanwezig J"
De rechter gaf duidelijk zijn ontevreden
heid te kennen, toen de heer Werner de hee-
ren van de „Hammonia" liet roepen.
Hüttl's collega en mededirecteur Dr. Katz
en Neubring verschenen in de verhoorzaal.
Het publiek volgde dit met levendige be
langstelling.
De dokter, wien het afschrift voorgelegd
werd, verklaarde dadelijk Als Beijer, toen ik
hem onderzocht, zoo'n ernstige aandoening
aan de longen had gehad, dan zou ik het af
geraden hebben hem in de levensverzekering
op te nemen. Ik ben dan ook overtuigd, dat
degene, die hier ziek lag en degene, die ik in
Berlijn onderzocht, niet een en dezelfde per
soon is geweest."
(Wordt vervolgd.)
FEUILLETON.
No. 28.
„Zelf heb ik mij de vrijheid veroorloofd
beide heeren te verzoeken hier voor het ge
recht verschijnen. Vergeef mij, mijnheer,
dat ik daardoor oorzaak ben, dat de heer Neu
bring gedurende uw afwezigheid zelf verlof
zal moeten nemen. Misschien hangt van
zijn komst eer en leven van mijn man af."
„Maar spreek wat begrijpelijker, geachte
mevrouw drongen beide mannen aan.
„Ik wil u alleen nog zeggen, dat mijn neef
in dien tijd September van het vorige jaar
niet in Berlijn geweest kan zijn."
„Maar, wanneer de heer Neubring en de
dokter toch zelf
„Laat mij kort zijn. Ik moet mij flink hou
den en mijn tegenwoordigheid van geest be
waren voor het verhoor, dat weldra zal plaats
vinden. Slechts nog één vraag, directeur. Ik
heb beide heeren vanmorgen vroeg om vijf
uur van het station afgehaald en had met
hen tot op dit oogenblik een lang onderhoud
op de plaats,, waar de moord gepleegd is.
De heeren zijn evenals ik overtuigd, dat de
persoon, die verleden jaar September in Ber
lijn zich voor den referendaris Frits Beijer,
uitgegeven heeft, niet mijn neef was. Deze
lag in dien tijd drie weken lang in het Elisa-
beth-ziekenhuis met een ernstige longontste
king.
„Maar ik begrijp niet hoe dat mogelijk is
Het onderzoek naar de personen, die zich bij
ons aanmelden, is altijd zeer nauwkeurig.
Tevens bracht de adspirant toenmaals een
bewijs mee, waaruit men kon zien, dat de
verzekering niet te hoog was
Felicia zag hem doordringend aan. „En dit
bewijs bestond uit een schrijven van den ad
vocaat Kleist?"
„Zeker. Voor zoover ik mij herinner was
aan dit schrijven een soort overeenkomst toe
gevoegd, waarin zich de advocaat Kleist ver
bond aan Frits Beijer voor de stichting van
het detective-bureau de „Argus", honderd
vijftig duizend Mark tegen een rente van drie
percent te leenen. De heer Beijer was dan
evenwel verplicht zijn leven tegen de waar
de van de genoemde som te verzekeren. Dit
verdrag was gestempeld de handteekenin-
gen waren echt."
„En toch heeft men de maatschappij „Ham
monia" om den tuin geleid sprak Felicia
op ernstigen en beslisten toon. „U weet", ging
zij voort, terwijl zij zich tot den verbaasden
toehoorenden Helms wendde, „dat Beijer ook
bij de „Polarstem" verzekerd was, niet waar
Nu, daarmee was een bepaalde bedoeling.
Deze polis ten bedrage van vijftien duizend
Mark nam mijn neef volgens het contract,
dat hij met den heer Kleist gesloten had. De
nul achter het cijfer 15000 is er later bijge
voegd door iemand, die zich gedurende de
ziekte van mijn neef gemakkelijk de papie
ren van Frits Beijer kon meester maken
en die overigens bij den dood van mijn neef
groot belang moest hebben en dat is Stan-
way
De beide heeren deinsden verschrikt ach
teruit en zagen de jonge vrouw ongeloovig
aan. Ze wilden haastig nog meer vragen,
doch op dit oogenblik werd de deur openge
gooid en riep de bode in het vertrek
„Getuige, mevrouw Felicia Hüttl
Slechts één oogenblik talmde Felicia. De
opwinding scheen te veel van haar krachten
gevorderd te hebben. Ze herstelde zich ech
ter spoedig en volgde den bode van het ge
recht.
Haar verschijning in de gerechtszaal ver
oorzaakte groote opschudding. Het schemer
de haar voor de oogen. Ze scheen een oogen
blik te duizelen, toen haar blik, die langs de
hoofden van de menschen dwaalde op het
wasbleeke gelaat van haar man viel. Ze greep
den arm van den beambte, om haar te steu
nen.
Ook Theo was in groote opgewondenheid.
Met groote, schitterende oogen volgde hij de
slanke, zwarte gestalte, die met langzamen,
bijna plechtigen tred op de balie toetrad.
„Mevrouw Felicia Hüttlzeide de presi
dent. „Als vrouw van beklaagde saat het u
vrij, een verhoor te weigeren."
„Ik zal iedere vraag naar waarheid
beantwoorden kwam met een vaste, hoewel
minder duidelijke stem over haar witte lip
pen.
„Den eed behoeft u natuurlijk niet te
doen," ging Werner voort. „Maar vertel ons
het gebeurde op den bewusten morgen."
Ademloos hoorde het publiek toe.
Felicia verhaalde haar vertrek van Uhlen-
horst, haar ontmoeting met Theo, hun ge
zamenlijk gaan naar den Groszen Bleichen.
De spreekster werd door een gemompel in
haar spreken gestoord de president bracht
de bel in beweging.
„Volgens uw schriftelijke verklaring was
de zaak heel anders," merkte Dr. Holzingen
scherp op. „Daarin verklaarde u, getuige, dat
u eerst om half zeven den beklaagde ont
moette."
„Antwoord daarop zeide de president, die
den openbaar-aanklager wel wat boos aange
zien had.
„Ik schreef dien brief onder persoonlijken
dwang," verklaarde Felicia met vaste stem.
„En wie dwong u daartoe, getuige
„De compagnon van mijn vermoorden neef
oefende dien dwang op mij uit, de heer Stan-
way zeide Felicia. „Hij bewees mij, dat
mijn man de schuldige was of liever hij
joeg mij vrees aan, dat mijn man, wanneer
de verdenking op hem viel, reddeloos verlo
ren was. Mijn angst daarover werd door zijn
toedoen krankzinnigheid. Het was er hem om
te doen, mij den dood te doen zoeken."
Beweging onder de toeschouwers. Spottend
schouderophalen van den rechter.
„Maar, mevrouw," voegde de president haar
toe, „welk belang zou Stanway daarbij gehad
hebben
„Er was hem veel aan gelegen, dat het on
derzoek naar dezen gepleegden moord niet
zonder gevolg bleef. Hij rekende er op, dat
wanneer ik zelfmoord pleegde, één van ons
beiden, mijn man of ik, schuldig aan de mis
daad verklaard zoude worde. Van zoo'n ver
oordeeling hing voor hem veel af, want hij
werd door de levensverzekering van zijn com
pagnon Beijer's rijke erfgenaam
„Ik bemerk," viel de rechter hierop in, „dat
diezelfde bedekte verdachtmaking ook reeds
door den man van de getuige, door den be
klaagde, te berde is gebracht. Het is niet bui
tengesloten van te voren dit met elkaar afge
sproken hebben."
Trots, bijna koninklijk zag de jonge vrouw
den rechter aan. Onder het publiek hoorde
men boos gemompel, hetgeen duidelijk be
wees, hoe spoedig de mooie, jonge vrouw, de
symphathie van de meeste aanwezigen door
haar duidelijke, overtuigende manier van
spreken gewonnen had.
„Ik gaf u het woord, mevrouw Hüttl", zeide
de president, „opdat u ons zou bewijzen, waar
om Stanway er belang bij had om zoo'n in
vloed op u uit te oefenen. U zult toch wel
weten, dat de reeds meermalen ter spraken
gekomen 15000 Mark reeds bijna waren opge
bruikt. De levensverzekering, die nu aan hem
uitbetaald moest worden, zou hem slechts
weinig winst aangebracht hebben. De 15000
Mark zouden namelijk in den zak van zijn
schuldeischer. den advocaat Kleist, terecht
komen
„Ik spreek van een tienmaal grootere som,
mijnheer de president van honderd vijftig
duizend Mark, die de heer Stanway van de
„Hammonia" te wachten was."
„Het is eigenaardig," liet zich nu Dr. Hol
zingen hooren, „dat deze wel wat ver gezoch
te dingen juist tegen den eenig afwezigen
getuige spreken. Het doel, dat men hiermee
voor heeft, is alleen, om de zaak op de lange
baan te schuiven."
Weer moest de president tusschenbeide ko
men om beide partijen te kalmeeren.
Felicia werd nu weer het woord gegeven
Onder het verwonderd gefluister van het pu
bliek zette zij de eigenaardige zaak van het
sluiten van een levensverzekering bij de
„Hammonia" in een tijd, dat haar neef bed
legerig was, uiteen. Ze had een betrouwbaar
afschrift uit een blad van het Elisabeth-zie-
kenhuis meegebracht en legde dat op de ta