Een Goede Bril TWEEDE BLAD. VRIJDAG 3 MEI 1935 No. 3?> ijiP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN Eft OMSTREKEN MONTUREN. INSTALLATIE BURGEMEESTER BREEBAART. WIERIMGER COURANT KOOPT XJ BIJ ONS. Wij hebben de juiste glazen voor uw oGgen en een groote keuze in goedpassende Beleefd aanbevelend C. DE BOER, SPOORBUURT 7, ANNA PAULOWNA. Telefoon 94. Leverancier A.A.Z.A.K. GEMEENTE ZIJPE. 3. Px Woensdagmiddag vertrokken eenige auto's van Schagerbrug, waarin geze ten waren de comité-leden tot inha ling van de nieuw benoemde burge meester van Zijpe, Mr. D. Breebaart. Op de grens Callantsoog-Zijpe werd halt gehouden en na eenig wachten verscheen burgemeester Breebaart en zijne Echtgenoote, per auto en stopten aan genoemden grens en stegen uit hun auto. De Voorzitter van het Comité, de heer H. Rezelman, heette burgemees ter Breebaart hartelijk welkom in zijn nieuwe gemeente. Hierna sprak het comitélid, de heer II. S. Eriks, de heer en Mevrouw Breebaart hartelijk toe en begroeten (hen, namens de geheele gemeente Zijpe, en wenschte ben geluk met de benoeming als burgemeester van Zijpe. De heer Eriks hoopt dat de keuze van Burgemeester een goede keuze is geweest, iets waar spreker niet aan twijfelde. Hierna werd door Mevrouw Cor- reljé aan Mevrouw Breebaart een bouquet bloemen aangeboden. De heer en Mevrouw Breebaart wer den hierna door velen persoonlijk ge- lukgewenscht. De heer Breebaart dankte voor deze attentie en was door deze ontvangst zeer getroffen en zei dat deze vriendelijke ontvangst voor hem een steun zal zijn in het aanvaar den van zijn ambt. Hierna werd naar Schagerbrug ge reden, waar bij onze aankomst de mi me Raadszaal reeds geheel gevuld was [met belangstellenden, vrienden en familie. De heer G. Van der Sluijs, loco-Burge meester opende hierna de openbare vergadering, waarna de secretaris 'n ingekomen schrijven voorlas, inhou dende het bericht dat bij Kon. Besluit van 16 April de heer D. Breebaart be noemd was als burgemeester van de gemeente Zijpe. De heer Van der Sluijs verzocht hier na de Raadsleden Bruin, Doorn en Blom, de nieuw benoemde Burgemees ter binnen te leiden. Bij diens binnen treden verhieven allen zich van hunne zitplaatsen. Nadat de heer Breebaart aan het hoofd der tafel zijn plaats had inge nomen, sprak de heer Van der Sluijs de Burgemeester als volgt toe Rede Van der Sluijs. Het Koninklijk besluit zegt dus, dat met ingang van 1 Mei 1935 tot Burge meester van Zijpe is benoemd den Heer Mr. D. Breebaart te Callantsoog. Wij willen dit anders zien en zeggen toegewezen. Immers toch het zal U bekend zijn Mijnheer Breebaart, is deze benoe ming voor ons Zijpenaren een teleur stelling, wat niet is bedoeld tegen U als persoon, maar omdat wij als Raads leden voor 100 pCt. en onze burgerij voor 98 pCt. hadden gehoopt en er voor gewerkt om den heer de Boer, onze Gemeente-Secretaris tot Burge meester van Zijpe benoemd te krijgen. Van onze kant is dan ook al het mo gelijke gedaan deze hoop verwezen lijkt te krijgen. Het zooeven genoemde percentage van onze inwoners hebben hiervoor dan ook hunne handteekenin- gen gezet. En nu mag, het waar zijn, dat van die handteekeningen niets is terecht gekomen, door welke oorzaak dan ook, alleen wij bejammeren het ten zeerste, blijft het feit bestaan, dat onze inwoners hun wil eri hun wensch hebben vastgelegd door hun handtee keningen. Algemeen is men van oor deel, dat bij hun ernstig streven den 'heer de Boer als Burgemeester be noemd te krijgen in die absolute wensch onrecht is aangedaan. Mijn heer Breebaart ik heb dit niet willen zeggen als een beleediging aan U, doch meer om uiting te willen geven aan onze groote teleurstelling. Bij dit voorwoord, wat een beeld geeft, wat er leeft onder onze burgerij, zult U met mij mee gevoelen, dat de taak die U als Burgemeester van Zijpe heeft te Vfervullen, niet een gemakkelijke zal zijn. Naast «de moeilijkheden, voortvloei ende uit de economische toestand, waar iedere Gemeente ernstig heeft onder te lijden, zal het gewenscht zijn te trachten de sympathie van de Bur gerij te winnen. Zulks zal zeker veel afhangen op welke wijze U uw beleid denkt te voeren. Mocht U hierin sla gen, is mijn vaste overtuiging en ik geloof hierover te kunnen oordeelen, dat U zult kunnen rekenen op hunne waardeering en sympathie. Ik zou dan ook in aller belang- wil len hopen, Mijnheer Breebaart, dat U naast bekwame leiding, een tegemoet komende houding tegenover onze men schen zult kunnen aannemen en wel willend tegenover hen zal staan. Hetzelfde zou ik willen zeggen ten opzichte van het Gemeentebestuur, waar wij, Raadsleden als vertrouwens- menschen hier hun plaats hebben ge kregen en wij krachtens onze eed of beloften, verplicht zijn de belangen yan Gemeente en Gemeentenaren naar ons beste weten te dienen, is het vanzelfsprekend, dat voor alles er naar gestreefd moet worden, die sa menwerking te verkrijgen, die noodig is deze eed en beloften na te komen. Ik zou ook hier willen hopen, dat van Uw kant een ernstig streven voor zit, om de taak die wij gezamenlijk 'met U als Burgemeester aan het hoofd hebben te vervullen te trachten dit te doen op de meest aangename vriendschappelijke wijze en wij daar door elkander zullen leeren begrijpen en waardeeren. Hiermede zal dan ze ker worden gediend het waarachtig be lang van Gemeente Zijpe en haar in woners. Met die wensch, verklaar ik U voor ge-installeerd tot Burgemees ter van onze Gemeente en reik U over de ambtsketen en voorzitters hamer. Rede Mr. Breebaart. Na de installatie werd den heer Bree baart de ambstketen omgehangen, waarna door hem liet volgende werd gezegd Mijnheer de loco-Burgemeester, Mijne Hee ren, leden van den Raad Alvorens mijn ambt als Burgemeester dezer gemeente te aanvaarden, zij het mij vergund mijn eerbiedigen dank uit te brengen aan Hare Majesteit de Koningin, dat het haar heeft behaagd, mij tot burgemeester der gemeente ZIJPE te benoemen, aan Zijne Ex cellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken en aan Zijne HoogEdelgestrenge, den Commissaris der Koningin in deze provincie, voor hunne medewerking. U, mijnheer de loco-Burgemeester wil ik gaarne dank zeggen voor het welkomstwoord, waarmede gij mij als voorzitter dezer verga dering hebt geïnstalleerd. Mijne Heeren, Nog slechts twee dagen zijn er verloopen sinds gij officieel afscheid hebt genomen van Uwen Burgemeester, den Heer de Moor, die tot mijn vreugde hier thans aanwezig is en wien ik naast de vele symphatiebetuigingen, die hem hebben bereikt, van deze plaats af mijn groote erkentelijkheid wil betuigen voor de vriendelijke en steeds tactvolle wijze, waar op hij zoo lange jaren de gemeente voortref felijk heeft bestuurd. Nog slechts een enkele dag behoef ik terug te zien op het officieele afscheid van mijn burgemeestersambt in de gemeente Callants oog waar ik negen jaren lang heb mogen ar beiden met den vollen steun van den gehee- len Raad en andere instanties in een gemeen te, klein wat haar zielental betreft, maar met een steeds toenemende beteekenis ondanks den ongunst der tijden. En wanneer ik thans voor U sta als Uw nieuwe burgemeester, dan is daarmede voor de gemeente een nieuw tijdperk aangebroken, een tijdperk voor U niet meer om af te wach ten, wat U krijgt, maar om langzamerhand te ondervinden wat U hebt gekregen en voor mij om mij allereerst in te werken in de zaken en dan nieuwe energie te ontplooien, maar ook een periode, die ik inga met wel zeer ge mengde gevoelens. Er is een bekende stelling, dat in het hu welijk het eerste jaar het moeilijkste is en ik ben mij er wel van bewust, dat ook het eerste jaar van onze samenwerking en van het bur gemeestersambt in deze gemeente, voor mij het het zwaarste zal zijn. Ik weet en zoo ik het niet wist, dan tracht men het mij toch wel duidelijk te ma ken dat gij niet mij in de eerste plaats als Uw burgemeester hebt gewenscht. Ik moet dus aannemen, dat niet de geheele gemeente mij met volle instemming zal begroeten en daarom ben ik niet bedroefd, want dat betee- kent, dat de nadere kennismaking eerder mee- dan tegen kï£> vallen. Ik zal niet ingaan op alles, wat er over mijne benoeming meer of minder openlijk wordt gefantaseerd, want dit is te minder waardig om mij te kunnen deren. Maar er is een ding, mijne Heeren, dat ik van U verlang, en dat is, dat gij thans voor U neemt een schoone lei, dat wil zeggen, dat gij mij tegemoet treedt zonder een enkel voor oordeel en er is een tweede ding, dat ik hoop, dat gij mij zult geven, en dat is Uw volle ver trouwen. Alleen dat vertrouwen zal mijn werk kracht kunnen voeden om gezamenlijk met U deze onze gemeente door de branding heen te brengen. Mijnerzijds geef ik U gaarne de verzekering dat het niet mijn doel is, om alleen maar door de branding in veilige haven te komen, maar om weer uit te zeilen, om de welvaart, het aanzien en de beteekenis van onze ge meente, voor zoover deze ligt in onze handen, mijne Heeren, te doen stijgen. En ik richt mij daarom speciaal tot U, Heeren Wethouders, met wie ik de wekelijk- sche leiding, en tot U, mijnheer de Secretaris, met wien ik de dagelij ksche gang van zaken zal hebben te behartigen. Wij zijn geen vreemden voor elkaar, wij hebben elkander wel eens in de een of andere functie bestreden soms, maar ook voortreffe lijk samengewerkt. Ook U, mijnheer de Boer, heb ik in den tijd, dat ik U ken, leeren hoog achten en waardeeren en ik twijfel dan ook niet, of aan een goede samenwerking zal niets te wenschen overblijven. Leden van het College van Burgemeester en Wethouders, onze levensbeschouwingen loo- pen in menig opzicht uiteen, maar het is mijn oprechten wensch, dat de samenwerking die de wet ons oplegt, zal leiden tot een hechten vriendschapsband. In niet minder mate doe ik een beroep op de ambtenaren der gemeente, want het zijn juist de ambtenaren, wier werk soms zoo wei nig wordt gewaardeerd, maar toch van on schatbare waarde is voor den goeden gang van zaken. En vanzelfsprekend betrek ik hierin ook hen, die niet in administratief opzicht werk zaam zijn, maar voor onze gezondheid zorg dragen, n.1. de beide gemeentegeneesheeren. Voor onzen dokter uit Noord-Zijpe behoef ik dat eigenlijk niet te doen, want mijn waar deering en vriendschap voor hem is hem wel bekend en met zijn collega uit Zuid-Zijpe mag ik hopen op een aangename kennismaking. Niet vergeten wil ik het onderwijzend perso neel der verschillende lagere scholen, aan wie de behartiging van het onderwijs is toe vertrouwd, hetgeen vooral ook op het platte land van zooveel beteekenis is voor de ont wikkeling der bevolking voor zoover men niet in de gelegenheid is voortgezet onderwijs te genieten en wanneer dat wel het geval is, voor de stevige grondslagen, welke in wetenschap pelijk opzicht moeten worden gelegd. Last not least reken ik op de loyale bijstand, van de gemeenteveldwachters voor een goe de waarneming van hun dienst in samenwer king met de in de gemeente vertegenwoordig de rijksveldwacht. Van deze gelegenheid maak ik tevens ge bruik een beroep te doen op de welwillende medewerking van de Pers, die van zooveel beteekenis is voor een goede voorlichting van het publiek door het geven van juiste ver slagen en een onpartijdig bezadigd oordeel. Mijne Heeren, Mogelijk komt bij U de vraag naar voren, hoe ik mij de gang van zaken in deze ge meente indenk en wat eigenlijk mijn plan nen zijn. Als antwoord daarop wil ik slechts aanha len, wat ik negen jaren geleden bij mijn in trede in Callantsoog heb gezegd, n.1. dat ik geen programma zal ontvouwen, omdat ik misschien niet alles zou kunnen verwezenlij ken, wat ik mij voorstel te doen. Liever zou ik willen worden beoordeeld, dan naar mijn woorden, na verloop van jaren naar de da den, die ik dan hoop te hebben verricht. Niettemin kan ik toch niet stilzwijgend voorbijgaan het initiatief van den Raad der gemeente Callantsoog, opdat het Is voor zichtig gezegd vereeniging met deze ge meente in nadere overweging worde geno men, iets wat reeds zoo spoedig moest gebeu ren in verband met een anders te verwach ten definitieve vervulling van de burgemees tersvacature aldaar, hetgeen eventueel dan een op wachtgeld-stelling ten gevolge zou hebben. Het zoo juist genoemde duidt er dus op, dat elke veronderstelling, alsof deze ingrij pende aangelegenheid buiten medezegging schap der ingezetenen (hoewel de Raad de zen toch vertegenwoordigd) vooraf in kan nen en kruiken zou zijn gegoten, uit de lucht gegrepen is. Integendeel, het zal van Uw oordeel afhan gen, mijne Heeren, leden van den Raad, of het ingewikkelde apparaat, dat hiervoor noodig is, in werking zal worden gesteld en zoo ja, dan zal daarna door de verkiezing van een z.g. nevenraad de burgerij de gelegenheid hebben, haar gevoelens te uiten. Het is toch niet te veel, dat ik van wie dan ook mag eischen, dat de mogelijke vereeni ging van beide gemeenten onder oogen wordt gezien onbevooroordeeld en met uitschake ling van elke persoonlijke symphatie of anti- phatie, want het raakt de ontwikkelingsmo gelijkheden van deze geheele streek en is te belangrijk, ook voor de gemeente Zijpe, om geen onderwerp van ernstige en diepgaande gedachtenwisseling uit te maken. Het is thans niet het oogenblik om reeds de beschouwingen te openen. Laat mij vol staan met U slechts er op te wijzen, dat het mij voorkomt, dat men in deze gemeente nog niet genoeg doordrongen is van de voordee- len, welke er verbonden zijn aan de nabijheid van de Noordzee en welke percpectieven het strand- en badwezen voor de geheele gemeen te kan bieden. Wanneer dit kan worden uit gebreid niet alleen ter hoogte van Zuidzij pe, maar ook van Noord-Zijpe en wanneer gij in aanmerking neemt, hoezeer de badplaats Callantsoog in beteekenis is toegenomen gaat U er maar eens kijken dan zult gij tot de overtuiging komen, dat deze niet zal worden een blok aan het been, maar een pa rel aan de kroon van de te voi*men nieuwe gemeente. Laat dit de inwoners van Petten niet ver ontrusten, want ik sta op het standpunt, dat alle deelen van de gemeente aanspraak heb ben op dezelfde toewijding. Méént U ook niet, mijne Heeren, dat het zwaartepunt uitslui tend zou worden gelegd op het kustgebied. Neen, deze gemeente met haar welvarende bloeiende dorpen, heeft van oudsher haar hoofdbestaan gevonden in landbouw en vee teelt en het is daarom noodzakelijk, dat een goede harmonie wordt gevonden in de be hartiging van aller belangen, dat gestreefd zal worden naar een goed begrip van elkan ders nooden en wenschen, dat gestreefd zal worden vooral naar eenheid. Niet het isole ment der verschillende dorpen, maar de saamhoorigheid zal de kracht der gemeente vormen. Ik spreek de hoop uit, dat ik, bijgestaan door mijne echtgenoote, die zich altijd voor het vereenigingsleven en andere openbare belangen heeft geïnteresseerd, hiervoor een steentje zal mogen bijdragen. Gij zult misschien tot nu toe in mijn rede tevergeefsch op het woord „crisis" hebben ge wacht. Houdt U er dan van overtuigd, mijne Heeren, dat ik in de negen jaren van mijn burgemeestersambt de werkelijkheid van het leven toch wel heb leeren kennen, maar evenzeer, dat wij zonder optimisme en met jammeren en klagen en bij de pakken neer gaan zitten, niet verder komen, dat wij onder oogen moeten zien, op welke wijze wij het beste de toestand voor allen zoo dragelijk mogelijk kunnen maken, maar ook dat er ondanks alle ellende en alle tegenslagen ge werkt moet worden met het oog gericht op de toekomst, dat het parool moet zijn „VOORUIT." Hiermede, mijne Heeren, aanvaard ik het voorzitterschap van Uwen Raad. Rede van den heer Nannis. De heer Nannis Wethouder, verkreeg vervolgens het woord en zei als ik hier een oogenblik het woord zal voe ren, doe ik dat met gemengde gevoe lens. Bij ons zat voor dat onze Gemeen te-Secretaris, de heer De Boer, Burge meester zou worden. Dit heeft evenwel niet zoo mogen zijn. Wjiji hebben dit aanvaard. Wij hebben over Uw heen gaan in Uw vorige Gemeente veel goeds gehoord en wij hopen en zijn daar ook van overtuigd, dat U uwe nieuwe gemeente zal leiden zooais U dat kunt, n.1. in goede banen. Menig maal, mijnheer Breebaart, hebben wij op vergaderingen kennis met elkaar gemaakt en ik heb den indruk gekie- gen dat U een man is die zich hoven de partijen zal stellen en met veel sym pathie uw werk zal doen. Ik hoop dat wij in U zullen hebben een goed en rechtschapen Burgemeester. En dan tot U, mevrouw Breebaart, ging de heer Nannis voort, het volgende Wij hebben in Mevrouw De Moor al tijd gehad een moeder voor de gemeen te, een vrouw waai' wij allen hoogen eerbied voor koesterden, voor al het geen zij zonder aanziens des persoons deed. Ik hoop, Mevrouw Breebaart, dat het ook U moge gegeven worden het volle vertrouwen te winnen van de geheele gemeente. Rede van den heer Doorn. De heer P. Doom zegt in verband met de benoeming van Mr. Breebaart Wij menschen maken berekeningen en plannen, maai* deze komen soms heel anders uit dan wij ons dat hadden voorgesteld, wat ook hier wederqm is gebleken. Maar ik wil U wel verklaren, Burgemeester Breebaart, dat U in de toekomst op mijn steun als Raadslid kan rekenen en geloof wel dat ik in dit geval mag spreken namens al de Raadsleden. Rede van den heer Bruin. De heer Bruin wenscht den heer Breebaart geluk met zijne benoeming, namens de R.K.-fractie. Spreker zegt dat hij al zijn best gedaan heeft om den heer De Boer benoemd te krijgen als Burgemeester. Hoogere machten heb ben evenwel anders beslist. Het is nu onze plicht met U samen te werken en als U en Uwe echtgenoote werken in den geest van den heer en Mevrouw De Moor, geef ik U de verzekering dat U kunt rekenen op den steun van de geheele burgerij van Zijpe. Rede van den heer De Boer. De Gemeente-Secretaris dankt den heer Breebaart voor de vriendelijke woorden, zooeven tot hem gesproken, feliciteert de Burgemeester met zijne benoeming en zegt zijn steun en mede werking, toe in het belang der geheele gemeente. Daar geen der Raadsleden meer het woord verlangde was de vergadering ten einde en vroeg Burgemeester Bree baart of er misschien personen in de zaal aanwezig waren welke het woo^'d wenscht en te voeren. Rede Dr. Oterdoom. De heer Dr. Oterdoom maakte hier van gaarne gebruik om namens het Comité het volgende te spreken Hooggeachte Burgemeester. Namens het Comité dat zich uit de diverse vereenigingen in onze Gemeen te (heeft geconstituëerd en dat dus mag verondersteld worden te vertegen woordigen de geheele Burgerij van Zijpe, en dat zich als zoodanig heeft ten doel gesteld U bij Uw entrée bin nen onze Gemeente te verwelkomen, is het mij een groot voorrecht U na mens de bevolking van de Gemeente te mogen begroeten ter gelegenheid van Uw zoo juist geschiedde plechtige installatie als onze Burgemeester. Dit woord van welkom is daarom door ons Comité des te meer gemeend omdat het ziet in Uwe benoeming tot Burgemeester van Zijpe een eervolle promotie^ zoodat wij U niet alleen met Uw benoeming, maar ook met Uw pro motie van ganscher (harte geluk wen schen. U vindt hier in de Zijpe een werk kring die geheel de Uwe is wat be-, treft Uw opgedane ervaring in Cal lantsoog een gewone, maai* welva rende N^-HollL plattelands-gemeente die evenals haar zustergemeenten, ge bukt gaat onder het leed van de econo mische dissociatie. Maar waar wij U hebben leeren ken nen als een man van kennen en kun nen en willen, daar vertrouwen wij de verzorging van onze Gemeente-belan gen met een gerust geweten en in volle vertrouwen aan U toe. Wij weten dat Gij in arbeiden voor de publieke zaak gaarne Uw werk vindt, wij weten ook dat U niet gauw iets te veel is. Welaan dan, Burgemeester, kom hier dan met die voorbereiding, met die lust tot werken en ook met wat tegemoetkomendjheid voor en naar en tot de inwoners. Als dan eenmaal, en hopelijk dure dat niet te lang, blijkt dat Gij de man zijt, in wien de Kroon meende dat Zij het beste de belangen van Zijpe dien de door Uw benoeming te bekrachti gen, dan zal er zijn een hartelijke verstandhouding tuss.chen U en de Zijpenaren, evenals Gij die gekend hebt in Callantsoog. Gij hebt gisteren in Callantsoog ge zegd „de beste jaren van ons leven liggen hier in deze prettige kleine, harmonische gevormde samenleving ik zal in de toekomst met m'n werk in de Zijpe zijn, maar mijn hart blijft hier." Zie, Burgemeester, al hebt U toen gezegd dat liet wel eenigen tijd zou duren voor Uw hart hier wortel kon schieten, toch zou ik U namens de loyaal-gezinden in Uw gemeente je gens het Gemeente-bestuur, jegens het Gezag in het algemeen, 'en dit aan tal is zeer belangrijk Burgemeester, willen verzoeken, dringend willen ver zoeken, dit breng ook onmiddellijk Uw hart hier, er is voldoende zaad om de wortels te doen korhen. Het is slechts een kwestie van kwee ken en verzorgen van deze delicate plant. Burgemeester, er zijn hier tuin lieden meer dan genoeg die U zullen helpen. Zoo bezien Burgemeester, heb ik vrijwel gezegd wat de Burgerij U heeft te zeggen. Wij komen niet met luide fanfares en geschal, maar U kunt er op rekenen dat er in een heel groot deel van de bevolking van Zijpe goede gevoelens jegens U en de Uwen heer- schen. Wanneer ik dit als eerste deel van mijn begroeting mag beschouwen dan is het mij, en ik spreek weer namens het geheele Comité, Burgem., een be hoefte des harten om te verklaren dat wij ons allen diep, diep gegriefd heb ben gevoeld door de feiten, die er zijn gepasseerd tusschen Uw benoemings- dag en den dag van heden. Wij zou den ons allen moeten schamen Zijpe naren te zijn als we deden als onze on persoonlijke mede-gemeentenaar dezer dagen. Hoe is het mogelijk dat men zulke insinuaties kan neerschrijven, alvo rens met de kwaliteiten van den nieu wen Burgem. te hebben kennis ge maakt. En, waar U zeer terecht de Pers in Uw openingsrede de lof hebt toege zwaaid die haai* inderdaad over het algemeen toekomt, daar vragen wij ons toch af hoe het mogelijk is dat der gelijke pennevruchten aan de publici teit worden prijsgegeven. De taak van de Pers is leiding en voorlichting en toelichting te geven, maai* hier is ze in haar taak ver, en ver, te kort geschoten, nog liever „haar taak voorbij geschoten." Er bestaat toch, zooals in ieder Be roep, een zekere ethiek. En zoo is er, meen ik, ook een journalistische ethiek, joumalistische gedragslijn. En hier nu, Dames en Heeren, is volgens ons ge toond een groot gebrek aan „Redactio neel savoir vivre" of „fatsoen." Een redactie is niet verantwoorde lijk voor den inhoud van ingezonden stukken, maar ze kan beslissen, over al of niet plaatsing. Dat van dit laatste en uiterste recht geen tactischer gebruik is ge bruik is gemaakt valt slechts te be treuren. Mijnheer de Burgem., thans genoeg daarover. Mogen allen thans gerust en tevreden kunnen zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1935 | | pagina 3