?8e JAARGANG DINSDAG '24 AUGUSTUS 1937 No. 96 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN BEKENDE LAGE TARIEVEN. BEHOEFTE AAN MEER LAWAAI. DE BULTENAAR N.V. W. A. C. O. - HOORN ZOMERDIENSTREGELING. WIERINGER COURANT» VERSCHIJNT ELKEN BUREAUT ADVERTENTIëN DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. UITGEVER y i «ippolytushoef Wierlngen Van 1 5 regels f 0.50 ABONNEMENTSPRIJS CORN. J. BOSKER WIERINGEN. Telef. Intercomöi. No. 19. Iedere regel meer f 0.10 per 3 maanden f 1.25. CAFÉ 'T CENTRUM SCHAGEN. SPREEKUUR van de tandarts elke Donderdag van 9'/i1 uur. Inlichtingen kosteloos. Euvel van den modernen tijd. Het „Haagsch Maandblad" wijdt eern artikel aan het euvel van den moder nen tijd het lawaai. De schrijver, de heer A. H. v.d. Feen, komt tot de con clusie, dat de tegenwoordige mensch behoefte heeft aan lawaai. Schijnbaar 111 strijd met die uil- spraak is het feit, dat onlangs de over heid een verbod heeft uitgevaardigd op het geven van geluidssignalen door bestuurders van voertuigen gedurende de nachtelijke uren. Maar de schrijver vestigt er de aandacht op, dat dit ver bod juist zijn meening bevestigt Al leen de overheid wenscht geen lawaai, de autobestuurders scheppen juist be hagen in het produceeren van geluiden De schrijver zet aan deze ui-spraak kracht hij door de verklaring van een automobilist, die het betreurde, dat zijn gezellig ge claxonneer, dat juist des avonds zoo dooiüiingend klonk, achterwege moest laten Al mogen we alle autobestuurders niet over één kam scheren, teekenend is die uitspraak wel. Radio-genoegen. Een frappant voorbeeld levert ook de radio. De bezitters van toestellen, welke deze den ganschen dag en den ganschen av.ond laten „aanstaan" zijn niet te tellen. Van luisteren in den zin van aandachtig waarnemen, is daarbij geen sprake. Men begeert alleen het lawaai, dat het ding maakt en door dit lawaai heen wordt geconser veerd, gegeten, gewerkt, gedut, ge beden. Ja, gebeden, het is geen zetfout! In de concertzaal. De behoefte lawaai te maken, mani- iesteert zich ook duidelijk in de con certzalen, waar men, zo'odra de mu ziek zwijgt, onmiddellijk gaat klap pen, stampen en roepen, dat hooren en zien vergaat en in welk lawaai de indruk van het gehoorde meestal vol komen wordt weggedavercl En nu is het zeker waar, dat ap plaus op concerten geen speciaal ver schijnsel is van dezen tijd, maar het gaat hier om de intensiteit van het ap- plauslawaai Vroeger, een twintig jaar geleden, werd er ook geapplaudiseerd en in bijzondere gevallen kon dat ap plaus ook wel eens aanzwellen tot een storm-achtige ovatie. Maar wat toen een stormachtige ovatie was, dat is nu de gewone applausvorm. Angst voor de stilte. Hoe is nu de behoefte aan lawaai bij den mensch van heden te verkla ren Lawaai is de meest vergrofde vorm van het begrip geluid,, zoowel in muzikaal als in niet-muzikaal opzicht en het beminnen van deze grofheid is onafscheidenlijk verbonden aan de grofheid van het waarnemend intel lect. Dat grove intellect is niet of slechts in geringe mate ontvankelijk voor het verhevene, schuwt derhal ve ook het lawaai niet als een sfeer, waarin het verhevene niet kan gedijen en ondergaat zooiets als een „horror vacui" (angst voor het leege) zoodra de stilte intreedt. Wanneer nu echter voor zulke ver- groofde intellecten of non-intellecten bovenbedoelde stilte intreedt, krijgen zij een gevoel van onbehagen, van on geweten spanning, van drang naar verlossing uit die stilte en ziet, zoodra het oogenblik nu komt, dat de conven tie het onbeweeglijk-zitten-1 u^steren niet langer eischt, dan viert de ont spanning zich dadelijk uit in ge schreeuw, gestamp, geklap. Iets dergelijks - maar door de plaat selijke omstandigheden in zijn uiting meer geremd kan men waarnemen in de kerken, zoodra de stem van den kanselredenaar zwijgt. Het is nu duidelijk, waarom het ap plaus op concerten gemeenlijk zooveel intenser is dan in de schouwburgen,,, terwijl het in de bioscopen slechts bij hoogc uitzondering wordt gehoord. In de schouwburgen werkt het „horror vacui" minder sterk, omdat de stem men op het tooneel de aandacht min der geforceerd vasthouden. Ook het grofste intellect schuwt de stilte als de sfeer, waarin het hoogere, dat het niet begrijpt, dus het onbegre- pene hem niet boeit. Voor hem gaapt daar in die stilte slechts het ledige en in dat ledige is voor hem niets, waar aan zijn leven eenige waarde ont leent. Zoo ontstaat er dus voor het ver- groifde intellect een gevoel van afkeer voor de stilte en uit den drang, aan dat gevoel te ontkomen, wordt de be hoefte aan lawaai geboren. Het allerlaagste davert om ons heen in het verscheurende lawaai van het alledag-leven der hedendaagsehe men- schen. En die hedendaagsehe men- schen weten niet meer. dat het Aller hoogste voorbijgaat in het suizen van een zachte stilte. FEUILLETON Naar het Fransch van Paul Féval. 50.) Dat zal lang duren. Het zal kort duren. Ik moet onze vrienden zien. Deze dag zal niet onvruchtbaar wezen. Ik ben voornemens deze avond een klein sou per te geven. Maar daar zullen wij nog wel nader over spreken. Daarop ging de prins naar het venster en. raapte den steen op, die nog altijd op het tapijt lag. Monseigneur, zeide Peyrolles, alvorens u te verlaten, acht ik mij verplicht u nog tegen die twee snaken te waarschuwen. Tegen Cocardasse en Passepoil Ik weet, dat zij u mishandeld hebben, arme Peyrolles. Dat doet er niets toe, maar eene inwendige stem zegt mij, dat zij u verraden. Ten bewijze behoeft gij u maar te herinneren, dat zij zich ook in de gracht van Caylus bevonden en evenwel staan zij niet op die doodenlijst. Gonzage, die mijmerend den steen zat te beschouwen, nam met eene haastige bewe ging het papier weder op en las het over. 't Is waar, hunne namen komen er niet op voor, mompelde hij. Maar indien het Lagar- dère is, die deze lijst gemaakt heeft, en in dien onze beide schavuiten aan Lagardère verkocht waren, zou hij hunne namen aan het hoofd geplaatst hebben, juist om het verraad te vermommen. Dit is al te fijn bedacht, monseigneur. In een strijd op leven en dood moet men niets licht tellen. Sedert gisteren omringen u onbe kende gevaren. Dat geheimzinnige schepsel, die bultenaar, die als 't ware uws ondanks zijn neus in uwe zaken gestoken heeft Gij doet mij weder aan hem denken, viel Gonzaga hem in de rede hij moet mij ten volle verantwoording doen. Hij keek bij die wa-orden door het venster en zag den bultenaar voor zijn hondenhok, juist op dat oogenblik een doordringenden BINNENLANDSCH NIEUWS. dood en twee gewond. Aan het bestaande gebouw is een nieuw gedeelte aangebouwd. Rond dit nieuwe ge deelte zijn steigers aangebracht, welke door korte ladders met elkander zijn verbonden. De 53-jarige arbeider J. de Jong, is, bij het naar boven klimmen, door onbekende oorzaak gevallen. Hij was op slag dood. Tijdens den val greep de man een van de kleine ladders vast en sleurde deze mede. Om niet door den vallenden man en den ladder te worden geraakt moesten eenige arbeiders ijlings op zijde springen. Hierbij zijn sommi gen van hen eveneens gevallen. Een hunner is met inwendige kneuzingen naar de rijks klinieken vervoerd. Een ander kreeg lichte schrammen. De overigen kwamen met een hevigen schrik vrij. DE KLUCHT MET DE KOE. Een kostbare geschiedenis. Donderdagmiddag heeft zich aan den Lan- gendijk een gebeurtenis afgespeeld, welke, doordat een en ander goed is afgeloopen, zeer vermakelijk was. Bij den slager G. te Zuidscharwoude stond een koe vastgebonden aan een in den muur gemetselde kram. Op een gegeven oogenblik, toen de slager en z'n knecht zich in de nabijheid van het dier bevonden, werd het onrustig, rukte kram en ring uit den muur, en deed een vervaar lijken sprong in de richting van de beide mannen. De koe sprong echter over hen heen. Sla ger G. kreeg toch nog een trap tegen het hoofd. Hierna liep de koe de Dorpsstraat in, de richting Noordscharwoude uit. De knecht er achter aan. Bij de r.k. kerk had hij het dier weer te pakken en werd het in de richting van de slagerij gedreven. Bij het café van den heer Bergen sprong de vluchteling echter over een hek en in de sloot, welke zij overzwom. Op het erf van den heer Zijp scharrelde zij een oogenblik rond en ging vervolgens verder het pad op, achter volgd door den slagersknecht, die er blijkbaar niet veel voor gevoelde op de horens te wor den genomen. In het laatste huis aan dit pad woont de heer E. die met vrouw en kind zat te eten. Het losgebroken dier wilde zeker meeeten van de lekkere pannekoeken, want het ver dween in het portaal der woning. Het gezin E. vermoedde niets van dit ongewone bezoek en dacht, toen er wat leven werd gemaakt, dat iets bij de buren omviel. Men kon zich den schrik voorstellen van de menschen toen bleek, dat zich een koe in ce keuken ophield. De heer E. hield de deur dicht en liet z'n vrouw uit het raam klimmen, hetgeen echter niet gelukte. Toen werd het kind maar door het raam aan de buren overgereikt en de deur stevig dicht gehouden. In de keuken was de koe doorgegaan met boksen tegen den wand. Het Zondagsche pak van E. werd verscheurd, het schot beschadigd en de vloer bevuild. Zoo zijn die koeien Tenslotte is de indringster de deur weer uitgeloopen, het pad af en de brüg over, waar zij door eenige „mannetjes putters" uit het zeer talrijke publiek werd opgevangen en naar de slagerij gevoerd, waar zij haar vervroegd doodvonnis hoorde uitspreken. De slager was weer van de schrik bekomen, maar zal zich dezen dag nog wel lang herin neren. Het is een dure koe geworden. ARBEIDER DOODGEVALLEN. Twee gewonden. Vrijdagmorgen is bij het gebouw van het electriciteitsbedrijf van de Pegus aan het Merwedekanaal te Utrecht een ernstig onge luk gebeurd, waarbij een arbeider werd ge blik op de vensters van Gonzaga werpende. Toen hij den prins gewaar werd, sloeg hij de oogen neder en maakte eene eerbiedige bui ging. Wij zullen er wel achter komen, zeide Gon zaga, nogmaals den steen beschouwende. Ik geloof, dat de dag den afgeloopen nacht evenaren. Ga nu heen, vriend Peyrolles. Mijn draagstoel staat te wachten. Tot straks Peyrolles gehoorzaamde en Gonzaga stapte in en liet zich naar het paviljoen van donna Cruz dragen. Terwijl Peyrolles de gangen doorging om zich naar de appartementen der prinses te begeven, overlegde hij bij zich zeiven Mijne beurs is goed voorzien en 't komt mij voor, dat de zaken van den prins achteruitgaan, ik pak mijne koffers, en zoek eene luchtstreek op, die voor mijne zwakke gezondheid gun stiger is. Voor den drommeltusschen nu en morgen zal de bom wel niet barsten Cocardasse en Passepoil hadden beloofd, dat zij hun uiterste best zouden doen, om aan de onzekerheid van den prins van Gon zaga een einde te maken en zij waren lie den van hun woord. Wij vinden hen terug in eene kroeg in de Rue Aubry-le-Boucher, waar zij zaten te eten als wolven en te drinken als Tempeliers. Hun gelaat straalde van genoe gen. Hij is niet dood zeide Cocardasse zijn glas opheffende. Passepoil vulde het zijne en weergalmde Hij is niet dood En daarop klonken beiden op de gezond heid van den ridder Henri de Lagardère. 't Is een knappe kerel zei Passepoil, zijn wijn met kleine teugjes opslurpende. Het strekt ons niet weinig tot eer, dat wij aan zijne opvoeding medegewerkt hebben. Gij neemt mij de woorden van mijn lippen, mijn jongen. Ik behoor hem met lijf en ziel toe. Edele vriend hervatte Passepoil, zijn gele digd glas nederzettende, als het mij veroor loofd ware eene aanmerking op u te maken, zou ik zeggen, dat uwe noodlottige overhel ling tot den wijn. Onze uitgebreide dienst en tariefregeling a 5 ct. Verkrijgbaar bij de chauffeurs en in Bosker's Boekh. H.-hoef-Middenmeer. BOERDERIJ. HULPVERLEENING AAN KLEINEN BOER. Bijzondere steunverleening voor 1937—1938. Medegedeeld wordtIn verband met den moeilijken toestand, waarin het kleine boe renbedrijf, ondanks de getroffen crisismaat regelen en de verschillende bijzondere regelin gen, die voor het kleinbedrijf golden, verkeert, heeft de regeering gemeend een bijzondere steunregeling voor de noodlijdende bedrijven in het leven te moeten roepen. Van deze steunregeling kunnen alleen ge bruik maken zij, die op een bepaalden datum als grondgebruiker bekend stonden. De nieu we maatregelen beoogen vooral door een krach tige, zoo mogelijke individueele, voorlichting de rationalisatie van dit soort bedrijven zoo veel mogelijk te bevorderen. Het is gebleken, dat hoe gaarne ook het bedrijf dit zelf zoude wenschen, deze rationa lisatie als regel achterwege bleef, daar de contante middelen ontbraken. Het ligt thans in de bedoeling om voor zoo veel noodig met overheidshulp deze kleine boeren in het bijzonder op het eigen bedrijf werkzaam te doen zijn, teneinde hen aldus in de gelegenheid te stellen de noodige gel den te verdienen, die noodzakelijk zijn voor de rationalisatie van het bedrijf. Als basis voor den te verleenen steun zal dienen de bestaande steunregeling en wel in dien zin, dat aan den kleinen boer voor zijn arbeid op het bedrijf zelf een bedrag zal wor den uitgekeerd, waarbij rekening wordt ge houden met hetgeen een werklooze aan steun ontvangt in de gemeente, waar hij woont, en het bedrag, dat hij volgens bepaalde normen uit zijn bedrijf ontvangt. Het uit te keeren bedrag zal als regel niet in geld, doch in be drijfsmiddelen worden verschaft, teneinde de zekerheid te verhoogen, dat dit bedrag ook inderdaad het bedrijf, dus indirect ook den boer, ten goede komt. Voor zoover de noodige gelden bij de uit voering dezer regeling voortvloeiden uit het feit, dat de verminderde inkomsten het i volg zijn van het wegvallen van den arbeid, dien de kleine boer als regel vond bij derden, zullen deze gelden gevonden moeten worden door de gemeenten met subsidie uit het werk- loosheidssubsidiefonds. Voor zoover dit niet het geval is, zal het landbouwcrisisfonds bij stand moeten verleenen. De uitvoering van deze regeling komt, ii samenwerking met het departement van cienst voor de kleine boerenbedrijven. Het ligt in de bedoeling, dat plaatselijke locale commissies worden ingesteld, die met de ambtenaren van den landbouwvoorlich- tingsdienst en van den Rijkswerkverschaf- fingsdienst samenwerken. Zoo eenigszins mo gelijk zal nog dit najaar deze regeling in wer king treden. Hoor eens, mijn jongen, gij waart driemaal erger aangeschoten dan ik, schreeuwde de Gascogner. Nu, nu, als gij het zóó opneemt. Hoor eens meisje breng mij nog een kan. Mijn arme jongen, zeide Cocardasse die hem met een meewarig oog gadesloeg, gij ziet den splinter in het oog van uw buurman maar gij moest liever den balk uit uw eigen oog trekken. Toen zij dien morgen bij Gonzaga kwamen, waren zij des te inniger van het noodlottige uiteinde van Lagardère overtuigd, daar zij zich reeds bij het aanbreken van den dag naar diens woning in de Rue du Chantre be geven hadden en daar de deuren ingeslagen en opengebroken hadden gevonden. Beneden zagen zij niemand en de buren wisten niet te zeggen, wat er van Francoise en Jean Marie Berrichon geworden was. Boven op de eerste verdieping zagen zij bij den opengebroken koffer een bloedplas. Zij hielden zich dus over tuigd, dat de schelmen, welke den afgeloopen nacht den rose domino hadden aangerand, die zij belast waren geweest te verdedigen, de waarheid hadden gesproken Lagardère was dood. Doch Gonzaga zelf had door den last, dien hij hun opdroeg, hunne hoop weder doen her leven. Hij verlangde, dat zij het lijk van zijn doodsvijand zouden opzoeken. Daarvoor moest hij zijne redenen hebben, en onze beide vrien den hadden dus niet meer noodig, om op de gezondheid van den levenden Lagardère te klinken. Wat het tweede gedeelte hunner taak be trof, de twee kerels op te sporen, die Aurora verdedigd hadden, dat was gemakkelijk ge noeg. Cocardasse schonk zich eens in, en zeide Wij moeten maar een vertelseltje ver zinnen. Twee vertelseltjes verbeterde Passepoil een voor u, en een voor mij. Nu, dat kost mij geen moeite ik ben een Gascogner, zeide Cocardasse. En ik een Normandiër, riep Passepoil uit. Wij zullen eens zien, welk verhaal het mooist BÜITENLANDSCH NIEUWS. WARME WINTER VERWACHT. De Zweedsche meteorologische deskundige Ik geloof dat gij mij tart. Op vriendschappelijke wijze, edele kame raad 't zijn oefeningen van het vernuft. Houd alleen maar voor oogen, dat wij in ons vertelsel het lijk van den kleinen Parijzenaar moeten gevonden hebben. De laatste druppels uit zijne tweede kan in de keel gietende, zeide Cocardasse de schouders ophalende Ik geloof, dat die snaak een lesje wil geven aan zijn meester. Het was nog te vroeg om naar het hotel terug te keeren, en men moest dus nog wat tiid aan het zoeken besteden. Zij begonnen dan ook ieder naar een vertel seltje te zoeken, en later zullen wij wel zien, wie van beiden de knapste verteller was. Ondertusschen legden zij hun hoofd op de tafel en sluimerde in. HOOFDSTUK II. Een beurs-operatie onder het Regentschap. De bultenaar had onder de eersten behoort, die het hotel van Gonzaga binnentraden en zoodra de deuren waren opengezet, kwam hij met een kruier, die een stoel, een koffer, een kussen en een matras droeg. Esopus meubi leerde het hondenhok en wilde er blijkbaar zijn verblijf vestigen, waartoe het huurcon tract hem ook het recht gaf. De overige huurders der hokjes in Gonsa- ga's tuin hadden wel gewenscht, dat de dag vier en twintig uren duurde, want bij hun brandenden ijver om zaken te doen was de tijd te kort. Onder het gaan en komen spe culeerden zij gemeenschappelijk gebruikten zij hun diner om onder het eten te kunnen speculeeren. Er was vooruitzicht op verdere rijzing dei- actiën, want het feest in het Palais-Royal had een ontzaggelijken indruk teweeg ge bracht. Bij het souper op dat feest was, verlof ge geven tot de uitgifte eener nieuwe serie van actiën. Zij deden reeds tien precent opgeld, voordat de platen om die effecten te drukken J. W. Sandstroom, die de laatste tien jaar zijn zomers besteed heeft aan de bestudeering van de variaties van den golfstroom buiten de kust van Noorwegen, voorspelt, dat de reeks zachte winters voortgezet zal worden. In een interview, dat hij toestond na zijn verblijf in de noordelijke wateren, verklaarde Sandstroom, dat op één plaats een tempera tuur van 12.5 graden Celsius was opgenomen, ofschoon verder in zee temperaturen waren vastgesteld in wateren buiten den golfstroom van 5 graden. Aangezien derhalve de golf stroom nogal wat warmer is dan verleden jaar kunnen wij, aldus deze deskundige, een winter verwachten, die op minst even zacht zal zijn als de vorige. Oplicktersbemde slaat haar slag. Fransche bank voor 1 a 2 mil- lioen benadeeld. Een groot opgezette oplichting heeft Vrijdag een der groote Fransche banken, de Siciété Génerale, tusschen de een en twee millioen francs gekost. De oplichters, die een uitgebreide, goed georganiseerde bende moeten vormen, hadden alles uitstekend voor bereid. Zij hebben in den loop van den ochtend in een zestiental bijkantoren in de provincie-steden vervalschte cre- dietbrieven doen aanbieden, elk tot 'n bedrag van fr. 75.000. Tevoren was uit een ander provin ciaal bijkantoor schriftelijk advies ge zonden, dat betaald kon worden. Zoo wel de credietbrief als de adviesbrief waren valsch en van valsche handtee- keningen voorzien. In der groote meerderheid der ge vallen werd het bedrag zonder moei lijkheden uitbetaald, waarna degenen, die het getoucheerd hadden, in een au to wegreden, om weer in een naburige stad het aangekondigde bedrag te gaan incasseeren. Het lukte niet over al, en zoo werden arrestaties verricht te Orleans, Yvetot, Vernon en Sédan van in totaal acht medeplichtigen. Men vreest echter, dat dit slechts ondergeschikte handlangers zijn en dat het zeer moeilijk zal zijn op de hoofddaders de hand te leggen. Er was den dag te voren iets van het plan uitgelekt, en de politie wist, dat ei- een oplichting zou worden ge pleegd, maar niet hoe en waar. Daardoor heeft men maar enkele arrestaties kunnen doen. De stukken waren echter zoo goed vervalscht en zagen er zoo echt uit, dat in de meeste gevallen geen argwaan werd opge wekt en het bedrag terstond werd uit betaald. Op het verkeerde schip. Te Hoek van Holland aan wal gezet. Een Noorsche zeeman K. O., wiens schip te Rotterdam in dok lag, was aan het passagieren gegaan en te recht gekomen bij eenige vrienden op een schip, dat spoedig zou uitva- en. Het beviel den Noor op dit schip blijkbaar beter dan waarop hij gemon sterd had en dus bleef hij aan boord. Bij de vaart door den Waterweg, ont dekte de kapitein echter zijn nieuwen nog gegraveerd waren. De hokjes aan die hoeken der rijen van hokken voor de speculanten waren meeren- deels drankwinkels, wier kasteleins met de eene hand in schonken en met de andere speculeerden. Onophoudelijk kwamen kruiers en zakdra gers stapels koopwaren aanbrengen, die in of voor de hokken werden nedergeworpen. Er werden ongeloofelij ke sommen voor draagloon betaald en niets kan een denkbeeld van de toenmalige duurte geven dan eene verwijzing op de duurte, die in onze dagen in de goud- streken'van Californië geheerscht heeft, waar men twee dollars moest betalen om zijne laar zen te laten poetsen. Esopus,andere genaamd Janos, trok behoor lijk partij van de algemeene opgewondenheid Zijn breeden rug, die gemakkelijke lessenaar, waarmede de natuur hem begiftigd had, stond geen oogenblik ledig. De zilverstukken van zes livres en de gouden pistolen regenden on ophoudelijk in zijn lereden zakhij was reeds een verhard financier. Dezen morgen was hij niet opgeruimd en hij zag er zelfs slecht uit. Als men hem daar over aansprak, zeide hij Ik heb mij den af geloopen nacht wat veel vermoeid. Waar hebt gij u dan zoo vermoeid, waarde Esopus Bij mijnheer den regent die mij op zijn bal genoodigd had. Op dit woord begon iedereen te lachen, be diende zich van zijn bult als lessenaar en betaalde. (Wordt vervolgd.) IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR EENMAAL BETALEN Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. Zij per Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1937 | | pagina 1