?8e JAARGANG
DINSDAG '24 AUGUSTUS 1937
No. 96
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
BEKENDE LAGE TARIEVEN.
BEHOEFTE AAN MEER LAWAAI.
DE
BULTENAAR
N.V. W. A. C. O. - HOORN
ZOMERDIENSTREGELING.
WIERINGER COURANT»
VERSCHIJNT ELKEN
BUREAUT
ADVERTENTIëN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG.
UITGEVER
y
i
«ippolytushoef Wierlngen
Van 1 5 regels
f 0.50
ABONNEMENTSPRIJS
CORN. J. BOSKER WIERINGEN.
Telef. Intercomöi. No. 19.
Iedere regel meer
f 0.10
per 3 maanden f 1.25.
CAFÉ 'T CENTRUM SCHAGEN.
SPREEKUUR van de tandarts
elke Donderdag van 9'/i1 uur.
Inlichtingen kosteloos.
Euvel van den modernen tijd.
Het „Haagsch Maandblad" wijdt eern
artikel aan het euvel van den moder
nen tijd het lawaai. De schrijver, de
heer A. H. v.d. Feen, komt tot de con
clusie, dat de tegenwoordige mensch
behoefte heeft aan lawaai.
Schijnbaar 111 strijd met die uil-
spraak is het feit, dat onlangs de over
heid een verbod heeft uitgevaardigd
op het geven van geluidssignalen door
bestuurders van voertuigen gedurende
de nachtelijke uren. Maar de schrijver
vestigt er de aandacht op, dat dit ver
bod juist zijn meening bevestigt Al
leen de overheid wenscht geen lawaai,
de autobestuurders scheppen juist be
hagen in het produceeren van geluiden
De schrijver zet aan deze ui-spraak
kracht hij door de verklaring van een
automobilist, die het betreurde, dat
zijn gezellig ge claxonneer, dat juist
des avonds zoo dooiüiingend klonk,
achterwege moest laten
Al mogen we alle autobestuurders
niet over één kam scheren, teekenend is
die uitspraak wel.
Radio-genoegen.
Een frappant voorbeeld levert ook
de radio. De bezitters van toestellen,
welke deze den ganschen dag en den
ganschen av.ond laten „aanstaan" zijn
niet te tellen. Van luisteren in den
zin van aandachtig waarnemen, is
daarbij geen sprake. Men begeert alleen
het lawaai, dat het ding maakt en
door dit lawaai heen wordt geconser
veerd, gegeten, gewerkt, gedut, ge
beden. Ja, gebeden, het is geen zetfout!
In de concertzaal.
De behoefte lawaai te maken, mani-
iesteert zich ook duidelijk in de con
certzalen, waar men, zo'odra de mu
ziek zwijgt, onmiddellijk gaat klap
pen, stampen en roepen, dat hooren
en zien vergaat en in welk lawaai de
indruk van het gehoorde meestal vol
komen wordt weggedavercl
En nu is het zeker waar, dat ap
plaus op concerten geen speciaal ver
schijnsel is van dezen tijd, maar het
gaat hier om de intensiteit van het ap-
plauslawaai Vroeger, een twintig jaar
geleden, werd er ook geapplaudiseerd
en in bijzondere gevallen kon dat ap
plaus ook wel eens aanzwellen tot een
storm-achtige ovatie. Maar wat toen
een stormachtige ovatie was, dat is
nu de gewone applausvorm.
Angst voor de stilte.
Hoe is nu de behoefte aan lawaai
bij den mensch van heden te verkla
ren Lawaai is de meest vergrofde
vorm van het begrip geluid,, zoowel in
muzikaal als in niet-muzikaal opzicht
en het beminnen van deze grofheid is
onafscheidenlijk verbonden aan de
grofheid van het waarnemend intel
lect. Dat grove intellect is niet of
slechts in geringe mate ontvankelijk
voor het verhevene, schuwt derhal
ve ook het lawaai niet als een sfeer,
waarin het verhevene niet kan gedijen
en ondergaat zooiets als een „horror
vacui" (angst voor het leege) zoodra
de stilte intreedt.
Wanneer nu echter voor zulke ver-
groofde intellecten of non-intellecten
bovenbedoelde stilte intreedt, krijgen
zij een gevoel van onbehagen, van on
geweten spanning, van drang naar
verlossing uit die stilte en ziet, zoodra
het oogenblik nu komt, dat de conven
tie het onbeweeglijk-zitten-1 u^steren
niet langer eischt, dan viert de ont
spanning zich dadelijk uit in ge
schreeuw, gestamp, geklap.
Iets dergelijks - maar door de plaat
selijke omstandigheden in zijn uiting
meer geremd kan men waarnemen
in de kerken, zoodra de stem van den
kanselredenaar zwijgt.
Het is nu duidelijk, waarom het ap
plaus op concerten gemeenlijk zooveel
intenser is dan in de schouwburgen,,,
terwijl het in de bioscopen slechts bij
hoogc uitzondering wordt gehoord. In
de schouwburgen werkt het „horror
vacui" minder sterk, omdat de stem
men op het tooneel de aandacht min
der geforceerd vasthouden.
Ook het grofste intellect schuwt de
stilte als de sfeer, waarin het hoogere,
dat het niet begrijpt, dus het onbegre-
pene hem niet boeit. Voor hem gaapt
daar in die stilte slechts het ledige en
in dat ledige is voor hem niets, waar
aan zijn leven eenige waarde ont
leent.
Zoo ontstaat er dus voor het ver-
groifde intellect een gevoel van afkeer
voor de stilte en uit den drang, aan
dat gevoel te ontkomen, wordt de be
hoefte aan lawaai geboren.
Het allerlaagste davert om ons heen
in het verscheurende lawaai van het
alledag-leven der hedendaagsehe men-
schen. En die hedendaagsehe men-
schen weten niet meer. dat het Aller
hoogste voorbijgaat in het suizen van
een zachte stilte.
FEUILLETON
Naar het Fransch van Paul Féval.
50.)
Dat zal lang duren.
Het zal kort duren. Ik moet onze vrienden
zien. Deze dag zal niet onvruchtbaar wezen.
Ik ben voornemens deze avond een klein sou
per te geven. Maar daar zullen wij nog wel
nader over spreken. Daarop ging de prins
naar het venster en. raapte den steen op, die
nog altijd op het tapijt lag.
Monseigneur, zeide Peyrolles, alvorens u te
verlaten, acht ik mij verplicht u nog tegen
die twee snaken te waarschuwen.
Tegen Cocardasse en Passepoil Ik weet,
dat zij u mishandeld hebben, arme Peyrolles.
Dat doet er niets toe, maar eene inwendige
stem zegt mij, dat zij u verraden. Ten bewijze
behoeft gij u maar te herinneren, dat zij zich
ook in de gracht van Caylus bevonden en
evenwel staan zij niet op die doodenlijst.
Gonzage, die mijmerend den steen zat te
beschouwen, nam met eene haastige bewe
ging het papier weder op en las het over.
't Is waar, hunne namen komen er niet op
voor, mompelde hij. Maar indien het Lagar-
dère is, die deze lijst gemaakt heeft, en in
dien onze beide schavuiten aan Lagardère
verkocht waren, zou hij hunne namen aan
het hoofd geplaatst hebben, juist om het
verraad te vermommen.
Dit is al te fijn bedacht, monseigneur. In
een strijd op leven en dood moet men niets
licht tellen. Sedert gisteren omringen u onbe
kende gevaren. Dat geheimzinnige schepsel,
die bultenaar, die als 't ware uws ondanks
zijn neus in uwe zaken gestoken heeft
Gij doet mij weder aan hem denken, viel
Gonzaga hem in de rede hij moet mij ten
volle verantwoording doen.
Hij keek bij die wa-orden door het venster
en zag den bultenaar voor zijn hondenhok,
juist op dat oogenblik een doordringenden
BINNENLANDSCH NIEUWS.
dood en twee gewond.
Aan het bestaande gebouw is een nieuw
gedeelte aangebouwd. Rond dit nieuwe ge
deelte zijn steigers aangebracht, welke door
korte ladders met elkander zijn verbonden.
De 53-jarige arbeider J. de Jong, is, bij het
naar boven klimmen, door onbekende oorzaak
gevallen. Hij was op slag dood.
Tijdens den val greep de man een van de
kleine ladders vast en sleurde deze mede. Om
niet door den vallenden man en den ladder
te worden geraakt moesten eenige arbeiders
ijlings op zijde springen. Hierbij zijn sommi
gen van hen eveneens gevallen. Een hunner
is met inwendige kneuzingen naar de rijks
klinieken vervoerd. Een ander kreeg lichte
schrammen. De overigen kwamen met een
hevigen schrik vrij.
DE KLUCHT MET DE KOE.
Een kostbare geschiedenis.
Donderdagmiddag heeft zich aan den Lan-
gendijk een gebeurtenis afgespeeld, welke,
doordat een en ander goed is afgeloopen, zeer
vermakelijk was.
Bij den slager G. te Zuidscharwoude stond
een koe vastgebonden aan een in den muur
gemetselde kram.
Op een gegeven oogenblik, toen de slager
en z'n knecht zich in de nabijheid van het
dier bevonden, werd het onrustig, rukte kram
en ring uit den muur, en deed een vervaar
lijken sprong in de richting van de beide
mannen.
De koe sprong echter over hen heen. Sla
ger G. kreeg toch nog een trap tegen het
hoofd.
Hierna liep de koe de Dorpsstraat in, de
richting Noordscharwoude uit.
De knecht er achter aan. Bij de r.k. kerk
had hij het dier weer te pakken en werd het
in de richting van de slagerij gedreven. Bij
het café van den heer Bergen sprong de
vluchteling echter over een hek en in de
sloot, welke zij overzwom. Op het erf van den
heer Zijp scharrelde zij een oogenblik rond
en ging vervolgens verder het pad op, achter
volgd door den slagersknecht, die er blijkbaar
niet veel voor gevoelde op de horens te wor
den genomen.
In het laatste huis aan dit pad woont de
heer E. die met vrouw en kind zat te eten.
Het losgebroken dier wilde zeker meeeten
van de lekkere pannekoeken, want het ver
dween in het portaal der woning. Het gezin
E. vermoedde niets van dit ongewone bezoek
en dacht, toen er wat leven werd gemaakt,
dat iets bij de buren omviel.
Men kon zich den schrik voorstellen van
de menschen toen bleek, dat zich een koe in
ce keuken ophield.
De heer E. hield de deur dicht en liet z'n
vrouw uit het raam klimmen, hetgeen echter
niet gelukte.
Toen werd het kind maar door het raam
aan de buren overgereikt en de deur stevig
dicht gehouden.
In de keuken was de koe doorgegaan met
boksen tegen den wand. Het Zondagsche pak
van E. werd verscheurd, het schot beschadigd
en de vloer bevuild. Zoo zijn die koeien
Tenslotte is de indringster de deur weer
uitgeloopen, het pad af en de brüg over, waar
zij door eenige „mannetjes putters" uit het
zeer talrijke publiek werd opgevangen en naar
de slagerij gevoerd, waar zij haar vervroegd
doodvonnis hoorde uitspreken.
De slager was weer van de schrik bekomen,
maar zal zich dezen dag nog wel lang herin
neren. Het is een dure koe geworden.
ARBEIDER DOODGEVALLEN.
Twee gewonden.
Vrijdagmorgen is bij het gebouw van het
electriciteitsbedrijf van de Pegus aan het
Merwedekanaal te Utrecht een ernstig onge
luk gebeurd, waarbij een arbeider werd ge
blik op de vensters van Gonzaga werpende.
Toen hij den prins gewaar werd, sloeg hij de
oogen neder en maakte eene eerbiedige bui
ging.
Wij zullen er wel achter komen, zeide Gon
zaga, nogmaals den steen beschouwende. Ik
geloof, dat de dag den afgeloopen nacht
evenaren. Ga nu heen, vriend Peyrolles. Mijn
draagstoel staat te wachten. Tot straks
Peyrolles gehoorzaamde en Gonzaga stapte
in en liet zich naar het paviljoen van donna
Cruz dragen.
Terwijl Peyrolles de gangen doorging om
zich naar de appartementen der prinses te
begeven, overlegde hij bij zich zeiven Mijne
beurs is goed voorzien en 't komt mij voor,
dat de zaken van den prins achteruitgaan, ik
pak mijne koffers, en zoek eene luchtstreek
op, die voor mijne zwakke gezondheid gun
stiger is. Voor den drommeltusschen nu en
morgen zal de bom wel niet barsten
Cocardasse en Passepoil hadden beloofd,
dat zij hun uiterste best zouden doen, om
aan de onzekerheid van den prins van Gon
zaga een einde te maken en zij waren lie
den van hun woord. Wij vinden hen terug in
eene kroeg in de Rue Aubry-le-Boucher, waar
zij zaten te eten als wolven en te drinken als
Tempeliers. Hun gelaat straalde van genoe
gen.
Hij is niet dood zeide Cocardasse zijn glas
opheffende.
Passepoil vulde het zijne en weergalmde
Hij is niet dood
En daarop klonken beiden op de gezond
heid van den ridder Henri de Lagardère.
't Is een knappe kerel zei Passepoil, zijn
wijn met kleine teugjes opslurpende. Het
strekt ons niet weinig tot eer, dat wij aan
zijne opvoeding medegewerkt hebben.
Gij neemt mij de woorden van mijn lippen,
mijn jongen. Ik behoor hem met lijf en ziel
toe.
Edele vriend hervatte Passepoil, zijn gele
digd glas nederzettende, als het mij veroor
loofd ware eene aanmerking op u te maken,
zou ik zeggen, dat uwe noodlottige overhel
ling tot den wijn.
Onze uitgebreide dienst en tariefregeling
a 5 ct. Verkrijgbaar bij de chauffeurs
en in Bosker's Boekh. H.-hoef-Middenmeer.
BOERDERIJ.
HULPVERLEENING AAN KLEINEN BOER.
Bijzondere steunverleening
voor 1937—1938.
Medegedeeld wordtIn verband met den
moeilijken toestand, waarin het kleine boe
renbedrijf, ondanks de getroffen crisismaat
regelen en de verschillende bijzondere regelin
gen, die voor het kleinbedrijf golden, verkeert,
heeft de regeering gemeend een bijzondere
steunregeling voor de noodlijdende bedrijven
in het leven te moeten roepen.
Van deze steunregeling kunnen alleen ge
bruik maken zij, die op een bepaalden datum
als grondgebruiker bekend stonden. De nieu
we maatregelen beoogen vooral door een krach
tige, zoo mogelijke individueele, voorlichting
de rationalisatie van dit soort bedrijven zoo
veel mogelijk te bevorderen.
Het is gebleken, dat hoe gaarne ook het
bedrijf dit zelf zoude wenschen, deze rationa
lisatie als regel achterwege bleef, daar de
contante middelen ontbraken.
Het ligt thans in de bedoeling om voor zoo
veel noodig met overheidshulp deze kleine
boeren in het bijzonder op het eigen bedrijf
werkzaam te doen zijn, teneinde hen aldus
in de gelegenheid te stellen de noodige gel
den te verdienen, die noodzakelijk zijn voor
de rationalisatie van het bedrijf.
Als basis voor den te verleenen steun zal
dienen de bestaande steunregeling en wel in
dien zin, dat aan den kleinen boer voor zijn
arbeid op het bedrijf zelf een bedrag zal wor
den uitgekeerd, waarbij rekening wordt ge
houden met hetgeen een werklooze aan steun
ontvangt in de gemeente, waar hij woont, en
het bedrag, dat hij volgens bepaalde normen
uit zijn bedrijf ontvangt. Het uit te keeren
bedrag zal als regel niet in geld, doch in be
drijfsmiddelen worden verschaft, teneinde de
zekerheid te verhoogen, dat dit bedrag ook
inderdaad het bedrijf, dus indirect ook den
boer, ten goede komt.
Voor zoover de noodige gelden bij de uit
voering dezer regeling voortvloeiden uit het
feit, dat de verminderde inkomsten het i
volg zijn van het wegvallen van den arbeid,
dien de kleine boer als regel vond bij derden,
zullen deze gelden gevonden moeten worden
door de gemeenten met subsidie uit het werk-
loosheidssubsidiefonds. Voor zoover dit niet
het geval is, zal het landbouwcrisisfonds bij
stand moeten verleenen.
De uitvoering van deze regeling komt, ii
samenwerking met het departement van
cienst voor de kleine boerenbedrijven.
Het ligt in de bedoeling, dat plaatselijke
locale commissies worden ingesteld, die met
de ambtenaren van den landbouwvoorlich-
tingsdienst en van den Rijkswerkverschaf-
fingsdienst samenwerken. Zoo eenigszins mo
gelijk zal nog dit najaar deze regeling in wer
king treden.
Hoor eens, mijn jongen, gij waart driemaal
erger aangeschoten dan ik, schreeuwde de
Gascogner.
Nu, nu, als gij het zóó opneemt. Hoor eens
meisje breng mij nog een kan.
Mijn arme jongen, zeide Cocardasse die hem
met een meewarig oog gadesloeg, gij ziet den
splinter in het oog van uw buurman maar
gij moest liever den balk uit uw eigen oog
trekken.
Toen zij dien morgen bij Gonzaga kwamen,
waren zij des te inniger van het noodlottige
uiteinde van Lagardère overtuigd, daar zij
zich reeds bij het aanbreken van den dag
naar diens woning in de Rue du Chantre be
geven hadden en daar de deuren ingeslagen
en opengebroken hadden gevonden. Beneden
zagen zij niemand en de buren wisten niet te
zeggen, wat er van Francoise en Jean Marie
Berrichon geworden was. Boven op de eerste
verdieping zagen zij bij den opengebroken
koffer een bloedplas. Zij hielden zich dus over
tuigd, dat de schelmen, welke den afgeloopen
nacht den rose domino hadden aangerand,
die zij belast waren geweest te verdedigen, de
waarheid hadden gesproken Lagardère was
dood.
Doch Gonzaga zelf had door den last, dien
hij hun opdroeg, hunne hoop weder doen her
leven. Hij verlangde, dat zij het lijk van zijn
doodsvijand zouden opzoeken. Daarvoor moest
hij zijne redenen hebben, en onze beide vrien
den hadden dus niet meer noodig, om op de
gezondheid van den levenden Lagardère te
klinken.
Wat het tweede gedeelte hunner taak be
trof, de twee kerels op te sporen, die Aurora
verdedigd hadden, dat was gemakkelijk ge
noeg. Cocardasse schonk zich eens in, en
zeide Wij moeten maar een vertelseltje ver
zinnen.
Twee vertelseltjes verbeterde Passepoil
een voor u, en een voor mij.
Nu, dat kost mij geen moeite ik ben een
Gascogner, zeide Cocardasse.
En ik een Normandiër, riep Passepoil uit.
Wij zullen eens zien, welk verhaal het mooist
BÜITENLANDSCH NIEUWS.
WARME WINTER VERWACHT.
De Zweedsche meteorologische deskundige
Ik geloof dat gij mij tart.
Op vriendschappelijke wijze, edele kame
raad 't zijn oefeningen van het vernuft.
Houd alleen maar voor oogen, dat wij in ons
vertelsel het lijk van den kleinen Parijzenaar
moeten gevonden hebben.
De laatste druppels uit zijne tweede kan
in de keel gietende, zeide Cocardasse de
schouders ophalende Ik geloof, dat die snaak
een lesje wil geven aan zijn meester.
Het was nog te vroeg om naar het hotel
terug te keeren, en men moest dus nog wat
tiid aan het zoeken besteden.
Zij begonnen dan ook ieder naar een vertel
seltje te zoeken, en later zullen wij wel zien,
wie van beiden de knapste verteller was.
Ondertusschen legden zij hun hoofd op de
tafel en sluimerde in.
HOOFDSTUK II.
Een beurs-operatie onder het
Regentschap.
De bultenaar had onder de eersten behoort,
die het hotel van Gonzaga binnentraden en
zoodra de deuren waren opengezet, kwam hij
met een kruier, die een stoel, een koffer, een
kussen en een matras droeg. Esopus meubi
leerde het hondenhok en wilde er blijkbaar
zijn verblijf vestigen, waartoe het huurcon
tract hem ook het recht gaf.
De overige huurders der hokjes in Gonsa-
ga's tuin hadden wel gewenscht, dat de dag
vier en twintig uren duurde, want bij hun
brandenden ijver om zaken te doen was de
tijd te kort. Onder het gaan en komen spe
culeerden zij gemeenschappelijk gebruikten
zij hun diner om onder het eten te kunnen
speculeeren.
Er was vooruitzicht op verdere rijzing dei-
actiën, want het feest in het Palais-Royal
had een ontzaggelijken indruk teweeg ge
bracht.
Bij het souper op dat feest was, verlof ge
geven tot de uitgifte eener nieuwe serie van
actiën. Zij deden reeds tien precent opgeld,
voordat de platen om die effecten te drukken
J. W. Sandstroom, die de laatste tien jaar
zijn zomers besteed heeft aan de bestudeering
van de variaties van den golfstroom buiten
de kust van Noorwegen, voorspelt, dat de
reeks zachte winters voortgezet zal worden.
In een interview, dat hij toestond na zijn
verblijf in de noordelijke wateren, verklaarde
Sandstroom, dat op één plaats een tempera
tuur van 12.5 graden Celsius was opgenomen,
ofschoon verder in zee temperaturen waren
vastgesteld in wateren buiten den golfstroom
van 5 graden. Aangezien derhalve de golf
stroom nogal wat warmer is dan verleden
jaar kunnen wij, aldus deze deskundige, een
winter verwachten, die op minst even zacht
zal zijn als de vorige.
Oplicktersbemde slaat haar slag.
Fransche bank voor 1 a 2 mil-
lioen benadeeld.
Een groot opgezette oplichting
heeft Vrijdag een der groote Fransche
banken, de Siciété Génerale, tusschen
de een en twee millioen francs gekost.
De oplichters, die een uitgebreide,
goed georganiseerde bende moeten
vormen, hadden alles uitstekend voor
bereid. Zij hebben in den loop van den
ochtend in een zestiental bijkantoren
in de provincie-steden vervalschte cre-
dietbrieven doen aanbieden, elk tot 'n
bedrag van fr. 75.000.
Tevoren was uit een ander provin
ciaal bijkantoor schriftelijk advies ge
zonden, dat betaald kon worden. Zoo
wel de credietbrief als de adviesbrief
waren valsch en van valsche handtee-
keningen voorzien.
In der groote meerderheid der ge
vallen werd het bedrag zonder moei
lijkheden uitbetaald, waarna degenen,
die het getoucheerd hadden, in een au
to wegreden, om weer in een naburige
stad het aangekondigde bedrag te
gaan incasseeren. Het lukte niet over
al, en zoo werden arrestaties verricht
te Orleans, Yvetot, Vernon en Sédan
van in totaal acht medeplichtigen.
Men vreest echter, dat dit slechts
ondergeschikte handlangers zijn en
dat het zeer moeilijk zal zijn op de
hoofddaders de hand te leggen.
Er was den dag te voren iets van
het plan uitgelekt, en de politie wist,
dat ei- een oplichting zou worden ge
pleegd, maar niet hoe en waar.
Daardoor heeft men maar enkele
arrestaties kunnen doen. De stukken
waren echter zoo goed vervalscht en
zagen er zoo echt uit, dat in de meeste
gevallen geen argwaan werd opge
wekt en het bedrag terstond werd uit
betaald.
Op het verkeerde schip.
Te Hoek van Holland aan wal
gezet.
Een Noorsche zeeman K. O., wiens
schip te Rotterdam in dok lag, was
aan het passagieren gegaan en te
recht gekomen bij eenige vrienden
op een schip, dat spoedig zou uitva-
en. Het beviel den Noor op dit schip
blijkbaar beter dan waarop hij gemon
sterd had en dus bleef hij aan boord.
Bij de vaart door den Waterweg, ont
dekte de kapitein echter zijn nieuwen
nog gegraveerd waren.
De hokjes aan die hoeken der rijen van
hokken voor de speculanten waren meeren-
deels drankwinkels, wier kasteleins met de
eene hand in schonken en met de andere
speculeerden.
Onophoudelijk kwamen kruiers en zakdra
gers stapels koopwaren aanbrengen, die in of
voor de hokken werden nedergeworpen. Er
werden ongeloofelij ke sommen voor draagloon
betaald en niets kan een denkbeeld van de
toenmalige duurte geven dan eene verwijzing
op de duurte, die in onze dagen in de goud-
streken'van Californië geheerscht heeft, waar
men twee dollars moest betalen om zijne laar
zen te laten poetsen.
Esopus,andere genaamd Janos, trok behoor
lijk partij van de algemeene opgewondenheid
Zijn breeden rug, die gemakkelijke lessenaar,
waarmede de natuur hem begiftigd had, stond
geen oogenblik ledig. De zilverstukken van
zes livres en de gouden pistolen regenden on
ophoudelijk in zijn lereden zakhij was reeds
een verhard financier.
Dezen morgen was hij niet opgeruimd en
hij zag er zelfs slecht uit. Als men hem daar
over aansprak, zeide hij Ik heb mij den af
geloopen nacht wat veel vermoeid.
Waar hebt gij u dan zoo vermoeid, waarde
Esopus
Bij mijnheer den regent die mij op zijn bal
genoodigd had.
Op dit woord begon iedereen te lachen, be
diende zich van zijn bult als lessenaar en
betaalde.
(Wordt vervolgd.)
IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zij per Courant.