28e JAARGANG VRIJDAG 31 DECEMBER 1937 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN OUDEJAARSAVOND. HET IJS GEBROKEN hWIERINGER courant VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. DITGEVER BOSKER WIERINGEN. '1' BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels Iedere regel meer f 0.50 f 0.10 Oudejaarsavond brengt ons het plechtige oogenblik, waarop menigeen een blik achter v/aarts werpt en zich afvraagtHeb ik mijn taak volbracht Heb ik het doel, dat ik mij voorgesteld had, bereikt Ben ik beter ge worden of dezelfde gebleven Is er in mijn leven een vooruitgang te bespeuren Wie gelooft aan een zedelijke wereldorde, wie niet blind is voor de tegenstelling tus- schen het verleden van voor honderd en meer jaren en het neden, op welk gebied van het denken, gevoelen, liefhebben, moet hij niet verklaren, dat de wereld vooruitgaat Maar toch, wanneer we letten niet op het groot ge heel, maar meer bijzonder de persoonlijkhe den, individuen nagaan en vragen door welke drijfveeren zij geleid worden, we zullen ko men tot de slotsom, dat dezelfde hartstoch ten, neigingen, verwachtingen hen vervulden, maar ook dat alle eeuwen door dezelfde dob beringen des gemoeds werden gevoeld en men, nadat men gemeend had het geluk te kun nen vinden in het inwilligen der lusten van meer groven of meer verfijnden aard, onvol daan daarvan zich terug trok en dorstte naar iets anders, naar iets, dat een hooger begin sel meer bevredigde. Want juist, omdat de waarachtige mensch zich niet tevreden kan stellen met het zienlijke en tastbare, zal hij een onlust bij zich voelen opkomen, wanneer hij daaraan alleen zich heeft overgegeven, hij bespeurt, dat hem iets ontbreekt, dat hij iets anders noodig heeft dan te voldoen aan de vraag Wat zal ik eten, wat zal ik drin ken, waarmee zal ik mij kleeden En eerst als hij een bevredigend antwoord heeft ont vangen op den zielekreet naar hoogere be hoeften,, zal hij vrede bekomen. Een wijsgeer heeft gezegd dat de menscb een eeuwige zoeker is. Zoekers, dat zijn wij allen, wij, die vaak neergebogen onder de dagelij ksche beslommeringen, naar rust en vrede hunkeren, met onstuimige vaart wor den wij op 's levens stroom voortgesleept. Door dien aanhoudenden arbeid voor het dagelijksch brood kunnen wij vermoeid zijn. Velen verkeeren in een zenuwachtigen toe stand, omdat het leven zoo koortsachtig en gejaagd is. En als we een oogenblik over heb ben om tot kalmte te komen, vragen we leef ik daarvoor alleen, eisch het leven niets hoogers van mij In zulke uren bespeuren we een honger naar iets beters. Zoekers ja, met dien naam kunnen be stempeld worden de ernstige naturen, van wier lippen die klacht van den dichter wordt vernomen Mysterie het leven, mysterie het lotWij dragen den schat der hoogste aan gelegenheden in aarden vaten, en zoo vaak gebeurt het, dat die vaten bersten of weg- brokkelen. En dan zitten we peinzend neder Ja, zoekers zijn allen, die te midden van het broze, het vergankelijke van de vreugde der aarde, naar iets blijvends uitzien. Menig een zit troosteloos, levensmoede neder, wan neer hij staart op de puinhoopen van zijn vroeger geluk, als hij denkt aan wat hij voor heen aan liefde en vriendschap bezat. Voor hun vermoeiden geest hebben zij rust noodig. Rust, daarnaar verlangen wij allen in meer of mindere mate, wanneer - wij gevoelen dat wij niet gedaan hebben, wat wij moesten doen, wanneer we de bewustheid gaan er varen, dat schuld ons drukt. Schuldbesef Hoe ware het te wenschen dat dat een weinig meer onder ons werd aangetroffen Het ge mis daarvan pleit niet voor onze hooge op vatting van zedelijkheid, voor het diepe be sef onzer verantwoordelijkheid. De zedelijke mensch erkent het onbevredigende van de wereld der zinnen. Hoe ernstiger wij daarvan de bewustheid bij ons omdragen, hoe meer wij gevoelen dat de tollenaarsbede Wees mij, zondaar, genadig ook op ons van toe passing is, des te meer zullen wij trachten het zieleleven in ons te ontwikkelen. Onze begeerte naar een hoogere levensop vatting zal vervuld worden, wanneer wij ons laten leiden door het plichtsgevoel, zoodat wij er naar streven niet om, zelfs boven on ze krachten, ons innerlijk fatsoen op te hou den, maar trouw blijven aan wat wij weten dat door ons volbracht moet worden, om een zuiver geweten te behouden. Minder gejaagd heid, meer kalmte, minder uitwendige glans, meer innerlijke waarde, minder vertoon, meer degelijkheid zal ons deel worden. Wij hebben nog een levenstaak te vervul len. Laat dus geen angst, geen vrees ons over rompelen, wanneer we ons bewust worden van onze tekortkomingen, van het onvol maakte van onzen arbeid. Hoe melancholisch onze stemming op Oudejaarsavond ook moge zijn, wij mogen het hoofd niet laten hangen. Het besef dat wij niet overwonnen worden, maar zelf overwinninnaars kunnen zijn, zal ons gelukkig maken en vol goeden moed en met opgewekten zin zullen wij de taak die ons morgen wacht, weder opvatten DE NIEUWE VERLICHTINGSVOORSCHRIFTEN. Overzicht van de voornaamste eischen, waaraan de veriich- installaties onzer voertuigen na 1 Jan. a.s. moeten voldoen, AUTO'S „Koplampen" Deze, ten minste twee in getal, van gelijke grootte en gelijke of nagenoeg gelijke lichtstrekte (behalve bij motorfiets met zijspan), moeten helder geel of wit licht uit stralen en zich met clen onderkant van den glasrand niet minder dan 60 en niet meer dan 120 cm, boven den weg bevinden. De eiscli, dat de lampen en de gloeipeertjes van een Rijkskeur moeten zijn voorzien, is uitgesteld tot 1 Jan. 1939. De koplampen moeten een afstand van ten minste 100 M. vóór. het motorrijtuig kunnen verlichten en, als men niet harder dan 40 Km. per u. rijdt, .ten minste '25 M. „Dimlicht" Van de gedimde (niet verblindende) kop lichten moet de lichtbundel op 10 M. horizontaal niet minder dalen dan 10 cm., maar niet méér clan tot 3/5 van den afstand van het midden van de lamp tot den grond, aangezien de minimum te verlichten afstand 25 M. is. Ter controle van den stand van de lampen wordt de - niet altijd geriefelijke of duidelijke - „proef met de grijze schijf" voorgeschreven. De auto behoeft daarbij niet op haar aller-ongunstigt beladen te zijn. „Stadslichten." Afzonderlijke stadslichten worden met ingang van 1 Januari 1938 vereischt, als de koplam pen meer dan 40 cm. van den buiten wand van de auto zitten andeis niet. Zij zijn dan bedoeld om de breed- te van het voertuig aan te dulden. Voor plaatsing en lichtsterkte zijn voorschriften gegeven De stadslam- pen mogen niet verblindend zijn de bepalingen, welke stadslampen als verblindend worden aangemerkt, zijn zeer ingewikkeld en moeilijk te con troleeren. Een „bermlamp" wordt, niet ver langd. Indien aanwezig, moet zij links aan de auto geplaatst en bij nadering van tegenliggers naar rechts gericht zijn. Een „achterlicht" is vereischt, behal ve voor een motorrijtuig met volg wa gen (het moet zich clan aan den volg- wagen bevinden.) Voorschriften zijn gegeven omtrent aantal, plaatsing en lichtsterkte, alsook omtrent de verlich ting van het nummerbord. Twee ach terlichten zijn b.v. niet toegestaan. Een stoplicht is in de praktijk niet te missen, daar men anders alle stop teekens met de hand moet geven* Het moet cloor gekleurd doorzichtig mate riaal een oranje licht uitstralen niet meer dan 30 cm. van de FEUILLETON ten een gemis, dat al tot menig onge- ging ondergaan, uitgezonderd de even luk heeft geleid. Wel hebben het leger, iueel voor nieuwe gronden -ontgin de Kon. Marechaussee en de gemeente-ning e.d.) te verleenen garantie, welke lijke politie hieromtrent bepalingen niet ten laste van de andere suikerbie- ingesteld. België is ons in dat opzicht tcntelers zal komen, vooruit daar zijn tenminste gelei-; Gezien de situatie op de VLASmarkt ders van trekdieren en vee op den I is besloten voor den oogst 1938 geen openbaren weg verplicht, des nachts J maatregelen te treffen. een brandende lantaarn te dragen. Een kapittel op zichzelf vormt de vraag, hoe men de lampen moet gebrui ken wanneer men moet dimmen, wanneer een parkeerénd voertuig ver licht moet zijn, enz. Een ander maal zullen wij ook van d i e voorschriften nog eens een over zicht geven. CRISIS - BUREAU. lamp verwijderd zijn. Is er maar één stoplicht, dan moet dit links zijn aan gebracht, (hetzelfde geldt voor het achterlicht). Het stoplichtö moef deug delijk op de voëtnem reageeren hier ontbreekt nog al eens wat aan „Parkeerlichten" zijn niet ver plicht, tenzij men links op den TEELTPLAN AKKERBOUW 1938. Van bevoegde zijde wordt ons mede gedeeld, dat de Minister van Economi sche Zaken de teelt- en steunregelin gen voor akkerbouwgewassen oogst achter- 1938 heeft vastgesteld. Zooal's reeds eerder werd medegedeeld is cle richtprijs voor gemiddelde kwali teit tarwe, geleverd ter "plaatse van normale aflevering op omstreeks 1 Febr. 1939 vastgesteld op f 10 per 100 Kg. Het ligt in het voornemen van den Minister, te bevorderen, dat de prijzen 2000 GULDEN VERDUISTERD. Kantoorhouder van Hulppost- kantoor aangehouden. ze aa" 8-?5^rJ00.Kg- a'«c der van'het talppUtktntoor^e'^mpëi parkeert buiten de verlichte bebouwde Jvan rogge en gerst zich zullen bewegen De regeling voor CICHOREI zal voor den oogst 1938 van kracht blijven. Aangaande koolzaad en den steun aan de griend- en rietcultuur werd reeds eerder een beslissing genomen, waaromtrent toen mededeeling werd gedaan. BIGGENMLRKEN. Wij vernemen van bevoegde zijde, dat het aantal aangebrachte biggen- merken in de week van 13 Dec. tot 18 Dec. bedroeg 30.784 tegenover 29.318 in de overeenkomstige week van het vo rige jaar. Van de toekenning 1937 zijn van 1 Jan. tot 18 Dec. in totaal aange bracht 1.776.881 merken tegenover 2.055.234 merken in de overeenkom stige periode van 1936. BINNENLANDSCH NIEUWa bepaalde eischen voldoen. Een „ach,teruitrijlamp" is toege staan, mits deze aan de eischen vol doet. Verder zijn er nog voorschriften voor „lengtelichten" van vrachtwagens en autobussen, langer dan 9 M. en „zij lichten" voor tractors met oplegger. Voor de bijzonderheden moeten wij naar het Motor- en Rijwielreglement en de beschikking verwijzen. VERBODEN is tenslotte, verwarring stichtende verlichting. De verlichtingseischen gelden hij „nacht", dat is de tijd tusschen een half uur na zohs-ondergang en een half uur vóór zonsopgang. FIETSEN. Rijwielen moeten, behalve van een koplamp niet helder geel of wit licht, die NIET VERBLINDEND mag zijn, met ingang van 1 Jan. 1938 voorzien zijn van een, van overheidswege goed gekeurd, rood achterlicht met reflec tor, indien er bij „nacht" (zie boven!) mee wordt gereden en bovendien moet een fiets steeds - ook overdag een wit achter-spatbord hebben. Er zijn verder nog afzonderlijke be palingen voor „aanhangwagens" (zoo als de wet ze met een germanisme aan duidt), bakfietsen, karren en andere voertuigen. Het zou te ver voeren, die hier alle op te sommen en ook het hier boven gegeven overzicht van de eischen voor auto's en rijwielen is, zoo als gezegd, slechts geheel summier. Omtrent de verlichttng, hij donker, van paarden en vee ontbreken tot nog toe in ons land wettelijke voorschrif 13.) „Ja zeker", hernam Cedric vriendelijk en! eenvoudig, zonder eenige aarzeling, dat denk) ik en het is waar ook. Ziet ge, mijnheer Hobbs was mijn vriend en Dick en Bridget en Mary en Michaël ook maar liefste is mijne aller beste vriendin en wij vertellen elkander al tijd alles. Mijn vader heeft haar aan mijne zorg overgelaten en als ik groot ben, zal ik hard werken om geld voor haar te verdienen." „En wat zult gij dan gaan doen vroeg zijn grootvader. De kleine Lord ging weer op het haardkleed zitten, met het portretje nog altijd in de hand. Hij scheen ernstig over zijn antwoord na te denken. „Ik had gedacht, dat ik misschien wel bij mijnheer Hobbs in de zaak zou kunnen ko men," zei hij, „maar veel liever zou ik Presi dent willen worden." „Wij zullen u naar het Hoogerhuis zenden," sprak zijn grootvader. „Goed," hernam Lord Fauntleroy, „als ik geen President kan worden en als het Hooger huis eene goede betrekking is, heb ik er niets tegen. Een kruidenier heeft het lang niet al tijd even plezierig." Misschien wilde hij de zaak nog eens in stilte overwegen, want hij zei niets meer en bleef in het vuur kijken. De graaf bewaarde eveneens het stilzwijgen en sloeg hem gade. Allerlei nieuwe gedachten doorkruisten zijn brein. Dougal had een warm plaatsje gezocht en was met den kop op de voorpooten ingeslapen. Er ontstond eene langdurige pauze. Een half uur later ongeveer werd de heer Havisham aangediend. Het was stil in de kamer toen hij binnentrad. De Graaf leunde nog steeds achterover in zijn stoel. Hij be woog zich toen de heer Havisham nadcr- kwam en hield met een waarschuwend gebaal de hand omhoog het scheen wel of hij er geen plan op had, maar onwillekeurig deze beweging maakte. Dougal sliep nog en dicht naast den grooten hond, met het blonde hoofdje bij diens ruigen kop, lag de kleine Lord en sliep ook. HOOFDSTUK VI. DE GRAAF EN ZIJN KLEINZOON. Toen Cedric des morgens wakker werd dat hij den vorigen avond naar bed was ge bracht, had hij niet eens gemerkt, waren de eerste geluiden, die hij hoorde, het knap pen van het haardvuur en het gemompel van stemmen. „Gij moet oppassen, Dawson, dat gij u niets laat ontvallen," hoorde hij iemand zeggen. „Hij weet niet waarom zij niet bij hem kan zijn en hij mag de reden ook volstrekt niet weten." „Als de Graaf die orders gegeven heeft," gaf eene andere stem ten antwoord, „dan zullen zij zeker nagekomen moeten worden. Maar als ik het zeggen mag, juffrouw, zoo onder ons, want gij zijt toch ook dienstbaar, als ik het zeggen mag wreed is het, dat arme, lieve, mooie schepseltje, dat haar man zco vroeg heeft moeten missen, nu ook nog te scheiden van haar eigen vleesch en bloed, van zulk een aardig kind. Cedric begon zich te bewegen, keerde zich om en sloeg de oogen op. Er waren twee vrouwen in het vertrek, dat er vroolijk en gezellig uitzag met het lichte, gebloemde behangsel. De beide vrouwen kwamen naar hem toe en in de eene herkende hij juffrouw Mellon, de huishoudster, terwijl de andere eene goe dige, reeds vrij bejaarde vrouw was met een vriendelijk en opgewekt gezicht. „Goeden morgen, Mylord," zei juffrouw Mellon. „Dit is uwe slaapkamer en dat is Dawson, die voor u zorgen zal." Cedric ging recht overeind zitten en stak Dawson de hand toe. Ik vind het heel lief van u, dat gij hier gekomen zijt om voor mij te zorgen." ,Gij kunt haar Dawson noemen, Mylord," zei de huishoudster met een glimlach. „Zij is gewend om Dawson genoemd te worden." „Ik heb al jaren geleden mijzelven leeren aankleeden," hernam Cedric. „Liefste heeft mij gewezen hoe ik doen moet. Liefste is mijn moeder, weet ge. Toen hij in de aangrenzende kamer kwam om te ontbijten, en zag welk een groot ver trek het was, en dat er nog een tweede ka mer volgde, die, volgens Dawson, ook voor hem bestemd was, werd het besef van zijne kleinheid weer zoo levendig, dat hij zijn hart bij Dawson uitstortte, terwijl hij aan tafel zat, waarop het keurige serviesje en het ont bijt gereed stonden. „Ja, prachtig het is natuurlijk," hernam Cedric met een zucht, „maar ik zou alles veel prettiger vinden als ik liefste niet zoo miste. Ik ontbeet 's morgens altijd te gelijk met haar en dan mocht ik de suiker en de melk in haar kopje doen en haar het geroos terde brood aangeven. Dat was natuurlijk veel gezelliger." „O zeker," stemde Dawson dadelijk toe, „maar gij weet wel, dat gij haar iederen dag spreken kunt. Wel lieve tijd, gij hebt nog niet eens in de andere kamer gekeken Toen zij de kamerdeur opendeed, bleef hij op den drempel staan en keek vol verbazing om zich heen. Spreken deed hij niethij stak de handen in den zak, kreeg eene kleur tot achter de ooren en liet zijne oogen overal rondgaan. Er waren planken vol boeken en op de ta fels stond allerlei speelgoed prachtig kunstig gemaakt speelgoed zooals dat waarnaar hij voor de winkelvensters te New- York zoo dikwijls met bewondering had staan kijken. leverd ter gewone marktplaats. Vooor HAVER wordt geen richtprijs gegarandeerd. Zoolang- zulks noodig wordt geoordeeld, zal door een heffing aan de grens steun aan den prijs wor den gegeven. De regelingen voor ERWTEN en VELDBOONEN zullen in groote trek ken dezelfde zijn als die voor den oogst 19.37, alleen ten aanzien van den richtprijs voor GROENE ERWTEN zal in zooverre een wijziging worden aan gebracht, dat de richtprijs niet meer zal gelden voor erwten van superieure kwaliteit, maar voor erwten van gem. kwaliteit., Aan de met GRANEN en PEUL VRUCHTEN te betelen oppervlakte zullen geen beperkingen worden ge steld. De regeling voor AARDAPPELEN zal, uitgezonderd een verhooging van de teeltheffing van f 30 toi i 50 per ha., in groote lijnen dezelfde zijn als die welke voor den oogst 1937 is getroffen. Omtrent het areaal fabrieksaardap» pelen kunnen nog geen mededelingen worden gedaan. Belanghebbenden zul len echter tijdig worden ingelicht. Aangaande liet verkrijgen van uit- pootvergunningen voor fabrieksaard appelen zij verwezen naar hetgeen dienaangaande werd gepubliceerd. Voor SUIKERBIETEN zal eenzelfde regeling als voor 1937 worden toege past 1. De totale hoeveelheid suikerbie ten, waarvoor de garantieprijs, welke op f 10.25 per 100 Kg. blijft bepaald, zal worden uitgekeerd, zal geen wijzi veld, als verdacht van fraude, gearres teerd en gevankelijk naar Maastricht overgebracht. Omtrent de ontdekking van de fraude meldt men, dat bij de gewone controle der boeken den inspec teur der P. T. T. uit Den Bosch gebleken was, dat er een klein kastekort was. Een nauwkeurig onder zoek door den directeur van het post kantoor te Valkenburg wees uit, dat een belangrijk bedrag niet was antwoord. Naar verluidt, zou veer een bedrag van ruim f 2000 duisterd zijn. Het betreffen hier sluitend gelden van het Rijk. ver- orige- v er- uit- BUITENLANSCH NIEUWS." EDWARDS „WEG TERUG." Zijn vrouw neemt de bochten. W ie verwacht had, dat de voorma- iige koning Edward VIII als balling van Windsor voorgoed uit het Britsche openbare leven zou verdwijnen, ver gis. zich. Zelfs het salaris, dat hem door zijn broer, koning George, is toege kend, weel-houdt Prince Charming niet, den goeden gever heel wat kop zorg te veroorzaken. Degenen, die Edward VIII hebben weggewerkt en dat zijn zij, die de uiterst rcactionnairc meerderheid van den hoogeren Engelschen adel en hofkringen vormen, doen al het moge lijke, hem buiten Engeland te houden, ei-wijl onder het volk groote sympa thie voor hem bestaat, Een blad vroeg kort geleden aan zijn lezers, of ze vóór „Het ziet er uit als eene jongenskamer,' zei hij eindelijk, toeh hij wat bekomen was, „Aan wien behoort al dat moois „Ga maar eens kijken," zei Dawson. „Alles is voor u." „Voor mij riep hij. „Voor mij-? Waarom is alles voor mij Wie heeft het mij gege ven En met een luiden kreet van blijdschap sprong hij de kamer binnen.. Het was bijna te heerlijk dan dat hij het kon gelooven. „Zeker grootvader!" riep hij met schitteren de oogen. „Ik weet zeker, dat het van groot vader is „Ja, gij hebt het geraden en als gij niet verdrietig, zijt, maar vroolijk en blij den hee- len dag, dan kunt gij alles van hem krijgen v/at gij maar wilt;" Het was een overheerlijke morgener was zooveel te onderzoeken en te probeeren ie der nieuw stuk boeide hem zóó, dat hij het bijna niet kon loslaten om naar iets anders te kijken. En het was zoo grappig om te den ken, dat dit alles voor hem alleen in orde was gemaakt, dat nog eer hij New-York verliet, menschen uit Londen waren gekomen om de kamers in te richten, die hij zou bewonen dat zij de boeken en het speelgoed hadden meegebracht, waarin hij waarschijnlijk het meeste plezier zou hebben. „Hebt gij wel ooit van iemand gehoord, die zulk een goeden grootvader had Dawson's gelaat kreeg eensklaps eene an dere uitdrukking. Zij had nu juist geen bij zonder hooge gedachte van zijne Lordschap den Graaf van Dorincourt. Zij was nog niet lang in huis geweest," maar toch reeds lang genoeg om te hooren hoe de „eigenaardig heden" van den ouden edelman door zijne ondergeschikten bepraat en beoordeeld werden. „Van al de ondeugende, driftige, boosaar dige oude kerels, bij wie ik het ongeluk heb gehad te dienen, is deze hier de allerergste.''' „Geef hem in alles zijn zin en speelgoed in overvloed," had Mylord gezegd. „Zorg dat hij plezier heeft, dan zal hij die moeder gauw genoeg vergeten zijn. Amuseer hem, maak dat hij andere dingen heeft om over te den ken, dan komt alles wel van zelf terecht. Dat is jongensaard." Aangezien hij zulk een allerbeminnelijkst oogmerk had gehad bij hetgeen hij deed, was het hem misschien wel niet zoo bijzonder aangenaam toen hij merkte, dat deze jongen een anderen aard had. De Graaf had een slechten nacht gehad en bleef den geheelen morgen in zijne kamer na het tweede ont bijt liet hij zijn kleinzoon bij zich roepen. Cedric gaf terstond aan het oproep gehoor. Hij kwam de breede trap afhuppelen de Graaf hoorde hem door de gang draven, toen ging de deur open en hij kwam binnen met glinsterende oogen en een blos op de wangen. „Ik dacht wel,, dat ik geroepen zou wor den," zei hij. „Ik was al lang klaar. Ik ben li toch zóó dankbaar voor al het mooie speel goed, o zoo dankbaar Ik heb er den heelen morgen mee gespeeld." „O zoo," zei de Graaf, „is het naar uw zin „O, ik vind alles zoo prachtig ik kan u niet zeggen hoe prachtig verklaarde Ce dric, terwijl zijn van blijdschap stralend ge zichtje zijne woorden bevestigde. „Er is ook een spel bij, dat op een bord met zwarte en witte pennetjes gespeeld wordt, en dan met ballen, die aan een ijzerdraadje zitten, weet ge. Ik heb geprobeerd om het Dawson te lee ren, maar zij begreep het niet heel goed zij had het nooit gedaan omdat zij geen jon gen is, en misschien heb ik het haar niet duidelijk genoeg uitgelegd. Voor u is het niets nieuws natuurlijk „Ik vrees, dat ik het ook niet zal kunnen," gaf de Graaf ten antwoord. „Het is zeker een Amerikaansch spel Heeft het iets van cric ket (Wordt vervolgd.) t BLADEN ADVERTEEREN VGOR EENMAAL BETALEN Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. Zijper CouruiL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1937 | | pagina 1