r
bTgazan
19e JAARGANG
DINSDAG 2B JANUARI 1938
No. 10
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
TANDARTS
ELKEN DONDERDAG VAN 9 —1 UUR.
J.
HET IJS
GEBROKEN.
REIST PER W.A.C.O.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
CAFÉ ROOBOL Markt SCHAGEN
blijft spreekuur houden
UITGEVER
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN.
BUREAU
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels f 0.50
Iedere regel meer f 0.10
EEN ONGENOODE „GAST."
Entrée van de Bisamrat.
Tenslotte is dan in Nederland toch
een werkelijke Bisamraü gevangen.
Het dier,, dat op een boerderij tus-
schen Budel en Nederweert werd ge
vangen, is inderdaad de zoo gevrees
de Bisamrat En dat men in de krin
gen van hen, die 'tot bestrijding van
deze plaag geroepen zullen zijn, dili
gent is, blijkt hieruit;, dat reeds een
conferentie is belegd van den Plan-
tenziekfienkundigen DiensJ met de
directeuren van Rijks- en Provinci
alen Waterstaat in Limburg,, Bra
bant en Zeeland
De bestrijding; - voor ons polderland
met zijn vele dijken, een hoogst belang
rijke zaak - zal worden ter hand geno
men op grond van het Bisamratien-
besluit. (K.B. van 19 Februari 1937,
Staa sbl. no. 747.) In het kort weerge
geven, verplicht dit besluip iederen;
landgebruiken jager of visscher, omj
aangifte te doen bij den burgemeester,
indien hij de aanwezigheid van het
dier vas-tstele of vermoedt. De burge
meester dient dan den PlantenzieK-
jienkundigen Dienst te Wageningen
te waarschuwen, welke dan een onder
zoek instelt. Blijkt) het vermoeden
juist ie zijn, dan is de burgemeester
verplicht/, om op den len werkdag
daarna de dieren te doen opruimen
ten genoege van den PI. Dienst. Ge
schiedt dit niet, dan wordt ingegrepen
krachtens artikel 61 van de Bisamrat-
lenwef van 29 November 1930.
Dat dit gevreesde, uit Nrd. Amerika
afkomstige knaagdier, ook zijn intre
de zou doen in ons land, werd
reeds jaren lang gevreesd, getuige o.a.
de wet van 1930. Het werd in 1906
door Boheemsche pelsdierfokkers ge-
imporveerd, maar al spoedig bleek,
dat de pels der dieren in Europa snel
gegenereerde en voor den handel
waardeloos was. Van Bohemen uit
heeft de Bisamrat' zich allengs over
Europa verspreid. Vier jaar geleden
werd zij reeds gesignaleerd in Osna-
bruck en daarna ook in België. Colo
radokever - de gevaarlijke vijand
van de aardappelplant - en Bisamrat -
de belager en ondermijner van dijken
en waterkeeringen - hebben dus kort
na elkander hun entrée gemaakt in
Nederland.
Deze groote woelrat - waarvan heit,
mannetje een lengde kan bereiken van
56 cm - is zeer vruchtbaar. Het wijfje
werpt 20 a 30 jongen per jaar, zoodat
men van een zéér snelle voortplan-
FEUILLETON.
ting kan spreken. De dieren, die hun
holen graven in oevers, wallen en dij
ken en zich voeden met waterplanten
wortels, visch, eieren en kleine zoog
dieren,, bewegen zich, vooral meit be
hulp van hun afgeplat'tien staart,
snel in het waXler voort.
In Duitschland heeft men reeds eeni
ge jaren de bestrijding krachtig en
stelslmatig ter hand genomen. Men
heeft er een specialen „Abwehrdienst"
voor ingesteld, doch deze is er helaas
niet in geslaagd, het dier binnen de
„SpenTini" te houden. Het - wegens
geldgebrek - vermindering der vang-
premies, in welke ook onze wet voor
ziet zal daartoe wel hebben bijgedra
gen.
Men vermoedt, dat het thans gevan
gen dier afkomstig is uit België, maar
deze dieren zijn gesignaleerd in den
Demer, welks water in verbinding
staat met dai in de streek van Budel.
Doch, zooals reeds gezegd, ook uit
het Oosten dreigt gevaar, want reeds
in 1934 werd de Bisamrat gesigna-
eerd te Stirpe-Olingen, nabij Osna-
bruck, op 90 Km. van onze grens, be
nevens in de nabijheid van Hamburg.
Reeds toen achtte de directeur van
den Plantenziektenkundigen Dienst
deze vindplaatsen verontrustend
voor ons land en van dat. oogenblik af
heeft men de voorbereidingen getrof
fen voor een blijvende organisatie ter
verdelging van he>t ondier, speciaal
heb regelmatig toezicht houden op dij
ken en waterloopen, benevens het ver
spreiden van afbeeldingen en gegevens
onder de bevolking, zooads dat ook
met den Colorado-kever gebeurt.
Bestrijding in Beieren.
De bestrijding van de Bisamrat in
Beieren is als volgt
De Westgrens van het verspreidings
gebied, die toen ongeveer liep over
Bamber, Neurenberg, Regensburg en
Munchen, werd in 1927 aangenomen
als „Spërrlinie." Deze 340 Km. lange
lijn werd verdeeld in 7 trajecten, die
ieder toegewezen zijn aan een ambte
lijk bisamrattenjager, die de taak
heeft alle Bisamratten-injecties len
Westen van deze lijn op te ruimen.
Doordat liet voorterrein intensief
bewerkt werd door vangers, die op
eigen risico werken, beeft men tot
1933 dezen opzet goed vol kunnen hou
den. Deze laagste personen hebben een
aanstelling, welke hun het recht ver
leent alle gronden te betreden en daar
bisamratten te vangen. Verder krijgen
zij gratis een volledige vanguiitrus-
'ting. Zij ontvangen echter geen sala
ris, maar werken voor de opbrengst
der vellen en de premie, die voor elke
gevangen bisamra-t wordt uitgeteerd,
in 1934 waren in Beieren 299 particu
lier bisamra/ttenvangers werkzaam.
Met ingang van 1 April 1935 is de be
strijding in het geheele Duitsche Rijk
onder centrale leiding gesteld van dr.
Pustet.
Vang-techniek
Een zeer gespecialiseerde en doei-
matige vang-lecliniek heeft zich vooral
23.)
Al de heeren begonnen te lachen en de
jonge dame zelve kon zich ook niet goed hou
den de rozen op hare wangen werden hoe
langer hoe donkerder.
„Mooi zoo, Fauntleroy," zei een van de
heeren „gebruik uw tijd maar goed Als
gij ouder zijt zult gij dat niet meer zoo dur
ven zeggen
„Maar dat moet iedereen wel zeggen," zei
Cedric met het onschuldigste gezichtje.
„Zoudt gij het kunnen laten Vindt gij haar
dan ook niet mooi
„Lord Fauntleroy mag zeggen wat hij wil,"
sprak zij. „Ik ben hem zeer verplicht en ik
geloof zeker, dat hij meent wat hij zegt." En
zij kuste hem op de frissche wangen.
„Ik vind u mooier dan alle dames, die ik
ooit gezien heb," zei Cedric, terwijl hij haar
met zijn oprechte kinderoogen aanzag, „be
halve liefste. Natuurlijk kan ik niemand zóó
rnooi vinden als liefste. Die is, geloof ik, de
mooiste dame van de heele wereld
„Dat denk ik ook," zei Vivan Herbert. Daar
bij lachte zij en een groot gedeelte van den
avond hield zij hem aan hare zijde en in het
groepje, waarvan zij het middenpunt vorm
den, ging het vroolijk toe. Hij wist zelf niet
hoe het gekomen was, maar het duurde niet
lang of hij zat te vertellen van Amerika, van
mijnheer Hobbs en van Dick, en eindelijk
haalde hij met blijkbaren trots Dick's af-
scheidsgave het rood zijden zakdoekje
uit zijn zak.
„Ik heb het van daag in mijn zak gesto
ken omdat er partij was," zei hij. „Dick zou
het zeker prettig vinden als hij wist, dat ik
het op eene partij gebruikte."
En hoe leelijk het schelroode ding ook was,
hij bekeek het met eene zoo welgemeende en
hartelijke bewondering, dat de omstanders
door het werk van den Beiorschen bi
samrattenjager Roim ia cio laatste 10
jaren in Duitschland ontwikkeld. De
vangfuik van Roith is samengesteld
op grond van nauwkeurige biologi
sche waarnemingen. Bij het zwommen
wolgt de bisam Mt bepaalde zwemwe-
gen, die zij zoovee' mogelijk vrij van
waterplanten en andere hindernissen
hoodt. Als zij toer op een onverwachte
hindernis stuit, duikt zij onmiddel ijk
loodrecht naai- heneden. Bij de fuik
van Roith wordt een strak gespannen
staaldraad ter hoogte van het water
oppervlak dwars over den zwem weg
aangebracht. De daartegen aanzwem
mende en loodrecht naar onflaag dui
kende bisamrat komt in de van boven
geopende fuik terecht, waaruit zij
niet meer kan ontsnappen, zoodat zij
verdrinkt. De fuik blijft in werking,
totdat zij is weggenomen. Er werden
wel eens 9 ratten in één nacht mede
gevangen. Andere dieren (vogels, zoog
dieren, visschen) worden er nooit, me
de gevangen.)
„Naast deze fuik past men tegenwoor
dig een soort drijfjacht toe, waarbij de
ratten, die overdag in holen zifcton,
daaruit worden gedreven, terwijl
vangfuiken voor de uitgangen zijn ge
plaatst. Deze methode vereischt
nauwkeurige kennis van de gewoon
ten en den holenaanleg van de bisam
ratten. Toegepast door ondeskundigen
is zij eerder schadelijk dan nuttig,
want een deel der ratten ontwijkt dan
te vroeg of blijft in het hol. Deze ver
laten later de plaats, waar zij veront
rust zijn om zich over de omgeving te
verspreiden.
Bacterie-cultures hebben, evenals
giftige middelen, voor de praktijk van
de bestrijding weinig waarde, daar
het dier er zeer moeilijk toe ie brengen
is, om lokaas aan te nemen. Het gif
aanbrengen op zijn natuurlijk voedsel,
wortelstokken en de stengels van moe-
rasp lanien, is onmogelijk.
Vooral in de eerste jaren zal de
vangst echter veel ^moeilijkheden me
debrengen. Dit is een reden te meer
om de bestrijding te beginnen bij de
eerste bisamratten, die worden waar
genomen, zoodaf de noodige ervaring
is verkregen tegen den tijd, dat het
aantal toeneemt.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
DE LIMBURGSCHE MIJNEN.
Ruim 14 millioen ton steen
kolen in 1937.
De Limburgsche steenkolenmijnen
hebben het afgeloopen jaar een top-
door geheel West-Friesland
naar DEN HELDER—WIERINGERMEER en
AMSTERDAM.
VLUG VEILIG GOEDKOOP.
Verwarmde wagens.
prestatie geleverd. De totale produciie
bedroeg niet minder dan 14.321.269
ton steenkolen, tegen 12.802.538 ton
in 1936.
Het aantal arbeiders in dienst be
droeg op 1 Januari j.1. 312.163 tegen
29.574 op 1 December 1937.
Het geheele jaar door werd regel
matig geproduceerd verleden jaar
moesten nog wegens gebrek aan afzet
van 20 tot 45 dagen z.g. verzuimdien-
sten ingelegd worden bij de verschil
de mijnen.
De loonen ondergingen tweemaal 'n
verhooging.
De afzet had een regelmatig verloop,
zoodat geen vooraden behoefden te
worden opgeslagen.
De kolenprijzen, alsmede die der co
kes en briketten waren beduidend
hooger, zoodat het afgeloopen jaar on
getwijfeld 'tot een der beste voor de
mijnproductie gerekend kan worden.
IJSSELMEERVISSCHERS GAAN
SNOEKBAARS VANGEN.
Vischopbr engst in 1937
21 pCt. hooger.
Dezer dagen vergaderde ten kantore
van den Rijksdienst ter uitvoering
van de Zuiderzeesteunwet. onder voor
zitterschap van den directeur van de
zen dienst, ir. G. F. H. Houben, de con
tactcommissie voor de IJsselmeer-
visschers.
De vergadering werd mede bijge
woond door den heer J. van Hengel,
inspecteur der visscherijen, vertegen
woordiger van den Minister van Eco
nomische Zaken.
Bij den aanvang deed de voorz. me-
dedeeling omtrent bet gunstige ver
loop van de visscherij op het IJssel-
meer in het afgeloopen jaar.
De vischopbrengst bedroeg in 1937
met uitzondering van den aanvoer te
Wieringen, f 1.330.000 tegen f 1.192.440
in 1936, een vooruitgang van f 237.560
of 21 procent.
In het bijzonder werd gewezen op
de toeneming in de opbrengst van
snoekbaars. Deze bedroeg in 1937
71.147 Kg. en f 23.043 tegen 8.373 Ke.
en f 2709 in 1S36.
Besproken werden de afzetmogelijk
heden van zoetwatervisch. Van des
kundige zijde werd er op gewezen, dat
de snoekbaars in de voornaamste
exportlanden niet gecontingenteerd is
en dat groote vraag bestaat naar
/snoekbaars, welke een gewichjt heeft
van ongeveer 1 Kg. en hooger per
stuk. De snoekbaars, welke slechts de
minimummaat van 40 cm. heeft be
reikt, is in hef algemeen lichter dan
1 Kg.
Verschillende aanwezigen gaven te
kennen, dat, gezien de gunstige voor
uitzichten, in het volgende jaar ver
scheidene visschers met de snoek-
baarsvisscherij zouden beginnen. Men
achtte, het een gelukkig verschijnsel
dat deze visschers in de wintermaan
den de snoekbaarsvisscherij kunnen
uitoefenen.
Naar aanleiding van den door ver-
onwillekeurig hun lachlust bedwongen.
„Ziet ge," zei hij, „ik vind mijn zakdoek
zoo mooi, omdat Dick mijn vriend is."
Menigeen kon ternauwernood een glimlach
bedwingen, wanneer hij gedurig bij zijn groot
vader's stoel ging staan of op een laag ta-
bouretje naast hem zat, om met de grootste
belangstelling en aandacht ieder woord op
te vangen, dat de Graaf sprak. Eens stond
hij zoo dicht bij hem, dat zijn wang den
schouder van zijne Lordschap raakte en toen
deze de indruk waarnam, dien dit tooneel op
zijne gasten maakte, kon hij niet nalaten
zelf ook even te glimlachen.
De heer Havisham was reeds in den namid
dag verwacht, maar hij kwam niet. Zoo iets
was nog nooit gebeurd in al de jaren, dat hij
van tijd tot tijd als gast op Dorincourt had
mogen aanzitten. Eindelijk verscheen hij op
het oogenblik, dat men aan tafel zou gaan.
Toen hij zijn gastheer naderde, keek deze
hem vol verbazing aan. Hij had iets gejaagds
en zenuwachtigs over zich en zijn koel, scherp
zinnig gelaat was werkelijk bleek.
„Ik werd opgehouden," sprak hij op zach-
ten toon tot den Graaf, „door een allerzon
derlingst geval."
Het was iets even ongewoons voor den ad
vocaat om zenuwachtig te zijn als om te laat
te komen maar dat hij door het een of an
der ontroerd en van zijn stuk gebi'acht was,
bleek zeer duidelijk. Aan tafel gebruikte hij
bijna niets en twee of drie maal gebeurde
het, dat hij schrikte als hij werd aangespro
ken zijne gedachten waren blijkbaar met
geheel iets anders vervuld. Toen Cedric bij
het dessert binnenkwam, wierp hij meer dan
eens een zonderlingen, half angstigen blik op
hem. Cedric merkte het zeil', en verwonderde
er zich over. Hij en de heer Havisham waren
zulke goede vrienden.
Maar de advocaat scheen het lachen ver
leerd te hebben dien avond.
Eigenlijk dacht hij aan niets dan aan het
onverwachte en droevige nieuws, dat hij ge
hoord had, en dat hij den Graaf nog vóór
den nacht moest mededeelen het onver
wachte nieuws, dat zulk een vreeselijke schok
voor den ouden man wezen en aan alle din
gen een ander aanzien geven zou. Terwijl hij
om zich heen zag in de fraaie verlichte za
len en den blik liet gaan over het schitterend
gezelschap, dat daar was samengekomen,
zooals hij wel wist, meer ter wille van het
blondlokkige kind naast grootvaders stoel,
dan om eenige andere reden terwijl hij
keek naar den ouden man, die zoo trotsch
was op zijn kleinen Lord Fauntleroy, kon hij
zijne aandoening bijna niet bedwingen, hij
j de koele, wereldwijze advocaat. Welk een
vreeselijke slag was het, die hij hem moest
toebrengen
Hij wist zelf niet hoe het langdurige, schit
terende diner aan zijn einde kwam. Het was
hem alsof hij droomde en meer dan eens
1 zag hij, dat de Graaf hem verwonderd
vragend aankeek.
Maar eindelijk was het toch afgeloopen en
de heeren voegden zich in de ontvangkamer
bij de dames. Zij vonden Cedric op eene sofa
zitten naast Vivan Herbertzij hadden sa
men prenten bekeken en hij was bezig haar
te bedanken toen de deur openging.
„Ik bedank u wel voor uwe vriendelijk
heid zei hij. „Ik was nog nooit op eene
partij geweest en ik heb heel veel plezier ge
had
Hij had zooveel plezier gehad, dat hij, toen
de heeren Vivan Herbert weer begonnen te
omringen en hij stil zat toe te luisteren,
langzamerhand de oogen zwaar voelde wor
den. Telkens wilden de leden dichtvallen,
tot op eens het heldere lachje van de bewon
derde schoone hem tot zich zeiven deed ko
men dan sloeg hij ze weer voor een paar
seconden op. Hij wist zeker, dat hij niet in
slaap zou vallen, maar achter hem lag een
geel satijnen kussen, zijn hoofd zonk achter
ever en voor de laatste maal vielen zijne oo
gen dicht. Zij gingen zelfs niet geheel open
toen iemand hem een poos later voorzichtig
op de wang kuste. Het was Vivan Herbert, die
heenging en nu zachtjes zei
„Goeden nacht, mijn kleine Lord, slaap
wel
Den volgenden morgen wist hij volstrekt
niet meer, dat hij de oogen even geopend en
gefluisterd had
„Goeden nacht ik ben blij, dat ik
u gezien heb ik vind u zoo mooi
Hij had alleen een flauwe herinnering, dat
hij de heeren weer had hooren lachen, en
dat hij niet wist waarom.
Nauwelijks had de laatste gast de kamer
verlaten, of de heer Havisham verliet zijne
plaats bij den haard en ging bij de sofa
staan, waar het kind lag te slapen. De kleine
Lord Fauntleroy had het zich gemakkelijk
gemaakt. Zijn eene beentje lag over het an
dere en hing over den rand van de sofa.de
eene arm had hij om het hoofd geslagen
de warme blos der onbezorgde, gelukkige
kindsheid kleurde zijne wangen het blonde
krulhaar lag uitgespreid over het kussen
eene schilderij om te zien
Terwijl de heer Havisham naar hem stond
te kijken, hief hij de hand op, en wreef zijne
glad geschoren kin met al het voorkomen
van iemand, die in droevig gepeins verzonken
is.
„Komaan, Havisham, wat scheelt u klonk
de harde stem van den Graaf vlak achter
hem. „Er is zeker het een of ander gebeurd
Wat is het voor buitengewoons, als ik vragen
mag
De heer Havisham bleef zijne kin wrijven,
maar keerde zich om.
„Het is slecht nieuws," gaf hij ten ant
woord, „droevig nieuws, Mylord het ergste
wat gij u kunt voorstellen. Het spijt mij, dat
ik de Jobsbode moet wezen."
De Graaf was onrustig geworden, toen hij
in den loop van den avond telkens diezelfde
uitdrukking op het gelaat van $en advocaat
gelezen had en onrust maakte hem altijd
prikkelbaar.
„Waarom ziet gij het kind zoo aan riep
hij knorrig. „Gij hebt den geheelen avond
naar hem gekeken, alsof zeg Havisham, wat
beteekent dat Waarom hangt gij zoo over
hem heen als een ongeluksvogel Wat heeft
schillende visschers naar voren ge-
brachten wonsch om wijziging te bren
gen in het voor de kuilvisscherij ver
boden genie l, vooral omdat men het
onbillijk aciu, dat door dezen maatre
gel de niet-k uil visschers bevoordeeld
worden, wevj de heer Van Hergel er
nog eens in he: bijzonder op dat de
inperking uitsluitend ten uoel heeft
de bescherming van den zoetwater
stand.
Van verschillende zijden werd verzocht
om, voor het geval het gebied, waar
de kuilvisscherij mag worden uitge
oefend, beperkt moest blijven, een be
ter toezicht op en een betere verlich
ting van de aangegeven lijnen te wil
len bevorderen.
Van ander zijde merkte men op,
dat in het voor de kuilvisscherij verbo
den gebied jonge zoetwatervisch in
groote hoeveelheden wordt aange
troffen.
IJSSELMEER IN 1937.
Fauna-verandering - Vooral
plantaardig plankton ver
mindert.
In de vergadering van de Zuiderzee
Commissie van de Nederlandsche
Dierkundige Vereenigïng, die Vrijdag
middag te Amsterdam plaais vond.
sprak dr. B. Iiavinga over de Fauna
van het IJsselmeer.
In 1936 was in de voormalige Zuider
zee nagenoeg het minimum zoutge
halte bereikt. Voor vrijwel alle organis
men van het zoete water was het
zoet genoeg, zoodat op het oogenblik
het IJsselmeer een braak terrein was,
dat bevolkt moest worden. Het komt
er nu maar op aan, of de organismen,
die binnendringen, een groot versprei
dings- en tevens een groot, voortplan
tingsvermogen hebben. In dit opzicht
spande de bekende Chironomus de
kroon. De zoetwatermossel Dreissen-
sia polymorpha die zich in 1936 veel
vastgezet had, heeft in dat jaar daarop
zijn areaal uitgebreid. Ze dient den
visschen tot voedsel, maar wordt ook
gaarne door de eenden gegeten. De
visschen op hun beurt hebben wel een
groot verspreidingsvermogèn, maar
liun voortplantingsvermogen schiet
nog te kort voor het bevolken van de
geheele Zuiderzee, met uitzondering
van de Pos, waarvan in 1937 1 mill. Kg.
overeenkomend met 90 mill. stuks, ge
vangen werd. Brasem, voorn en baars
evenwel, die op oevergegroei-ing aange
wezen zijn, telen nog niet zoo snel.
Snoekbaars heeft in 1937 een gunstig
jaar gehad, al haalt deze visch nog
niet bij de Pos„ daar van deze visch
slechts 70.000 Kg. in het laatste jaar
werd buitgemaakt. Het traagste ver
breiden zich de weekdieren, waarvan
tot nog toe alleen de eendenmossel
Anodonta tot in het midden van het
IJsselmeergebied is doorgedrongen.
De kreeftjes Corophium en Gammarus
zijn voorgoed verdwenen.
Van de vroegere bewoners zijn van
de visschen spiering en aal, van de
kreeftjes Neomysis en van de wormen
uw nieuws met Lord Fauntleroy te maken
„Mylord," begon de heer Havisham, „ik zal
geen woorden verspillen. Mijn nieuws heeft
alles met Lord Fauntleroy te maken. En als
wij het voor waar moeten houden, dan ilgt
daar niet Lord Fauntleroy te slapen, maar
de zoon van kapitein Errol. Dan is de te
genwoordige Lord Fauntleroy de zoon van uw
zoon Bevis, en bevindt hij zich op het oogen
blik te Londen in een logement."
De Graaf omklemde de leuning van zijn
stoel met beide handen, de aderen van zijn
voorhoofd zwollen op, zijn gelaat was doods
bleek géwordén.
„Wat zegt gij daar riep hij uit. „Gij zljt
gek Wie heeft die leugen verzonnen
„Indien het eene leugen is,' hernam de heer
Havishm, „heeft zij toch maar al te veel
overeenkomst met de waarheid. Dezen mor
gen vervoegde zich eene vrouw aan mijn kan
toor. Zij verklaarde, dat uw zoon Bevis haar
zes jaar geleden te Londen getrouwd had.
Zij liet mij de huwelijksactie zien. Een jaar
daarna kregen zij twist en hij gaf haar geld
om van haar af te komen. Zij heeft een zoon
tje van vijf jaar. Zij is eene Amerikaansche,
en nog maar kort geleden was zij tot
het besef gekomen, dat haar zoon rechten
kon laten gelden. Zij raadpleegde een rechts
geleerde en ontdekte dat het kind werkelijk
Lord Fauntleroy en de erfenaam van Dorin
court was. Natuurlijk dringt zij er op aan,
dat zijn recht gehandhaafd zal worden."
(Wordt vervolgd.)
IN VIER BLADEN AD VERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN I
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zijper Courant.