TWEEDE BLAD.
ZATERDAG 23 JULI 1938
No. 84
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINOBN EN OMSTREKEN
APENHIST ORIES
BOSKER'S BOEKHANDEL
WIERINGER COURANT
MttMti
ut 'vifr
(uit een artikel van E. G. Boulenger, directeur
van den dierentuin te Londen, in
„Les Annales", Parijs, 10 Augustus 1937.)
De vermaarde Engelsclie dierenschllder
Cecil Aiadin hield er op zijn landgoed Grove
Park te Chiswick een grijzen aap op na, die
in de geheele omgeving bekend was, daar hij
zijn meester op de stuurstang van de fiets
vergezelde. In een werk over honden heeft
Aladin tal van aardige verhalen over dezen
aap te boek gesteld.
Eens was er op Grove Park een nest jonge
buldoggen, waarvan er éen een hemelsblauw
oog bezat. Dit eigenaardige oog fascineerde
den aap en als de hondjes sliepen, ging de
aap naast hen zitten, zich afvragend, welk
der vier dieren toch wel het oog zou bezitten,
dat hem zoozeer had getroffen. Daar de hond
jes allen even groot waren en dezelfde kleur
hadden, was de onzekerheid van den aap
begrijpelijk. Na een minuut of tien kon de
aap die onzekerheid niet langer dragen.
Zachtjes sloop hij naar de honden toe en
lichtte voorzichtig alle oogleden op, op zoek
naar het blauwe oog. Had hij het gevonden,
dan keek hij er een oogenblik in, waarna hij
het ooglid met een zucht van voldoening-
weer liet dichtvallen. Een half uur later ech
ter bracht zijn verlangen, opnieuw een blik
in dit fascineerende oog te werpen, hem er
toe, het spelletje te herhalen, en daar zijn
geheugen slecht was, wilde het hem niet meer
te binnen schieten, bij welk der vier diertjes
hij moest wezen, zoodat hij weer lukraak be
gon met het optillen der oogleden. Onder al
deze bedrijven sliepen de hondjgs rustig door.
De melktanden der buldog jes hadden een
bijna even groote bekoring voor den aap.
Telkens weer inspecteerde hij de kaken der
slapende dieren. Voorzichtig probeerde hij
dan, of de melktandjes nog goed vastzaten,
en begon er een los te zitten, dan hielp hij
een handje mee, den tand uit het tandvleesch
te verwijderen, door hem net zoo lang te
schudden en rond te draaien, tot hij het
stukje ivoor tusschen zijn vingers hield. Bij
een onderzoek in zijn hok kwamen tal van
die tanden voor den dag, die hij als een
schat bewaarde. Als hij er zeker van was,
dat niemand hem bespiedde, legde hij zijn
verzameling voor zich neer en beschouwde
aandachtig eiken tand. De fraaiste exempla
ren hield hij tegen het licht en verlustigde
er zich in, met den ernst en den fanatieken
ijver van een gierigaard, die over zijn schat
ten gebogen staat.
Helaas hield de aap er ook vernielzuchtige
eigenschappen op na, die den schilder ten
slotte dwongen, zich van het dier te ontdoen.
Op zekeren dag bombardeerde hij een onfor-
tuinlfjken leverancier zonder erbarmen met
al het vaatwerk uit het huis. Zijn ergste stre
ken haalde hij echter uit, nadat hij eens een
brandmelder had zien gebruiken. Van dat
oogenblik dwaalde hij overal rond op zoek
naar zijn geliefkoosd tijdverdrijf. En zóó goed
wist hij den handel te hanteeren, die de
alarmklok bij de brandweer in werking
bracht, dat de brandweerlieden elk oogen
blik door valsche alarmeeringen opgejaagd
werden. De aap eindigde zijn dagen tenslot
te in den Londensche Zoo.
Tijdens de regeering van koningin -Victoria
werd het huis Albany Street no 37, Londen
(N.W.) bewoond door zekeren Frank Buck-
land, commissaris van de vischmarkt en als
honorair veearts aan den Londenschen die
rentuin verbonden. Ieder levend wezen kon
overtuigd zijn van Buckland's sympathie en
zijn huis wemelde steeds van apen. Zijn be
langstelling voor apen dateerde trouwens
reeds van zijn jeugd. Zijn eersten aap lever
de hem een uitdrager te Havre, en hij hield
het dier op zijn studentenkamer in Win
chester College. De kamer was juist nieuw
behangen en het dier vierde zijn aankomst
met het verscheuren van al het behangsel
papier. Alras werd Jacko, zooals Bucland den
aap had genoemd, de lieveling der studen
ten, maar de autoriteiten mochten niets van
zijn aanwezigheid weten.
Jacko, die niet dom was, begreep alras de
situatie. Men leerde hem, zich in een zak te
verbergen, die aan een haak aan de deur
hing en met bliksemsnelheid verdween hij er
in, zoodra hij voetstappen hoorde naderen,
die niet die van zijn meester waren. In dezen
zelfden zak maakte hij gratis treinreizen,
totdat hem op zekeren dag de nieuwsgierig
heid te machtig werd, juist op het oogenblik
dat aan een klein station de kaartje gecon
troleerd werden.
Vooral wat zijn voedsel betreft zat Jacko
vol eigenaardigheden. Hij had een voorkeur
voor muizen en sloeg in de muizenvangst het
record van alle katten van Winchester Col
lege. Bij het oppeuzelen van een muis begon
hij steeds bij den kop, nadat hij het dier eerst
zorgvuldig van ongedierte had ontdaan. Op
een avond dat de keukenpoes ziek was, sloot
men Jacko wegens zijn jagerseigenschappen
met een ketting om den hals aan den muur
bevestigd, in de keuken op, waar hij de
nachtwake doorbracht, niet met het vangen
van muizen, maar met het ledigen van de
talrijke potten jam, die hij kon bemachtigen.
Na deze orgie voelde Jacko zich overigen*
niet al te lekker.
Het liefst zat de aap voor het ouderwetschë
fornuis in de keuken, zich koesterend in de
warmte en zich te goed doend aan krekels
en kakkerlakken. De kakkerlakken haalde hij
bij voorkeur uit de vallen, die er in de keu
ken voor klaar stonden. Eerst schudde hij
zulk een val, om zich er van te overtuigen,
of de inhoud de moeite loonde. Vervolgens
keerde hij ze om en ledigde ze op den grond,
waarna hij de kakkerlakken, vóór zij kans
gezien hadden zich uit de voeten te maken,
levend naar binnen werkte.
Omtrent het gebruik, dat de aap van zijn
hangwangen maakte, merkt Bluckland op,
dat de Arabische bedelaars, die op straat het
publiek met hun toeren vermaken, op dezelf
de wijze in hun wangen de geldstukken be
waren, die zij ophalen, aangezien hun klee-
den gewoonlijk geen zakken hebben.
Dol was Jacko op water en zeep. Zonder
ophouden wiesch hij zich, als er een vuur was
om zich weer te kunnen drogen. Zijn harts
tocht voor water was zoo groot, dat hij op
een keer bijna levend gekookt was, doordat
hij in een grooten pot met water sprong, dien
men boven het vuur had gehangen.
Later werd Buckland's woning in de Alba
ny Street een waar apentehuis. De deken der
collectie was een grijze aap, Hag geheeten.
In zijn jeugd was Hag met geen stok te
regeeren. Op zekeren dag richtte hij in de
werkkamer van zijn meester zulk een ver
woesting aan, dat Bluckland ernstig over
woog, zich met al zijn paperassen in een kooi
op te sluiten, teneinde veilig te zijn voor den
verwoestingsdrang van zijn lievellngsaap.
Een andere aap, Jack geheeten, had een voor
liefde voor petroleum en ledigde alle lampen
uit het huis, waardoor eens bijna een groote
brand ontstaan was.
Ook hield Bluckland er een jaguar op na,
die in een voortdurenden strijd met Hag en
zijn soortgenoote'r'Mceld was. Op zekeren
dag grepen de faT^" in^oij afspraak door de
traliestangen van den jaguar
en trokken hem Alfoog, zoodat hij met den
kop naar beneden hing. Zoo lieten zij hem
hangen, totdat het agnstgebrul van het roof
dier de heele omgeving op de been had ge
bracht. Over het algemen genoten Buck
land's apen de grootst denkbare vrijheid,
's Winters schaarden zij zich om het haard
vuur, 's zomers zwierven zij in den tuin en de
omgeving. Zóó vaak kwam het voor, dat hun
meester zijn dieren op straat en zelfs op de
daken moest achtervolgen, dat niemand er
meer op lette.
Van de voorliefde, die de aap van Cecil
Aladin voor honden koesterde, gewaagden wij
reed.s
De eersten nacht na zijn aaankomst sloot
men hem in een hok, in een stal, waarin zich
ook een groote jachthond bevond. Den vol
genden ochtend zag zijn meester tot zijn
verwondering, dat de aap kans had gezien
zich uit zijn hok te bevrijden en in diepen
slaap gedompeld tegen den hond aangedrukt
lag.
Van dat oogenblik af waren de twee dieren
en af scheidenlij ke vrienden. Vaak bereed de
aap als een jockey den hond, als deze op ont
dekkingstochten uittrok en samen vormden
zij een doortrapt dievenpaar. De slagerswin
kels, groote attractie voor den hond, konden
den aap maar weinig bekoren, maar des te
meer voelde hij zich tot de fruitzaken en de
kruidenierswinkels aangetrokken. Op den rug
van den hond gezeten, had hij ideale moge-
lij kheden om sinaasappelen en ander fruit
weg te grissen, terwijl het dreigend uiterlijk
van zijn metgezel de protesten der bestolen
en verontwaardigde winkeliers in de kiem
smoorde.
Zoowel Aladin als Buckland wijzen er op,
dat apen zeer snel aan tabak en alcohol wen
nen. Een van Buckland's apen rookte dolgraag
een lange steenen pijp, terwijl een andere de
voorkeur gaf aan pruim-tabak.
HET ROODE FLIKKERLICHT.
Nu weldra, door het plaatsen van meer
overweg-beveiligingsinrichtingen, als die te
Steenwijk, het aantal roode flikkerlichten op
de wegen, bij het naderen van een trein,1
grooter zal worden, kan het zijn nut hebben
er op te wijzen, dat de bestuurders van voer
tuigen verplicht zijn voor den overweg, waar
voor een degelijk sein vertoond wordt, te stop
pen. Deze roode flikkerlichten bevinden zich
ook op verschillende plaatsen op wegen in
raccordementen, als bij Nijverdal, Hoofd
dorp, enz. Op deze raccordementen moet de
geleider van een convooi, dat den verkeers-
v/eg zal passeeren, voor den overweg stoppen
en mag hij, na het flikkerlicht in werking
gesteld te hebben, doorrijden. Uit het feit, dat
vele autobestuurders eenvoudig door het roo
de licht heenrijden, moet wel de gevolgtrek
king worden gemaakt, dat zij het licht meer
als een waarschuwing beschouwen, dan als
een onveilig sein, zoodat het niet overbodig
schijnt, er op te wijzen, dat het passeeren van
den overweg bij rood licht strafbaar is. Im
mers art. 11 van het Reglement op de spoor
wegen zegt, dat het verboden is, zich te voet
of op andere wijze op een niet van beweeg
bare afsluitingen voorzienen openbaren over
weg te begeven, wanneer een trein of ran-
geerdeel waarneembaar nadert of een waar-
schuwïngssein het naderen van een trein of
rangeerdeel aankondigt. Men zij dus gewaar
schuwd.
„WAT ZIJN DE MENSCHEN TOCH
LEELIJK
Na gedurende een paar jaren een blind
meisje te hebben verzorgd, was een Londensch
arts zoo gelukkig aan zijn cliënte te kunnen
zeggen
Deze week nog gaan uw oogen open
Ik zal dus kunnen zien riep zij ver
rukt uit. De menschen, de zon, de bloemen
Het 22-jarig meisje, had zich in de duister
nis een wereld gebouwd, naar hetgeen zij om
zich hoorde, doch het waseen droomwe
reld.
Toen zij verleden week plotseling de oo
gen opende, was haar eerste kreet
Is dat een mensch Wat is hij leelijk
En toen men haar nader overwoog zei ze
Ik meende, dat alle mannen en vrouwen
volmaakt schoon waren Ik dacht vooral dat
ze er allen gelukkig zouden uitzien
MOET MEN KINDEREN SLAAN
We willen deze kwestie hier niet
uitmaken maar een oude kroniek
leert ons, hoe Hendrik de Vierde, ko
ning van Frankrijk, vader van den la-
leren koning Lodewijk den Dertiende,
er over dacht.
Hij schreef eens het volgend briefje
aan de gouvernante van de kroonprins
Mevrouw.
Het spijt me, dat u mij niet te ken
nen hebt gegeven, dat u mijn zoon ge
slagen hebt want ik verlang en ik
gebied u, dat u hem telkens slaat, als
hij koppig is of iets verkeerds doet, om
dat ik bij mijzelf weet, dat er niets
ter wereld is, wat hem voordeeliger is
dan wat ik bij ondervinding als voor-
deelig voor mij heb leeren kennen.
Want, toen ik zoo oud was als hij, ben
ik erg geslagen en daarom ook wil ik,
dat u het doet dit moet u hem maar
zeggen."
MARKTBERICHTEN.
De Graanmarkt.
IIOOFFDORP, 21 Juli. (Boerennot.ee-
ringen.) Rogge f 7.00 a 7.50 cheva-
liergerst f 7.40 a 7.60 nieuwe win ter-
gerst f 625 a 6.75 haver f 6.00 a 6-25;
duivebooen l' 9.50 a 11.50 gele mos
terd f 14 a 15 kanariezaad f 8-25 a
8.75 karwijzaad f 20.50 a 21.00
blauw maanzaad f 30 a 32.
DE VEEMARKT.
LEEUWARDEN, 22 Juli. Aanvoer en
prijzen waren als volgt Stieren 132
Enter f 85 a 185 128 Twenter f 185 a
340 per stuk, 252 vette koeien f 140 a
270, 46 a 48 cent por Kg. 404 Melk
en kalfkoeien f 135 a 320 16 Pinken
f 70 a 155 16 Vette kalveren f 18 a 58;
463 Graskalveren f 25 a 70 ,394 Nuch
tere kalveren f 4 a 8.50 217 Vette
schapen f 11 a 26 62 Weide schapen
f 10 a 19 173 Lammeren f 7 a 12 330
Vette varkens f 40 a 145, 48 a 54 cent
per Kg. 32 Magere varkens f 22 a 45;
187 kleine biggen f 10 a 18 per stuk
33 Bokken en Geiten, 51 Paarden. To
taal aanvoer 2890 stuks.
Do aanvoer was ongeveer gelijk. De
handel in vette koeien was prijshou
dend. Melk- en kalfkoeien werden
DE MEEVALLER.
'n Zeldzame bof was het geweest
dien dag, toen het werk zich voortdu
rend had opgehoopt en ondertusschen
de wijzers van de klok hardnekkig
naai* vijf uur toe kropen en hij met
angst en heven had voorzien, dezen
keer, dien hij zichzelf al tot een heel
gewichtigen had gemaakt, te zullen
missen. Een zeldzame bof, want dc
haas had met ongewoon begrijpen en
optimisme gezegd
Nou jo. Het is vijf uur en morgen
komt er weer een dag. Maak nou maar
als dedat je wegkomt.
Dat had hij gedaan en nu zat. hij. even
napuffend van het haasten, dwars op
zijn motor en veegde in gedachten een
vetten smeervinger langs zijn pas glad
geschoren gezicht. Nu zou er maar 'n
eind aan moeten komen, zou het be
slist den laalsten keer wezen dat hij
maar alles met zich liet doen. Hij over
dacht de vele, vele keeren dat hij des
avonds met. zijn motor haai' tegemoet
gereden was, dat ze samen gepraat
hadden, uren soms, dat ze hem, eigen-!
lijk gezegd, voortdurend voor den mal!
stond t.je houden, hoewel ze met een
doodernstig gezicht beweerde, dat dat
niet zoo was hoe hij met zijn opvlie
gend karakter zichzelf geweld aan
had moeten doen. hoe dikwijls al niet,
om niet. ineens uit te harsten en dan
natuurlijk de zaak hopeloos tc beder
ven. Gelukkig, tot op heden, was het
hem gelukt zich kalm te houden, want
hij kon haar immers niet heelemaal
missen. Al moest hij zich dan altijd
tevreden blijven stellen met die ont
moetingen des avonds, dan nog neemt
hij zich er bij neerleggen.
Maar moeilijk \vas het soms. Gek,
dat een meisje, dat je boven alles be
wonderde en liefhadt, je juist niet an
ders dan verdriet en moeite veroor
zaakte.
Als ze hem hebben wilde, waarom
bleef het dan altijd bij die toevallige
ontmoetingen op straat Als hij er
niet voor zorgde, op haar weg te wezen,
zou hij haar nooit te zien hebben ge
kregen. Neen, als ze werkelijk wat men
hem op had
Hoe dikwijls had hij haar al gevraagd,
of ze meeging, op den motor, maar als
het er op aankwam, had ze altijd uit
vluchten.
Dan, ineens, kon ze weer zoo anders
zijn, dat je dachtHij moest maar
geduld met. haar hebben, afwachten
en vooral om éen ding denken Niet
boos worden, niet opstuiven, want dan
was alles verloren.
Zooals alle avonden onder het weg
rijden hielcl hij zich dat. ook nu voor,
maar van avond scheen hij in een op
roerige stemming te zijn, en daverend
en knallend liet hij den motor over
den weg vliegen, als om zoo zijn ge
moed te luchten. Als hij nu de bocht
omsloeg, zou hij haar al zien aanko
men, vlug trappend op de fiets, haar
licht japonnetje fladderend in den
wind. Den laatsten keer Niet meel'
met zich laten sollen Och, dat was
alweer vergeten Duizenden keeren
zou hij nog voor haar komen, voor éen
woordje of een blik. Als ze hem maar
een beetje meer zekerheid wou geven.
Bij de bocht was ze ineens vlak voor
hem, stond bijna vóór hij geremd had,
al op haar voeten naast de fiets hem
te bekijken met een half onderzoeken
den, half spottenden blik, terwijl hij
nog op zijn motor zal„ éen voet aan
den grond en wat aan zijn stuur mor
relde.
Welzoo, ben jij daar alweer
kwam het toen quasie-verwonderd, als
of ze niet wist, dat hij bijna iederen
avond er was. En wat is er van je
dienst
Ze wist zelf niet, waar ze dien on-
weerstaanbaren lust, om hem te pla
gen, vandaan haalde. Misschien was
het wel, omdat., al bleef hij uiterlijk
nog zoo doodbedaard, op zijn gezicht
al de wisselingen van zijn gemoed te
zien waren. Hoe dikwijls had ze er al
naar gekeken, hoe zijn grijsblauwe,
lichte oogen ineens versomberden als
een regenlucht, om bij een vriendelijk
woord van haar weer lichtblauw en
stralend te worden of er zon over een
weiland streek. Ook nu zag ze weer
even den onwilligen trek om zijn mond
den harden grijzen blik ifi zijn oogen,
even maar, en toen lachten ze weer in
de hare.
Wat ik kom doen Ten eerste
naar je kijken, ten tweede met je pra
ten en ten derde zeggen, dat je Zon
dag den heelen dag met mij gaat
toeren.
O zoo, dacht hij, dat wist ze alvast.
Hij zou haar ny, ineens voor de feiten
gaan stellen. Kijken, of dat. hielp. Dat
weifelende van haar, willen en toch
niet willen, daar schoot je niets mee op
Even was ze verwonderd over zijn be
sliste manier van doen, maar ze vond
dat het hem goed stond, zoo te spreken.
Ze keek naar zijn gebruind gezicht met
den smeerveeg over dc eene wang en
naar zijn sterke bruine handen. Als
die handen tot. vuisten gebald waren
en de grijze oogen zoo hard en drei
gend keken, wat een vent was hij dan!
Ineens wist ze, waarom ze hem plaag
de, aan het lijntje hield, tot zijn ge
duld bijna uitgeput was. Dat slaaf-
sche en lieve in hem, ze haatte het,
het stond hem niet, ze wilde hem zien
zooals hjj was, eigenzinnig en opvlie
gend, zijii wil boven den hare. maar
toch trouw en eerlijk en haar liefheb
bend boven alles.
Wat haar de slechte gedachte ingaf,
wist ze niet, maar langzaam, terwijl ze
goed geplaatst, terwijl de prijzen voor
melkvee goed opliepen. Handel in pin
ken stil, in vette kalveren kalm, in
graskalveren iets minder dan vorige
week, doch vrijwel in overeenstem
ming met de Dinsdagmarkt te Sneek.
Handel in kleine biggen iets minder
De wolveehandel was gedrukt.
De N.V.C. nam 210 varkens over.
Ihem voortdurend aan bleef kijken*
zei ze
Och ja, dat zou ik misschien wel
gedaan hebben
Alweer dat misschien, dacht hij
wrevelig.
Een anderen keer dan maar,
vervolgde ze, opzettelijk langzaam,
om de uitwerking te zien, maar Zon
dag, juist nu Zondag'.
Wat dan Zondag viel hij uit,
met een gevoel, of een vreeselijk onheil
hen bedreigde.
Och, wat geef je er om, ik kan
Zondag niet, afgeloopen.
Nu sprong hij ineens op en greep
haar bij den arm, zoodat ze een paar
weken daarna nog; een liefkoozenden
blik op een paar achtergbleven blauwe
plekjes kon werpen. Zijn grijze oogen
leken hard als steen en schenen dwais
door haar heen te willen zien.
Even schrok ze, maar ze vervolgde,
omdat ze nu eenmaal erover begonnen
was en niet terugkon, terwijl de ge
wone uitdagende blik weer in haar
oogen kwam.
Eenvoudig omdat ik dan uit zou
gaan met Wim
Verder hoefde ze niets te zeggen,
want de uitwerking was, als wanneer
men een brandenden lucifer in een
vat benzine zou gooien. Ze geloofde
niet, dat ze iemand ooit zóó woedend,
zóó „allerverschrikkelijkst boos had ge
zien, en hij had een paar woorden ge
zegd, nou, die heel leelijk waren. Een
oogenblik daarna was de motor weg-
gedaverd als een pijl uit den hoog en
had zij daar nog gestaan, met de ar
men over haar stuur gevouwen, in ge
dachten.
Het was gemeen iemand zoo boos te
maken, maar wat een actie zat. e.r in,
wat was hij groot en sterk. Lief vond
ze hem, den volgenden keer zou ze
met hem meegaan.
BOERDERIJEN bevat een overzicht van de
technische eischen, die aan de bouw en de
inrichting van boerderijen in Nederland te
stellen zijn. In het bijzonder worden behan
deld de bouw en de inrichting van veestallen,
waarbij ervaringen worden medegedeeld over
de toepassing van nieuwe constructies, mede
in verband met onderzoekingen, die betref
fende de isolatie en de ventilatie van veestal
len verricht werden in de nieuwste boerde
rijen van de Wieringermeer.
Wat zegt U van de inhoud, voor U van on
schatbare waarde
Hoofdstukken
Overzicht van de gewestelijke boerderij
typen in Nederland door W. van Gelderen,
Architect „Opbouw."
Analyse van opzet en indeling van de boer
derij door W. van Gelderen, Architect Opbouw.
Boerderijen in de Wieringermeer door Koen
Limperg, Architect „Groep de 8."
De principiële opzet van de Wieringermeer-
boerderijen door A. D. van Eek, Hoofd van de
Bouwkundige Afdeling van de Directie van de
Wieringermeer.
Koestallen, door A. D. van Eek, Hoofd van
de Directie van de Wieringermeer.
Het boerenerf door Dr. Ir. J. T. P. Bijhou
wer, Adviseur der Directie v.d. Wieringermeer.
De Wieringermeerpolder. Korte beschrij
ving van de gedeeltelijke drooglegging van de
Zuiderzee en de ontginning van de Wieringer
meerpolder, door Koen Limperg, Architect
„Groep de 8."
Analytische gegevens voor de bouw en de in
richting van boerderijen door Koen Limperg,
Architect „Groep de 8."
IN PRACHTBAND SLECHTS f 2.90.
H.-hoef Middenmeer.
Wanneer zou hij nu weer komen
Nooit meer Dat. geloofde ze niet,
maar opeens schoot haar een gedachte
door het hoofd. Nu hij eenmaal hoos
geworden was, wat hij anders nooit
deed, durfde of wilde hij natuurlijk
niet meer terugkomen. Ze begreep, hoe
hij zich ai die keeren al geweld aan
had moeten doen, zijn geduld niet te
verliezen, om haar. En zij, die het er
juist op aanstuurde Gauw, gauw
naar huis en hem schrijven. Wie weet,
hoe hij er 1111 al spijt van had, Ze zat
al op de fiets en vloog met 't windje
achter, over den gladden, vlakken
weg, op-neer, op-ner, de trappers,
gauw naar lniis en schrijven
Dienzelfden avond, toen hij met een
gevoel, of zijn leven geen cent waarde
meer had, nu het noodlot zoo had inge
grepen en hij, zoo bespottelijk driftig
was geworden, in huis zat, was er een
brief met de avondpost. Gedachteloos
maakte hij hem open, er nog over tob
bend, wat zij nu wel voor oen indruk
van hem zou hebben gekregen en hoe
het mogelijk was, dat ze met Wim.
Er viel een slordig afgescheurd stuk
papier uit de enveloppe en evenzeer
slordig, met groote letters dwars er
over heen, was met groote haast ge
schreven „Ik vind je lief, v eeselijk
lief, nu je zoo éenig boos kunt worden.
Waarom heb je dat niet eerder ge
daan Dat van Wim is een leugen.
Zondag, ga ik mee. In haast, anders is
de post weg."
Een oogenblik staarde hij versteld
naar het papiertje, toen stond hij op
en keek in den spiegel, of er na zoo
veel wederwaardigheden wat bijzon
ders aan hem was te zien, of hij wel
goed wakker was. Op zijn rechterwang
zat een veeg smeer. Hoe was het mo
gelijk.