TWEEDE BLAD. ZATERDAG 23 JULI 1938 No. 84 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINOBN EN OMSTREKEN APENHIST ORIES BOSKER'S BOEKHANDEL WIERINGER COURANT MttMti ut 'vifr (uit een artikel van E. G. Boulenger, directeur van den dierentuin te Londen, in „Les Annales", Parijs, 10 Augustus 1937.) De vermaarde Engelsclie dierenschllder Cecil Aiadin hield er op zijn landgoed Grove Park te Chiswick een grijzen aap op na, die in de geheele omgeving bekend was, daar hij zijn meester op de stuurstang van de fiets vergezelde. In een werk over honden heeft Aladin tal van aardige verhalen over dezen aap te boek gesteld. Eens was er op Grove Park een nest jonge buldoggen, waarvan er éen een hemelsblauw oog bezat. Dit eigenaardige oog fascineerde den aap en als de hondjes sliepen, ging de aap naast hen zitten, zich afvragend, welk der vier dieren toch wel het oog zou bezitten, dat hem zoozeer had getroffen. Daar de hond jes allen even groot waren en dezelfde kleur hadden, was de onzekerheid van den aap begrijpelijk. Na een minuut of tien kon de aap die onzekerheid niet langer dragen. Zachtjes sloop hij naar de honden toe en lichtte voorzichtig alle oogleden op, op zoek naar het blauwe oog. Had hij het gevonden, dan keek hij er een oogenblik in, waarna hij het ooglid met een zucht van voldoening- weer liet dichtvallen. Een half uur later ech ter bracht zijn verlangen, opnieuw een blik in dit fascineerende oog te werpen, hem er toe, het spelletje te herhalen, en daar zijn geheugen slecht was, wilde het hem niet meer te binnen schieten, bij welk der vier diertjes hij moest wezen, zoodat hij weer lukraak be gon met het optillen der oogleden. Onder al deze bedrijven sliepen de hondjgs rustig door. De melktanden der buldog jes hadden een bijna even groote bekoring voor den aap. Telkens weer inspecteerde hij de kaken der slapende dieren. Voorzichtig probeerde hij dan, of de melktandjes nog goed vastzaten, en begon er een los te zitten, dan hielp hij een handje mee, den tand uit het tandvleesch te verwijderen, door hem net zoo lang te schudden en rond te draaien, tot hij het stukje ivoor tusschen zijn vingers hield. Bij een onderzoek in zijn hok kwamen tal van die tanden voor den dag, die hij als een schat bewaarde. Als hij er zeker van was, dat niemand hem bespiedde, legde hij zijn verzameling voor zich neer en beschouwde aandachtig eiken tand. De fraaiste exempla ren hield hij tegen het licht en verlustigde er zich in, met den ernst en den fanatieken ijver van een gierigaard, die over zijn schat ten gebogen staat. Helaas hield de aap er ook vernielzuchtige eigenschappen op na, die den schilder ten slotte dwongen, zich van het dier te ontdoen. Op zekeren dag bombardeerde hij een onfor- tuinlfjken leverancier zonder erbarmen met al het vaatwerk uit het huis. Zijn ergste stre ken haalde hij echter uit, nadat hij eens een brandmelder had zien gebruiken. Van dat oogenblik dwaalde hij overal rond op zoek naar zijn geliefkoosd tijdverdrijf. En zóó goed wist hij den handel te hanteeren, die de alarmklok bij de brandweer in werking bracht, dat de brandweerlieden elk oogen blik door valsche alarmeeringen opgejaagd werden. De aap eindigde zijn dagen tenslot te in den Londensche Zoo. Tijdens de regeering van koningin -Victoria werd het huis Albany Street no 37, Londen (N.W.) bewoond door zekeren Frank Buck- land, commissaris van de vischmarkt en als honorair veearts aan den Londenschen die rentuin verbonden. Ieder levend wezen kon overtuigd zijn van Buckland's sympathie en zijn huis wemelde steeds van apen. Zijn be langstelling voor apen dateerde trouwens reeds van zijn jeugd. Zijn eersten aap lever de hem een uitdrager te Havre, en hij hield het dier op zijn studentenkamer in Win chester College. De kamer was juist nieuw behangen en het dier vierde zijn aankomst met het verscheuren van al het behangsel papier. Alras werd Jacko, zooals Bucland den aap had genoemd, de lieveling der studen ten, maar de autoriteiten mochten niets van zijn aanwezigheid weten. Jacko, die niet dom was, begreep alras de situatie. Men leerde hem, zich in een zak te verbergen, die aan een haak aan de deur hing en met bliksemsnelheid verdween hij er in, zoodra hij voetstappen hoorde naderen, die niet die van zijn meester waren. In dezen zelfden zak maakte hij gratis treinreizen, totdat hem op zekeren dag de nieuwsgierig heid te machtig werd, juist op het oogenblik dat aan een klein station de kaartje gecon troleerd werden. Vooral wat zijn voedsel betreft zat Jacko vol eigenaardigheden. Hij had een voorkeur voor muizen en sloeg in de muizenvangst het record van alle katten van Winchester Col lege. Bij het oppeuzelen van een muis begon hij steeds bij den kop, nadat hij het dier eerst zorgvuldig van ongedierte had ontdaan. Op een avond dat de keukenpoes ziek was, sloot men Jacko wegens zijn jagerseigenschappen met een ketting om den hals aan den muur bevestigd, in de keuken op, waar hij de nachtwake doorbracht, niet met het vangen van muizen, maar met het ledigen van de talrijke potten jam, die hij kon bemachtigen. Na deze orgie voelde Jacko zich overigen* niet al te lekker. Het liefst zat de aap voor het ouderwetschë fornuis in de keuken, zich koesterend in de warmte en zich te goed doend aan krekels en kakkerlakken. De kakkerlakken haalde hij bij voorkeur uit de vallen, die er in de keu ken voor klaar stonden. Eerst schudde hij zulk een val, om zich er van te overtuigen, of de inhoud de moeite loonde. Vervolgens keerde hij ze om en ledigde ze op den grond, waarna hij de kakkerlakken, vóór zij kans gezien hadden zich uit de voeten te maken, levend naar binnen werkte. Omtrent het gebruik, dat de aap van zijn hangwangen maakte, merkt Bluckland op, dat de Arabische bedelaars, die op straat het publiek met hun toeren vermaken, op dezelf de wijze in hun wangen de geldstukken be waren, die zij ophalen, aangezien hun klee- den gewoonlijk geen zakken hebben. Dol was Jacko op water en zeep. Zonder ophouden wiesch hij zich, als er een vuur was om zich weer te kunnen drogen. Zijn harts tocht voor water was zoo groot, dat hij op een keer bijna levend gekookt was, doordat hij in een grooten pot met water sprong, dien men boven het vuur had gehangen. Later werd Buckland's woning in de Alba ny Street een waar apentehuis. De deken der collectie was een grijze aap, Hag geheeten. In zijn jeugd was Hag met geen stok te regeeren. Op zekeren dag richtte hij in de werkkamer van zijn meester zulk een ver woesting aan, dat Bluckland ernstig over woog, zich met al zijn paperassen in een kooi op te sluiten, teneinde veilig te zijn voor den verwoestingsdrang van zijn lievellngsaap. Een andere aap, Jack geheeten, had een voor liefde voor petroleum en ledigde alle lampen uit het huis, waardoor eens bijna een groote brand ontstaan was. Ook hield Bluckland er een jaguar op na, die in een voortdurenden strijd met Hag en zijn soortgenoote'r'Mceld was. Op zekeren dag grepen de faT^" in^oij afspraak door de traliestangen van den jaguar en trokken hem Alfoog, zoodat hij met den kop naar beneden hing. Zoo lieten zij hem hangen, totdat het agnstgebrul van het roof dier de heele omgeving op de been had ge bracht. Over het algemen genoten Buck land's apen de grootst denkbare vrijheid, 's Winters schaarden zij zich om het haard vuur, 's zomers zwierven zij in den tuin en de omgeving. Zóó vaak kwam het voor, dat hun meester zijn dieren op straat en zelfs op de daken moest achtervolgen, dat niemand er meer op lette. Van de voorliefde, die de aap van Cecil Aladin voor honden koesterde, gewaagden wij reed.s De eersten nacht na zijn aaankomst sloot men hem in een hok, in een stal, waarin zich ook een groote jachthond bevond. Den vol genden ochtend zag zijn meester tot zijn verwondering, dat de aap kans had gezien zich uit zijn hok te bevrijden en in diepen slaap gedompeld tegen den hond aangedrukt lag. Van dat oogenblik af waren de twee dieren en af scheidenlij ke vrienden. Vaak bereed de aap als een jockey den hond, als deze op ont dekkingstochten uittrok en samen vormden zij een doortrapt dievenpaar. De slagerswin kels, groote attractie voor den hond, konden den aap maar weinig bekoren, maar des te meer voelde hij zich tot de fruitzaken en de kruidenierswinkels aangetrokken. Op den rug van den hond gezeten, had hij ideale moge- lij kheden om sinaasappelen en ander fruit weg te grissen, terwijl het dreigend uiterlijk van zijn metgezel de protesten der bestolen en verontwaardigde winkeliers in de kiem smoorde. Zoowel Aladin als Buckland wijzen er op, dat apen zeer snel aan tabak en alcohol wen nen. Een van Buckland's apen rookte dolgraag een lange steenen pijp, terwijl een andere de voorkeur gaf aan pruim-tabak. HET ROODE FLIKKERLICHT. Nu weldra, door het plaatsen van meer overweg-beveiligingsinrichtingen, als die te Steenwijk, het aantal roode flikkerlichten op de wegen, bij het naderen van een trein,1 grooter zal worden, kan het zijn nut hebben er op te wijzen, dat de bestuurders van voer tuigen verplicht zijn voor den overweg, waar voor een degelijk sein vertoond wordt, te stop pen. Deze roode flikkerlichten bevinden zich ook op verschillende plaatsen op wegen in raccordementen, als bij Nijverdal, Hoofd dorp, enz. Op deze raccordementen moet de geleider van een convooi, dat den verkeers- v/eg zal passeeren, voor den overweg stoppen en mag hij, na het flikkerlicht in werking gesteld te hebben, doorrijden. Uit het feit, dat vele autobestuurders eenvoudig door het roo de licht heenrijden, moet wel de gevolgtrek king worden gemaakt, dat zij het licht meer als een waarschuwing beschouwen, dan als een onveilig sein, zoodat het niet overbodig schijnt, er op te wijzen, dat het passeeren van den overweg bij rood licht strafbaar is. Im mers art. 11 van het Reglement op de spoor wegen zegt, dat het verboden is, zich te voet of op andere wijze op een niet van beweeg bare afsluitingen voorzienen openbaren over weg te begeven, wanneer een trein of ran- geerdeel waarneembaar nadert of een waar- schuwïngssein het naderen van een trein of rangeerdeel aankondigt. Men zij dus gewaar schuwd. „WAT ZIJN DE MENSCHEN TOCH LEELIJK Na gedurende een paar jaren een blind meisje te hebben verzorgd, was een Londensch arts zoo gelukkig aan zijn cliënte te kunnen zeggen Deze week nog gaan uw oogen open Ik zal dus kunnen zien riep zij ver rukt uit. De menschen, de zon, de bloemen Het 22-jarig meisje, had zich in de duister nis een wereld gebouwd, naar hetgeen zij om zich hoorde, doch het waseen droomwe reld. Toen zij verleden week plotseling de oo gen opende, was haar eerste kreet Is dat een mensch Wat is hij leelijk En toen men haar nader overwoog zei ze Ik meende, dat alle mannen en vrouwen volmaakt schoon waren Ik dacht vooral dat ze er allen gelukkig zouden uitzien MOET MEN KINDEREN SLAAN We willen deze kwestie hier niet uitmaken maar een oude kroniek leert ons, hoe Hendrik de Vierde, ko ning van Frankrijk, vader van den la- leren koning Lodewijk den Dertiende, er over dacht. Hij schreef eens het volgend briefje aan de gouvernante van de kroonprins Mevrouw. Het spijt me, dat u mij niet te ken nen hebt gegeven, dat u mijn zoon ge slagen hebt want ik verlang en ik gebied u, dat u hem telkens slaat, als hij koppig is of iets verkeerds doet, om dat ik bij mijzelf weet, dat er niets ter wereld is, wat hem voordeeliger is dan wat ik bij ondervinding als voor- deelig voor mij heb leeren kennen. Want, toen ik zoo oud was als hij, ben ik erg geslagen en daarom ook wil ik, dat u het doet dit moet u hem maar zeggen." MARKTBERICHTEN. De Graanmarkt. IIOOFFDORP, 21 Juli. (Boerennot.ee- ringen.) Rogge f 7.00 a 7.50 cheva- liergerst f 7.40 a 7.60 nieuwe win ter- gerst f 625 a 6.75 haver f 6.00 a 6-25; duivebooen l' 9.50 a 11.50 gele mos terd f 14 a 15 kanariezaad f 8-25 a 8.75 karwijzaad f 20.50 a 21.00 blauw maanzaad f 30 a 32. DE VEEMARKT. LEEUWARDEN, 22 Juli. Aanvoer en prijzen waren als volgt Stieren 132 Enter f 85 a 185 128 Twenter f 185 a 340 per stuk, 252 vette koeien f 140 a 270, 46 a 48 cent por Kg. 404 Melk en kalfkoeien f 135 a 320 16 Pinken f 70 a 155 16 Vette kalveren f 18 a 58; 463 Graskalveren f 25 a 70 ,394 Nuch tere kalveren f 4 a 8.50 217 Vette schapen f 11 a 26 62 Weide schapen f 10 a 19 173 Lammeren f 7 a 12 330 Vette varkens f 40 a 145, 48 a 54 cent per Kg. 32 Magere varkens f 22 a 45; 187 kleine biggen f 10 a 18 per stuk 33 Bokken en Geiten, 51 Paarden. To taal aanvoer 2890 stuks. Do aanvoer was ongeveer gelijk. De handel in vette koeien was prijshou dend. Melk- en kalfkoeien werden DE MEEVALLER. 'n Zeldzame bof was het geweest dien dag, toen het werk zich voortdu rend had opgehoopt en ondertusschen de wijzers van de klok hardnekkig naai* vijf uur toe kropen en hij met angst en heven had voorzien, dezen keer, dien hij zichzelf al tot een heel gewichtigen had gemaakt, te zullen missen. Een zeldzame bof, want dc haas had met ongewoon begrijpen en optimisme gezegd Nou jo. Het is vijf uur en morgen komt er weer een dag. Maak nou maar als dedat je wegkomt. Dat had hij gedaan en nu zat. hij. even napuffend van het haasten, dwars op zijn motor en veegde in gedachten een vetten smeervinger langs zijn pas glad geschoren gezicht. Nu zou er maar 'n eind aan moeten komen, zou het be slist den laalsten keer wezen dat hij maar alles met zich liet doen. Hij over dacht de vele, vele keeren dat hij des avonds met. zijn motor haai' tegemoet gereden was, dat ze samen gepraat hadden, uren soms, dat ze hem, eigen-! lijk gezegd, voortdurend voor den mal! stond t.je houden, hoewel ze met een doodernstig gezicht beweerde, dat dat niet zoo was hoe hij met zijn opvlie gend karakter zichzelf geweld aan had moeten doen. hoe dikwijls al niet, om niet. ineens uit te harsten en dan natuurlijk de zaak hopeloos tc beder ven. Gelukkig, tot op heden, was het hem gelukt zich kalm te houden, want hij kon haar immers niet heelemaal missen. Al moest hij zich dan altijd tevreden blijven stellen met die ont moetingen des avonds, dan nog neemt hij zich er bij neerleggen. Maar moeilijk \vas het soms. Gek, dat een meisje, dat je boven alles be wonderde en liefhadt, je juist niet an ders dan verdriet en moeite veroor zaakte. Als ze hem hebben wilde, waarom bleef het dan altijd bij die toevallige ontmoetingen op straat Als hij er niet voor zorgde, op haar weg te wezen, zou hij haar nooit te zien hebben ge kregen. Neen, als ze werkelijk wat men hem op had Hoe dikwijls had hij haar al gevraagd, of ze meeging, op den motor, maar als het er op aankwam, had ze altijd uit vluchten. Dan, ineens, kon ze weer zoo anders zijn, dat je dachtHij moest maar geduld met. haar hebben, afwachten en vooral om éen ding denken Niet boos worden, niet opstuiven, want dan was alles verloren. Zooals alle avonden onder het weg rijden hielcl hij zich dat. ook nu voor, maar van avond scheen hij in een op roerige stemming te zijn, en daverend en knallend liet hij den motor over den weg vliegen, als om zoo zijn ge moed te luchten. Als hij nu de bocht omsloeg, zou hij haar al zien aanko men, vlug trappend op de fiets, haar licht japonnetje fladderend in den wind. Den laatsten keer Niet meel' met zich laten sollen Och, dat was alweer vergeten Duizenden keeren zou hij nog voor haar komen, voor éen woordje of een blik. Als ze hem maar een beetje meer zekerheid wou geven. Bij de bocht was ze ineens vlak voor hem, stond bijna vóór hij geremd had, al op haar voeten naast de fiets hem te bekijken met een half onderzoeken den, half spottenden blik, terwijl hij nog op zijn motor zal„ éen voet aan den grond en wat aan zijn stuur mor relde. Welzoo, ben jij daar alweer kwam het toen quasie-verwonderd, als of ze niet wist, dat hij bijna iederen avond er was. En wat is er van je dienst Ze wist zelf niet, waar ze dien on- weerstaanbaren lust, om hem te pla gen, vandaan haalde. Misschien was het wel, omdat., al bleef hij uiterlijk nog zoo doodbedaard, op zijn gezicht al de wisselingen van zijn gemoed te zien waren. Hoe dikwijls had ze er al naar gekeken, hoe zijn grijsblauwe, lichte oogen ineens versomberden als een regenlucht, om bij een vriendelijk woord van haar weer lichtblauw en stralend te worden of er zon over een weiland streek. Ook nu zag ze weer even den onwilligen trek om zijn mond den harden grijzen blik ifi zijn oogen, even maar, en toen lachten ze weer in de hare. Wat ik kom doen Ten eerste naar je kijken, ten tweede met je pra ten en ten derde zeggen, dat je Zon dag den heelen dag met mij gaat toeren. O zoo, dacht hij, dat wist ze alvast. Hij zou haar ny, ineens voor de feiten gaan stellen. Kijken, of dat. hielp. Dat weifelende van haar, willen en toch niet willen, daar schoot je niets mee op Even was ze verwonderd over zijn be sliste manier van doen, maar ze vond dat het hem goed stond, zoo te spreken. Ze keek naar zijn gebruind gezicht met den smeerveeg over dc eene wang en naar zijn sterke bruine handen. Als die handen tot. vuisten gebald waren en de grijze oogen zoo hard en drei gend keken, wat een vent was hij dan! Ineens wist ze, waarom ze hem plaag de, aan het lijntje hield, tot zijn ge duld bijna uitgeput was. Dat slaaf- sche en lieve in hem, ze haatte het, het stond hem niet, ze wilde hem zien zooals hjj was, eigenzinnig en opvlie gend, zijii wil boven den hare. maar toch trouw en eerlijk en haar liefheb bend boven alles. Wat haar de slechte gedachte ingaf, wist ze niet, maar langzaam, terwijl ze goed geplaatst, terwijl de prijzen voor melkvee goed opliepen. Handel in pin ken stil, in vette kalveren kalm, in graskalveren iets minder dan vorige week, doch vrijwel in overeenstem ming met de Dinsdagmarkt te Sneek. Handel in kleine biggen iets minder De wolveehandel was gedrukt. De N.V.C. nam 210 varkens over. Ihem voortdurend aan bleef kijken* zei ze Och ja, dat zou ik misschien wel gedaan hebben Alweer dat misschien, dacht hij wrevelig. Een anderen keer dan maar, vervolgde ze, opzettelijk langzaam, om de uitwerking te zien, maar Zon dag, juist nu Zondag'. Wat dan Zondag viel hij uit, met een gevoel, of een vreeselijk onheil hen bedreigde. Och, wat geef je er om, ik kan Zondag niet, afgeloopen. Nu sprong hij ineens op en greep haar bij den arm, zoodat ze een paar weken daarna nog; een liefkoozenden blik op een paar achtergbleven blauwe plekjes kon werpen. Zijn grijze oogen leken hard als steen en schenen dwais door haar heen te willen zien. Even schrok ze, maar ze vervolgde, omdat ze nu eenmaal erover begonnen was en niet terugkon, terwijl de ge wone uitdagende blik weer in haar oogen kwam. Eenvoudig omdat ik dan uit zou gaan met Wim Verder hoefde ze niets te zeggen, want de uitwerking was, als wanneer men een brandenden lucifer in een vat benzine zou gooien. Ze geloofde niet, dat ze iemand ooit zóó woedend, zóó „allerverschrikkelijkst boos had ge zien, en hij had een paar woorden ge zegd, nou, die heel leelijk waren. Een oogenblik daarna was de motor weg- gedaverd als een pijl uit den hoog en had zij daar nog gestaan, met de ar men over haar stuur gevouwen, in ge dachten. Het was gemeen iemand zoo boos te maken, maar wat een actie zat. e.r in, wat was hij groot en sterk. Lief vond ze hem, den volgenden keer zou ze met hem meegaan. BOERDERIJEN bevat een overzicht van de technische eischen, die aan de bouw en de inrichting van boerderijen in Nederland te stellen zijn. In het bijzonder worden behan deld de bouw en de inrichting van veestallen, waarbij ervaringen worden medegedeeld over de toepassing van nieuwe constructies, mede in verband met onderzoekingen, die betref fende de isolatie en de ventilatie van veestal len verricht werden in de nieuwste boerde rijen van de Wieringermeer. Wat zegt U van de inhoud, voor U van on schatbare waarde Hoofdstukken Overzicht van de gewestelijke boerderij typen in Nederland door W. van Gelderen, Architect „Opbouw." Analyse van opzet en indeling van de boer derij door W. van Gelderen, Architect Opbouw. Boerderijen in de Wieringermeer door Koen Limperg, Architect „Groep de 8." De principiële opzet van de Wieringermeer- boerderijen door A. D. van Eek, Hoofd van de Bouwkundige Afdeling van de Directie van de Wieringermeer. Koestallen, door A. D. van Eek, Hoofd van de Directie van de Wieringermeer. Het boerenerf door Dr. Ir. J. T. P. Bijhou wer, Adviseur der Directie v.d. Wieringermeer. De Wieringermeerpolder. Korte beschrij ving van de gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee en de ontginning van de Wieringer meerpolder, door Koen Limperg, Architect „Groep de 8." Analytische gegevens voor de bouw en de in richting van boerderijen door Koen Limperg, Architect „Groep de 8." IN PRACHTBAND SLECHTS f 2.90. H.-hoef Middenmeer. Wanneer zou hij nu weer komen Nooit meer Dat. geloofde ze niet, maar opeens schoot haar een gedachte door het hoofd. Nu hij eenmaal hoos geworden was, wat hij anders nooit deed, durfde of wilde hij natuurlijk niet meer terugkomen. Ze begreep, hoe hij zich ai die keeren al geweld aan had moeten doen, zijn geduld niet te verliezen, om haar. En zij, die het er juist op aanstuurde Gauw, gauw naar huis en hem schrijven. Wie weet, hoe hij er 1111 al spijt van had, Ze zat al op de fiets en vloog met 't windje achter, over den gladden, vlakken weg, op-neer, op-ner, de trappers, gauw naar lniis en schrijven Dienzelfden avond, toen hij met een gevoel, of zijn leven geen cent waarde meer had, nu het noodlot zoo had inge grepen en hij, zoo bespottelijk driftig was geworden, in huis zat, was er een brief met de avondpost. Gedachteloos maakte hij hem open, er nog over tob bend, wat zij nu wel voor oen indruk van hem zou hebben gekregen en hoe het mogelijk was, dat ze met Wim. Er viel een slordig afgescheurd stuk papier uit de enveloppe en evenzeer slordig, met groote letters dwars er over heen, was met groote haast ge schreven „Ik vind je lief, v eeselijk lief, nu je zoo éenig boos kunt worden. Waarom heb je dat niet eerder ge daan Dat van Wim is een leugen. Zondag, ga ik mee. In haast, anders is de post weg." Een oogenblik staarde hij versteld naar het papiertje, toen stond hij op en keek in den spiegel, of er na zoo veel wederwaardigheden wat bijzon ders aan hem was te zien, of hij wel goed wakker was. Op zijn rechterwang zat een veeg smeer. Hoe was het mo gelijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1938 | | pagina 3