GEMEENTERAAD WIERINGERMEER.
Vergadering van den Gemeenteraad, op
Dinsdag 18 April 1939, des nam. half twee.
Voorzitter Ir. S. Smeding, Burgemeester,
Secretaris de heer A. Blaauboer.
Alle leden aanwezig.
Nadat de voorzitter de vergadering op ge
bruikelijke wijze heeft geopend, volgt vast
stelling der notulen, waarin op verzoek van
Mr. Backer een paar redactiewij zingen in
worden aangebracht.
Ingekomen stukken
Koninkljjk besluit van 31 Januari 1939,
no. 23, houdende goedkeuring van het raads
besluit van 22 December 1938 tot vaststelling-
van een verordening op de heffing van school
geld voor het gewoon lager onderwijs.
In de raadsvergadering van 27 Februari
1939 is besloten dit stuk voor kennisgeving
aan te nemen.
Koninklijk besluit van 2 Februari 1939, no.
22, waarbij is benoemd tot ontvanger en amb
tenaar van den burgerlijken stand van Wie-
ringermeer P. J. Cramwinckel, adjunct-com
mies le klasse ter secretarie van Leidschen-
dam.
In de raadsvergadering van 27 Febr. 1939
is de' benoemde beëedigd.
Verzoeken van G. Braaksma, G. Bronner,
J. Crans, W. Hoes en L. Schotte om toeken
ning van steun, als bedoeld in art. 13 der la
ger onderwijswet 1920.
Naar Burgemeester en wethouders om prae-
advies.
Verzoeken van W. Noordhof, G. Venema en
A. C. Remmeren om toekenning van steun,
als bedoeld in art. 13 der lager onderwijswet
1920.
Te behandelen bij punt 3 der agenda.
Schrijven van den minister van binnl. Zaken
betreffende de instelling van een normale
gemeente Wieringermeer.
Te behandelen bij punt 12 der agenda.
Adres van het Bestuur der Christelijke na
tionale schoolvereeniging, houdende verzoek
medewerking te verleenen aan de stichting
van een school voor U.L.O. te Wieringerwerf.
Naar Burgemeester en Weth. om prae-ad-
vies.
De heer de Bruyn vraagt of B. en W. reeds
een onderzoek hebben ingesteld of inderdaad
U.L.O.-onderwijs levensvatbaarheid heeft in
de Wieringermeer.
De voorzitter zegt dat in het gunstigste ge
val één school bevolkt zal kunnen worden.
Er heeft een bespreking plaats gehad met
de besturen van de schoolvereenigingen,
waarbij men overeen is gekomen, dat in de
ledenvergadering van deze vereenigingen zou
worden gevraagd om de aanvraag in te trek
ken en voorloopig een school te stichten, op
de grondslag van de W.-meerscholen.
Mr. Kamp hoopt dat B. en W. zullen sla
gen.
Afschrift van het Koninklijk besluit van
17 Febr. 1939, no. 26, houdende goédkeuring
van het raadsbesluit tot vaststelling van een
verordening op de heffing van opcenten op
de vermogensbelasting en de gemeentefonds
belasting.
Bericht van ontvangst van gedeputeerde
staten van Noordholland van de instructie
voor den gemeente-geneesheer, tevens belast
met de armenpractijk.
Afschrift van het Koninklijk besluit van
11 Maart 1939, no. 75, waarbij de jaarwedden
vanjden ondervoorzitter, den heer P. C. J.
Peters en van wethouder A. C. de Graaf na
der zijn vastgesteld op resp. f 2250.en f 500.
Vervolgens is binnen gekomen een proces
verbaal van kasopneming der Gem. Ontv.
Al deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Voorstel tot beslissing op ingekomen aan
vragen om steun ingevolge art. 13 der lager
onderwijswet 1920.
Met inachtneming der bepalingen van de
verordening worden de verzoeken van W.
Noordhof, G. Venema en A. C. Remmeren
toegestaan.
Voorstel tot beschikbaarstelling van een
crediet van f 4200.voor de stichting van een
dienstgebouwtje voor gemeentewerken.
Het praeadvies luidt
Ter beschikking van de diensten van ge
meentewerken en van de brandweer staan,
als eenige overdekte en afgesloten opslag
ruimten, de garage's bij de gymnastiekge-
bouwen te Middenmeer en te Wieringerwerf.
In de garage te Middenmeer worden de
motorspuit en de vrachtauto van gemeente
werken, in de garage te Wieringerwerf de
automobielbrandspuit geborgen. Voor zoover
de beschikbare ruimte toelaat, worden deze
garage's voorts gebruikt als magazijn en
werkplaats, voor welk doel zij te klein en dus
ongeschikt zijn. Ook afgescheiden daarvan is
het ongewenscht garages voor brandspuiten
tevens voor andere doeleinden te benutten.
Naar onze meening kan dan ook niet lan
ger worden gewacht met de stichting van een
gebouwtje voor den dienst der gemeentewer
ken, waarin kunnen worden ondergebracht
de vrachtauto, het magazijn, een opslagplaats
voor gereedschappen, een bergzolder, een berg
plaats voor zout (voor ontdooiing van brand-
kranen) en een bergplaats voor strooizand
(bij gladheid van wegen.)
Door het hoofd van de bouwkundige afdee-
ling der Wieringermeer-directie is voor een
gebouwtje ten behoeve van den dienst der
gemeentewerken een plan ontworpen, waar
van de kosten op f 4200.worden geraamd.
Het gebouwtje is gedacht op een terrein, het
welk thans als open opslagplaats voor ge
meentewerken dienst doet, gelegen aan de
buitenbocht van het verlengde van de Raad
huisstraat te Wieringerwerf.
Wij geven u in overweging het voor de stich
ting daarvan vereischte crediet van f 4200.
beschikbaar te stellen.
De heer de Bruijn merkt op dat gelijk een
voorstel zou moeten worden aangenomen om
een perceel grond van den Staat der Neder
landen in erfpacht te nemen.
De voorzitter heeft geen bezwaar.
Het voorstel wordt met de aanvulling aan
genomen.
Voorstel tot beschikbaarstelling van een
crediet van f 2000.voor de aanschaffing van
een nieuwe vrachtauto.
Het praeadvies luidt
Bij den dienst van gemeentewerken (voor
het vervoer van materialen) en den reini
gingsdienst (voor het ophalen van huisvuil)
is in gebruik een vrachtauto, welke in Dec.
1933 is aangeschaft en waarop de laatste af
schrijving f 400.— dit jaar plaats vindt.
Het ligt in de bedoeling op den nieuwen
wagen een laadbak in te richten, welke 1 m.
langer zal zijn dan de laadbak, waarover
thans wordt beschikt. Bij de laadbak van de
tegenwoordige vrachtauto moest destijds re
kening gehouden worden met de diepte van
de garage bij het gymnastieklokaal te Mid
denmeer. Van de nieuwe vrachtauto, welke in
het nieuwe gebouwtje voor gemeentewerken
zal worden ondergebracht, zal een economi
scher gebruik mogelijk zijn.
Bij inruiling van de tegenwoordige vracht
auto, waartoe de firma C. Klare te Midden
meer bereid gevonden is, zullen de kosten van
den nieuwen wagen rond f 2000.bedragen.
Wij geven u in overweging het benoodigde
crediet ter beschikking te stellen.
Overeenkomstig het praeadvies wordt be
sloten.
Voorstel om over te gaan tot de benoeming
van een gemeente-architect.
Het praeadvies luidt
Door het hoofd van de bouwkundige afdee-
ling van de Wieringermeerdirectie is onder
onze aandacht gebracht, dat hij, als gevolg
van de toeneming van werkzaamheden bij
zijn af deeling in verband met den versnelden
bouw van boerderijen, niet meer in de gele
genheid zal zijn een groot gedeelte van zijn
tijd aan gemeentelijke bemoeiingen te wij
den, terwijl het eveneens niet goed mogelijk
meer is daarvoor een bouwkundig opzichter
van zijn dienst beschikbaar te stellen. De ge
noemde hoofdambtenaar heeft daarom in
overweging gegeven over te gaan tot aanstel
ling van een technisch ambtenaar in gemeen
telijk dienstverband, op een jaarwedde van
f 3000.f 3600.—, die den titel van ge
meente-architect zal kunnen dragen. Met dit
denkbeeld kunnen wij ons geheel vereenigen.
Intusschen kan niet worden ontkend, dat
een jaarwedde van f 3000.f 3600.voor
een gemeente-architect aan de gemeentekas
te hooge eischen stelt. Wij hebben daarom
gezocht naar een oplossing, waarbij deze druk
zal worden verlicht.
De te Wieringerwerf gestationneerde bouw
kundig opzichter, die in dienst der Wieringer
meer-directie is, verricht werkzaamheden ten
behoeve van deze directie, van de gemeente,
van het bouwbureau „de Wieringermeer" en
van de stichting „de Wieringermeerscholen".
Zoowel door de gemeente als door het bouw
bureau wordt 1/3 van het salaris van dezen
opzichter f 2750.per jaar) aan de Wie-
ïingermeer-directie vergoed. De gemeente
architect zal kunnen worden belast met de
zelfde werkzaamheden, als thans aan den be
doelden bouwkundig opzichter zijn opgedra
gen. Uitgaande van de bestaande regeling,
hebben wij daarom de Wieringermeer-direc
tie en het bouwbureau „de Wieringermeer"
gevraagd en elk voor zich bereid gevonden in
de jaarwedde van den gemeente-architect
f 1000.bij te dragen. Bovendien zijn de be
sturen van de stichting „de Wieringermeer
scholen" en van de Christelijk nationale
schoolvereeniging genegen tot betaling aan de
gemeente van f 50.per school, als vergoe
ding voor het deskundig toezicht op het on
derhoud van de schoolgebouwen. Op deze
wijze zullen de salarisuitgaven ten behoeve
van den gemeente-architect voor de gemeen
te beperkt blijven tot f 750.f 1350.per
jaar, welk bedrag zeker niet te hoog kan wor
den geacht. In de eerste jaren zal het voor
rekening der gemeente blijvende deel van de
jaarwedde zelfs lager zijn dan de vergoeding
welke thans voor de uitoefening van het tech
nisch toezicht aan de Wieringermeer-directie
verschuldigd is.
Onder opmerking, dat het in ons voornemen
ligt, tegelijk met een voordracht tot benoe
ming, van een gemeente-architect zal worden
overgegaan.
De heer Venhuizen merkt op dat voor wei
nig geld op deze wijze een gemeenetarchitect
kan worden aangesteld, doch spr. zou gaarne
willen weten voor hoe lang deze regeling
geldt.
De voorzitter antwoord dat zoodra de Wie
ringermeer een eigen gemeente is geworden,
dus b.v. 1 Jan. 1941 deze regeling op zal hou
den te bestaan. Men krijgt dan een rentmees-
nersbeheer waar eventueel eenzelfde rege
ling mee kan worden getroffen.
Wethouder Peters zegt dat B. en W. gegron
de hoop hebben dat het nieuwe lichaam wat
dan zal optreden aan deze regeling zal mee
werken, mocht dit niet zoo zijn dan kan met
andere gemeenten zoo mogelijk overleg wor
den gepleegd voor een gezamenlijke regeling.
Mr. Kamp vraagt of het dienstverband van;
den heer Jaspers met de gemeente hiermede
automatisch eindigt.
De voorzitter antwoordt bevestigend.
Het voorstel wordt aangenomen.
Voorstel tot toetreding tot den voor- en na-
zorgdienst van geesteszieken in Noordholland.
Overeenkomstig het praeadvies van B. en
W. zal de gemeente toetreden tot den voor-
en nazorgdienst voor geesteszieken in Noord
holland, tegen een bijdrage van 2V2 cent per
inwoner per jaar.
Voorstel tot aansluiting bij het midden-
standsborgstellingsfonds „Hollands Noorder
kwartier."
In een uitvoerig praeadvies motiveeren B.
en W. het voorstel de gemeente te doen toe
treden tot de stichting middenstandsborg-
stellingsfonds „Hollands Noorderkwartier"
gevestigd te Alkmaar, door deelneming in het
kapitaal van het fonds met een bedrag van
f 0.10 per inwoner en gedurende drie jaren
in de j aarlij ksche inkomsten van het fonds
met f 0.02 per inwoner.
De heer de Bruijn vraagt of dit een Wie-
ringermeerbelang is of dat men een algemeen
sociaal belang wordt nagestreefd. Persoonlijk
heeft spr. den indruk dat dit voor de Wierin
germeer niet nobdig is.
De Voorzitter zegt dat B. en W. dit voorstel
doen op aandrang van Ged. Staten.
Bovendien is er een advies van de Midden-
standsvereeniging wat gunstig adviseert.
Weth. Peters zegt dat dit fonds zeer nuttig
werkt, spr. kent de arbeid van zeer nabij in
het district Hoorn.
Het is niet altijd de financiëele hulp van
het fonds wat hulp brengt, doch ook de ad
viezen die worden verstrekt zijn van groote
waarde.
Het voorstel wordt hierop aangenomen.
Voorstel betreffende uitkeeringen met be
trekking tot leerlingen, die elders gevestigde
openbare lagere scholen bezoeken.
B. en W. stellen voor te rekenen met in
gang van 1 Januari 1938 aan de gemeenten
Barsingerhorn en Medemblik, voor eiken uit
de Wieringermeer afkomstige leerling, die in
de genoemde gemeenten een school voor la
ger onderwijs bezoekt, per kalenderjaar te
vergoeden een bedrag, gelijk aan de kosten
van het onderwijs per leerling, telkens na
vaststelling van de gemeente-rekening over
het jaar, waarin het schoolbezoek heeft plaats
gevonden, met dien verstande, dat bij de be
rekening van de gemaakte kosten de werke
lijke onderwijsuitgaven tot grondslag geno
men worden.
Het besluit kan worden ingetrokken per
1 September, mits van het voornemen daar-i
toe vóór 1 Maart van het zelfde kalenderjaar
aan de betrokken gemeente is kennis gege
ven.
De heer de Bruijn vraagt of er geen ge
vaar inschuilt. Spr. zou gaarne de financiëele
gevolgen vernemen.
Wij hebben in de Wieringermeer ook scho.
len. Op grond van de gelijkstelling zou spr.
in ieder geval niet meer willen vergoeden als
aan het Christ. Onderwijs wordt vergoed.
Spr. voelt er niet voor om een doceurtje te
geven.
Wij moeten er voor zorgen dat de kinderen
uit de Wieringermeer zooveel -mogelijk de
scholen hier bezoeken.
Weth. Peters komt tegen het woord doceur
tje op, men krijgt niets meer vergoed dan de
werkelijk gemaakte kosten, waarvan wordt
afgetrokken het schoolgeld.
De buitengemeente^ zijn niet erg graag
naar deze leerlingen - brengen geen voor
deel
De heer Venhuizen "men kan dan toch
grooter scholen aanhouden.
De heer Peters geeft dit toe. Spr. is van
oordeel dat als er kinderen in Medemblik op
school gaan die net zoo goed in de Wierin
germeer kunnen, daar behooren.
De Voorz. zegt dat de vraag wordt gesteld
of we nu moeten vergoeden als voor het Chr.
Onderwijs.
Weth. Peters Het gaat om de zuivere kos
ten.
Het voorstel wordt aangenomen.
Voorstel tot hernieuwde vaststelling van de
winkelsluitingsverordening Wieringermeer.
Het voorstel luidt
Bij raadsbesluit van 28 Juni 1938 werd voor
deze gemeente een winkelsluitingsverordening
vastgesteld.
Krachtens het bepaalde in artikel 9 der
(gewijzigde) Winkelsluitingswet 1930, behoeft
deze verordening de Koninklijke goedkeuring.
Bij schrijven dd. 9 Augustus 1938, heeft de
minister van economische zaken ons medege
deeld, dat het verkrijgen van de vereischte
Koninklijke goedkeuring alleen bevorderd kan
worden, indien de afwijking ten aanzien van
den verkoop op Zondag voor de winkels, be
doeld in artikel 1, sub a, der ontwerp-veror-
dening, slechts zal gelden voorloopig voor
twee jaren. Met deze opmerking is thans re
kening gehouden.
Verder bestaan bezwaren tegen het open
stellen der winkels tot elf uur op Zaterdag.
Bij het overleg met het bestuur der plaatse
lijke middenstandsvereeniging is gebleken,
dat zulks niet meer noodig wordt geacht. In
het ontwerp der nieuwe verordening is een
dergelijke afwijking van de wettelijke rege
ling dan ook niet meer opgenomen.
Tenslotte heeft de minister onze aandacht
gevestigd op de naar zijn meening onbillijke
omstandigheid, dat de slijtverkoop van ster
ken drank in het klein niet geoorloofd is in
winkels, gelegen in dat deel der gemeente,
hetwelk vroeger behoorde tot de gemeente
Wieringen, doch wel in winkels, gelegen in het
overige deel der gemeente. In verband met
deze opmerking hebben wij in de ontwerp
verordening onder artikel 1, sub b, ook ten
aanzien van dergelijke winkels een afwijken
de regeling opgenomen.
Op grond van het bovenstaande geven wij
u in overweging de in uwe vergadering van
28 Juni j.1. vastgestelde verordening in te
trekken en een nieuwe winkel
sluitingsverordening voor deze gemeente vast
te stellen, overeenkomstig het ontwerp-be-
sluit.
Wordt aangenomen.
Voorstel tot vaststelling van een regeling
betreffende een gemeentelijke bijdrage in de
premie verschuldigd aan ziekenhuisverple-
gingsfondsen.
B. en W. stellen voor om aan de vereeniging
voor Ziekenhuisverpleging „Schagen" voor het
jaar 1938 een subsidie van f 643 te verleenen.
Verder bieden B. en W. een ontwerpveror
dening aan betreffende het verleenen van
bijdragen uit de gemeentekas in door min-
of onvermogenden te betalen ziekenhuisver-
plegingskosten.
Mr. Kamp vraagt of dit tekort ten laste
van de Wieringermeer is gemaakt.
De Voorzitter zegt, dat de schuld oud is. Er
is reeds eerder een groot bedrag aan subsidie
verstrekt.
Er bestaat echter gegronde hoop dat men
door het ergste heen is.
Mr. Kamp zou niet gaarne deze regeling in
zijn gem. willen instellen. Spr. meent dat
deze regeling veel te ver gaat. In den regel
betaalt toch het B. A. de premie's voor min-
of onvermogenden.
Het voorstel wordt aangenomen.
Voorstel betreffende den datum van instel
ling van een (normale) gemeente Wieringer
meer.
Het voorstel luidt
Naar aanleiding van het in afschrift hier
bij overgelegde schrijven van den Minister
van binnenlandsche zaken d.d. 2 Maart 1939,
no. 5440, afd. b.b., geven wij u in overweging
den minister te berichten, dat het aanbeve
ling verdient, indien het eenigszins mogelijk
is de noodige voorzieningen tijdig te treffen,
een (normale) gemeente Wieringermeer per
1 Januari 1941 in het leven te roepen, zulks
overeenkomstig het in ontwerp hierbij ter
vaststelling aangeboden advies.
De minister schrijft
Ik heb de eer U mede te deelen, dat naar
het oordeel van Gedeputeerde Staten van
Noordholland de tijd rijp is voor het treffen
van voorbereidingen tot instelling van een
gemeente voor het gebied van de Wieringerm.
Ged. Staten deelen mij terzake o.a. het vol
gende mede
De factoren, welke destijds een rol hebben
gespeeld bij de voorbereiding van de huidige
regeling, t.w. de te eenzijdige en nog weinig
geconsolideerde samenstelling van de bevol
king, uit zeer verschillende deelen des lands
samengekomen, de geringe dichtheid van die
bevolking, het ontbreken van een basis van
onderlinge aanraking, waarop een regelma
tige zelfstandige vertegenwoordiging kan
groeien en de aanvankelijk nog geringe hecht
heid van den band, die de bewoners met het
nieuwe gebied verbindt, doen zich thans niet
meer of thans nauwelijks gelden.
Tusschen de aanvankelijk min of meer los
naast elkander levende ingezetenen is in de
laatste jaren een sterk gevoel van samen-
hoorigheid ontstaan, terwijl aldaar voorts een
opgewekt gemeenschapsleven valt waar te
nemen, getuige de aanwezigheid van tal van
plaatselijke organisaties op verschillend ge
bied. Dit samenhoorigheidsgevoel komt ook
krachtig tot uiting op de bijeenkomsten, wel
ke bij gelegenheid van bijzondere gebeurte
nissen door en voor de bevolking worden ge
organiseerd. Daarbij komt, dat de bewoners
hoe langer hoe meer belangstelling aan den
dag beginnen te leggen voor het gemeentelijk
beheer en naar het ons voorkomt, terecht
reikhalzend uitzien naar het tijdstip, dat
zij daarop door middel van uit hun midden
gekozen vertegenwoordigers meer invloed
kunnen uitoefenen dan thans.
Op grond van de bovenuiteengezette over
wegingen zijn wij van oordeel, dat er naar
moet worden gestreefd, dat uiterlijk op
1 Januari 1941 de nieuwe gemeente haar in
trede doet in de staatsorganisatie.
Alvorens terzake verdere stappen te doen,
zal ik het op prijs stellen, kan het zijn spoe
dig, te vernemen of er naar Uwe meening
bezwaar tegen bestaat, dat de nieuwe ge
meente op 1 Januari 1941 zou worden in het
leven geroepen.
De Min. v. Binnenl. Zaken,
(get.) VAN BOEYEN.
Het voorgestelde antwoord luidt
In antwoord op het terzijde ver
meld schrijven mogen wij het volgende
onder uwe aandacht brengen.
De opmerking van Ged. Staten van
Noord-Holland, dat de factoren, welke
destijds een rol gespeeld hebben bij de
voorbereiding van de huidige regeling,
zich thans niet meer of nauwelijks
doen gelden, kunnen wij slechts ten
deele onderschrijven.
Van een te geringe dichtheid der be
volking kan, hoewel het aantal inwo
ners van ruim 4000 nog geenszins even
redig is aan de oppervlakte van het
door hen bewoonde gebied van 21000 ha,
inderdaad niet meer worden gesproken
Bases van onderlinge aanraking, waar
op het gemeenschapsleven kan tol
bloei komen, zijn thans ongeiwijfclu
in voldoende mate aanwezig. Even
eens mag worden geconstateerd, dat
de band, welke de bewoners met hei
nieuwe land verbindt, in hechtheiu
toeneemt. Wij achten het evenwei
voorbarig reeds thans van een geconso
lideerde samenstelling der bevolking
te spreken.
Een volkomen normaal verschijnsel
is, dat de organisatie van de bewoners
in plaatselijke vereenigingen ge
schiedt naar politieke schakeering of,
zooals in de Wieringermeer meer voor
komt, naar Godsdienstige gezindte.
Opmerkelijk is evenwel, dat zich in
den boezem van deze vereenigingen
nog al eens sterk divergeerende stroo
mingen openbaren, welke gewoonlijk
hun oorzaak vinden in de omstandig
heid, dat de leden van zulk een veree
niging uit verschillende deelen van
het land afkomstig zijn. Bij de bepa
ling van hun standpunt laten de be
woners zich nog dikwijls leiden door
opvattingen en gebruiken in de streek,
waar zij geboren en getogen zijn. Het
besef, dat de samenleving in de Wie
ringermeer haar eigen eischen stelt,
welke los van toestanden elders moe
ten worden bezien, dringt slechts lang
zaam door. Als gevolg daarvan is het
saamhoorigheidsgevoel zeker nog
niet in die mate ontwikkeld, als Ged.
Staten van Noord-Holland blijkbaar
aannemen.
Met inbegrip van de 54 bedrijven,
welke in November 1938 zijn verpacht,
zijn in de W.-Meer thans 267 bedrijven
uitgegeven. De uitgifte in November
1939 zal omvatten 51 grootere bedrij
ven, 18 bedrijfjes voor landarb. werk
zaam of werkzaam geweest bij de
Landbouwcultuurmij. „De Wieringer
meer" en 28 tuindersbedrijfjes in No
vember 1940 zullen tot slot worden uit
gegeven 64 grootere bedrijven, 32 be
drijfjes voor evengenoemde arbeiders
der Cultuurmaatschappij en 22 tuin-
dersbedriji'jes. In totaal
moeten dus nog 215 bedrijven en be
drijfjes worden verpacht. Aangezien
een gedeelte van de bedrijfjes, be
stemd voor de landarbeiders, zal wor
den toegewezen aan reeds thans in de
Wüeringcrmeer woonachtige arbei
ders, kan worden aangenomen dat,
als gevolg van de verpachtingen in
1939 en 1940, zich nog ongeveer 200 ge
zinnen in de Wieringermeer zullen
vestigen. Het is niet ondenkbaar, dat
de" vestiging van een dergelijk aantal
nieuwe pachtersgezinnen eenige uit
breiding van den verzorgenden mid
denstand in de dorpen eerlang, moge
lijk zal maken voorts zal de stich
ting van een Coop. Zuivelfabriek te
Slootdorp, welke in 1940 in bedrijf ge
steld zal worden, tot toeneming van
de bevolking met employe's en arbei
ders dezer fabriek leiden.
Ook mag niet uit het oog verloren
worden, dat een aantal ambtenaren en
mogelijk arbeiders der Wieringermeer-
directie (daaronder begrepen de Land
bouwcultuurmij.) in 1941 de Wieringer
meer zal verlaten, omdat voor hen een
taak in den Noord-Oostelijken Zuider
zeepolder is weggelegd.
Van een geconsolideerde samenstel
ling der bevolgking is dan ook naar
onze meening vooralsnog allerminst
sprake.
De wijziging in de samenstelling
der bevolking in de eerstvolgende ja
ren, welke zich op dit oogenblik laat
voorzien, vormt een belangrijke factor
bij de beoordeeling van de vraag, of
reeds met ingang van 1 Januari 1941
tot instelling van een normale ge
meente kan worden overgegaan. De
verkiezing van een gemeenteraad zal
in dat geval in de tweede helft van
1940 moeten plaats vinden, normaliter
op basis van de kiezerslijst, welke op
22 Febr. 1940 zal worden vastgesteld.
Zij, die in November een bedrijf
pachten, vestigen zich omstreeks
April van het volgende jaar in de Wie
ringermeer. De pachters van Novem-
ger 1939 komen derhalve niet voor op
de kiezerslijst voor 1940, evenmin, als
de pachters van November 1940, de
middenstanders en het personeel van
de Zuivelfabriek, wier vestiging in
den loop van 1940 en 1941 tegemoet ge
zien wordt. Mede in aanmerking geno
men hun gezinsleden, die den kiesge
rechtigden leeftijd zullen hebben be
reikt, mag worden gezegd, dat ten
minste 500 kiesbevoegde personen, die
gedurende de geheele of vrijwel de
geheele bestuursperiode van den eer
sten gemeenteraad in de Wieringer
meer woonachtig zullen zijn, bij de
verkiezing van dezen gemeenteraad in
in 1940 liet actief en passief kiesrecht
niet zullen kunnen Uitoefenen. Dit
aantal vormt een belangrijk percentage
van het totaal aantal kiezers, het
welk voor 1939 rond 1650 bedraagt.
Aan den anderen kant zal aan deze
verkiezing wel deelgenomen worden
door de ambtenaren en arbeiders van
de W.-Meerdirectie, die in 1941 de Wio
ringermeer zullen verwisselen voor
den Noord Oostpolder.
In 1940 kan daarom geen zekerheid
bestaan, dat de gekozen gemeenteraad
een -eenigszins getrouwe afspiegeling
van de politieke samenstelling der be
volking in 1941 en volgende jaren zal
zijn.
Hiertegenover staat het bezwaar voor
de tegenwoordige inwoners, dat zij op
het gemeentelijk bestuur van de Wie
ringermeer geen directen invloed kun
nen uitoefenen. Hoewel wij tot dusverre
niet den indruk gekregen hebben, dat
ó'e inwoners als één man reikhalzend
uitzien naar het oogenblik, waarop zij
een gemeenteraad kunnen kiezen, er
kend dient te worden, dat in het alge
meen de huidige oganisatie van het
gemeentelijk bestuur voor de ingezete
nen niet bevredigend kan zijn. Het is
volkomen begrijpelijk, dat de inwoners
van de Wieringermeer er niet mede ac-
coord gaan, met terzijde-stelling van
hun grondwettelijk kiesrecht voor den
gemeentraad, van boven en gedeelte
lijk ook van buiten af gemeentelijk be
stuurd te worden. Bij de behandeling
van de begrooting voor het dienstjaar
1939 is in onze vergadering opgemerkt,
dat vooral een psychologische" factoi
voor de spoedige instelling van nor
male gemeentelijke bestuurs-organen
pleit deze opmerking kunnen wij ten
volle onderschrijven.
Omdat de samenstelling van de bevol
king nog niet is geconsolideerd en het
saamhoorigheidsgevoel nog niet vol
doende tot ontwikkeling gekomen is.
kleven aan de instelling van een (nor
male) gemeente Wieringermeer per
1 Januari 1941 ongetwijfeld nezwaren.
Voor een deel gelden dezelfde bezwa
ren echter ook tegen den datum van
1 Januari 1942 of zelfs van 1 Jan 1943,
omdat de bevolking, welke zich in 1940
en 1941 in de Wieringrmeei* zal vesti
gen, eenige jaren noodig zal hebben om
zich in te leven.
Meer waarde meenen wij evenwel te
moeten toekennen aan de bedenking
van psychologischen aard, welke
zich tegen continatie van den huidigen
bestuursvorm verzet.
De instelling eene (normale) gemeente
zal gepaard dienen te gaan met ver
schillende regelingen, o.a. van de fi-
nancieele verhouding tot het Rijk. Wij
mogen ook wijzen op art. 29 der Wie-
ringermeerwet van 31 Mei 1937, st.bl.
no. 51, waarin is bepaald, dat uiterlijk
op den datum, waarop de verzorging
van de gemeentelijke belangen aan het
openbaar lichaam „De Wieringermeer"
wordt onttrokken, het eigenaarsbeheer
van de staatseigendommen binnen
het gebied van „De Wieringermeer"
aan den Minister van financiën terug
keert.
Indien het mogelijk zou blijken de
noodige voorzieningen tijdig te tref
fen, verdient het naar ons oordeel ze
ker aanbeveling, dat de gemeente Wie
ringermeer per 1 Januari 1941 wordt
in het leven geroepen.
Mr. Kamp is van oordeel, dat de brief van
B. en W. erg veel woorden worden gebruikt.
De voorzitter zegt dat uitvoerigheid gebo
den was. Doch ondanks de bezwaren die aan
wezig zijn, wenschen B. en W. te bevorderen
dat per 1 Jan. 1941 de Wieringermeer een
normale gemeente wordt.
Aangetoond moest worden, dat de periode
der bestuurscommissie noodig was.
Mr. Backer is het met de strekking der
brief eens, doch begrijpt evenmin de woor
denvloed in deze brief, als men toch aan het
eind dezelfde conclusie trekt als de minister.
Mr. Backer houdt vervolgens een uitvoerig
betoog over de tegenstrijdigheden in de brief
van B. en W.
De heer de Bruijn vindt het jammer dat
Ged. Staten zich niet eerst met B. en W. van
Wieringermeer hebben verstaan.
Mr. Kamp zegt, dat dit een goede gewoonte
is van Ged. Staten, doch die schijnbaar hier
niet gevolgd is.
Weth. Peters vindt de brief van B. en W.
niet zoo gek zij volgt de brief van Ged. Sta
ten op de voet.
Mr. Backer zegt, dat het hem duidelijk is
na de woorden van den heer de Bruijn.
Ged. Staten hebben echter gepuurd uit de
uitvoerige stukken die in de beide Kamers
reeds behandeld zijn.
Ged. Staten hebben zich natuurlijk laten
voorlichten.
De heer de Bruijn betreurt het nogmaals,
dat Ged. Staten zich niet tot de bestuurscom
missie hebben gewend of althans tot de Di
rectie van de Wieringermeer, die toch zeer
goed bekend zijn met de uitgifte van gron
den.
Mr. Backer antwoordt, dat Ged. Staten
met de Directie Wieringermeer niets van
doen hebben met de bestuurscommis wel.
De heer Peters die zit, de Bruijn I
Mr. Backer met de uitgifte der gronden
zijn Ged. Staten op de hoogte, hoewel niet
zoo goed als de heer de Bruijn.
Tenslotte wordt besloten de brief met ee
nige ondergeschikte wijzigingen te verzenden.
Hierina sluiting.
ONZE VOORRAAD
DAMESTASSCHEN IS GEWELDIG
BOSKER'S BOEKHANDEL
H.-HOEF MIDDENMEER