m m
30e JAARGANG
DONDERDAG 8 JUNI 1939
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOS
WIERINGEN EN OMSTREKEN
No. 65
DE VIERDE MAN.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER WIERINGEN.
BUREAU
Hlppolytushoef Wlerlngen
Telefoon Intercomm. No. 19
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels fo.50
Iedere regel meer f 0.10
ONDERZOEK OVER HET KOPROT
DER UIEN.
Gedurende het afgeloopen najaar is
een zeer ernstige rotting voorgekomen
in de opgeslagen uien, zoowel in Zee
land en het eiland Goeree-Overflakkee
als aan den Langendijk. Meermalen
moest 30-50 pCt. uit een partij verwij
derd worden, alvorens deze voor ex
port kon worden goedgekeurd.
De schade, die vele uientelers door
deze rotting leden, gaf de Nederl. Uien
federatie aanleiding 'n verzoek te rich
ten tot de betreffende Landbouw-Con-
sulenten en de/ Plantenziektenkundi-
gen Dienst om onderzoek in te
stellen naar de oorzaak ervan, alsme
de naar de omstandigheden, die haar
bevorderen.
Zeer binnenkort zullen de resultaten
die dit onderzoek hebben opgeleverd,
worden gepubliceerd in een mededee-
ling van den Plantenziektenkundigen
Dienst te Wageningen.
Door laboratorium-onderzoek is ko
men vast te staan, dat zoowel de rot
ting bij den hals der uien (den telers
bekend als koprot) en ook de rotting
bij den bodem der uien, (in de practijk
vaak aangeduid als „wortelschim-
mel", maar in bedoelde Mededeeling
„Bodemrot" genoemd- veroorzaakt
door een bepaalde zwam en wel door
,,Botrytis allii Munn.
Aangezien de grootste verliezen ont
staan door het koprot, is hieraan de
meeste aandacht besteed.
Hiet is niet de eerste keer, dat dit ui-
enrot in ons land is opgetreden.
Ernstig koprot is voor zoover be
kend ook voorgekomen in 1928 aan
den Langendijk in 1929 in Groningen
en misschien ook in Zeeland in 1938
in; Zeeland, Goeree-Overflakkee en aan
den Langendijk.
In de tusschen liggende jaren was
het koprot wel niet geheel afwezig,
maar de verliezen waren dan van wel
nig beteekenis in vergelijking met die,
welke in de „koprot"-jaren geleden
werden. Ook in het buitenland is dit
koprot bekend het wras vooral in
Amerika, dat reeds vele proefnemin
gen verricht zijn om de schade te ver
minderen.
Naar aanleiding van deze Amerikaan
sche onderzoekingen is men daar de
meening toegedaan, dat de zwam,
die het rot veroorzaakt,, tijdens den
oogst of gedurende de periode, waar
in de uien op het veld te drogen lig
gen, vanuit het afstervende loof door
dringt tusschen de vleezige schubben.
Na verloop van korteren of langeren
tijd zou een aantasting dier schubben
volgen met als gevolg rotting. Gewoon
lijk merkt men deze rotting eerst op,
nadat de uien korten tijd in de „ren-
nen" of in de „putten" gelegen hebben.
FEUILLETON.
(Een geval uit de praktijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche)
door UDO VAN EWOUD.
Nadruk verboden.
9.)
De groei van de zwam vanuit het af
stervende loof naar den bol zou ge
stuit kunnen worden, wanneer het
loof tijdens de drogingsperiode vol
doende snel uitdroogt. Dit drogen zou
gemakkelijker kunnen plaats vinden
bij volkomen rijpe uien dan wanneer
het halsgedeelte nog groen en sap
pig is.
Naar aanleiding van deze opvatting
werd dan ook de raad gegeven om in
geval de weersomstandigheden na den
oogst niet gunstig zijn voor het drogen
en het koprot begint op te treden, over
te gaan tot een kunstmatige droging,
tenminste bij de vatbare rassen.
Met kleine proefpartijtjes bereikte
men inderdaad hiermede gunstige re
sultaten. Toch heeft deze methode in
Amerika in de groote practijk geen
toepassing gevonden.
Het meermalen waargenomen feit,
dat het koprot slechts in zeer bepaal
de jaren in ernstige mate optreedt en
in de tusschenliggende jaren bijna
niet,, rtacht dezelfde onderzoeker daar
mee te verklaren, dat er zeer bepaalde
weersomstandigheden[ gedurendle het
groeiseizoen en de droogperiode moe
ten optreden, wil men een oogst ver
krijgen, die ernstig vatbaar is voor
koprot.
In de betreffende Amerikaansche
uiendistricten zou regenrijk, koel weer
tijdens de groeiperiode en vochtig
weer tijdens de droogperiode een vat
baren uienoogst opleveren.
Men moet hierbij in aanmerking ne
men, dat het klimaat der Amerikaan
sche uiendistricten in velerlei opzich
ten afwijkt van ons klimaat, zoodat
gevolgtrekkingen, die misschien juist
kunnen zijn voor de Amerikaansche
districten, niet zonder meer van toe
passing zijn op onze uiendistricten.
De bestudeering der weersomstan
digheden,, die voornamelijk op den
voorgrond traden in onze koprot-ja-
ren, heeft den indruk gegeven, dat
deze NIET samenvallen met de regen-
rijke jaren, maar veeleer met de droge
jaren.
Met de noodige reserve zou de groo
te vatbaarheid van het uiengewas 1938
■misschien op deze wijze verklaard kun
nen worden. De aanvankelijke koude
en de later in het groeiseizoen optreden
de droogte hebben de ontwikkeling der
uien aanvankelijk geremd, maar daar
na hebben een voldoende regenval, ge
paard gaande met groote warmte een
zeer snellen en lang aanhoudenden
groei doen ontstaan, zóó zelfs, dat van
een aanvankelijk achterlijk gewas
over het algemeen een meer dan nor
malen opbrengst verkregen werd. Te
gen het einde van het groeiseizoen
moet dus een zeer snelle groei hebben
plaats gehad. Daardoor zal het gewas
niet normaal uitgerijpt zijn óf wel het
ging na een periode van noodrijpheid
tegen het einde van het seizoen weder
om aan den groei. Zoodoende zal te-
gen den oogsttijd het hal'sgedeelte
niet voldoende afgerijpt zijn geweest,
terwijl de weersomstandigheden tij
dens de droogperiode niet voldoende
gunstig waren om een snelle droging
van het niet voldoende rijpe loof moge
lijk te maken. Hierdoor zal de zwam
gelegenheid hebben gekregen om van
uit het afstervende loof door te drin
gen tusschen de vleezige schubben.
Er zullen echter ook wel andere fac
toren geweest zijn, die de vatbaarheid
voor koprot hebben bevorderd. Hier
naar is verleden najaar met behulp
van een vragenlijst een onderzoek bij
verschillende uientelers ingesteld*.
Uit de vele gegevens, die op deze wij
ze verkregen werden, is de conclusie
te trekken, dat de welige gewassen
over het algemeen meer vatbaar wa
ren dan de meer normaal ontwikkelde
I gewassen.
Verder is de indruk verkregen, dat
!'t eerste gezicht wellicht eigenaardig
aandoet, dat partijen, die tijdens de
droogperiode nu en dan een beetje re
gen gehad hebben, veelal vrij van kop
rot gebleven zijn, terwijl partijen, die
gedurende die periode in het geheel
geen regen gehad hebben, een groot
percentage koprot opleverden. Deze
indruk komt wel overeen met de mee
ning van een aantal uientelers, die
gaarne zien, dat de uien, terwijl ze op
het land liggen, eens een keertje nat
regenen. Het heet, dat dan de droge
schubben beter op de uien blijven, het
geen de houdbaarheid zou verhoogen.
Of een verklaring van den gunsti-
gen invloed van een enkel buitje regen
misschien gevonden kan worden in
het aanwezig zijn van een zwamweren
de in water oplosbare stof, die alleen
aanwezig zou zijn in de droge schub
ben en van daar uit binnen kan drin
gen in het halsgedeelte, zooals een der
Amerikaansche onderzoekers meent,
is een der vragen, die een nader onder
zoek vereischen.
Voorloopig kan aan de practijk. al-
léén worden aangeraden alle rotte ui-
I en diep te begraven. Laat men de kop-
rotte uien in hoopen liggen, dan ont-
j wikkelt de bewuste zwam zich hierop
in sterke mate en vormt een massa
sporen, - die wanneer althans de om
standigheden daarvoor gunstig zijn -
een bedreiging vormen voor het nieu
we gewas.
Overigens laten de resultaten van
de bedoeld rondvraag niet toe bepaal
de adviezen af te leiden, wel brengen
zij een aantal gezichtspunten naar
voren, die een nader onderzoek recht
vaardigen.
Voor nadere bijzonderheden en meer
uitvoerige gegevens wordt verwezen
naar de hierboven genoemde Mededee
ling van den Plantenziektenkundigen
Dienst.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
NAAR AMSTERDAM.
Dan alleen per
W. A. C. 0. AUTOBUSDIENSTEN.
Snelste en voordeeligste autobusverbinding.
Vraagt onze Zomerdienstregeling, verkrijg
baar bij de chauffeurs en onze kantoren.
„Niemand," zuchtte hij ten slotte. M'n hos
pita heeft me om half zes het huis zien ver
laten en nadien heb ik geen enkele bekende
meer gezien. Alleen Goldschmidt
„Wat Goldschmidt
„Gistermorgen in Hannover
„Dat zegt natuurlijk niets. Het gaat er niet
om of u werkelijk in Hannover geweest bent
daaraan twijfel ik, eerlijk gezegd, geen mo
ment maar of u om 7.45 dan wel om 8.53
uit Rotterdam vertrokken bent."
„Om 7.45" zei Hellinger schuchter.
„Ja, dat beweert u. Maar ik heb iemand
noodig, die bereid is uw verklaring onder
oede te bevestigen."
„Het spijt me, dat ik u daarmede niet van
dienst- kan zijn. Maar ik kan u verzekeren,
dat het hier slechts een ongelukkige samen
loop van omstandigheden betref1: en dat u
een groote vergissing begaat door mij van
den moord te verdenken. Bedenkt u toch
eens,, dat ik mezelf bij de politie heb aange
meld, dat het toch veel gemakkelijker voor
me zou zijn geweest in Duitschiand te blij
ven en vandaar eventpeel verder te trekken,
waar de politie me niet zoo gemakkelijk zou
kunnen vinden
Weer een korte pauze, die Hellinger een
eeuw scheen.
„M'n waarde heer", hernam de commissaris
eindelijk en het ongepast-amicale, dat in
deze woorden lag opgesloten, schonk den
wanhopigen handelsreiziger opnieuw de over
tuiging, dat hij hier als verdachte zat, „mijn
waarde heer, dat alles heeft bij mij natuurlijk
wel degelijk een punt van overweging uitge
maakt. Maar juist het feit, dat je daar zelf
voortdurend de aandacht op vestigt, kan
evengoed vóór als tegen je pleiten. Je zult
me moeten toegeven, dat deze gang naar de
politie evengoed een handige manoevre kan
zijn geweest. Het zou werkelijk niet voor de
eerste maal zijn, dat een misdadiger, die zijn
vak verstaat, op deze wijze de aandacht van
zich trachtte af te leiden. Vergeet niet, dat
het aantal personen, in deze affaire betrok
ken, slechts zeer gering is en dat wij den schul
dige moeten zoeken in dien kleinen kring van
menschen, die met het doel van de reis van
den heer Leuvensteyn op de hoogte zijn ge
weest. Ik weiger te gelooven, dat de heer Leu
vensteyn het slachtoffer is geworden van een
willekeurigen misdadiger, die toevallig iemand
zou hebben vermoord, die veel geld bij zich
had. Dergelijke gevallen van roofmoord ko
men in ons land gelukkig zoo sporadisch voor,
en het risico, daaraan voor den dader ver
bonden is zóó groot, dat we deze mogelijk
heid gerust kunnen uitschakelen. Neen, deze
misdaad is gepleegd door iemand, die volko
men van den toestand op de hoogte was en
meneer Hellinger de commissaris verviel
nu weer in den ouden plechtigen toon het
spijt me dat ik het zeggen moet, maar zoo
lang u geen behoorlijk alibi kunt opgeven,
blijft de schijn tegen u.
Daarbij komt nog, dat de dame, die eergis
teravond eveneens in de coupe heeft gezeten,
waarin de heer Leuvensteyn had plaats ge
nomen, mij zooeven verzekerd heeft in u zoo
goed als zeker den man te hebben herkend,
die als vierde passagier in de bewuste coupé
de reis meemaakte. Ik zal haar straks nog
eens met u confronteeren en wanneer zij dan
bij haar verklaring blijft, zal er wel niets an
ders opzitten dan u voorloopig in arrest te
houden."
Hellinger maakte een moedeloos gebaar en
staarde daarna eenigen tijd zwijgend voor
zich uit. Eindelijk echter scheen hij zich te
vermannen en zich tot den commissaris wen
dend, zei hij op een toon, welke men van ie
mand in zijn positie zeker geenszins zou heb
ben verwacht
,,'t Is goedU kent de wet het recht
toe elkeen in een cel te doen opsluiten, die
verdacht wordt direct of indirect bij een mis
daad betrokken te zijn en ik ben niet in staat
mij daar tegen te verzetten.
Ik wil daarom ook met u niet redetwisten
over de vraag, of het recht is, dat een man
misschien voor dagen van zijn vrijheid wordt
beroofd, louter en alleen omdat hij niet in
staat is te bewijzen dat hij niet schuldig is
aan een moord, die door duizend anderen kan
zijn gepleegd. De wet verlangt, althans voor
loopig, niet van u mij aan te toonen, dat ik
werkelijk schuldig ben. Ik kan daarom slechts
hopen, dat u later van dezen stap geen spijt
zult hebben
„Die verantwoording neem ik gaarne op
mij," interrumpeerde de commissaris laco
niek, en opstaande, gaf hij te kennen, dat
hij het verhoor hiermede voorloopig als ge
ëindigd beschouwde.
Terwijl het hierboven omschreven onder
houd tusschen Hellinger en den hoofdcom
missaris plaats had, trachtte Wils in een an
der vertrek van het gebouw van de daar aan
wezige getuigen in de moordzaak-Leuvensteyn
iets meer te weten te komen.
In de eerste plaats maakte hij kennis met
twee van de drie andere reizigers, die bij den
vermoorden bankier in de coupé hadden ge
zeten, t.w. de forens uit Haarlem, dien hij
Van Hagen had hooren noemen en de ver
pleegster uit Amsterdam, mej. Robert.
Eerstgenoemde bleek een weinig spraakza
me man, die vooral journalisten als zijn na
tuurlijke vijanden scheen te beschouwen en
er dientengevolge slechts met de grootste
moeite toe te bewegen was eenige bijzonder
heden over zijn korte reis in gezelschap van
den bankier en diens vermoedelijken moor
denaar mee te deelen. Die bijzonderheden
waren intusschen van zoo geringe beteekenis,
dat Wils er niet veel wijzer door werd en ze
ker zou hij zijn pogingen om den man aan
het praten te krijgen reeds lang hebben op
gegeven, wanneer niet Adams er schijnbaar
'n eer in had gesteld om juist van dezen ge
tuige iets meer te weten te komen. Daar de
procuratiehouder echter niet tot het edele
gilde der verslaggevers behoorde, was de heer
van Hagen tegen hem wat mededeelzamer en
daaraan was het dan ook voornamelijk te
DE LAATSTE UREN IN DE THETIS
De monteur Shaw doet het
verhaal van zijn redding.
Een speciale correspondent van de
„Daily Express" heeft dezer dagen
den monteur Shaw opgezocht, de laat
ste van de 4 mannen die met hehulp
van het Davistoestel de „Thetis" heb
ben kunnen verlaten. Shaw's zenuwge
stel is hevig geschokt. Hij ligt te bed
en kan niet verdragen dat er in zijn
kamer deuren of ramen worden geslo
ten. Hij spreekt nog moeilijk, maar hij
herinnert zich alle bijzonderheden
van de ontzettende uren die hij heeft
doorgemaakt.
„Toen de duikboot was vastgeraakt
en onder een hoek van 45 gr. in den bo
dem was blijven steken werd het plot
seling. doodstil. Ik keek de mannen
om mij heen aan en zij keken mij aan",
vertelde Shaw. „We begrepen dat het
mis was. Ik hielp de waterdichte deu
ren sluiten in de ondergeloopen com
partimenten bleven geen mannen ach
ter. De officieren hielden 'n conferen
tie. Op dat oogenblik dacht nog nie
mand er aan het Davistoestel te gebrui
ken. We maakten zelfs nog grapjes. Er
was geen paniek. Later werd de lucht
benauwd en we hoorden, dat kapitein
ter zee Oram en luitenant ter zee
Woods het zouden wagen op te stijgen
om te zien of er hulp te verwachten
was. Zij verdwenen. Wij konden niets
anders doen dan afwachten. Het werd
koud. Ik begon me onwel te voelen.
Ik herinner mij niet veel van wat er-
gebeurde tot we hoorden kloppen.
Oram liet we-teh, dat wij moesten be
ginnen de boot te verlaten met be
hulp van 't Davistoestel. Er werd niet
gekozen wie het eerst zou gaan. Twee
burgers namen plaats in de cel. Zij wis
ten precies wat zij te doen hadden,
maar zij verloren hun zelfbeheesching
toen het water tot hun mond was ge
stegen. Zij poogden het deksel op te
lichten voor dat de druk binnen gelijk
was aan het gewicht van het zeewater,
maar zij waren er niet sterk genoeg
voor. Door een kijkglaasje zag de eer
ste machinist Glenn hun doodstrijd.
De cel liep vol, de deksel bleef dicht.
Het eenige wat gedaan kon worden
was de cel weer leegpompen en het
luik openen. De twee mannen waren
verdronken. Zij hadden in hun verbijs
tering de luchtslangen van hun mond
danken, dat Wils nieuwsgierigheid tenslotte
althans eenigszins bevredigd werd.
Min of meer opvallend was de houding van
den heer van Doorn, wijlen Leuvensteyn's
compagnon, die maar stil voor zich uit zat
te staren en slechts van tijd tot tijd een zij
den zakdoek te voorschijn haalde om dan
met een nerveus gebaar het voorhoofd af te
wisschen. Schijnbaar was hij zeer onder den
indruk van het gebeurde, doch geen der aan
wezigen schonk hieraan bijzondere aandacht,
want allen hadden genoeg met zichzelf te
doen.
Reeds spoedig werd het gesprek vrij alge
meen, want enkele mededeelingen van den
forens lokten natuurlijk aanvullingen en te
genspraken uit van de zijde der verpleegster,
die zich, zeker niet ten onrechte, als een der
voornaamste getuigen in deze zaak beschouw
de en, in tegenstelling met haar medereiziger,
zich ook tegenover den reporter allerminst
gereserveerd toonde.
Zooals vanzelf spreekt, was vooral „de
vierde man" op aller lippen. Zuster Robert
kwalificeerde hem als „een griezelige vent,"
dien ze vanaf het eerste oogenblik, dat ze hem
zag al niet vertrouwd had. Ze was blij ge
weest, dat ook de heer Leuvensteyn zich in
hun gezelschap had bevonden, want wanneer
ze alleen met dien man naar Den Haag had
moeten reizen, zou ze zeker op het perron te
Haarlem in een andere coupé zijn gestapt.
Overigens had hij zich tijdens de reis volko
men correct gedragen. Zij zelf was verdiept
geweest in haar lectuur en had daardoor wei
nig van hem bemerkt. Slechts bij aankomst
in Den Haag had hij nog even van zijn aan
wezigheid blijk gegeven, daar hij tegelijk met
haar was opgestaan en haar behulpzaam was
geweest bij het openen van het portier. Een
oogenblik was zij nog bang geweest, dat hij
haar zou volgen, omdat ook hij zich gereed
maakte om uit te stappen, maar toen zij la
ter op het stationsplein voorzichtigheidshalve
nog eens had omgekeken, had ze hem niet
meer gezien.
Van een korte pauze in den woordenstroom
van de verpleegster maakte Wils gebruik haar
een vraag te stellen
„Zijn naar uw meening die griezelige vier-
losgetrokken. We wisten niet of het
bovenluik met klem zat. Nu gingen
twee zeelieden de cel binnen. Weer zag
Glenn door het ruitje het water stij-
gee, en weer slaagden de mannen er
niet in het luik te openen. Zij moes
ten weer worden bevrijd. De een was
dood. De ander kon nog spreken. Hij
fluisterde, dat 't luik dicht zat. Men
besloot nog een laatste poging te wa
gen. De stoker Arnold werd aangewe
zen. Iemand gaf me een por en zei
„Jij gaat." Wij gingen de cel in en het
water begon snel te stijgen. U kunt U
niet voorstellen hoe ik mij voelde. Ik
had die anderen al zien sterven. Toen
het water tot aan mijn kin was geko
men deed ik de luchtslang voor mijn
mond. Ik kon niet goed meer kijken.
Ik dacht aan het luik dat mischien
klem zat. De stoker pakte mij bij mijn
arm en gaf mij een teeken. Ik begreep
wat hij bedoelde. We openden het luik
met gemak. Ik schoot omhoog als een
vuurpijl. Wat was ik blij licht te zien.
Ik kwam aan de oppervlakte vlak
naast een sloep van de „Brazen."
Ik denk steeds maar aan de mannen
die ik het laatst heb gezien.. Ik zie
hen staan, met hun luchtzakken om.
Ik begrijp niet waarom er niet meer
zijn bovengekomen. „Zeg aan hun fa
milieleden dat zij de flinkste kerels
waren, die men had kunnen uitkiezen
om mee in zee te gaan."
EX-KONING ZOG N. VERSAILLES
Kasteel voor den zomer gehuurd
Havas meldt uit Versailles
Ex-Koning Zog van Albanië heeft
het kasteel de la Maye, waar verleden
jaar de Hertog en de Hertogin van
Windsor hebben gelogeerd, voor drie
maanden gehuurd. M.en verwacht de
koninklijke familie hier tegen het ein
de van de volgende week.
DOODSTRIJD IN EEN IJSWAGEN.
In de Negende straat, in het centrum van
New York, waar het des zomers drukkend
heet kan zijn, is Zondagnacht op tragische
wijze een man doodgevroren. Toen de chauf
feur van een auto, waarin consumptie-ijs
werd vervoerd, zijn wagen aan de achterzij
de was binnengegaan, sloeg de deur achter
hem dicht. De muren van de rijdende ijskast
waren zoo dik, dat zijn hulpgeroep niet werd
gehoord. Den geheelen nacht bleef de ijskast
werken, totdat de brandstof was uitgeput. In
de morgenuren opende een nieuwsgierige
voorbijganger de achterdeur, te laat echter
om den chauffeur nog te redden.
HET DUITSCHE RIJK.
ER KOMT GEEN OORLOG VOLGENS
Dr. SCHACHT.
Bij zijn aankomst in Volombo op Ceylon
heeft dr. Schacht, de vroegere president van
de Reichsbank, aan den correspondent van
de „Daily Mail" verklaard, dat er geen oorlog
zou komen.
Ik ken, aldus Schacht verder, Hitiers ge
dachten beter dan de meeste andere men
de man en Hellinger één en dezelfde per
soon
„Absoluut" klonk het gedecideerd uit den
mond van zuster Robert.
De forens uit Haarlem,, die de verklaringen
van de verpleegster met belangstelling scheen
te hebben gevolgd, liet een schamper lachje
hooren, hetgeen de dame in kwestie aanlei
ding gaf hem een verbaasden blik toe te wer
pen.
Toen het antwoord uitbleef, vroeg ze min
of meer snibbig.
„Waarom lacht u
„Om de beslistheid, waarmee u op de vraag
van dien meneer een bevestigend antwoord
geeft. U houdt mij ten goede, zuster, maar
hoewel ik ook eenigen tijd bij dien geheim-
zinnigen vierden man in de coupé heb geze
ten, zou ik voor geen duizend gulden zoo po
sitief durven beweren, dat deze en de thans
naar het schijnt, verdachte Hellinger één en
dezelfde persoon zijn. Zeker, de mogelijkheid
bestaat, op het gebied van vermomming
schijnt tegenwoordig alles mogelijk maar
zóó op het oog zie ik geen andere punten van
overeenkomst tusschen beide heeren dan de
uilenbril. En dat lijkt me in zijn algemeen
heid nu juist niet bepaald een artikel om
iemand te herkennen. De vierde man, die ge
zocht wordt, droeg een zwart snorretje, dat
zal u ook geconstateerdl hebbenHellinger
is clean shaven. Bovendien lijkt me de laat
ste grooter en forscher dan de man, die ge
zocht wordt. Nee zuster, vóór dat u een der
gelijke verklaring voor den commissaris af
legt, zou ik u willen adviseeren eerst nog
eens goed met uw geheugen te rade te gan."
(Wordt vervolgd.)
IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zijper Courant.