m m 30e JAARGANG DONDERDAG 8 JUNI 1939 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOS WIERINGEN EN OMSTREKEN No. 65 DE VIERDE MAN. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU Hlppolytushoef Wlerlngen Telefoon Intercomm. No. 19 ADVERTENTIëN Van 1 5 regels fo.50 Iedere regel meer f 0.10 ONDERZOEK OVER HET KOPROT DER UIEN. Gedurende het afgeloopen najaar is een zeer ernstige rotting voorgekomen in de opgeslagen uien, zoowel in Zee land en het eiland Goeree-Overflakkee als aan den Langendijk. Meermalen moest 30-50 pCt. uit een partij verwij derd worden, alvorens deze voor ex port kon worden goedgekeurd. De schade, die vele uientelers door deze rotting leden, gaf de Nederl. Uien federatie aanleiding 'n verzoek te rich ten tot de betreffende Landbouw-Con- sulenten en de/ Plantenziektenkundi- gen Dienst om onderzoek in te stellen naar de oorzaak ervan, alsme de naar de omstandigheden, die haar bevorderen. Zeer binnenkort zullen de resultaten die dit onderzoek hebben opgeleverd, worden gepubliceerd in een mededee- ling van den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen. Door laboratorium-onderzoek is ko men vast te staan, dat zoowel de rot ting bij den hals der uien (den telers bekend als koprot) en ook de rotting bij den bodem der uien, (in de practijk vaak aangeduid als „wortelschim- mel", maar in bedoelde Mededeeling „Bodemrot" genoemd- veroorzaakt door een bepaalde zwam en wel door ,,Botrytis allii Munn. Aangezien de grootste verliezen ont staan door het koprot, is hieraan de meeste aandacht besteed. Hiet is niet de eerste keer, dat dit ui- enrot in ons land is opgetreden. Ernstig koprot is voor zoover be kend ook voorgekomen in 1928 aan den Langendijk in 1929 in Groningen en misschien ook in Zeeland in 1938 in; Zeeland, Goeree-Overflakkee en aan den Langendijk. In de tusschen liggende jaren was het koprot wel niet geheel afwezig, maar de verliezen waren dan van wel nig beteekenis in vergelijking met die, welke in de „koprot"-jaren geleden werden. Ook in het buitenland is dit koprot bekend het wras vooral in Amerika, dat reeds vele proefnemin gen verricht zijn om de schade te ver minderen. Naar aanleiding van deze Amerikaan sche onderzoekingen is men daar de meening toegedaan, dat de zwam, die het rot veroorzaakt,, tijdens den oogst of gedurende de periode, waar in de uien op het veld te drogen lig gen, vanuit het afstervende loof door dringt tusschen de vleezige schubben. Na verloop van korteren of langeren tijd zou een aantasting dier schubben volgen met als gevolg rotting. Gewoon lijk merkt men deze rotting eerst op, nadat de uien korten tijd in de „ren- nen" of in de „putten" gelegen hebben. FEUILLETON. (Een geval uit de praktijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche) door UDO VAN EWOUD. Nadruk verboden. 9.) De groei van de zwam vanuit het af stervende loof naar den bol zou ge stuit kunnen worden, wanneer het loof tijdens de drogingsperiode vol doende snel uitdroogt. Dit drogen zou gemakkelijker kunnen plaats vinden bij volkomen rijpe uien dan wanneer het halsgedeelte nog groen en sap pig is. Naar aanleiding van deze opvatting werd dan ook de raad gegeven om in geval de weersomstandigheden na den oogst niet gunstig zijn voor het drogen en het koprot begint op te treden, over te gaan tot een kunstmatige droging, tenminste bij de vatbare rassen. Met kleine proefpartijtjes bereikte men inderdaad hiermede gunstige re sultaten. Toch heeft deze methode in Amerika in de groote practijk geen toepassing gevonden. Het meermalen waargenomen feit, dat het koprot slechts in zeer bepaal de jaren in ernstige mate optreedt en in de tusschenliggende jaren bijna niet,, rtacht dezelfde onderzoeker daar mee te verklaren, dat er zeer bepaalde weersomstandigheden[ gedurendle het groeiseizoen en de droogperiode moe ten optreden, wil men een oogst ver krijgen, die ernstig vatbaar is voor koprot. In de betreffende Amerikaansche uiendistricten zou regenrijk, koel weer tijdens de groeiperiode en vochtig weer tijdens de droogperiode een vat baren uienoogst opleveren. Men moet hierbij in aanmerking ne men, dat het klimaat der Amerikaan sche uiendistricten in velerlei opzich ten afwijkt van ons klimaat, zoodat gevolgtrekkingen, die misschien juist kunnen zijn voor de Amerikaansche districten, niet zonder meer van toe passing zijn op onze uiendistricten. De bestudeering der weersomstan digheden,, die voornamelijk op den voorgrond traden in onze koprot-ja- ren, heeft den indruk gegeven, dat deze NIET samenvallen met de regen- rijke jaren, maar veeleer met de droge jaren. Met de noodige reserve zou de groo te vatbaarheid van het uiengewas 1938 ■misschien op deze wijze verklaard kun nen worden. De aanvankelijke koude en de later in het groeiseizoen optreden de droogte hebben de ontwikkeling der uien aanvankelijk geremd, maar daar na hebben een voldoende regenval, ge paard gaande met groote warmte een zeer snellen en lang aanhoudenden groei doen ontstaan, zóó zelfs, dat van een aanvankelijk achterlijk gewas over het algemeen een meer dan nor malen opbrengst verkregen werd. Te gen het einde van het groeiseizoen moet dus een zeer snelle groei hebben plaats gehad. Daardoor zal het gewas niet normaal uitgerijpt zijn óf wel het ging na een periode van noodrijpheid tegen het einde van het seizoen weder om aan den groei. Zoodoende zal te- gen den oogsttijd het hal'sgedeelte niet voldoende afgerijpt zijn geweest, terwijl de weersomstandigheden tij dens de droogperiode niet voldoende gunstig waren om een snelle droging van het niet voldoende rijpe loof moge lijk te maken. Hierdoor zal de zwam gelegenheid hebben gekregen om van uit het afstervende loof door te drin gen tusschen de vleezige schubben. Er zullen echter ook wel andere fac toren geweest zijn, die de vatbaarheid voor koprot hebben bevorderd. Hier naar is verleden najaar met behulp van een vragenlijst een onderzoek bij verschillende uientelers ingesteld*. Uit de vele gegevens, die op deze wij ze verkregen werden, is de conclusie te trekken, dat de welige gewassen over het algemeen meer vatbaar wa ren dan de meer normaal ontwikkelde I gewassen. Verder is de indruk verkregen, dat !'t eerste gezicht wellicht eigenaardig aandoet, dat partijen, die tijdens de droogperiode nu en dan een beetje re gen gehad hebben, veelal vrij van kop rot gebleven zijn, terwijl partijen, die gedurende die periode in het geheel geen regen gehad hebben, een groot percentage koprot opleverden. Deze indruk komt wel overeen met de mee ning van een aantal uientelers, die gaarne zien, dat de uien, terwijl ze op het land liggen, eens een keertje nat regenen. Het heet, dat dan de droge schubben beter op de uien blijven, het geen de houdbaarheid zou verhoogen. Of een verklaring van den gunsti- gen invloed van een enkel buitje regen misschien gevonden kan worden in het aanwezig zijn van een zwamweren de in water oplosbare stof, die alleen aanwezig zou zijn in de droge schub ben en van daar uit binnen kan drin gen in het halsgedeelte, zooals een der Amerikaansche onderzoekers meent, is een der vragen, die een nader onder zoek vereischen. Voorloopig kan aan de practijk. al- léén worden aangeraden alle rotte ui- I en diep te begraven. Laat men de kop- rotte uien in hoopen liggen, dan ont- j wikkelt de bewuste zwam zich hierop in sterke mate en vormt een massa sporen, - die wanneer althans de om standigheden daarvoor gunstig zijn - een bedreiging vormen voor het nieu we gewas. Overigens laten de resultaten van de bedoeld rondvraag niet toe bepaal de adviezen af te leiden, wel brengen zij een aantal gezichtspunten naar voren, die een nader onderzoek recht vaardigen. Voor nadere bijzonderheden en meer uitvoerige gegevens wordt verwezen naar de hierboven genoemde Mededee ling van den Plantenziektenkundigen Dienst. BUITENLANDSCH NIEUWS. NAAR AMSTERDAM. Dan alleen per W. A. C. 0. AUTOBUSDIENSTEN. Snelste en voordeeligste autobusverbinding. Vraagt onze Zomerdienstregeling, verkrijg baar bij de chauffeurs en onze kantoren. „Niemand," zuchtte hij ten slotte. M'n hos pita heeft me om half zes het huis zien ver laten en nadien heb ik geen enkele bekende meer gezien. Alleen Goldschmidt „Wat Goldschmidt „Gistermorgen in Hannover „Dat zegt natuurlijk niets. Het gaat er niet om of u werkelijk in Hannover geweest bent daaraan twijfel ik, eerlijk gezegd, geen mo ment maar of u om 7.45 dan wel om 8.53 uit Rotterdam vertrokken bent." „Om 7.45" zei Hellinger schuchter. „Ja, dat beweert u. Maar ik heb iemand noodig, die bereid is uw verklaring onder oede te bevestigen." „Het spijt me, dat ik u daarmede niet van dienst- kan zijn. Maar ik kan u verzekeren, dat het hier slechts een ongelukkige samen loop van omstandigheden betref1: en dat u een groote vergissing begaat door mij van den moord te verdenken. Bedenkt u toch eens,, dat ik mezelf bij de politie heb aange meld, dat het toch veel gemakkelijker voor me zou zijn geweest in Duitschiand te blij ven en vandaar eventpeel verder te trekken, waar de politie me niet zoo gemakkelijk zou kunnen vinden Weer een korte pauze, die Hellinger een eeuw scheen. „M'n waarde heer", hernam de commissaris eindelijk en het ongepast-amicale, dat in deze woorden lag opgesloten, schonk den wanhopigen handelsreiziger opnieuw de over tuiging, dat hij hier als verdachte zat, „mijn waarde heer, dat alles heeft bij mij natuurlijk wel degelijk een punt van overweging uitge maakt. Maar juist het feit, dat je daar zelf voortdurend de aandacht op vestigt, kan evengoed vóór als tegen je pleiten. Je zult me moeten toegeven, dat deze gang naar de politie evengoed een handige manoevre kan zijn geweest. Het zou werkelijk niet voor de eerste maal zijn, dat een misdadiger, die zijn vak verstaat, op deze wijze de aandacht van zich trachtte af te leiden. Vergeet niet, dat het aantal personen, in deze affaire betrok ken, slechts zeer gering is en dat wij den schul dige moeten zoeken in dien kleinen kring van menschen, die met het doel van de reis van den heer Leuvensteyn op de hoogte zijn ge weest. Ik weiger te gelooven, dat de heer Leu vensteyn het slachtoffer is geworden van een willekeurigen misdadiger, die toevallig iemand zou hebben vermoord, die veel geld bij zich had. Dergelijke gevallen van roofmoord ko men in ons land gelukkig zoo sporadisch voor, en het risico, daaraan voor den dader ver bonden is zóó groot, dat we deze mogelijk heid gerust kunnen uitschakelen. Neen, deze misdaad is gepleegd door iemand, die volko men van den toestand op de hoogte was en meneer Hellinger de commissaris verviel nu weer in den ouden plechtigen toon het spijt me dat ik het zeggen moet, maar zoo lang u geen behoorlijk alibi kunt opgeven, blijft de schijn tegen u. Daarbij komt nog, dat de dame, die eergis teravond eveneens in de coupe heeft gezeten, waarin de heer Leuvensteyn had plaats ge nomen, mij zooeven verzekerd heeft in u zoo goed als zeker den man te hebben herkend, die als vierde passagier in de bewuste coupé de reis meemaakte. Ik zal haar straks nog eens met u confronteeren en wanneer zij dan bij haar verklaring blijft, zal er wel niets an ders opzitten dan u voorloopig in arrest te houden." Hellinger maakte een moedeloos gebaar en staarde daarna eenigen tijd zwijgend voor zich uit. Eindelijk echter scheen hij zich te vermannen en zich tot den commissaris wen dend, zei hij op een toon, welke men van ie mand in zijn positie zeker geenszins zou heb ben verwacht ,,'t Is goedU kent de wet het recht toe elkeen in een cel te doen opsluiten, die verdacht wordt direct of indirect bij een mis daad betrokken te zijn en ik ben niet in staat mij daar tegen te verzetten. Ik wil daarom ook met u niet redetwisten over de vraag, of het recht is, dat een man misschien voor dagen van zijn vrijheid wordt beroofd, louter en alleen omdat hij niet in staat is te bewijzen dat hij niet schuldig is aan een moord, die door duizend anderen kan zijn gepleegd. De wet verlangt, althans voor loopig, niet van u mij aan te toonen, dat ik werkelijk schuldig ben. Ik kan daarom slechts hopen, dat u later van dezen stap geen spijt zult hebben „Die verantwoording neem ik gaarne op mij," interrumpeerde de commissaris laco niek, en opstaande, gaf hij te kennen, dat hij het verhoor hiermede voorloopig als ge ëindigd beschouwde. Terwijl het hierboven omschreven onder houd tusschen Hellinger en den hoofdcom missaris plaats had, trachtte Wils in een an der vertrek van het gebouw van de daar aan wezige getuigen in de moordzaak-Leuvensteyn iets meer te weten te komen. In de eerste plaats maakte hij kennis met twee van de drie andere reizigers, die bij den vermoorden bankier in de coupé hadden ge zeten, t.w. de forens uit Haarlem, dien hij Van Hagen had hooren noemen en de ver pleegster uit Amsterdam, mej. Robert. Eerstgenoemde bleek een weinig spraakza me man, die vooral journalisten als zijn na tuurlijke vijanden scheen te beschouwen en er dientengevolge slechts met de grootste moeite toe te bewegen was eenige bijzonder heden over zijn korte reis in gezelschap van den bankier en diens vermoedelijken moor denaar mee te deelen. Die bijzonderheden waren intusschen van zoo geringe beteekenis, dat Wils er niet veel wijzer door werd en ze ker zou hij zijn pogingen om den man aan het praten te krijgen reeds lang hebben op gegeven, wanneer niet Adams er schijnbaar 'n eer in had gesteld om juist van dezen ge tuige iets meer te weten te komen. Daar de procuratiehouder echter niet tot het edele gilde der verslaggevers behoorde, was de heer van Hagen tegen hem wat mededeelzamer en daaraan was het dan ook voornamelijk te DE LAATSTE UREN IN DE THETIS De monteur Shaw doet het verhaal van zijn redding. Een speciale correspondent van de „Daily Express" heeft dezer dagen den monteur Shaw opgezocht, de laat ste van de 4 mannen die met hehulp van het Davistoestel de „Thetis" heb ben kunnen verlaten. Shaw's zenuwge stel is hevig geschokt. Hij ligt te bed en kan niet verdragen dat er in zijn kamer deuren of ramen worden geslo ten. Hij spreekt nog moeilijk, maar hij herinnert zich alle bijzonderheden van de ontzettende uren die hij heeft doorgemaakt. „Toen de duikboot was vastgeraakt en onder een hoek van 45 gr. in den bo dem was blijven steken werd het plot seling. doodstil. Ik keek de mannen om mij heen aan en zij keken mij aan", vertelde Shaw. „We begrepen dat het mis was. Ik hielp de waterdichte deu ren sluiten in de ondergeloopen com partimenten bleven geen mannen ach ter. De officieren hielden 'n conferen tie. Op dat oogenblik dacht nog nie mand er aan het Davistoestel te gebrui ken. We maakten zelfs nog grapjes. Er was geen paniek. Later werd de lucht benauwd en we hoorden, dat kapitein ter zee Oram en luitenant ter zee Woods het zouden wagen op te stijgen om te zien of er hulp te verwachten was. Zij verdwenen. Wij konden niets anders doen dan afwachten. Het werd koud. Ik begon me onwel te voelen. Ik herinner mij niet veel van wat er- gebeurde tot we hoorden kloppen. Oram liet we-teh, dat wij moesten be ginnen de boot te verlaten met be hulp van 't Davistoestel. Er werd niet gekozen wie het eerst zou gaan. Twee burgers namen plaats in de cel. Zij wis ten precies wat zij te doen hadden, maar zij verloren hun zelfbeheesching toen het water tot hun mond was ge stegen. Zij poogden het deksel op te lichten voor dat de druk binnen gelijk was aan het gewicht van het zeewater, maar zij waren er niet sterk genoeg voor. Door een kijkglaasje zag de eer ste machinist Glenn hun doodstrijd. De cel liep vol, de deksel bleef dicht. Het eenige wat gedaan kon worden was de cel weer leegpompen en het luik openen. De twee mannen waren verdronken. Zij hadden in hun verbijs tering de luchtslangen van hun mond danken, dat Wils nieuwsgierigheid tenslotte althans eenigszins bevredigd werd. Min of meer opvallend was de houding van den heer van Doorn, wijlen Leuvensteyn's compagnon, die maar stil voor zich uit zat te staren en slechts van tijd tot tijd een zij den zakdoek te voorschijn haalde om dan met een nerveus gebaar het voorhoofd af te wisschen. Schijnbaar was hij zeer onder den indruk van het gebeurde, doch geen der aan wezigen schonk hieraan bijzondere aandacht, want allen hadden genoeg met zichzelf te doen. Reeds spoedig werd het gesprek vrij alge meen, want enkele mededeelingen van den forens lokten natuurlijk aanvullingen en te genspraken uit van de zijde der verpleegster, die zich, zeker niet ten onrechte, als een der voornaamste getuigen in deze zaak beschouw de en, in tegenstelling met haar medereiziger, zich ook tegenover den reporter allerminst gereserveerd toonde. Zooals vanzelf spreekt, was vooral „de vierde man" op aller lippen. Zuster Robert kwalificeerde hem als „een griezelige vent," dien ze vanaf het eerste oogenblik, dat ze hem zag al niet vertrouwd had. Ze was blij ge weest, dat ook de heer Leuvensteyn zich in hun gezelschap had bevonden, want wanneer ze alleen met dien man naar Den Haag had moeten reizen, zou ze zeker op het perron te Haarlem in een andere coupé zijn gestapt. Overigens had hij zich tijdens de reis volko men correct gedragen. Zij zelf was verdiept geweest in haar lectuur en had daardoor wei nig van hem bemerkt. Slechts bij aankomst in Den Haag had hij nog even van zijn aan wezigheid blijk gegeven, daar hij tegelijk met haar was opgestaan en haar behulpzaam was geweest bij het openen van het portier. Een oogenblik was zij nog bang geweest, dat hij haar zou volgen, omdat ook hij zich gereed maakte om uit te stappen, maar toen zij la ter op het stationsplein voorzichtigheidshalve nog eens had omgekeken, had ze hem niet meer gezien. Van een korte pauze in den woordenstroom van de verpleegster maakte Wils gebruik haar een vraag te stellen „Zijn naar uw meening die griezelige vier- losgetrokken. We wisten niet of het bovenluik met klem zat. Nu gingen twee zeelieden de cel binnen. Weer zag Glenn door het ruitje het water stij- gee, en weer slaagden de mannen er niet in het luik te openen. Zij moes ten weer worden bevrijd. De een was dood. De ander kon nog spreken. Hij fluisterde, dat 't luik dicht zat. Men besloot nog een laatste poging te wa gen. De stoker Arnold werd aangewe zen. Iemand gaf me een por en zei „Jij gaat." Wij gingen de cel in en het water begon snel te stijgen. U kunt U niet voorstellen hoe ik mij voelde. Ik had die anderen al zien sterven. Toen het water tot aan mijn kin was geko men deed ik de luchtslang voor mijn mond. Ik kon niet goed meer kijken. Ik dacht aan het luik dat mischien klem zat. De stoker pakte mij bij mijn arm en gaf mij een teeken. Ik begreep wat hij bedoelde. We openden het luik met gemak. Ik schoot omhoog als een vuurpijl. Wat was ik blij licht te zien. Ik kwam aan de oppervlakte vlak naast een sloep van de „Brazen." Ik denk steeds maar aan de mannen die ik het laatst heb gezien.. Ik zie hen staan, met hun luchtzakken om. Ik begrijp niet waarom er niet meer zijn bovengekomen. „Zeg aan hun fa milieleden dat zij de flinkste kerels waren, die men had kunnen uitkiezen om mee in zee te gaan." EX-KONING ZOG N. VERSAILLES Kasteel voor den zomer gehuurd Havas meldt uit Versailles Ex-Koning Zog van Albanië heeft het kasteel de la Maye, waar verleden jaar de Hertog en de Hertogin van Windsor hebben gelogeerd, voor drie maanden gehuurd. M.en verwacht de koninklijke familie hier tegen het ein de van de volgende week. DOODSTRIJD IN EEN IJSWAGEN. In de Negende straat, in het centrum van New York, waar het des zomers drukkend heet kan zijn, is Zondagnacht op tragische wijze een man doodgevroren. Toen de chauf feur van een auto, waarin consumptie-ijs werd vervoerd, zijn wagen aan de achterzij de was binnengegaan, sloeg de deur achter hem dicht. De muren van de rijdende ijskast waren zoo dik, dat zijn hulpgeroep niet werd gehoord. Den geheelen nacht bleef de ijskast werken, totdat de brandstof was uitgeput. In de morgenuren opende een nieuwsgierige voorbijganger de achterdeur, te laat echter om den chauffeur nog te redden. HET DUITSCHE RIJK. ER KOMT GEEN OORLOG VOLGENS Dr. SCHACHT. Bij zijn aankomst in Volombo op Ceylon heeft dr. Schacht, de vroegere president van de Reichsbank, aan den correspondent van de „Daily Mail" verklaard, dat er geen oorlog zou komen. Ik ken, aldus Schacht verder, Hitiers ge dachten beter dan de meeste andere men de man en Hellinger één en dezelfde per soon „Absoluut" klonk het gedecideerd uit den mond van zuster Robert. De forens uit Haarlem,, die de verklaringen van de verpleegster met belangstelling scheen te hebben gevolgd, liet een schamper lachje hooren, hetgeen de dame in kwestie aanlei ding gaf hem een verbaasden blik toe te wer pen. Toen het antwoord uitbleef, vroeg ze min of meer snibbig. „Waarom lacht u „Om de beslistheid, waarmee u op de vraag van dien meneer een bevestigend antwoord geeft. U houdt mij ten goede, zuster, maar hoewel ik ook eenigen tijd bij dien geheim- zinnigen vierden man in de coupé heb geze ten, zou ik voor geen duizend gulden zoo po sitief durven beweren, dat deze en de thans naar het schijnt, verdachte Hellinger één en dezelfde persoon zijn. Zeker, de mogelijkheid bestaat, op het gebied van vermomming schijnt tegenwoordig alles mogelijk maar zóó op het oog zie ik geen andere punten van overeenkomst tusschen beide heeren dan de uilenbril. En dat lijkt me in zijn algemeen heid nu juist niet bepaald een artikel om iemand te herkennen. De vierde man, die ge zocht wordt, droeg een zwart snorretje, dat zal u ook geconstateerdl hebbenHellinger is clean shaven. Bovendien lijkt me de laat ste grooter en forscher dan de man, die ge zocht wordt. Nee zuster, vóór dat u een der gelijke verklaring voor den commissaris af legt, zou ik u willen adviseeren eerst nog eens goed met uw geheugen te rade te gan." (Wordt vervolgd.) IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR EENMAAL BETALEN Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. Zijper Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1939 | | pagina 1