31e JAARGANG
ZATERDAG 13 JULI 1940
No. 80
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OPBOUWEN IN DEN GOEDEN ZIN.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
BUREAU
ADVERTENTIëN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG
UITGEVER:
HiDjM-rtushoef Wieringen
Van 1 5 regels
t 0.50
ABONNEMENTSPRIJS
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN.
*|V
T'e«MB|XPntercomm. No. 79.
Iedere regel meer
f 0.10
per 3 maanden f 1.25.
1
De Nationale offervaardigheid heeft met de gehouden inzameling voor de
getroffen gebieden weer duidelijk gesproken. Er is rijkelijk en humaan gegeven,
ook door velen, die het slecht konden missen.
Echter ook in moreelen zin doet het Vaderland een beroep op ons, en er zijn
sommigen, die dit niet begrijpen die willens en wetens tegen de ordeningen
ingaan, die ons van hoogerhand worden opgelegd.
Zij vernemen dan plotseling, dat de bezettende macht hen tot de orde roept.
Gelijk dat pas weer is geschied door den weermachtsbevelhebber in Nederland,
gelijk dat blijkt uit verschillende nieuwe verordeningen, welke worden afge
kondigd. Ook in dit opzicht zullen de Nederlanders hun individualisme moeten
afleggen. Zij zullen moeten begrijpen, dat het niet meer „heldhaftig" is, toch
naar de Engelsche zender te luisteren. Dit is nu geheel verboden en men is
verplicht, zich aan dit verbod te houden. Zooals men in het algemeèn verplicht
is, zich te houden aan de opdrachten en bevelen, welke de bezettende macht
geeft, omdat die macht hier het feitelijke gezag uitoefent, waaraan wij gehoor
zaamheid verplicht zijn.
Het schijnt noodig, daar nog eens op te wijzen. Allereerst uit plicht van ge
hoorzaamheid. Daarnaast, om moeilijkheden te voorkomen, waarmede men
land en volk geen dienst bewijst. Wij hebben nu den plicht, op alle mogelijke
wijze aan den wederopbouw en de noodzakelijke veranderingen in ons land
mede te werken. Het is het land en de toekomst van ons volk. die de daartoe
le brengen offers waard zijn. Te meer recht hebben wij dan, stelling te nemen
tegenover de actie van diegenen, die andere kanten zouden uitwillen, vooral
ook op grond van de overweging, dat het tot nog toe in Nederland een beroerde
boel geweest is, dat er eigenlijk niets gepresteerd is en al het werk van zoovelen
in zoovelerlei instanties en instellingen en organisaties vruchteloos is geweest.
We behoeven slechts enkele feiten van den laatsten tijd te laten spreken, om
nog eens het bewijs te leveren, hoe juist en waar het is, wat wij de laatste we
ken meermalen tegenover het defaitisme van anderen onder de aandacht heb
ben gebracht, dat er veel gepresteerd is in ons land en door ons volk, en dat
mede daarin gelegen is een reden, om niet hals-over-kop en overijld de goede
dingen, zooals bijv. verdienstelijke instellingen en organisaties, op te ruimen,
in ruil voorvraagteekens.
In zijn conferentie met de pers over het werk van den wederopbouw heeft
Ir. Ringers getuigd dat Nederland een uitstekend ge-administreerd land was,
„op elk gebied van overheidszorg, zoowel wat het verkeei'swezen, als wat droog
legging. bouwwerken, enz. betreft, vindt men uitstekend geoutilleerde diensten,
enz. enz."
Een der Duitsche autoriteiten, graaf Grothe, die de landbouw mee beheert in
ons bezette gebied, getuigt, dat „de Nederlandsche boer behoort tot de meest-
vooruitstrevende, bekwaamste en beste van Europa". Dat klinkt heel anders
dan sommige „Nederlandsche" stemmen, die meenen, dat o.a. door het gesplit
ste organisatie-wezen alleen maar misère voor onze land- en tuinbouw bereikt
zijn!
Op alle gebied kan Nederland voor den dag komen, omdat er, ook al wil men
dit anders doen gelooven, met behoud van ieders vrijheid van spreken en den
ken, in eendrachtige samenwerking veel goeds werd bereikt. Op elk gebied.
Hoor maar wat verder een man als dr. Eykel verklaart over de volksgezondheid
en tuberculosebestrijding. In een recent artikel toonde deze oud-hoofdinspec
teur der Volksgezondheid nog eens aan, wat op dit gebied in ons land de
laatste 30 jaren is gedaan en waardoor deze gevreesde volksziekte in ons land
zoo is teruggedrongen, dat Nederland in deze behoort tot die met het laagst
percentage tuberculose patiënten.
Zoo is er veel en veel meer. Laten wij tusschen de klanken voor vernieuwing,
die komen moet, onderscheid weten te maken tusschen valsch en echt. Voor
vernieuwing vindt men ons, en vond men ons, bereid, maar niet op grond van
verkettering en verloochening van het vele goede, mooie en eminente, dat in
het verleden is verricht en waarvan wij nu nog en ook in de toekomst de
vruchten zullen kunnen plukken.
Met overtuiging stemmen wij dan ook in met het volgende, dat wij lazen in
een artikel in „De Telegraaf"
„Het is te vroeg om thans reeds een balans op te maken. Wij staan midden
ANGST
Drie uur sloeg de torenklok.
Plotseling bedacht ik, dat mijn
trein om tien minuten over drie
vertrok. Mijn bezoek aan de juwe
liers Merksman en Til anus had
meer tijd in beslag genomen, dan
waarop ik gerekend had. Het gold
dus haast te maken, als ik den
trein niet wilde missen en onwille
keurig versnelde ik mijn stap.
Juist toen ik het perron opren
de, zette de sneltrein naar Gronin
gen zich in beweging, maar geluk
kig kon ik nog bijtijds 'n laatsten
coupé bereiken. Geheel huiten
adem liet ik mij in een hoekje
vallen en sloot de oogen.
Eindelijk, we reden juist de laat
ste huizen der stad voorbij, kwam
ik een weinig tot me zelf en verge
wiste mij voor de eerste maal van
den staal van zaken in de coupé.
In den hoek tegenover mij zat
een heer, mijn eenige reisgenoot,
die mij met een vreemde uitdruk
king in de grijze oogen zat op te
nemen.
-- Neem mij niet, kwalijk, ver
ontschuldigde ik mij, dat ik wat
onceremonieel kwam binnenvallen
maar
Een schelle, onaangename lach
was liet antwoord en verbaasd
vroeg ik mij af, waarom de man
zoo lachte. Ik bekeek mijn klee
ding, of door het harde loopen
misschien iets was losgeraakt,
maar ik kon geen enkele onge
rechtigheid bespeuren. Ondertus-
schen hield het hoonende lachen
van mijn „vis a vis" aan. Ik voelde
■mij in mijn waardigheid gekrenkt
en besloot, hem verder met geen
woord meer waardig te keuren.
Eindelijk hield het lachen op en
maakte plaats voor een dreigende
uitdrukking in z'n oogen. Tot mijn
groote verbazing stak de man een
hand omhoog en sprak met over
slaande stem
Wees gegroet, mijn zoon
Ik ben Napoleon.de kleine kor
poraal Heb je nooit van mij
gehoord
Ik mcep, dat ik ontkennend het
hoofd schudde en plotseling drong
het tot mij dooi-, dat de man
krankzinnig was.
Alleen in een coupémet een
waanzinnige
Het bloed in mijn aderen verstijf
de en ongemerkt zochten mijn
oogen de noodrem.
Ja, Napoleonde geweldi
ge, ging de ander voort. Heb je
nooit van mijn heldendaden ge
hoord Van den tocht naar Rus
land, bijvoorbeeld Het was schil
Lerend mijnheer.... schitterend..
Alleen een beetje koud....
Ik was lang niet op mijn gemak;
alleen met een misschien wel ge
vaarlijken gek. Ik wist, dat een
krankzinnige het best tot kalmte
te brengen is door hem maar alles
toe te geven, en ofschoon ik van na
turc een sterke neiging lot tegen
spreken heb, besloot ik uit puur
zelfbehoud, den man gelijk te ge
ven.
Jawel, daar heb ik veel van
gehoord, zei ik met overtuiging,
maar die tocht naar Moskou van
Napoleon.pardon, van u bedoel
ik.w as toch allesbehalve een
succes.
Het gelaal van den krankzinni
ge kreeg een valsche uitdrukking
en ongemerkt vestigde ik mijn
oogen weer op de greep van de
noodrem. Dal was die nare eigen
schap van tegenspreken alweer.
Zonder dat ik het wist, had ik den
man beleedigd, maar hoe moest
ik dat weer goedmaken? Ik tracht
te mijn fout te herstellen, door er
aan toe te voegen
-Toch was het een kranig stuk
in een proces van overgang. Afgesneden van de wereldzeeën, zonder overzee
schen handel van beteekenis, opgesloten in ons klein en benauwd land, ade
men wij met moeite. Niettemin is dit een tijd van bezinning en wij moeten ons
afvragen, waarin de ware kracht van ons volk is gelegen. De Nederlanders heb
ben door alle eeuwen heen hun land gemaakt tot een welgeordenden tuin, die
een lust was voor Europeesche oogen. Wij zullen en kunnen ons verleden niet
verloochenen. Opnieuw zullen wij planten, bouwen en varen, want het ligt in
ons wezen, dat wanorde en afbraak haat, maar opbloeit als het orde en
vrede kan scheppen."
In dezen tijd van overgang van het oude naar het nieuwe moeten wij even
zeer ons evenwicht en onze nationale fierheid bewaren. Offers van persoonlijk
inzicht en van onderwerping aan bevelen en opdrachten dienen wij echter
graag te brengen, ook omdat wij weten, daarmede land en volk te dienen.
Met domme en onverstandige, quasi-moedige, dingen te doen zou men alleen
kunnen uitlokken, dat de bezettende macht, die over grootere bevoegdheden
beschikt, dan zij thans aanwendt, tot andere maatregelen overgaat, die voor
ens land heelemaal niet prettig zouden zijn. Ondanks de noodzakelijke beper
kingen is ons veel vrijheid gelaten om voor land en volk te werken. Men ga
voort in den goeden, zin, wetend nogmaals dat de daartoe te brengen of
fers niet vruchteloos gebracht zullen zijn.
POSTDUIVENLIEFHEBBERS
ZIJN HARDLEERSCH.
Laatste waarschuwing
houdt de duiven binnen
De eommissie-TIornstra, die den
schakel vormt tusschen de Duit
sche Overheid in het bezette Ne-
derlandscho, gebied en de duiven-
houders hier te lande, deelt no
pens haar ervaringen van de laat
ste weken het volgende mede
Over het algemeen wordt er in
'de kringen van postduivenliefheb-
bers wel begrip aan den dag gelegd
voor de absolute noodzakelijkheid
om in dezen oorlogstijd hun vo
gels onverbiddelijk vast te hou
den. Het percentage dergenen, dat
zich kennelijk NIET wenscht te
storen aan cïe uitgevaardigde ver
boden, is echter dermate groot,
dat een laatste waarschuwing
langs dezen weg mogelijk nog
veel onheil in dubbele beteekenis
kan voorkomen.
Immers, wanneer van heden af
overtredingen worden geconsta
teerd van het uitvliegverbod, zul
len niet allen alle duiven van de
betrokkenen op staanden voet in
beslag worden genomen en gedood,
maar bovendien stellen de eige
naars zich aan zeer zware straf
fen bloot.
Do Duitsche overheid eisclit on
voorwaardelijke zekerheid en daar
om was de tommissie-Hornstra
wel verplicht, „gewijzigde bepalin
je werk van u, Sire. Vooral de
tocht over de Beresina.
Gelijktijdig schoof ik een beetje
in de richting van dc noodrem.
- Blijf zitten beet hij me
toe. Kun je geen afstand bewaren
tusschen den koning van Engeland
en een gewoon sterveling
Verbaasd keek ik hem aan. Wat
was dat nu Was hij eensklaps
koning van Engeland geworden
Mijn ingeboren zucht tot tegen-
spieken dreigde opnieuw de over
hand te nemen.
- Wat zegt u Koning van
Engeland Ik dacht.kuch
te ik, plotseling mijn domheid in
ziende.
Ik wilde mijn zakdoek grijpen,
om mijn verhit gelaat te drogen,
maar iieesch klonk zijn stem
Laat datik verbied het
De toestand begon dreigend te
worden. Mijn tegenspraak had de
woede van den gek opgewekt en
reeds zal ik gereed, bij de eerste
verdachte beweging van den man
au de noodrem le trekken, toen
tol mijn onuitsprekelijke verlich
ting dc trein vaart begon te ver
minderen.
Gelukkig riep ik onwil
lekeurig uit. Gered
De waanzinnige keek mij met een
duisteren blik aan en telkens
scheen het, alsof hij op mij wilde
aanvliegen. Ik kan den doodsangst
waarin ik verkeerde, niet beschrij
ven. Uit zijn mond klonk een
angstaanjagend gesis.
Nog voor de trein geheel stil
stond, wierp ik de coupédeur open
en me.t een sprong, die mij in ge
wone omstandigheden levensge
vaarlijk zou hebben toegeschenen,
vloog ik op hel perron van een
klein station. We waren te Zuid-
liorn. Verlicht haalde ik adem en
vlug liep ik naar een anderen cou
pé. Het geluk was me gunstig, de
coupé was ledig
gen" in het leven te roepen, die,
aansluitend aan de desbetreffende
verordeningen van. den Duitschen
Rijkscommissaris, geen twijfel la
ten wat er mee bedoeld wordt.
Zoolang geen tegenbevel wordt
uitgevaardigd,moeten postdui
ven, maar ook alle andere soorten
duiven, zonder eenige restrictie
binnengehouden worden.
De afsluiting van het hok moet
zoodanig verzekerd zijn, dat ont
snapping uitgesloten is. Te dien
aanzien worden verontschuldigin
gen bij voorbaat radicaal van de
hand gewezen.
Alle liefhebbers in Nederland,
maar ook particulieren, hebben de
onafwijsbaren plicht, wanneer zij
duiven zien vliegen, hiervan onver
wij ld kennis te geven aan den bur
gemeestcr of de politie ter plaatse,
met duidelijke vermelding van uur
en straat- en huisnummer waar de
duiven thuis behooren.
Dezer dagen zijn, als eersten
maatregel, te Hilversum hij ver
scheidene liefhebbers, evenals te
Amsterdam, duiven in beslag ge
nomen en gedood. Vele menschen
willen, nu eenmaal niet loeren,
zooais de practijk van bijna zes
weken heeft aangetoond.
Voor's zijn uitvoerige brieven
gezonden aan alle commissaris-
der Koningin in Nederland,
met uitgebreide toelichtingen
voor dc burgemeesters in hun res
sort, houdende verzoek het werk
dei commissie onmiddellijk en
krachtdadig te steunen, zoodat
verwacht kan worden, dat hier-
loor het beoogde doel wordt be
reikt en tegenwerking voor goed
tot d< onmogelijkheden zal be
hooren.
PROVINCIAAL NIEUWS.
EET VACANTIE-OORD BERGEN.
De Al km. Crt. schrijft
Hoewel wij het badseizoen, dat
1 Juli aanvangt, reeds zijn inge
gaan, is het in Bergen en Bergen
aan Zee niet drukker als dit nor
maal in Mei het geval is. De gas
ten die er zijn genieten van de
vrije wandelingen in het natuur
reservaat, het schoone duingebied
en het toeven op het vrije strand.
Het weer is mooier als wij in ja
ren hebben gekend. De rechte
lust om met vacantic te gaan is
bij het Nederlandsche volk nog
niet aanwezig en toch zijn w ij
overtuigd, dat dit zijn vacantic
thans meer dan ooit noodig heeft.
Wanneer er geen verandering
komt, dan beleeft Bergen als va-
cantie-oord een zoo slecht jaar
als het niet gekend heeft. Het oor
logsgeweld, dat over ons land i<
gegaan, brengt dit rustige oord
wel zware slagen toe.
In liet, begin van bet jaar stond
het er zoo voor, dat alles er op
Om tot me zelf te komen, strekte
ik mij op de kussens uit en twin
tig minuten later stopte de trein
te Groningen.
Oplettend keek ik, of ik tusschen
de reizigers den gek zag, en jawel,
hij liep, schichtig omkijkende, op
en taxie toe en was weldra ver
dwenen. Enfin. hij was weg
ik voelde me weer veilig.
Een kwartier later opende ik de
deur van het privékantoor van
mijn patroonToen gaf ik een
gil
Op een stoeltegenover mijn
patroonzatdc gekde
idioot uit den trein.
Ik wilde mijn chef waarschuwen
dat zijn bezoeker krankzinnig was,
maar de woorden bestierven in
mijn mond. Plet was, alsof ik vast
genageld stond. Het scheen, dat de
twee mannen in het kantoor mijn
ontsteltenis zagen, en ze keken mij
verbaasd aan.
Toen schoot de krankzinnige in
een lach, maar die lach was geheel
anders, dan ik in den trein ge
hoord liad. Plet was een vroolijke.
smakelijke lach. Hij wenkte mij,
binnen te komen en voorzichtig
voldeed ik aan zijn wensch. Ik
voelde mij in tegenwoordigheid
van mijn patroon weer moedig en
wilde het woord tot dezen richten,
toen de ander mij voorkwam
Wees niet bang, mijnheer. Ik
begrijp volkomen uw angst, maar
nu is het afgeloopen. Ik zal u de
situatie uitleggen. Plet spijt mij,
dat ik u zoo heb doen schrikken,
maar ik wist ook niet., dat u de
man was, die bij ons geweest is. Ik
ben namelijk do juwelier Tiianus,
van de firma Merksman en Tiia
nus, uit Leeuwarden.
Toen u de boodschap van uw
patroon, om een collectie diaman
ten ter waarde van twintig dui
zend gulden te zenden, over
bracht., sprak u met mijn compag
non, mijnheer Merksman. Ik ken
de u niet, want ik was niet aanwe
zig. Natuurlijk doen we graag za
ken en ik besloot uit een oogpunt
van veiligheid de diamanten zelf
te gaan brengen. Ik kon juist den
trein van drie uur tien nog halen,
als ik met een auto ging en ik
nam een eerste-klas coupé voor
mij alleen. Precies op het oogen-
blik, dat de trein vertrok, kwam
u binnenstuiven en uit uw oogen
trof me een blik, die mij sterk aan
een bepaald persoon herinnerde.
Excuseer, dat ik het zeg, maar die
persoon maakte zijn werk ervan,
juwoelcn t.e róovcn. Daarom be
sloot ik. zooals mij bekend was,
een truc toe te passen. Ik deed,
alsof ik gek was, iets wat een hei
ligen angst inboezemt. Op die ma
nier trachtte ik uw aandacht van
de diamanten af te leiden, maar
had ik alles geweten, dan hadden
wij een ietwat opgewekter onder
houd kunnen hebben. Begrijpt u
Ik begreep.
Een soort „bravourstukje"
Jus, zei ik eenigszins gekwetst,
omdat hij mij met een juweelen-
iief vergeleek. I' beschouwde mij
dus als een treinbandiet
Misschien, was liet ontwij
kende antwoord. Je kunt nooit we
ten, nietwaar Bent u een beetje
van den schrik bekomen
Ik haalde de schouders op en
moest tenslotte lachen, hoewel ik
voelde, dat ik mij op z'n zachtst
ïitgedrukt, jongensachtig had aan
gesteld, maar dat gevoel verdw een
nmidclelHjk, (oen mijnheer Tiia
nus mij een briefje van tien in de
handen drukte als compensatie
voor den doorgestanen angst.
Toen hij mij bovendien nog oen
prima sigaar aanbood, stamelde ik
Dank u.Napoleon. of
als u wilt.koning Edward van
Engeland.