reiziger klaagt dat van Sleeswijk op Gorinchem de over
vaart per schuit in den drek van paarden en koebeesten
geschiedt. Bij Frans Buffa en zonen is een schoon portret
van Mr. M. G. van Hall uitgegeven. De Erfprins van Koburg
heeft lever-ontsteking. De spoorwegen zijn in Frankrijk voor
Z. M. de Koning gevaarlijk. De beij van Tunis scheut door
zijnen neef vermoord te zijn. De Koning van Frankrijk
schijnt niet ongenegen om eene huwelijksverbintenis der Ko
ningin van Spanje met eene Italiaansche Bourbon toe te laten.
De hertog van Aumale heeft spaansch gesproken. Er is eene
hevige brand geweest in het nonnenklooster der H. Therecia
te Gent. Tot accoucheur van H. K. H. de Prinses van
Oranje is benoemd de heer Terbruggen. Te Amsterdam
vestigt men zijne aandacht weder op de kleine visschery.
Ab-del-kader was bijna door de Franschen gevangen. IE
Braziliaansche M. is in haar nieuw vaderland. In Duitsch-
land wordt de landverhuizing begunstigd. Engeland ziet
met vlammende oogen op het Chineesche goud. In Zwe
den is eene nieuwe scheepsvaart verorden ng in het licht
verschenen. Te Lubeck is eene volksbeweging geweest.
In Griekenland zullen verscheidene officieren, landmeters en
houtvesters worden. De vreemdelingen krijgen aldaar hun
ontslag. In Nederland bekleeden vele buitenlanders aan
zienlijke posten.
,11 K X' ii 'K Ij W jk M M.
Trek uit het leven van
MAH7I1T SÏÏRBAIO,
Generaal van ESPARTERO.
Het was op liet einde van December 1837 de burgeroorlog
tusschen de aanhangers van Don Carlos en die van Christina
als moeder en voogdcsse van Isabella II, was op zijn hevigst.
In het aanzienlijkste huis van een dorp van de provincie
Alava omstreeks drie mijlen van Yittoria en binnen de Car-
listische liniën, was een gezelschap van tusschen de veertigen
vijftig menschen bijeen. De zaalwaarin het gezelschap zich
bevond, was een dier groote maar simbere vertrekken, zoo
als men er in de provinciën vele in de oude huizen ontmoet
en was Iietgcne men eigenlijk zou kunnen noemen een' zolder.
In het midden van dit vertrek of van dien zolder zat een
twaalf- of veertiental personen rondom een groen lakensch ta
feltje te spelen; achter dit tafeltje stond eene gehcele menigte
dit spel aan te zien het verdere gezelschap was in groepen
verdeeld. Op de speeltafel stonden een paar lampen, dieeenen
donker geelachtigen tint over het gelaat der aauscliouwers ver
spreidden. Op een' der kanten van de tafel zag men eenige
stapeltjes goud opgehoopt die men op omstreeks de twintig
duizend realen had kunnen schatten en daarnevens zag men
nog grootcre stapels zilvergeld.
Alzoo men in het hart van den winter was stond er ter
verwarming, een groot komfoor met glimmende kolen onder
de tafel, en nog een ander in een der hoeken van het vertrek
waarom verscheidene grijsaards gezeten waren die al de cou
ranten lezende de spelers niet weinig verveelden met hunne
aanmerkingen op het spel waaraan zij zelve geen deel namen.
De persoon die de bank hield was een man van zekeren,
dat is te zeggen van zeer onzekeren en nabij aan het uiteinde
grenzenden leeftijd; de twee koperen, met franje omzette epau
letten oj) zijne schouders gaven te kennen dat men hem on
der den titel van «Kapitein" behoorde aan te spreken. Aan
vankelijk was hij priester geweest maar de omstandigheden
hadden hem het zwaard doen aangorden.
Verzot op het spelhad hij het wonder geluk gehad in
plaats van er door tot wanhoop vervoerd te worden, er zijn
fortuin in te maken.
De overige spelers waren kommandauten kapiteiuen en on
der-officieren die na al hun geld verspeeld te hebben al
wat zij aan kleinodiën of zelfs aan benoodigdheden bezaten,
als inzel-prijs gaven overigens liepen er eenige burgerlijke
overheden beambten en burgers mede onder door.
Een jong meisje deelde ververschingen rond die geld had
den konden er van bekomende anderen mogten toezien en
hun sigaartje rooken dit was het geval van de meeste.
Het hagchelijk oogenblik was daar; het geld lag op de kaar
ten niemand durfde ademhalen, en zelfs het meisje, hetwelk
hier voor Hebè speelde bleef onbeweeglijk op hare muiltjes
staan. Er waren reeds een paar kaarten gekeerd maar er
was nog niets beslisteindelijk was het lot gunstig aan den
kommaudaut der Carabineros die negen oneen goud op zijne
kaart had gesteld het overige van het geld verviel aan den
bankier die het bedaardals een oud gediende in eenen
grooten zak, naar zich toe streek. Dit gedaan, riep hij een
kleintje Madera en stak zijn sigaartje aan de lamp weder
aan om het spel te kunnen hervatten.
De klok had reeds lang middernacht geslagen. De wind of
stormvlagen sloegen tegen de ramen en de stortregen kletterde.
Des ongeacht was het spel weder begonnen toen de spelers
eenklaps voor een oogenblik afgetrokken werden door het
geknal van eenige geweerschoten. Do nieuwsgierigsten maakten
de ramen open, om, zoo mogelijk, te ontdekken wat er gaan
de mogt zijn; maar de donkerte hinderde hen iets op te merken,
en daar ook zelfs de blaffende honden weer zwegen deden
zij de ramen weder digt, en het spel ging op nienw zijnen gang.
Eenskla2is evenwel wordt er hard aan de deur geklopt de
spelers sprongen van schrik van hunne stoelen op.
De spelers die geen moeds genoeg bezitten om te gaan zien
wat er gaande was, zijn evenwel kloek genoeg, omlietmeisjc,
hetwelk hen bedient op straffe van al wat vervaarlijk is
te gelasten door het spioneerluikje aan de deurte gaan
zien wat het wezen mag.
ÏTie is daar? roept zij. F~riendenis het antwoord en
het meisje, door het luikje niet anders ziende dan eene boe-
reuklecding als de dragt van den omtrek doet argeloos de
deur open. De man die aangeklopt had treed het huis bin
nen en verder naar de zaal of den zolder waar de spelers
gezeten zijn daar begeeft hij zich nog geheel onopgemerkt
achter de sjieeltafel.
Hij was een man van minder dan middelmatige gestalte
maar sterk gebouwd en schijnbaar ten minste, omstreeks de
vijftig jaren oud. Hij was nagenoeg geheel in eenen bruinen
mantel gewikkeld aan zijne voeten had hij ecu paar alpar-
galas of sandales en een paar witte garen kousen dekten zijn
beenen. Van zijn gelaat liet hij niet anders zien, dan een
paar ligt grijze oogen die van tijd tot tijd bliksemstralen op
de tafel der spelers schenen te schieten.
Aan het eene einde der tafel zat een man van reeds gevor
derden ouderdom. Aan den eerbied niet welken hij door de
overigen behandeld werd en aan zijne onderscheidene klce-
ding zag men niet onduidelijk dat hij tot de lioofd-officieren
van het leger behoorde. Na gespeeld en vijf of zes oneen gouds
verloren te hebben, zat hij thans, schijnbaar rustig, te kij
ken maar zicli indedaad te verheugen oTer het ongeluk van
hen die even als hij verloren en het geluk van hen die
wonnen, te benijden. De plaats aan zijue eene zijde was de
eenige onbezette aan de tafel. De vreemdeling ging zonder
te spreken achter hem stann.
lleeds waren er zeven kaarten gekeerd en de bankier keerde
de acliste toen de vreemdeling met holle doffe stem uitriep
Vier realen op den Caballo (den knecht); teTens wierp hij
een peseta over het hoofd van den generaal op de tafel.
De generaal keerde zich 0111als hadde men liem met een
mes tusschen de schouders gestoken en met een blik van
diepe verachting zag hij op den boerdie hem zoo 11a had
1 durven naderen. Al «ie overigen waren evenzeer verontwaar-
I digd. De bankier legde bedaard de kaarten ter neder, om af
te wachten dat de rust hersteld zou zijn en inmiddels zeide