telein of hij voor zijn geld en goede woorden hier kon logeren. «Waarom niet," antwoordde de kastelein, die van genoegen blaasdeen aanstonds wees hij eeue kamer aan, waar de rei ziger zich welgemoed op eene stoel uederwierp en zich zoo wel verkwikte met de rust na moeijclijke reis, als hij zich eenige genoegelijke dagen voorspelde, lleze bleven dan ook niet achter, zijn dejeuner liet niets te wenschen over; dan ging onze goede baron na cenige lectuurop de wandeling en bezocht de aangename omstreken. Koflij of drinkhuizen ging hij voorbijwant hij zeide lot het matigheid-genootschap te behooren. Les middags evenwel haalde hij zijne schade duchtig in. Hij verslond de keurigste geregten en vleuschspij- zen en het gevogelte plunderde hij zoo verschrikkelijk, dat het, zoo het van den dooden had kunnen opstaan zich zelf niet zou hebben kunnen terugvinden. Ten einde zich niet aan on matigheid bloot te gevenbehielp de zedige Epicurist zich telkens met een llesch bourgogne of portwijn; om kort te gaan hij deed zich doorgaans zoo te goed dat het meestal meer ournagt dan onwil was als hij verklaarde des avonds niets te zullen souperen maar onder den walm van een glas punch zijn ledikant betrok. Dit onbezorgde leven verveelde den gast nietin tegendeel hij zou er wel eene eeuw lang in hebben deelen maar daar toe was hem de waardin in den weg. Na verloop van 14 dagen onderhield zij haren eerzamen echtvriend over zijnen zonderlingen gast die nog niet gezind scheen op te trekken zij betuigde dat zijn gedrag haar ver dacht voorkwam, dat hij in de stad noch kennissen, noch za ken te verrigteu had, dat overigens zijn uiterlijk voorkomen meer overeenkwam niet den naam dien hij droeg dan met de verteringen die hij in huis maakte dat zij bijkans begon te vreezen of hij niet een al te goede kalaut was. Enfin do waard mede, ongerust geworden besloot den heer Jfcibc- uichts over zijn verder verblijf ten zijuent te onderhouden, en voox'loopig hem eene rekening van het voorledene aan te bieden. Reeds op den volgenden morgen melde zich de kastelein bij liem aan. «Het schijnt u hier te bevallen, heer baron?'' «Opperbest, uitmuntend; ik verlang het niet beter!" Zeer verpligtmaar... als ik zoo vrij mag zijn 11 te vra genhoe lang denkt gij nog hier te vertoeven." «Hoe langer hoe liever; dit hangt geheel van uwen goeden wil af." De kastelein blaasde driemaal sterker dan hij anders ge woon was. i> Yan mijnen wil daar zal de uwe wel bij behooren." «In 't minst niet. Ik ben bij uitstek te vreden. 'tls waar lijk hier te goed om heen te gaan." Ja maar zou het toch wel kwaad zijn, indien wij tot een accoord kwamen." Daar zie ik voor mij geene behoefte in." «Dit kan wel zijn, maar mag ik u de rekening van de laatste 14 dagen aanbieden; en tegelijk lag dezelve groot ƒ150, den heer Hubeniehts voor de oogen. Zonder te bloozen of te verbleeken gaf de baron de reke ning terug en zeide ko.1 weg: zoo is het niet gemeend zoo is ons accoord niet; wel mijn geld en goede woorden. De laatste heb ik reeds over genoeg het eerste vraag ik thans en verwacht dat ik op mijne beurt reden tot tevreden heid zal hebben.» «Ongetwijfeld, ziedaar mijn geld waarop ik uw gul onthaal gevraagd heb en genoten en met een leide hij vier kwartjes een dubbeltje en drie centen op de tafel.» «Wat bis dat! seheert gij met den gek daar is de rekening; betaal of ik laat u de deur niet uit.» ÏSiets liever dan dit want ik weet niet waar ik het weder alzoo krijg en met een weinig minder ben ik ook te vreden. Doch de rekening kunt gij wel verscheuren en het geld legt er ik begeer er niet eens kwitantie voor.» «Gij zijt een schurk! zal ik u in de gijzeling, een ander logement bezorgen Indien ik het heb als bij u met alle liefde. Ik deel dau in allen gevalle in uwe zorgen.» De kastelein verbeet zich van spijt en woede wat zou iiy doen tegen een landloopcr die niets bezat; want zijne koffer was slechts gevuld met lucht. Eiudelijk scheen hem een middel in te vallen, dat hem voor het geleden verlies eeuigermate kon schadeloos stellen. Hoor eens, zeide hij tot zijn ouweikomen gast, ik zie dat gij het op bedriegen toelegt maar ik vergeef het u als gij mij nen raad volgt.» «Om nog een paar dagen te blijven?» Waarachtig nietgeen uur maar dat gij bij mijn over buurman gaat en liem denzeliden koot stooft.» «Och mijn lieve H. hoe gaarn deed ik het; maar ik beu er reeds geweest, enK. heelt mij hier gezonden.» 11. blies verschrikkelijk en Hubeniehts was de deur uit. EEN DELICAAT DEJEUNER IN KORDOFAN. De reiziger Ignatz Pallme was bij het hoofd der Dshelabis op een dejeuner uitgciioodigd geworden. Hij verscheen, hij stopte een pijp en dronk een kruik gerstenwater daarbij maar ontdekte nergens eenig spoor van vuur of voorbereiding tot eten, zoo dat hij eindelijk vraagde, of er niets opgezet zou worden. «Het zal zoo aanstonds klaar zijn!" antwoordde de gastheer en wees op een schaap, dat in den tuin roudliep. Met verwondering blikte Pallme op het dier, toen plotseling een slaaf het den kop afsneed het lijf opende den maag er uitnam en dien goed afgewasscheu op eene schotel leide vervolgens de galblaas van liet schaap als een citroen er over uitperste en eindelijk alles mei t ne groote hoeveelheid roo- den peper bestrooide. Het dejeuner was daarmede gereed en Pallme weid verzocht spoedig aan te schikken eer het koud werd. Hij bedankte zoo beleefd hij kon en zijne wei gering werd niet eene medelij denden glimlach door de overige gasten ontvangendie zich regt te goed deden. Later voegt de reiziger er bij proefde hij dit eens uit nieuwsgierigheid en het smaakte hem inderdaad niet kwaad doch hij kon het niet brengen tot verzadiging. WIE ZIJN BROOD MET TRANEN EET. Men hoort niemand zoo luide over de ellende der armen klagen dan de rijken die hen konden helpen. Immers niet de arme maar de rijke eet thans zijn brood met tranen; de eerste heeft alleen tranen zonder brood. Slbttjcvigntijën. Heden verloste zeer voorspoedig van eene welgeschapen DOCHTER, M.-cle Graaf geliefde Echtgenoote van Nieuwediep K. D IJ K E R. 25 Aug. 1843. Alle degenen welke iets te vorderen mogten hebben van of verschuldigd zijn aanna wijle Pieter Nanningsin leven Winkelierlaatst ge woond hebbende en den 15 dezer maand overleden aan den Hoorn op Texelgelieven daarvan opgave te doen vóór of op 15 September aanstaandeten kantore van Mr. W. BokAdvocaat en Notaris aan den Burg aldaar. TEXEL 20 Augustus 1843. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NicuweDiep. Gedrukt bij G. GILTJES te Helder.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1843 | | pagina 4