DE HOUTEN SCHOORSTEEN, bragt. In Griekenland bedraagt de bezuiniging vier milli- oen drachmen. De koningin van Griekenland bevindt zich in blijde verwachting. Eene weduwe en een jonggetrouwde burgervrouw bieden zich aan als min. Acht Ezelinnen te koop. God geleid mij ligtin lading naar Maastricht. Het landgoed Putten is doorsneden met levend water. De groo- te mogendheden zoeken een man voor Isabella van Spanje. De paarden hebbenbij de groote manoevres te Berlijn niet voldaan. Te Zand voort heeft de eerste comparitie plaats gehad om het paardenras te verbeteren. Vader Matthews verbetert bij voortduring het mcnschenras. Eene vrouw heeft zich door het drinken van genever van het leven beroofd. Bij toeval te koop een dans en speelhuismet de daarbij zijnde inventaris en verdere ornamenten. Op do geboorte dag van Z. M. koning van Pruissen zal de Bijnpruissische IJzerbaan worden geopend. Te Aduard is eene vereeniging opgerigt ter afschaffing van het drinken van sterke dranken. Onder het bestuur aldaar zijn twee bijzitters. De meeste ambtenaren zijn te Osnabruch leden van het matigheids ge nootschap. De Zaandamsche kermis zal luister bijgezet wor den door een troepje koorddanserseen planeeltrekker een gochelaar eenige zakkenroldersschoenpoetsersdooi de schouwburg van wijlen mejufvrouw van Krugtendoor draaimolens en loterijen in miniatuur terwijl van 's middags drie uur tot laat in den nacht in elke kroeg en herberg op de viool zal worden gespeeld. In het Luxemburgsche heb ben de landlieden last van rupsen. De keizer van Brazilië heeft atstand gedaan van van zijn tractement ten behoeve van de schatkist. Een bij nacht alhier ingevoerd zijnde zieke koe is door de Nachtwachts gearresteerd en des morgens naar de Gemeente Warmenhuizen - van waar hij gekomen was geëxpedieerd en aldaar onm ddelijk van kant gemaakt. E X E I W JE J® Jfif. J)e wachter van den ouden toren van Tessina sprong van de bank op die hein tot rustplaats diendewant de stilte van den nacht werd door een hevig kloppen aan de buitenpoort afgebroken. Hij trad naar voren 0111 door een der openingen te zien of hij bespeuren kon wie zij waren die op dit on gelegen uur hem kwamen hinderen. Met te meer onwil deed hij zulks omdat het gerucht hem onwillekeurig met schrik had vervuld. Zijne oogeu fonkelden en zijne dikke wenkbraau- wen waren zamen getrokken, dat zij een enkel geheel schenen uit te maken. Hadden de reizigers zijnen blik kunnen zien, zij zouden getwijfeld hebben ot' het die was van een mensch of van eenig wild gedierte. Gelukkig was de nacht te donker om alles zoo naauwkcurig waar te nemen en Saccarilo was wel eenigzins te verontschuldigen vermits de bezoekers hem gestoord hadden in zijnen eersten slaap. Intussclien ging men voort met op de poort te bonzen, zijne oiigenoodigde gasten naar den nikker wenscliende stak Sac carito eenen lantaarn aanen toen een weigeslepen stilet uit de schede trekkende ging hij op de geruchtmakers af. Om den lezer met den bewaker van dien eenzamen toren in kennis te brengen is het niet overbodig te zeggen welke soort van mcnsch hij was. Hoewel aan den oever van de kleine rivier Maranella in Italië woonachtig deden zijne kromme uitspraak en gewrongen taal en ook de vreemde snede zijner kleederen, al dadelijk bespeux-en, dat hij een inboorling was. Zijne gestalte was rijzig en forsch en zijne ruwe gelaatstrek ken waren meer geschikt om afkeer en schrik dan wel ver trouwen en vriendschap in te boezemen. He bewoners van den omtrek huiverden doorgaans bij het noemen van zijnen naam; vooral sedert het gerucht in omloop was gekomen, dat de dolk van een bandiet die hem doorsteken wildeop zijne borst was in stukken gesprongen. Men zeide wél te weten dat hij door tooverniiddelcu zich onkwetsbaar had gemaakt, en nu en dan bezoeken ontving van iemand van wien ieder goed christen dagelijks bidt verlost te worden. Saccarito zag er uit als of hij de veertig naauwelijks te boven was en toch wisten de kinderen zelfs te verhalen dat hij in 1440 reeds den toren bewoonde terwijl men nu 1503 schreef. Zijne ge- hecle zoo tegenwoordige als vroegere levenswijze, was met een geheimzinnige sluijer bedektdien het bijgeloof nog veel dig- ter maakte, dan hij werkelijk was, en die in alle" gevallen, niemand den moed had op te lig'en. In één woord de man was een vreemd en raadselachtig wezen op hetwelk de «an- sche omtrek zijne aandacht vestigde. Meer dan een reiziger ging, in weerwil van storm en duisternis, de woning voorbij, zonder zijne gastvrijheid op de proef te stellen; liever nog een uur verder te gaan om dak en dek in do herberg van San Marino te zoeken dan bij hem in te keeren. Zoo sterk was de indruk der zonderlinge gevallen en wonderbare historiën die omtrent den wachter en zijn verblijf van mond tot mond gingen. Op den 14 Mei 1503toen de nacht reeds viel stonden twee jonge kunstenaars die te zamen eene kuustreize deden voor de poort der aan den toren verbonden bouwval slil, met het vast besluit, om het inwendige daarvan eens op te nemen, Men had hun gezegd dat Giuseppo Giocchitii en na hem zijn neef, de graaf Tessinain die muren had gewoond; maar dat zij tegenwoordig niets anders waren dan een verblijf van spoken en booze geesten, die er goeden sier maakten en geene levende ziel toelieten dan Saccaritovan wien men eigentlijk niet wistof hij zelf wei de regte was. Met die vertelling den spot drijvende, hadden de twee kunstenaars geantwoord, voor den nikker en zijne handlangers niet bang te zijn. "Wat meer is zij hadden gezworen met de bewoners van dit verblijf te gaan keunis maken en stonden nu aan den ingang om hun voornemen ten uitvoer te brengen. »YVat wilt ge? wat moet ge? vroeg Saccarito met een bar- sche en grove slem. Orestes en Pijlades was het antwoord verzoeken u on derdanig om herbergiug voor dezen enkelen nacht." Gaal veel liever uws weegs; ik open zoo laat niet; aut- woorde Saccarito." u Yriendclijke meester van dit behagelijk kasteel, hernam een der bezoekers wie ge moogt zijn wij hebben gezworen u van aangezigt tot aangezigt te zullen zienen den nacht onder uwe tinnen door te brengen." Gaal liever uwen weg zeg ik; het mogt u misschien te laat berouwen hier den voet te hebben gezel. «In tegendeel; wij gaan niet van Sier; uwe beleefdheid is te groot om er niet zoutler pligtplegiug gebruik van temaken." Een uur verdei- vindt ge eene goeden herberg, goede bed den en goeden wijn." Wij zullen ons liever met uwe kamer en met uwen wijn behelpen. Als gij onze schenker zijtkunnen wij nergens be ter te regt. Maak dus spoedig open; de nacht is koel en er liaugt een vochtige nevel. Gij zoudt wanhopend zijn ais wij het ongeluk hadden verkouden te worden. »Ik zeg u dan ronduit, dal gij hier niet binnen komt." «Toonbeeld van gastvrijheid! wij zweren i>dat ge ons open zult doen iudien ge niet wilt dat wij zelf ons den weg ba nen, en u dien naar uwen zwarten vriend wat korter maken, met onze kling." O]) deze bedreiging die met een hevig trappen op de poort- vergezeld ging, antwoordde Saccarilo niet verder." He twee vrienden hoorden de grendels uit hunne ringen bewegen en een oogenblik daarna knarste de poort op hare

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1843 | | pagina 3