zware hengsels.
Zij traden binnen.
«Uwe edelheid is eenigzing liardhoorig sprak een hunner,
terwijl hij op zijne leenen ging staan om bij het reusachtig
ligchaam ran Saccarito wat minder af te stekenen hem
ontzag in te boezemen.
Dat komt, antwoordde deze omdat mijne edelheid geene
ongenoodigde gasten vertrouwt."
Gij vergeetdat Italiaausche edelen van zuiveren bloede
altijd zorgen de gastvrijheid, die hun bewezen wordt, in
ruimte te erkennen.
Dus sprekende drukte hij den wachter eene welgevulde beurs
in de hand, die echter op zijn gelaat eene uitdrukking te
weeg bragt nog minder behagelijk dan het gevolg was ge
weest van hunne bedreigingen.
En uwe edelheid vergeet, sprak Saccaritoterwijl hij deu
jongeling met fierheid van top tot teen beschouwdeen de
beurs in de gracht wierp, dat edellieden van zuiveren bloede
om het even van waar zij zijn, nimmer geld nemen voor het
herbergen van wien hij wezen moge."
De kunstenaar stond verrast; hij kon zich dien afkeer van
het goud .in eenen man als Saccarito niet verklaren, zich
herstellende vroeg hij op tuchtigen toon
Zoudt gij de goedheid wel willen hebben ons aan uwen
meester voor te stellen
»Yolgaarne, was het antwoord.
«Gij ziet wel, sprak de vrager, een jong schilder in
stilte tot zijnen vriend die muzijkant was,dat dtt oude
nest niet onbewoond is, zoo als men iu den omtrek gelooft;
maar wees op uwe hoede want hetgeen ons gebeurt is niet
geschikt om vertrouwen in te boezemen."
»Yolgt mij, riep Saccarito, die, na eene flambouw te heb-
aangestoken zijne gasten vóórging.
Gij schijnt de eenzaamheid te beminnen sprak de schil
der op wien de doodsche stilte, die hem omgaf, een diepen
indruk maakte.
Doch Saccarito antwoordde hem niet.
Hij bragt de jonge lieden door vijf of zes verschillende gan
gen deed hen langs eenen steenen trap van twintig treden
afdalen en bluschte beneden gekomen eensklaps de flam
bouw uitzoodat de twee vrienden zich onverhoeds in diepen
nacht bevonden.
«Wat moet dat beleekenen riepen beiden hunne zwaar
den trekkende.
Ziet voor u was het antwoord.
Eu inderdaad zagen zij nu eene half openstaande deur, door
welke, zij vervolgens in eene zaal gingen flaauwelijk verlicht
door het bleeke schijnsel van eene lamp, die aan de zoldering
was opgehangen.
Hier heb ik nu sprak Saccarito de eer u voor te stellen
aan mijnen meester en zijne geheele familie, en wees hen,
dit zeggendemet den vingerop verschillende reijen van
graftomben nevens elkander in deze zaal geplaatst.
Elke dier lombeu droeg een marmeren standbeeld het lid
van den huize van Tessina voorstellende, wiens stoffelijk over
schot in de tombe rustte: hier een ridder van top tot teen
geharnasd; daar een kerkprelaat met het bisschoppelijke kruis;
ginds eene vrouw met gevouwen handen alsof haar gebed
nog niet ware afgebroken. Allen schenen als door een won
derwerk versteend in hunne marmeren gewaden het uur te
verbeiden waarin dc roede eens toovenaars hen uit den kou-
deu slaap vau eenen schijndood zou kunnen opwekken. De
indruk van dit onverwachte schouwspel wes niet zeer aange
naam; doch het kunstgevoel deed zijne regten spoedig gelden.
Zij beschouwden de lomben met bewondeiing. In verrukking
riep de schilder uit:
«Op mijne eer, llome bevat niets schooners! Al die beelden
zijn van groote meesters zij zijn wonderen van kunst. Ifoe
heerlijk is dit alles gewerkt! Welk eene waarheid en ziel!
Hier gevoelt en erkent men het gezag dat de kunst over
doode stoffen uitoefentEen blok marmer met den beitel
aan te raken, dat het vorm krijgt; dat het langzaam van
warmte en gloed doortrokken wordt; dat het dagelijks in
schoonheid wint; dat het eindelijk ademt en voor alle tijden
leeft welk een vermogenJNaast de scheppingskracht des
Eeuwigen, de scheppingskracht van liet genie! Ook de kunst
heeft hare alinagt en goden.
Aldus spraken de vrienden langen tijd met elkander °P3e'
togen door de schatten van beeldhouwkunst die hen omria8"
deu, en door de edele bouworde der zaal. Saccarito liet
hunne verrukking den noodigen tijd; doch niet zonder nu en
dan teekenen te geven van groote verveling. Eindelijk ont
stak hij zijne flambouw op nieuw, en wenkte zijne gasten,
om hem te volgen.
Langs eenen anderen trap bragt hij hen weder naar bovcu
doch nu door de vertrekken die eertijds door de heeren van
Tessina werden bewoond. De weelde en schoonheid dier zalen
verbaasde hen te meer omdat zij zoo sterk afstaken legen het
verwaarloosde en vervallen uitwendige voorkomen der oude
burgt. Duiten zag men enkel bouwvallen doch binnen aan
schouwde men niets dan rijkdom en smaak die aan het won
derbare grensden. Geheel het inwendige was weelde en poezij
De bouworde was eenvoudig doch in den edelslen stijl. Al de
versierselen getuigden vau deu kiesckeii smaak des bezitters.
Sommige meubelstukken dagteckendcn blijkbaar van liooge
oudheid derzelver snijwerk had al de fijnheid van kant. De
vensters waren met zijden behaugsels gedekt. Aan de wanden
met kostbaar tapijtwerk bekleed prijkten een aantal portret
ten van krijgslieden en edele vrouwen en aan het gewelf
van elke kamer las men de spreuk
ante omnes bellicosi Tessiiii.
(De Tessini meer dan alle oorlogzuchtig.)
{Het vervolg hierna
tin tién.
Wij kunnen niet nalaten door deze afscheid te ne
men van diegenenvan wie wij zulks niet persoonlijk
hebben kunnen doen.
Helder 27 September 1843.
J. HOEKSTRA en ECHTGENOOT.
De ondergeteekende door velen aangezocht
maakt thans aan Ouders bekend, dat hij in de
gelegenheid gesteld ishunne kinderen les te geven
in Fransche, Engelsche en Hollandsche DANSEN enz.
Tevens biedt hij zich aan om jonge lieden les te geven.
NieuwediepWijk L No. 189.
P. NAIINK.
Dank zij de edelmoedige redders welke mij en mijn sloepsvolk
nevens de equipagievan het op den 25 Sept. alhier gestrande
Noordsche Barkschip ter hulpe zijn gesneld, en ons allen, aan
onze dierbare betrekkingen hebben terug gegeven; opentlijk
moeten wij ook onze dankbetuiging toebrengen aan den 2« Luit.
Perdondienende bij het algemeen depot der Landmagt No. 33,
welke zich zoo ver boven ander heeft weten te onderscheiden en
zóó overmoeid ter onzer redding, zich ten prooi der golven
heeft gewaagd; dank aller hunner pogingen welker gevolgen
zoo gelukkig zijn bekroond geworden.
N. HETTERING F. ELMER Sloepschippers.
Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te Nieuwe Diep.
Gedrukt bij G. GILTJES te Helder.