voren. De hertog van Bordeaux is in Engeland door 300
Fransche Edelen omringd. Een toneelstuk van den vermaar
de Scribe is uitgefloten. De hertog van Aumale is te Al
giers. De policie alhier heeft een horologiedief gearresteerd.
De heer Rochussen is in den Haag. Te Weslfalen is een
helsche mach ne met de post ontvangen en door de poli
cie gearresteerd. De keizerin van Rusland zal in de lente
de baden te Ems gebruiken. De gouverneurs van Noord
en Zuidholland de minister van binnenlandsche zakende
plaatselijke autoriteiten van 's Gravenhage Leijden Haar
lem en Amsterdam henevens vele genoodigden hebben de
opening der spoorvveglinie met hunne tegenwoordigheid ver
eerd. Bij G. van Peursem is van de pers gekomende
Reizigers op den weg naar den hemel. De koning der Bel
gen gaat op do woh'enjagt. De prins van Oranje was in
1831 van dezelfde lust bevangen. Het getal ridders der on
derscheidene ordersis dezer dagen weder vermeerderd. In
Duitschland wordt ééne stem gehoord om de speelbanken af
te schaffen. Z. M. onze geëerbiedigde koning heeft de sla-
tuten van het Amsterdamsche matigheids-genootschap goed
gekeurd. Is uitgekomen Marquis de Thouars 1813 op 't
grootvaderlijk graf herdacht; geestenstem in November 1843.
jaENGE&ir IS MM.
SGRlKO£.\ ©VER filSST WIJNTJE.
Zamencjesteld uit F'aderlandsche Spreuken en Spreekwoorden.
Aandachtigeu!
Zoo gaat hel in de we.eld! goede raad is duur; 't is meestal
tuit tuit het eene oor iu het andere weer uil. Men noemt
de waarheid goed en men ontzegt haar herbergwaarheid
spreken baart vijandschap maar at zou de onderste steen bo
ven staan ik zal ze aan het licht brengen waut al ligt de
waarheid in het graf, al wat haar drukt net moet er af!Ik
bid u, luistert dan als vinkeu blijft aan de woorden mijner
lippen hangen als de mosselen aan de palen; bewaart mijne
redenen als bagijnenkoek opdat het berouw bij u niet te laat
kome en bedenkt toch altijd: heden rood morgen dood!
Maar ja wel! daar hebben we het al, zei Besje, en zij spoog
het hart uit haar lijf daar hebben we het al, gij valt mij in
de rede met uw tuit tuit, ouwe leuren en zegt: de wijn is
Medicijn de jenever streelt long en lever en is niet voor de
ganzen gebrouwen; dronken drinken is geen zonde, want:
Hippocrates die leerde dat
Men eens ter maand moest wezen zat.
Zoo hollen de broeders van de natte gemeente ouder ons
door, als een blind paard; daardoor geraken zij van den wal
in do sloot en eindigen met de liefhebberij van verhangen
doodschieten of verdrinken.
Daarom zeg ik, dronken drinken is zonde, schade en schan
de hebje in het bordeel den eeuen voet, weet dat de tweede
in 'l gasthuis moet, want:
Wie veel smeert de borst
Eu drinkt zonder dorst
En kust zonder lust
Eu eet zonder honger
Die sterft des te jonger.
Mooi gebabbeld!! snaauwt gij mij toe; wij drinkenden wijn
van goeder harte: wij verdrijven door hem de zorgen; zouden
wij ons geld in het water werpen? neen!
Al ligt ons land in 't water schier verzonken
Toch wordt er minst dat laffe vocht gedronken.
Wijn maakt vrienden en vrolijke waarden maken vrolijke
gasten. Luchtliart treurt niet waut is het buikje vol dan
ts het hartje blij en op eene volle buik slaat een vrolijk
hoofd; is weinig goed, veel kan geen kwaad; zouden wij min
der zijn dan de visschen die drinken als zij willen en wor
den nimmer om het gelag gemaand; sinds een' roes t« drinken
opgekomen is ziet men zooveel zatte beesten niet en over
exteroogen in de keel spreekt men niet meer; in den wijn is
de waarheid
Ik zegge u te veel is ongezond overdaad baart walging
te zameii zuipen en blazen is eene daad van regte dwazen
maat houdt staat: wilt ge er een glaasje op zetten 'tisgoed,
maar droogt in tijds uw netten:
Die wijn drinken zonder smaak
Doen een onbesuisde zaak
Laat u drank en eten geven
Niet uit lust maar om te leven.
Waut wat is toch een mensch die veel te drinken plag
Is niet zijn buick een goot, fiudien men 't zeggen mag)
Waarom dan goeden drank gegoten in rioolen
Allemaal praatjes voor de vaak, antwoordt gij; het dronken
drinken is niet van gisteren: onze ouwetjes wisten hun weetje
ook wel het was bij hen ook al Johannis Johanniszoo
lang als er wijn in de kan is; maar als de kan uit is, zeggen
ze dat Johannis een guit is.» Leeringen wekkeu, maar voor
beelden trekken; en is het waar, dat er geen jongeu komen,
die het de ouden verbeteren dan piepen zij toeh zoo als
deze zongen; het is een slecht kind, dat niet naar zija vader
aardt; en dan nog, schenken en geven, maakt nichten en
neven, voor gereed geld staan de gevels omhoog, en de han
den open; dan is het, welkom binnen indecombuis knecht!
meid loopt en tapt van nominer zooveel.
Gij bedriegt u aaudachtigen Wijn denkt gij maakt
vrienden: maar hel is dan ook maar vriend! vriend! zoolang
als het dient; houdt gij op met geven, weg ju de neven:
vrienden iu den nood tien in een lood. Is het vaatje leus
en de tap toe dan wordt gij nog uitgejouwd; laat ze zorgen,
die ons borgen: roepen zij. Zinkt uw fortuin als een baksteen,
dan zeggen zij laat pompen die koude hebben wij hebben
een' jas aan. Zoo hebt gij u dan gebrand en moet op de.
blaren zitten; want als de varkens vol zijn, werpen zij den
trog om; ondank is 's werelds loon.
Maar zult gij welligt vragen moeten wij dan uitdroogen
als een stokvisch? Bij eten past immers goed drinken: kalk
en sleeu mclsell wel; hel vischje wil zwemmen, en de kalfs
kop wil begoten zijn; wijn is medicijn; de dooden drinken
ze niet; daarom willen wij genieten, zoo lang het druivenbloed
iu het glas wil vlieten. Leve doctor Snel\
Ik herhaal het, Aaudachtigen! maat houdt staat: en goede
wijn behoeft geeue krans: maar gij verlangt wijn en drinkt
venijn. Het is waar
Gij vraagt den waard naar zijnen wijn
Gewis hij zal de beste zijn.
En ondcrtusscheu is het, als scherp bier op den tap, het loopt
op de heft: het li eet wijn van Alicanle maar hij is van alle
kanten en niet iu Spanje gegroeid. Veel droukjes veel smaak
jes zoo slaat gij, met verwarde zinnen, met uwen drank,
vergift naar binnen.
Eu wal de kasteleins betreft bij den een' hangt de schaar
uil; do ander schrijft met dubbel krijt; een derde wascht den
wijn en spoelt de glazen; kortom, geen iveertof hij scheert.
Verwijt gij hun dit, dan ondervindt gij dat het gevaarlijk is
van den galg te spreken, waar de waard een dief is; want
zoo als de waard is, vertrouwt hij zijne gasten: hij zou u
nijpen en de onnoozclen het gelag doen betalen.
Ja wel, al praat gij als Brugmanzult gij zeggen, zoolang
er waarden zijn, moeten er gasten wezen; als men dorst heeft,
moet men drinken; NoaelVs gildekamer is afgeschaft, maar
de gildebroeders leven nog. Bloeit de wijnstok dan voor niet?
Welnu dan laat komen zoo digt als de stofregeneer het
varken met de tap wegloopt. De kreuken dienen uit de blaas
gedronken te worden.
Ach! wat zou de wereld zijn.
Zonder liefde, geld en wijn?
Volhouden