voedingsmiddelen tot water maaktmen ook sleclits water overhoudt, oin zich te voeden? Zeker is het, dat, wanneer alle veldvruchten die thans tot genever verbruikt den weg naar het hoofd inslaan om zich daar in revolutionaire en weerbarstige denkbeelden van vrijheid en gelijkheid tegen nabuur en staat te ontwikkelen liever als brood panuekoe- ken of brij den weg naar beueden insloegen er hiervan niet alleen genoeg zou zijn om goedkoop verkocht te worden maar er ook nog geld zou overblijven, om het te koopen verstand genoeg out dit geld te verdienen en mest otn de producten zelf weder te telen. En de grond is zeer onjuist waarop men beweert dat de genever tot versterking bij den arbeid dientwant het coliseuin te Rome werd op eeneu tijd gebouwd toen men nog geen sterken drank kende en viel in puin toen men er meer dan genoeg van had. Alleen die verandering heelt de genever te weeg gebragt dat terwijl de menscheu voorheen dronken om te kunnen werken zij thans werken om te kunnen drinken en zich beklagen dat zij liet brood niet kosteloos ontvangen. Hij tuoyt zelf tie toepassing muiten. De beroemde gescbiedscbry ver JIutne zeide eens in gezel schap dat hij gewis veel reden had van zicli over de onbil lijkheid der wereld, en hare onredelijke berisping te be klagen. »Ik heb vele boekdeeleu geschreven, zeide hij, die die slechts twee of drie bladzijden bevatten waarover ik ge hekeld zoude kunnen worden en over dat paar bladzijden word ik mishandeld vervolgd en in stukken gescheurd." Het gezelschap zweegtot dat een bejaard beer het woord opvatte. »Uwe betuiging, merkte hij droog weg op, herin nert mij eeneu ouden bekenden een advokaat die het onge luk liad wegens eene vervalsciite handteekening opgehangen te worden. Deze man vermeende ook dat hem het grootste onregt van de wereld wedervoer; want vele duizeiide veilen had hij vol geschreven waarover men hem niets had aange daan en nu moest hij om eenen enkelen regel hangen." 0~N D E R S C H E O. De Duilseliers hebben van de Franschen overgenomen het woord mar ach de Franschen vau de Duitschers het woord halt De franschmau spreekt door de neusde neus is de zitplaats van het vernuft; de duitscher spreekt vau uit de le ver en de lever is de zitplaats van de gal. De franschmau êpieekt den meuscli aan, de duilseliers deszelfs titel. De eerste spreekt om te spreken, de tweede om te redenereu; daarom doet gene het meestal goed deze doorgaans kwaad. Yandaar is iict ook te verklaren dat die niet goed fransch spreekt, in liet geheel geen fransch spreekt, maar dat men alleijamm r- hartigst duitscli kan spreken terwijl hel nog altoos duitsch blijft. Eene duitsciie aardigheid iieeft veel gelijks aan eene fransche giofneid; een fransch kompliment is in liet duitscli in 't geheel niet over te zetten. Voor twee dingen is de fran sche taal kwalijk berekend, voor dichten en filosoferen; voor treffelijk echter voor denken de duitschc daarentegen is voor dichten en filosoferen geboren. Om goed duitsch te schrijven, moet men gestudeerd hebben orn goed fransch te schrijven behoeft men slechts als franschmau gehoren en opgevoed te zijn. Vandaar komt het dat de duitsciie schrijfsters alle een gebrekkigen de franschen alle eenen goeden stijl hebben. Het laatste woord ui dezen jaargang zij het December lied van den dichter TFilhuijs, die, zoo hij al geene andere proe ven van zijn talent gegeven liadde door dit lied zich den diciiteren-krans zou veiworveu hebben. Onze Lezers die den Muzen almanak (1837) bezitten, zullen dit meesterstuk niet vergeten zijn en hel ook hier zich met genoegen herinneren; die liet niet kennen zullen voorzeker geen spijt gevoelen van kennis te maken met een stuk zoo vol kunst en gevoel. I) E C E M B E R. Hoe bar is December! Hoe giimmig en guur! Ontkleed eu verkleumd zijn tlo booincn Het veld beeft geen bloemen; de hemel geen vuur; Verstijfd liggen vlielen en stroomen Do stormen misvormen al 'tschoone der aard En toch is December ons welkotn en waard. De kunst is ons vreemd over spiegelglad ijs Op vlerken van ijzer te snellen Een' brieschenden klepper verhit op den prijs Rij 't klinken van rink'leude bellen, Te mennen; te rennen op sueeuwbaan en vloed En toch is December ons welkom en zoet. Want als hij daar buiten den winterstaf zwaait Den wind door den schoorsteeu doet fluiten De vensters met ijzige vlokken bezaait Eu pluimen penseelt op de ruiten Dan vinden bewinden in Iniisselijken schoot Do zoetheid des levens vernieuwd en vergroot. Dan zomert het binnen bij beukstam en veen En zonnige lampen 'ergaren j Rondom de gezellige tafel ons lieen Rij 't klinken van bekers en snaren; Dan kwelen de kelen op slreeleuden toon Ach bleef het ons immer zoo zalig en schoon En als de December ten einde zich spoedt Daii zingen de hemelsche koren «Verheug u, gij aarde! kniel neder, en groet «Den Redder!uw God is geboren!" Dan stroomen de vromen naar 'thuis van den Heer Eu storten aanbiddeud en dankend zich neer. Gij schoonste der dagen hoe rijk is uw pracht Dag die van weelde doet weenen Toen God, ter verzoening vau 't zondig geslacht, Op de aard in het vleesch is verschenen Uw luister maakt duister al d'ovrigen glans; Uw heil is der heilmaand een hemelsche krans. En sluit dan December zijn vlugtig bestaan Fm vlijt zich hel jaar niet hem neder, Dan meldt ons de doodklok hun snellyk vergaan: Dan vragen we: Is 't waarheid?.... Alweder?" Dan schrikken we en blikken terug; maar de stem Van God in ons binnenst verheft ons tol Hem. Dan weenen we om onze verwanten in 'tgraf, Ons dwalen en 'tleed dat ons griefde; Maar Hij die zijn woord en het aanzijn ons gaf. Hij troost en Hij toont ous vol liefde Na weenen iiercenen verzoening na strijd De wieg des Verlossers bij 'tgraf van den tijd. Zoo rijk is December voor geest en gemoed Aan hemelsche en aardsche genuchten En daaiom ook is hij ons welkom en zoet, Al heeft hij geen bloemen geen vruchten. Zijn schatten bevatten oneindig veel meer; Dus houden wij dankbaar December in eer. 3 b t> C V t C tl f 1 C K. Al degenen welke iels to vorderen hebben van of ver schuldigd zijn aan, den boedel van HERMAN HULLEMAN. iu leven Loodgietergewoond hebbende en overleden te Helder, gelieven daarvan, vóór den 15 Januarij 1844. opgave of betaling te doen ten huize van J. W. de HEER. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NieuweDief. Gedrukt bij G. GLLTJES te Selder.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1843 | | pagina 4