li zonder den dief aan te wijzen. Heden wordt een Torstelijke huldiging, morgen de lijkvaart eens kouings vertoond. Nu staat een minister-hotel in vlammen dan een gausche stad in brand; hier ligt een koopvaardij vloot onttakeld in een dok ginds speelt een exereilie-eskader in volle zee. Alle belangen worden op het tooneel Tan het dagblad vertegenwoordigd; alle standen treden hier op en af; 't is een congres van alle nati ën het panorama der moderne wereld. «Doch het feuilleton ik heb niet gevraagd wat de dagbla den zijn, nog eens zeg mij toch wat het feuillston is." Wees zoo ongeduldig niet lieve mevrouw! Herinner u slechts onze laatste soiree. Bij den tooverglans der lampen zaten wij in bonte rijen dames en heeren om het spookachtig vlammetje der theemachine, dat men niet te onregt de outerylam der hedendaagsche beschaving noemt. Het theewater bruischte ziste de haard verspreidde een weldadigen warmtegloed, en op de tafel voor ons lag een sierlijk allerlei door malkander van boeken platen van journalen en albums. Daar hebt mevrouw het voetstuk waarop de fee van onze conversatie stond! Is het zoo niet? hoe schalks blikte uw oog hoe gloeiden uwe wangen hoe onverschrokken trad gij op het kampreld tegen de dwaasheden dezer wereld tegen de lafheid van liet gezellig verkeer. Hoe Tast drildet gy den speer van uwen luim en hoe zeker troffen de pijlen van uwe sarkasmen gij overwon het masker der gedwongenheid in het openbare leven en vernietigde het gausche leger van de vra gen des daags maar de adem uwe» monds verzoette het lot van den gevallene en uw vriendelijk lied gaf een nieuw leven. Wanneer gij nu alle die invallen cii arabesken, die blikken vol luim en sarkasmen die om de verschijningen des daags als vlinders om de bloemen in bonten dans dartelen; wan neer gij dit alles als mosaïk in een geheel zamenvatdan hebt gij het feuilleton der dagbladen. HOE MEN HEILIG KAN BLIJVEN. Op zekeren morgen kwam de marquis van Montcsquioii met verhaasten tred bij den graaf van Provence later Locleivijk XVIIIdaar hij echter gezelschap bij hem aantrof, bleef hij op eenigen afstand stil slaan. De graaf bad hem echter in liet oog gekregen en om een gepaste gelegenheid te vinden van hem onder vier oogeu te spreken sprak hij lot hem op een ernsligeu toon: «Hebt gij mijne bevelen volbragt Op deze woorden trok het gezelschap zich naar het andere einde van de salon terug, en de graaf ging met den marquis voor den haard slaan. «Wat brengt gij voor nieuws?" begon de eerste. De marquis van Itwenscht u te spreken hernam JHontesquiou. Heeft de zaak spoed u Ja mijnheer «Betreft ze mij persoonlijk?" Bat niet." «Laat in <1 it geval de marquis wachten; zoodra de heeren weg zijn, wil ik hem hooren." Zoodra deze vertrokken waren geleide M. den marquis tot den prins. Be maiquis was van goeden huize, een man van verdienste een uitstekend militair aan liet hof hoog geschat en zeer rijk ofschoon hij het tegendeel verzekerde, om zijne vrienden niet te moeten leenen. Hij zag er bleek en aange daan uit. «Mijn dierbare marquis, wat deert u «Ach, doorluchtig vorst, een ongelukkig vader staat voor u »Uw zoon dient bij de infanterie; welligt een zaak van eer?" Neen mijnheer." Of is mevrouw de gravin, uwe dochter, ontijdig bevallen?" Zij is zeer wel." «Welk een ongeluk heeft dan uwe familie getroffen?" Aeh liep hij uit wij ziju alle verloren vernietigd ont- eerd." Hij bedekte zijne oogen met beide handen en hervatte na een korte pause zijn beklag: «Doch welke familie is, bij hel tegenwoordig xedebederf van hare eer verzekerd daar de vermetelheid der verleiders niet eens de gewijde plaatsen ontziet Mijne dochter de abdisse anders zoo kloek, van zoo ordentlijken wandel, zoo getrouw aan haren regel «Wel nu?" «Zal tot mijne eeuwige schande moeder worden." Niet dan met moeite kon de prins bij deze onverwachte belijdenis van den marquis zich bedwingen om niet in een luid gelach uit te barsten. De bedroefde vader bezwoor hem echter hem bij te staan want hij had meer dan cenen grond voor zijne droeveuis. De abdij namentlijk bragl eene rente van 40,000 livres op waarvan hij een aanzieulijk gedeelte trok. De ontdekking van het ongeluk zou hem dus ook finan- tieel een gevooligeu slag aanbrengen. De prins beloofde voor de abdisse en voor de abdij tegelijk te zullen zorgen. Er werd nu een bevel van arrest tegen de bezwangerde ab disse uitgevaardigd ouder voorwendsel dat zij zich enbeta- melijk tegen den koning zou hebben uitgelaten. Zij werd daarop uit het klooster weggevoerd en eerst na verloop van een jaar keerde zij terug en was vrij wat verdund doch nog even heilig als te voren. DE VISITE-KAST. De etiquette kwelt de menschcu van liet oosten naar het westen en van het zuiden naar het noorden. Zelfs in het koude Finland, waar de zon bijkans een half jaar niet schijnt heeft zij haar rijk gevestigd en filiceteert op eiken nieuwen- jaarsdng en verjaardagen enz. met kaartjes. Dewijl nu ieder een die niet voor een lomperd wil doorgaanop die wijze vcrpligt is te filiciteren zoo is aan ieder huis eene kast of bos aangebragt in welke de visite-kaartjes, zondermeer, wor den gedeponeerd, 's Avonds 9 ure haalt de huisheer do kast binnen haalt den iuhoud er uiten vergelijkt daarmede do lijst zijner bekenden. Wee over hem die op do lijst staat en niet in de kast ligt. De vriendschap is uit alle omgang af gebroken. Daar heeft dus het spreekwoord kracht: hij is iu de kast. Correspondentie. De Aphorismcn door T. ingezonden zullen bij gelegenheid geplaatst worden. übtJcrtcntiën. Ondertrouwd J. vak der HAAK en C. E. L U IJ T J E S. Helder 11 Jan. 1844. Wordt aangeboden overtenemen een WIN- KEL in MAlTtTFAGTUTlEl? aan de Helder waarbij het waarin dezelve wordt uitgeoefend in de verkoop zal zijn begrepen. Door vertrek van hier naar Amsterdam gevoelt zielt de ondergeteekende verpligt, hare geëerde Begunstigers voor het genoten vertrouwen en de betoonde welwillendheid te bedankentevens neemt zij de vrijheid hare Moeder de Wed. IJ. JONKER ten minzaamste bij voortduring aan de Ingezetenen dezer Gemeente aan te bevelen. EMMERENSIA JONKER. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz- te JTieuweDivp. Gedrukt bij G. GILTJES te Helder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 4