ontwaakte, zag hij eene menigte menscken met bruine gezigten eu in zonderlinge armzalige kleeding rondom zich. Zij had den hem zijne klcederen ontnomen, eu zijn slaap was zoo vast geweest, dat hij reeds bykaus naakt was, toen hij wakker werd. Ziju geschrei en misschien ook dat onverklaarbaar be lang dat geheimvol en weldadig geschenk der natuur dat de jeugd en ieder weerlooze bezitverzachtte de Zigeuners Cal lot mogt zijn hemd en beenltleedereii behouden. Aangezien hij niets beter doen kon zoo sloot hij zich aan deze laudloopers aan, trok met hen rond, en werd om zijne opgeruimdheid, zijne luimige invallen eu gevatheid weldra de lieveling van allen. Met vier streken schetste Callot het beeld van eene jouge Zigeunerin. Van nu af stond hij b'y allen in aanzien had eeue liefste, en kreeg daarenboven zijn rok eu hoed terug. Men wordt echter van alles zat zelfs van eeu jong meisje met groote zwarte oogeu, met koperkleurig gezigt en gtoeijende liefde. Dat Zigeuner leven dat waarzeggen die sobere kost die teedere kussen en die jaloersche verweuschingeu heden zoo als gisteren als eergislereu en alle dagen als morgen en overmorgen en zoo al voort dat kon Callols gtoeijende iauta- zie zijnen kunst-zin niet lang verdragen. Hij had geduld tot dat hij Rome iu het gezigt kreeg daar, als juist de zuster van zijne liefste aan de bende een kleinen Zigeuner schonk terwijl de vrouwen zich om haar verdrongen alle mannen zich met eten eu drinken te goede deden ontsnapte hij /ou der opgemerkt te worden en een uur later dwaalde hij door de straten van het eeuwige Rome. Hij had honger eu daar hij op het gezelschap van dien gezelligen reismakker wiet zeer gesteld was, begon hij ï-eeds spijt te gevoelen van de Zigeu ners ontloopen !e zijn, bij welke bij wel geeu delicaat eten kreeg maar toch zoo veel dat de maag geeu oproer kraaide. Treurig eu somber zat hij op den drempel van een zeker huis en overleide hoe hij Jiet zon aanleggen om weder bij zijne kameraden aan te komen, en welke ontschuldigingen hij het best zou aanvoeren om zijne vlugt bij den hoofdman der bende en vooral bij het iweisjen te regtvaardigen wier bit terzoete tecderheid bij zoo zeer duchle. Hij begreep dat dit bet bests was zicii aan liet toeval over te laten dal bem sedert zijn vertrek uit Naucij geleid bad cn iu spijt van de invallende duisternis begaf bij zich op weg en sloeg de eerste straat in die voor bem lag maar bespeurde al dra dat bij niet op den weg was, waarop bij de stad der eeuwen was bin nen gekomen. Yerlegen moede eu hongerig stond bij een weinig stil aan den boek eener straat toen een man van boven tot onderin eenen mantel gebuid op hein afkwam eu bem vroeg of bij eenen goeden loon wilde verdienen? Callot kraamde het lieele beetje Jtaliaansch dat hij verslond uit, om te antwoorden. Zijn maag zeide in zuiver Fransch dat niemand een verstandiger vraag koude voor leggen. Zoo volg mij maar!" sprak de oubekende, waarop hij aan stonds voor uitstapte en onzen doodafgematten lield door eeue menigte van ledige straten en stegen voerde. Callol begon onder het gaan een heimelijke» angst te voelen hij kruiste zich wel twintigmaal beval zijne ziel aan den hemel zonder eigentiijk regl te welen waarom? Onderlusschen ging zijn leidsman immer rustig voor uit. Het was volkomen nacht ge worden en de arme Franscbman geloofde te zien dat zijn gids een aclilcrwaarlscke beweging nam en dat hij zich op nieuws in de straat bevond vanwaar hij was uitgegaan zou bij bem ook op ecu dwaalspoor willen helpen opdat hij niet zou weten, waar bij \vas Eindelijk bleef de man met den mantel voor eene kleine deur'staan, die men opende, en bij mompelde lagchend ik heb er een!" Callot was bij dit onheilspellend woord bijkans in onmagt gezonken. Hij wilde vlugten maar zijue knieën knikten eu een krachtige vuist greep hem in de kraag en trok bem door een langen donkeren gang voort. W elk schouwspel opende zich thans voor het oog van CallotEene ruime door een enkelen fakkel verlichte zaal vol van fantastisch geklee- de wezens witte onbewegelijk aan de wanden leunende gestalten en in het midden het schrikkelijkste het bloedig verminkte lijk van eeflenf vermoorden Men gelastte Callot vooruit te treden en de hand op dit lijk te leggen, Zweer" sprak een vreemde stem «zweer, dat gij nimmer een woord van hetgeen gij gezien hebt en zien zult ontdekken zult." Half dood van vrees stamelde Callot den eed. Naauwelijks was dit geschied of alle in de zaal aanweiige wonderbare gestalten begonnen in eenen kring rondom Callot te dansen, en alhoewel hij bereids aan den bizarren dans der Zigeuners gewoon was geworden zoo drong hem echter ouwederstaanbaar de gedachte op dat deze fantas tische sprongendeze grimassendit door elkander krassend geschreeuw dit holle gelach slecht op eenen sabbat van heksen en duivels konden voorkomen. Toen men daarvan vermoeid was geworden nam men het lijk op plaatste het aan den muur en beval Callot het op zijn rug te nemen. Al zijn smeeken en geween alle voorstellingen dat hij de arme Franschman vreemdeling in Rome als hij was van doodslag beschul digd zoude wordenindien hem iemand met het lijk zagwaren te vergeefshij moest de gruwzame last op zijne schouders nemen. Niet lang echter had hij het stijve onbewegelijke lijk met groote moeite ge dragen als hij op eens het voelde bewegen en tegelijk sloten zich twee stevige armen om zijnen hals en eene ruwe stem bootste het hanengekraai na en begon een duivelsch gezang. De arme Callot hield het niet langer uit met hel spook magteloos stortte hij op den grond maar de naakte spieren van het lijk omgrepen hem zoo lang dat hij zich weder opbeurde. «Heilige maagd!" riep de jongeling in vertwijfeling uit, «hen ik dan voor mijne vlugt nog niet genoeg gestraft moet ik mijn lust tot schilderen zoo schrikkelijk boeten?" De verstikkende omarming van het lijk liet los. Gij zijt een schilder? vraagde het, «een schilder zijt gij? bewijs het?" Pijlsnel was een lantaarn aangestoken en in de hand van het naakten Moedigen ligchaam en Callot voelde een stuk houtskool in zijue hand. Zonder zelf te weten wat hij deed wierp hij het figuur van een Zi geuner op een plek van den muur welke de kleine lantaarn verlichtte. Nog was hij met de teekeaing niet geheel klaar toen liem het ge wezen lijk om de hals viel hem met geestdrift omarmde en met eene stem, die niets helsch meer had, riep: «komt allen hier! allen! 'tis een jonge kunstenuar 1 een origineel een ongehoord talent." En alle de halfnaakten grootendeels afgrijselijk beschilderde gestalten, drongen zich om liem heen. Het was de werkplaats van eenige kunste naars die zich ten koste van eenen voorbijganger eens hadden willen vrolijk maken. Terwijl zij de schets van Callot bewonderden, verhaalde deze van zijne Trees genezen heel naïf zijne avonturen het voormalig lijk waschte met eenen grooten spons de roode en zwarte kleuren af welke op zijne leden zoo bedriegelijk bloed en wonden hadden voorgesteld. Kleedde zich aan en verscheen nu in de gedaante van een hupsche jongen man. «Mijn vriend/" sprak hij tot Callot, «ik heb u uit overmoed zooveel schrik en angst aangejaagd, dat ik mij gedrongen gevoel, mijn schuld- onverwijld te betalen. Ik bied u deswege zoo lang het u behaagt eene woning in mijn huis eene plaats aan mijnen disch mijn crediet en mijn raad aan dien men somwijlen zoekt. Ook ik ben even als gij uit den schoot mijner familie en uit mijn vaderland ontvlugtten einde mij in volle vrijheid geheel der kunst te kunnen toewijden ook ik had zonder eenen edelmoedigen Tyroler-beeldhouwer die mij vrien delijk opnam met ellende en armoede moeten kampen. Ik wil aan u doen wat hij aan mij gedaan heeft. Indien gij zooveel lust en liefde Toor de kuDst hebt als talent zoo zult gij eens beroemd worden. Op kameraden.' ik noodig u uit, allen te gader bij Peter de Franqueville te komen en bij hem naast zijn pas voltooide Statue della prima vera tot aan den anderen morgen op het welzijn en geluk van onzen nieuwen vriend J. Callot te drinken." Het geschiedde alzoo. £lfet>jcrtcntiên. Aan den Helder bij Jb. K O O R N, is BO TER te koop tegen onderstaande en hoogere Prijzen als a contant per Achtste Ton voor ƒ8.80 Vijf Ons Yijf-en-twiutig Cenls. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NieuweDicp, Gedrukt bij G. GILTJES Helder,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 4