te verdrijven heeft de Fransche regering zich tot een werk tuig van de priesterregering verlaagd. De Rooinsche kerk zendt tegenwoordig hare zendelingen, niet daar], althans iu de Zuid zee, waar enkel Heidenen zijn, maar liefst waar Protestantscho zendelingen met vrucht arbeiden. Dit deed zij in Nieuw-Zee- land en op de Sandwichs-Eilaudcn dit zet zij nu voort op de Societeits-Eilanden. Overeenkomstig eene op die eilanden be staande wet dat er zich niemand zonder vergunning van de regering mag vestigen waren de Rooinsche zendelingen afge wezen. Frankrijk achtte zich door deze daad gekrenkt, omdat de afgewezene Frauschen waren en zond in Ang. 1838 een oorlogsvaartuig naar Otaheite om ƒ5000 als voldoening voor die bcleediging te eischen. In het volgende jaar werden de inboorlingen met geweld gedwongen Roomsche zendelingen in hun midden toe te laten; terwijl het bestuur der Sandwichs- Eilanden als boete voor de verwijdering van Roomsche pries ters ƒ62500 werden afgeperst en do vestiging van Roomsche zendelingen doorgedreven werd. De Fransche regering heeft wel belooft de beschaving der eilanden te zullen bevorderen, maar de eerste schrede daartoe is geweest de eisch van invoer van brandewijn welke tot hiertoe door regering om wijze redenen was belet geweest. "YVel verzekerde men plegtig dat de zendelingen van beide gezindheden gelijke bescherming zouden genieten maar aan gezien de Roomsche priesters hel onderwijs der jeugd voor zich vorderden zoo werden, uit kracht van de ook hun toegezegde bescherming de kinderen onder bedreiging van geweld ge dwongen de Roomsche scholen to bezoeken. Die zaak baarde niet alleen in Engeland maar ook in Frank rijk een treurig opzien zoodat het. Farijsche zendelinggenoot schap voor een paar jaren reeds opentlijk de Protestanten in Frankrijk opgeroepen heeft om zich in deze aangelegenheid van listige godsdienstige verdrukking, welk een vrij volk on derging te doen gelden. Moedig en mannelijk beklaagde zich de graaf Ferheulldien vele Helderschen zich nog wel zullen herinneren over deze verongelijking bij de regering. Ieder weet hoe zelfzuchtig en ijdel de Frauschen zich opwier pen tot beschermers van dit eiland, dat iu zijnen beschermer zijnen eenigen en bitteren vijand vond en haatte. Het Fran sche Gouvernement schaamde zich althans voor de oogen van Europa goed te keuren de wijze, waarop Dupetit Thonars het beschermheerschap in volslagen mishandeling had doen ont aarden. In de eerste maanden van dit jaar is de geweldadige verwijdering van Pritchard gevolgd en de volslagen opstand kroont het werk. En hoe wordt nu de zaak der ongeregtigheid verdedigd of bemanteld. Men heeft het jourualisinus te hulp geroepen, om Pritchard aan verachting en spot prijs te gevenal lagchende zou de publieke opinie den ernst der handeling vergetenmaar Europa laat zich door spot en logen niet misleiden. Immers de Semeitr verklaart al de berigtcn uit Frankrijk van den Rijn en uit Belgie voor laster, op dien houdbaren grond, dat Pritchardreeds lang voor de opgegevene omstandigheden met hem iu Europa zouden hebben plaats gehad namelijk in 1825 als zendeling op de Zuidzee-eilandeu werkzaam was. Nog in 1834 verklaarde de Fransche consul op Tailide heer Moerenhout een Belg van geboorte dat de heer Pritchard ecu alleszins fatsoenlijk man was, die wegens zijne bewezene diensten op den hoogsten lof aanspraak had. Wat hebben de Franschen gewonnen voor Rome? voor Ola- heile? voor hunne eer? dit, dat zij rondbazuinen dat de in landers tot het heidendom in massa zijn teruggekeerd. Indien liet waarheid ware zou het een fraai compliment voor de Fransche zendelingen en de fransche brandewijn zijn. Nu de Olaheiters doen blijken, dat zij de verdrukking van hunne wufte beschermers moede zijn worden zij zoo als de Russen die geene Fianschen wilden worden door Napoleon voor wil den, barbaren uitgemaakt. Zoo het waar zij, hebben de Fran schen er hun toe terug gebragt. Zeker gaat het dat men hen als wilden die geen aanspraak op het regt der volken hebben behandelt of mishandelt. Immers de gouverneur-kapitein Bruut vaart op een stoomboot het eiland rond en werpt granaten op alle huizen die onder het bereik van zijn geschut aan de kust liggen; weldra staat het geheele vlakke land in brand. Zietdaar de roemrijke feiten van dezen tijd voor de eer van Rome ondernomen. Zij brengen ons in gedachten de tijden van Pilips II, Lodewijit XIF en do bruiloftsnachten enz. enz. Niemand zegge, die tooneelen zullen in Europa niet her haald worden: als onverdraagzaamheid zich aan de staatkunde huwt, en de ijdelheid roem in vervolgen en overheersching vindtkan alles gebeuren wat eenmaal gebeurd is. Ik hoop niet dat men mij zal verdenken of deze waarschuwende op merking uit vijandschap tegen de Roomsche kerk voortspruit. Verre van daar. De schrijver van dit artikel is zoo goed als de Koning het opentlijk gezegd heeft Protestant uit overtui ging. Dit belet hem echter niet eene kerk te eerbiedigen, die Masillons Peneions en van Essen onder hare leden telt hij ziet met welgevallen, als hij te Amsterdam is, dat kruis boven het hoofd van Mozes en Aciron zich triomfant iu het midden van Israels ballingen verheffen; maar hij betreurt het, dat in die gemeenschap de zaden zich ontwikkelen die Europa met eeu oogst van ellende bedreigen. Mogt ons vaderland daarvan ver schoond blijven. Allen malkanders regten en overtuiging eer biedigen. Ieder houde vast voor zich wat hem waar en goed blijkt te zijn, maar schende niet dat bezit in het hart van den naaste. Dat Rome zich spiegele aan den voortijd de in breuk die zij maakte op het geweten van anderen heeft haar in do elfde eeuw het Oosten in de zestiende een groot ge deelte van Europa gekost. «I F 1 1 ft i. Alles in Parijs juicht over de uitkomst van het bombardement van Tangeren de verdelging van geheel Marokko zou de vreugd ten top voeren. Of het vuur der verdelging het licht der beschaving in de Bar- barijsche Staten zal ontsteken zal de toekomst beantwoorden. Zoo veel gaat zeker, dat er op de zedelijkheid van Algerie niet veel te roemen valt. Het is waar Algiers heelt eenen Christelijken bisschop, maar Parijs bezit zelfs eenen Aartsbisschop. Die door overwinnend kanonvuur het oog niet laat verblinden of het oor verdooven, vraagt of de aanvallers het regt op hunne zijde hebben en die het regt boven het belang stelt antwoord ontkennend. De Franschen hadden evenveel regt op de bezit neming van Algiers als de Algerijnen op de bezitneming van Parijs. Indien het laatste ware geheurd, zoude Europa ter wraak zijn toegesneld. Nu het eerste is gebenrd, zijn de overweldigers met handgeklap begroet. Is het echter zoo kwalijk te nemen dat de Afrikanen denken gevoelen en handelen zoo als wij in gelijke omstandigheden zouden doen De Afrikanen zien in de Franschen wat wij in de eersten zouden zien als zij gedaan hadden wat de laatste zich veroorloofd hebben. Welnu zij geven de poging niet op om het verlorene te herwinnen. Daarvoor heeft Abd-el-Kader zijn leven veil en Marokko voor eigen ve ligheid beducht heeft geoordeeld een kamp voor haardsteden en altaren te moeten wagen. De strijd is begonnen maar nog- niet geëindigd. Iïebben wij voor hen wier woningen in puin vallen omdat zij den moed hebben voor hunne verdrukte stamgenooten in de bres te springen ten minste eenig mede lijden overook al moet het nakroost lijden voor het gelijke onregtdat hurme voorouders voor twaalf eeuwen, de toenmalige bewoners van Afrika hebben aangedaan. BUITENLANDSGHE BERIGTEN. MAROKKO. Den 6den Augustus des morgens bemerkte men dat het Fransche smaldeel zich meer vereenigd en in het vaarwater nabij Tanger post gevat had. De zeven Franscho stoomsche pen schenen bereid tot den strijd. Tegen 8 ure des morgens werden twee Fransche linieschepen elk door een stoomschip op sleeptouw genomen en tot op een klein kanonschot af- stands van die plaats gebragt. Niels werd uit Tanger gedaan om dit te beletten. Een der linieschepen, de Suffren, had den prins van Joinvilleden bevelhebber van het smaldeel aan boord. Het fregat la belle Poule, de brik Argus e«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 2