DERDE HOOFDSTUK. Art. 13. A r t. 14. Art. 15. Art. 17. Art. 18. Geen mest z,al in de Gemeente mogen wor Aan niemand is het geoorloofdde straat be- Hoofd van het Plaatselijk bestuur, teneindede over treders in regten zouden kunnen worden vervolgd. Algemeene Bepalingen Alle afbraak van steen, kalk, puin, uitge graven grond en sintels, zullen moeten worden vervoerdter plaatse daartoe door den Plaat selijken Opzigter aan te wijzen. Het is verbodenkleedentapijtenvloer matten enz. uit te slaan of uit te kloppen op den publieken weg, anders dan des morgens voor acht uren en zulks opdat de voetgangers daardoor niet worden gehinderd. Op eene boete van Een Gulden is het ver boden om op den algemeenen weg, de kanaal- boorden of bermten, waaronder begrepen wordt de algemeene zeeweringente laten loopen of weiden eenig vee hoegenaamd ook of eenig ge vogelte, zoo als kippen, ganzen, eenden, onder Avelke benaming ook; zijnde deze bepaling ook van toepassing op de Kade van den haven het Nieuwediep en op de bermten langs den Koop vaarders-binnenhaven. Art. 16. De houders van bijen zijn verpligt, hunne korven te plaatsen op eenen grooten afstand van den algemeenen weg, opdat in den zwerm tijd geene ongelukken aan inenschen en paar den geschieden. Aan niemand hoegenaamd is het geoorloofd op wagenswelke in de Gemeente rijden te klimmenvoor paarden heen en weder te loo pende paarden met steenen te werpen, Ge meentelijke of particuliere gebouwen of eigen dommen met verw of eenige andere stof te besmeren; menschen of dieren met sneeuwbal len te werpenop de straffen als bij art. 475 No. 8, art. 476 en art. 479 No. 1 en 3, van het Wetboek van Strafregt is vastgesteld. den vervoerd, dan op behoorlijk geslotene boe- rewagens of karren, voorzien van een' zetplank; alle mestwelke mogt afvallen zal door den berijder onmiddelijk worden opgeruimd. Deze bepaling is, wat het afvallen en oprui men betreft, mede van toepassing op het ver voeren van hooi, stroo en andere stoffen. Art. 19. Geene mestvalen of hoopen koe- of paarden- mestzullen anders mogen worden aangelegd of opgezetdan binnen afgesloten plaatsen of ervenen de houders dier mestvalen of hoopen zullen gehouden zijnom dezelve eene groeve te maken, opdat het water of de ier daarin afloopeen zulks bij verzuim op eene boete van Een Gulden Vijftig Cents. Geen asch of andere brandbare voorwerpen zullen op verbeurte der boete als bovenop dezelve mogen worden gebragt. Art. 20. Het is verboden eenige schuiten, jollen, bal ken, steenhoopen of andere voorwerpen te plaat sen of te doen stellen op den algemeenen weg, of op de boorden van het biunenkanaal, zonder toestemming van het Hoofd van het Plaatselijk bestuur of van de directie der Plaatselijke Po litie op straffe zoo als bij art. 471 No. 4, van het Wetboek van Strafregt is voorgeschreven. Art. 21. Alle Ingezetenen zijnonmiddelijk nadat zij b\j bekkenslag daartoe door het Plaatselijk be stuur zijn uitgenoodigd, verpligt, om dan, wan neer de voetpaden door sneeuw of ijs glad, en voor den voetganger gevaarlijk zijn, dat gedeelte, hetwelk langs hunne woningen of de hun in eigendom toebehoorende perceelen is strekkende, met zand te bestrooijen, op eene boete voor den nalatigen van Een Gulden Vijftig Cents. Art. 22. Het is verboden eenige paal, voor, op, of aan den publieken weg te stellen, zonder voorken nis en toestemming van of van wege het Plaat selijk bestuur; bij de toelating daarvan zullen dezelve boven den beganen grond moeten hebben eene lengte van 1,90 el en wit geschilderd zijn. Art. 23.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 7