maken; heden avond gaat gij met mijdan zal ik n doen in wijden.» «Inwijden, waarin?» «In den geheimen tempel des roems.» «Geheim ik heb mij altijd verbeeld dat de roem eene openlijke bazuin was, die overal gehoord wordt.» «Nu ja maar hij die do bazuin blaast kan daarom wel in het duister zittenik zie welgij zijt met de gewoonten der let terkundige wereld nog weinig bekend, maar wacht slechts. heden avond ten zeven ure haal ik u al'en met een was hij uit mijne oogen. Ik bragt den dag verder in hevige hart kloppingen door, hetwelk ik eindelijk voor eene poëtische aan drift begon te houden. Op het bestemde uur kwam mijn Men tor bij mij en geleidde mij naar eene vergadering. Hij ons binnentreden waren aller oogen op ons gevestigd en in de blikken van sommigen was duidelijk achterdocht te lezen. Doch mijn geleider deed dadelijk allen twijfel ophouden. Mijne vrienden," zeide hij ,,ik breng u iemand waardig een me delid van onze vergadering te worden; het is de heer die dat voortreffelijke stuk in het tijdschrift *,*'t geleverd heefthetwelk wij allen bewonderd hebben. Nu ging er een gejuich op, even als dat, waarmede men mij vroeger begroet had men kwam naar mij toe de poëten want het waren geioof ik, meest allen muzenzonen, drongen zich om mij heen, eu vormden als het ware eenen kring waarvan ik dewijl ik nog al eeno tamelijke lengte heb het verheven middelpunt scheen. Eindelijk werd zoo als men het noemt, de vergade- ring geopend. Be president, een klein mager ventje, meteen' grooten neus glazige oogen en gerimpeld aangezigthetgeen liij onder een zwart pruikje dat zich tot op de wenkbraauwen uitstrekte scheen te willen verbergensprak met een zwak stemmetje, en 'opende telkens, als hij eenen volzin had gouit zijnen mond, als ware het, om nieuwen adem te scheppen, of hetgeen hij van een' ander hoorde, in te slikken. Bijdroeg hem, die mij binnengeleid had, op, de instellingen van de vereeniging aan mij en aan andere nieuwelingen te verklaren. Deze beklom daarop den katheder welke uit eene soort van kraamschut scheen zamengesteld en met eene schelle hel klinkende stern begon hij: Wat is de roem? ik vraag u, wat is de roem? een wispelturig iets, nog wispelturiger dan de fortuin. Blindelings grijpt gij een' naam stijgt daarmede in do hoogte terwijl hij zijne bazuin doet schallen en voor den wind welke hij uit zijne bazuin blaastandere namen doet verstuiven. Wie zal zich aan dio grilligheden wagendaar de verongelijkte geen regi heeft te wachten? Het publiek toch, hetwelk de eigenlijke reglbauk zou moeten uitmaken is oni het ten zachtste uit te drukken, onverschillig; het bekommert er zich niet over, wie gelaakt of geprezen wordt; het viert de namen, welke door de bazuin, of, laten wij liever zeggen, door de bazuinen verkondigd worden en laat de anderen in den wind wapperen en vermaakt er zich ten hoogste mede even als het jongske zich met een laagvliegende kapel ver maakt. Dezer grilligheid paal en perk te stellen, is een groot werk hetwelk slechts door eene trouwhartigo vereeniging van krachten kan uitgevoerd worden. Tot dat groote werk hebben wij de handen ineen geslagen wij waarborgen elkander den roem. Geheel nienw. ik slem dit toe, is deze uitvinding niet: onze voorvaderen hebben er ons een flaanw ontwerp van gege ven in de menigte lofverzenwelke iedereu dichtbundel vooraf gingendaardoor was de lezer reeds opgewonden nog eer hij een' regel gezien haden de geëerbiedigde namen welke hij onder de dichterlijke aanbevelingsbrieven vond dwongen hem zijn eigen oordeel te mistrouwen. „Ieder onzer..." (belem mer in <j door hoesten) dat wil ik zeggen Ieder onzer ver bindt zich van des anderen werk alles goed te zeggen en schoon ieder nieuweling aan eene stemsgewijze goed- of af keuring onderhevig is zijn van die formaliteit de zoodanigen uitgesloten, die met eenig tijdschrift in betrekkiug staan, wijl wij van de zoodanigen de krachtdadigste en dadelijkste mede werking kunnen verwachtenJa waardige muzenzonen dat uw gelaat zich verheldere dat uwe borst zwelle en uw ge voel zich uitstorte wel te verstaan in poëtische gewrochten want de roem is u gewaarborgdin u zeivenin uwe instel lingen in de tijdschriften op welke gij uwen invloed j; uitoe fend en welke in dit oogenblik op eene allerverdienstelijke wijze vermeerderd is (hier keerden zich alle aangezigten met een' glimlach tot mij). Te regt mogen wij vragen wie kan tegen ons? Als een alles verdringende stroom overstelpen wij ieder die een' onzer aanrandtwij dwingen de wereld de namen welke wij uit onze bazuinen doen klinken met ge juich te herhalen en terwijl do werken van lien die buiten ons zijn eindelijk in scheurpapier overgaan worden de onze tot de nakomelingschap overgebragt." "Veel nog had de voortreffelijke redenaar, (met dit woord voortreffelijke toon ik aandat ik het doel der instelling begrepen heben bevorderen wil) veel nog zeg ik dan had de voortreffelijke redenaar in zijn ver toog gemengd maar het was mij onmogelijk alles te onthoudenook houde ik mij hierin ook reeds aan den geest der tijdschriften welke dat slechts mede deelen hetwelk in hunne kraam te pas komt. Eindelijk werd deze heerlijke rede met eenige uitmuntende dichtregels besloten en welke ik hier laat volgen Wat is toch de roem Slecht een waterbel. Voor hemdie hem niet weet te teuglen. Maar ook zijn bazuin klinkt helder en schel Voor dien die hem weet te overvleuglen. Die zich met stoutmoedige vrienden vereent Wier trouw aan zijn' naam allen luister verleent, En wien hij dien trouw wil vergelden Door waar het te pas mogt komenof niet Tafreel of vertooning of voordragt of lied Herhalend met lof te vermelden. Wat dan ook den Pindus worde aangebragt In zulk een verbond bevestigd met kracht Zijn toch alle monden bazuinen En wat ooit als grootsch worde aangeduid De hooiden van hen die het bond in zich sluit Zijn zoo veel gelauwerde kruinen. Na dat de overheerlijke redevoering geëindigd waszaten wij groote mannen nog eene wijl bij elkander en ik werd nog nader met de in stellingen bekenden vernamdat de titel van dit loffelijk genootschap was Waarborg Maatschappij voor den roem en de onsterfelijkheid. Ik meen overigens duizenden redenen tot vreugde te Lebbenzoo onver wacht ik wil niet meer zeggen onverdiend in zulk een voortreffelijk verbond te zijn ingewijd maar voel tevens duizenden bekommernissen om aan de verrukking van mijne inwijding te blijven beantwoorden. Toen koning Deraaratus eens in den raad gezezeten was en niet sorak werd hem gevraagd of hij door zotheid zweegof dat hij altijd zoo wei nig van woorden waswaarop hij antwoordde en zeideeen zot kan niet zwijgen. SJbücrtjctjiijijn. De beschuldigingen tegen sommige mindere geëmploieer- den en werklieden van den Scheepsbouw bij de Directie der Marine alhiervoorkomende in eenen op den 9den dezer bij den ondergeteekende ingekomen anonijmen brief, met het Postmerk Helderworden als Lasteringen be schouwd zoo lang de Schrijver of Schrijvers hunne namen verzwijgen, en die beschuldigingen niet door bewijzen staven. Willemsoord13 Oct. 1844. De Ingenieur der Marine H. G. JANSEN. Aan den HELDER bij Jb. KO O RNzijn beste r5 te koop tegen de naaste prijs. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NieuweDiep, Gedrukt bij G. GILTJES Heldtr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 4