Qlbuertcttticn. ter contrarie gelustcn mogtmij die uit bezuiniging te doen voorzetten. Ziedaar nu het punt in questie dat aanleiding tot ons geharrewar gaf! Wie het laatste woord hield behoef', niet gezegd. Ik was netelig begaf mij in die geeststemming naar den tuin en nam en passant een' degen mede. Den goeden man die dezen degen vroeger gedragen heeft is het zeker nooit in de gedachte opgekomen, dat dezelve een maal als moordtuig tegen tuiu-ongedierte zou aangewend wor den misschien ook wélen dan heeft hij zeker er om gelag- cheu en welligt ook te gelijkertijd gezegd; «beter beter dan dat er eenmaal inenscheubloed aan kleefde!» Ik vond dien degen op de veiling van zijnen nagelaten boedel. Hij is eenvoudig; het gevest van staal. Naar 's mans gaven en voor treffelijk liart, had de degen van een kostbaarder metaal mogen zijn; doch zou dit het gehalte van het lemmer hebben veran derd Drillen mogen in goud zilver schildpad of staal gevat zijn - het komt op de glazen aan. En nogtans beoordeelt de wereld die voorwerpen naar de waardij van het omkleedsel! Mogt de wereld verstandiger, regtvaardiger handelen omtrent do menschen Mijn hart doet zeer, als ik aan zoo vele voor treffelijke verschoveneu denk die aan alle uitwendige aanbe veling het diepst gebrek lijden. In deze ontevreden gemoedsgesteldheid, met den nasmaak der sterke boter nog altijd in den mond en den degen in de hand trad ik den tuin in. De zon had reeds een eind ïvegs op hare loopbaan afgelegd; doch nog schitterden in haren glans de dauwdroppelen aan de kelken der bloemen op knoppen en bloesemsnog zongen de vogelen haar den morgengroet toe. De aangenaamste geuren waaiden mij met de verfris- schende uchleudkoeltjes te gemoeteen heerlijk kleurscha- keersel omringde nnj. Ik zag, ik riekte, ik hoorde dit har monisch tooverspel der natuur; maar ik genoot het niet. Waar- henen ik de oogen wendde, overal zag ik ontelbai e schepseltjes, die wij gewoonlijk ongedierte noemen zich vrolijk in de zon newarmte bakeren en liet hart lustig ophalen aan deknoppen, bloesems en bladen mijner vruchtboomen. Kon ik onverschillig blijven bij deze vernieling mijner hope op eenen gezegenden oogst? Zoo iemand gereg igd kan zijn hier eene verdelgende hand uit te steken is het zeker degecn wiens eigendom zoo barbaarsch aangeraudt wordt. Althans, en de sterke boter deed er het hare toe, ik trok met vlijt te werk om het grooter en kleiner ongedierte dat ik maar opsporen en bereiken kon, te vernielen. Deze taak van verwoesting zettede ik twee goede uren voort. Ik doorliep mijnen geheclen hof, rondsnuffelende in al mijne booinen en planten, om ongedierte te betrappen; zonder in het minste te letten op het duizendsoortig schoon dat bloemperk en boomgaard op elke schrede mij aanboden: ik zocht niets dan ongedierte, om er mijn lust tot vernieling aan te boeten. Ach! zuchtte ik toen: «Ben ik wel een aasje beter dan een recensent?» Immers ook zóó handeit hij! Het boek, dat hij eigenmagtig, naar de wijze der vroegere inquisitie voor zijne regtbauk ge daagd of gesleept heeft wordt doorbladerd even als ik mijne boomen deed, niet om het schoone dat er in meerdere of mindere hoeveelheid in verspreid moge zijn maar om er het letter- of geschiedkundige het scientilique of aesthetische on gedierte (mag ik de wezenlijke of vermeende leemten en ge breken aldus eens overdraglelijk noemen) in op te sporen en vervolgens dit ontuig even ongenadig voor hel publiek tentoon te stellen en te brandmerken als ik de insecten die mijne vruchten in hunne bloesems en knoppen verslonden, de dood straf had doen ondergaan. «Maar, met uw verlof,» hoor ik dunkt mij een' orcgoed- gunstigen lezer opmerken: «die vergelijking gaat mank: want gij vernieldet het ongedierte in questie om dat het u bena deelde en gij trokt dus voordeel uit uwe daad; terwijl den recensent in zijn privé geen nadeel door de bedoelde leemten en gebreken wordt toegebragten hij dus alleen ten gevalle van het publiek dezelve aan de kaak zet.» Hoe langer hoe fraaijer Waar slaat geschreven dat eene vergelijking ron dom aan alle zijden sluiten en passen moet als twee vier kanten hoe men die ook voegen moge Wanneer iemand die misschien eenmaal van zijnen euvelmoed gelust had, ver koos te zeggen dat een recensent eene soort van bedervende rat was, dan zou de vergelijking nog niet kreupel gaan om dat hij niet op vier pooteu loopt en hem geen lange blaart nasleeptdaar alleen te kennen gegeven wilde worden dat even als eene rat in de materiële wereldhij recensent in de kunst- en letterwereld in het duister rondsluipt en met een zeker welbehagen aan alles knabbelt en knaagt. Zoo ook is hier mijne bedoeling, in de vergelijking van mijne boven om schreven verrigting in den tuin met de handelwijze van eeueu recensent, deze: dat wij beiden in boomen en boeken met gretigheid naar ongedierte en gebreken zoeken, zonder op het; schoon dat ons omringt te letten en dat ik dus mijne boo men recenseerde, zoo als hij gewoon is de boeken te doen. Voor het overige, protesteer ik pleglig tegeu alle vergelijking van mij met eenen recensent, gelijk ik mede bij dezen even pleglig p;otesteer tegen alle aantijging als of ik geheel de massa dei- recensenten zonder eenige uitzondering, eene klad op de kleëren zou hebben willen werpen. Een ieder hunner steke de hand in den boezem en moge zij er niet melaatsch uit komen te troostrijker voor hem Intusschcn wenschen wij iederen schrijver wiens werk aan de beurt der beoordeeling mag komen dat het niet in de handen valle van eenen recensentdie kort te voren sterke boter op zijn ontbijtbroodje heeft moeten eten, en gedwongen was er het gras uit te proeven. X. Z. Heden beviel zeer voorspoedig van een DOCHTER G. G. vajv BUUREN echtgenoot van E. J. Y ER WE Y DE. Nieuwediep9 Nov. 1844. De Ondergeteekende maakt aan zijne geëerde Plaatsge- nooten bekend, dat hij heeft opgerigt een HEIDE-BEZEMS- Makerij in alle Soorten en beveelt zich in ieders gunst. J. KLERK. Kanaalweg No. 92. Bij den Uitgever van dit Weekblad is verkrijgbaar gesteld eene Nieuwe CATALOGUS zijner Lees-Bibliotheekwelke met vele nieuw uitgekomen Werken verrijkt is. Tevens is bij dezelve voorhanden VERGEET MIJ NIET, Jaarboekje voor 1845 f 3.90. Zuid- en Noord-Hollandsen VOLKS-ALMANAKle jaar gang, 1845 —80. ALMANAK voor Hollandsche Blijgeestigen, 1845 .60. De VLINDER 2e jaargang 1845 .80. De eerste Aflevering van eene buitengewone goedkoope uitgave in kl. 4o formaat van een Bijbel voor huisselijk ge bruik met platen elke aflevering .30. No. 1 de Nederlandsche PalamedesTijdschrift voor het Schaakspelper jaar6. A. Radijs de GIDS op den weg des eeuwigen levens. Godsdienstig handboekje voor allen .80. Aan H. H. Onderwijzers der jeugd wordt dit werkje bij getallen a 60 Cents aangeboden. Prospectus van het Nederlandsch Muzeum voor het jaar 1845, Historische Romantische Verhalen met platen ƒ4.— per jaar of de 52 afleveringen. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NieuweDicp. Gedrukt bij G. GILTJES Helder.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1844 | | pagina 4