BLINKENDE ELLENDE. opgeruimd boven op; want hij ging immers toch meê, en wan neer hij op den wal sprong, was hij nog luchtiger dan de be- voorregteu die zich in de roef verveeld hadden. Ik heb hem op diligence meermalen onmoct: alweer dezelfde. Hij klaagde wel als de dames hem het rooken belettendat men aan gemak verloor wat men aan snelheid wonmaar hij viel er het gezelschap niet lastig mede. l)e paarden meende hij hadden aan hem al last genoeg waarom zou hij daarenboven het reisgezelschap tot een extra last wezen. En nu de sloom in trein is, waarlijk, het is een man die metzijn' tijd meegaat, kijk maar de cigaar heeft den pijp vervangen.Hij blijftdaar staan met een boeksko in de hand. «Welkom Tob ijzeiden wij hem met zekeren eerbied na derende en vroegen hem te gelijk wat hij daar las. Hij zag ons aan en las ons voor Een nieuwe loopkring is voor heel deze aard begonnen! Uit kool- en ijzermijn ontsprongen haar de bronnen Yan snelheid, macht en licht. Het helle koolvuurgaz Vervangt de tinteling vau 't maagdelijke wasch. Het zeegevaarte voelt zijn ingewanden leven En roept geen drijfkracht meer van buiten om te zweven. Ja meer de vrije zee waarin de stoomboot zwemt En 'saardrijks vaste korst in ijzren baud geklemd, "Waarop do spoortrein gonst wedijvren met elkander. Zie langs zijn tweelingslijn dien feilen Salamander! Vuur sist het uit zijn buik, die rammelt over de aard. Hij voert bevolkingen en legers in zijn staart, Metalen tenten die op bliksemende wielen Wat standhoudt, waar hij schreeuwt, verpleltren en vernielen. Hij runt hij vliegt hij ruktverwalen en verwoed Afgronden in 't gezicht, en bergen te gemoet Die wijken, of, doorboord, een open heirbaan laten. De sleden naadren tot elkander; Volken, Staten Doorkruisen mengen zich. Eén zelfde stoomkrachtvaart Sleept heel ons menschdoin voorten effent heel onze aard. «Wel dit is het lied het meesterstuk Tan da Costa. Die man is een heerlijk verschijnsel der XIX eeuw, 'tis zoo als de hooge wereld beweert, un homnie du mouvement, maar 200 als ik dit hem zelf htb liooren zeggen van een beweging naar den hemel. Hij is een type der vervulde profecy de levende en wandelende triomf vau liet kruis in Israël." «Maar, Tobij zeide Karei- uw oog ziet, in weerwil van het vuur waarmede gij die schoone passage hebt voorge dragen betrokken wat scheelt er aan Niets och niets «Hoor eens Tobijgij kunt met den lijd mee doen, daar twijfelt niemand aan maar in de kunst van veinzen zijt gij achterlijk." «Indien gij er zoo op gesteld zijt, wil ik het u wel zeggen. Ik ben op reis 1111 en dan vau veel leed en lijden getuige ge weest. Hier was bet ziekbed gespreid, en de vreugd des levens versmolt in cenen bitteren geneesdrank. Daar zat een huisvader met een talrijk gezin zonder eten zonder deksel en de wind blies zoo fel in den open waggou. De kinderen vroegen moe der om brood eti moeder knorde maar baar oog weende hartebloed.-Ginds zag ik eene verlatene, eene verstoolene zitten, een jonge dochter met den last der schande op haar schoot. Ik hoorde dat ongelukkig schepsel smaden door voor werpen wier eeuige eer was dat hare schande niet naar bui ten gewerkt had. Andere trokken de neus voor haar op die de verleiding gezocht en alleen in onreine verbeelding gevon den hadden zij had zoo veel te bidden wat mag zij ge daan hebben Ik lieb geen lust u ract verdere optelling te vermoeijen. Het procesverbaal van mcnsclielijke ellende is een boek in folio, wie leest graag dit lastige formaat. Alleen wil ik nog mijne laatste ontmoeting n mededeelen. Het schijnt dat de armoede zich voor het hek van de hoofd stations en corps vercenigt. Zij hebben Nieuwjaarsgeschenken. Zij declen uit van hetgeen liuu zeiven het meest ontbreekt. Zij leggen hypotheek op den hemel en steken de hand in den zak der Voorzienigheid maar ontvangen de quota's voor inschrij ving en moeite op slaandcn voet. Wie wil zich ook aan die kleine belasting ontrekken welke zulk een reutegeveisde qui- tantie aanbiedt. Ik had mijne zak gevuld met allerlei kleine munt ea de beleefdheid uam toe met de prompte betaling. Al word ik zoo oud als Methusalem ik kan deu zegen niet verorberen die mij zoo vriendelijk als gul is toegezegd. Eindelijk raakte de zak ledig doch toen ik gedaan had viel mijn oog op een man die tot hier toe mijne aandacht geheel ontsnapt was. Hij sloud ook zoo ver af en scheen zoo verlegen. Hij kwam mij voor een van die meusclieu te zijn bij welken men zelf eeuen bedelaar wordt als uien geeft. Het was hem aan te zien dat hij niet voor den bedelstaf was in de wieg gelegd. Ik geloof ten minste, dat hij eer van honger zou gesterven zijn dan eene aalmoes gevraagd hebben. Ik ontroerde; want de nijpendite ellende is het diepst verborgen en als zij ouder eergevoel begraven ligt,-laai ons die doodc opwekkcu. Zoo ten minste dacht ik en bekreuude er mij lut tel aan, of mijn zak leeg waa. Zulk soort vau menschen telt men niet toe; men geeft ze. Ik deed mijne beurs open en gaf" Hoeveel Dat kan u niet schelen ik weet het zelf niet. De Hemel- sche Vader telt ous ook de stukken niet toe. Hij houdt altoos over voor morgen. Allen gingen heen met een Tan buiten ge leerd God zegen je Meneer! Die man zeide niets. Hij streek met den rug van zijne hand over zijne oogen. Ik geloof stellig dat hij een traan afwischte. Zulke tranen hebben een diepen oorsprong, zij behooreu Gods Engelen! tot weerziens Wij zagen dien man wel te moede heen gaan en ik zeide welKareiik geloof dat als Tobij sterftde Engelen die tranen als paarlen op zijn doodkleed zullen leggen." Terwijl wij alzoo spraken onder den invloed van den gol- venden menschenstroom naderde ons Willem van der Kliet die 1111 eens naar boven blikte dan weder achteruit. Hij had onderweg aan het station het kerkhofzijne moeder afgezet. Het is van hel begin tot aan het einde alle dagen aanleggen en afzetten. Er komen wel ieder oogenblik nieuwe passagiers den trein vergrooten maar de winst des eenen vergoedt het verlies des anderen niet. Onze vriend heeft op het graf zijner moeder een paradijsroos geplant; en Karei beweerde, dat Willem daar wél aan gedaan had en drukte hem er voor de hand; want zeide hij op het graf eener moeder trekt de laatste twijfel tegen de onsterfelijkheid der ziel op.— Uit is zoowaar, dat de ijskorst van het ongeloovig verstand niet zelden aldaar ontdooide. Juist daar werd het geloof van Chateaubriand ge boren dien man, die eerst in de strikken des ongeloofs ver ward daarna zulk een lichtende ster des geloofs werd. Hij schreef aan zijne zuster: «de stem, die uit het graf mijner moeder sprak haar dood die mij al het gewigt dier laatste oogenblikken deed gevoelen, trof mijne ziel en ik werd een Christen.» (fervolg hierna Een in 1843 door den zoon van wijlen den St. Domin- goscheu Negerkoning Chnistop/ie gedecoreerd persoonPhi- logene Paunetieris wegens onwettrg dragen van een eere- teeken lot eene boete veroordeeld. Do vorstdie zich Christop/i<e II noemt zat het vorig jaarwegens een on- betaalden jas in gijzeling de lombard had op zijne kroon reeds zooveel geld geschoten dat de prijs van de jas daar niet meer op to krijgen was. Béranger heeft den vorsle- lijken vader bezongen. Uitgegeven bij C. BAKKER Bz te KieuweDiep, Gedrukt bij G, GILTJES te Selder.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1846 | | pagina 4