geplaatste personen te toonen dat ondergeschikte ambtenaren
geene blinde werktuigen van hunnen gebiedenden wil kunnen
of mogen worden wanneer zij de overtuiging verkregen heb
ben dat door het uitvoeren van willekeurige orders do wer
kelijke belangen des volks eigenmagtig benadeeld worden.
ïk meende het verschuldigd te zijn in de eerste plaats aan
Zijne Majesteit, onzen geëerbiedigdeu koning, en verder aan
alle magleu in den Staat die behoorea te waken dat door
geene Terkeerde toepassing der wetten ontevredenheid onder
het volk worde verwekt, om openlijk aan te wijzen van welke
personen en middelen men zich bedient om do belastingen
tegen den geest en letter der wet doch volgens de bedoeling
en wensch van sommigen op to drijven.
Ik mogt mij niet laten terughouden door de vrees, om, door
openbaarmaking van bestaande misbruiken den ontevredenen
wapenen in handen te geven waarmede zij een tak van het
bestuur zouden kunnen aanvalien. Yijand van alles wat naar
opruijing zweemt heb ik daarom mijne toevlugt niet tot de
dagbladen genomen, noch dit geschrift openlijk in den handel
verkrijgbaar gesteld. Ik bedoelde alleen door liet vrijmoedig
aanwijzen der middelen, waarvan sommige ambtenaren zich
bedienen om de belastingen meer productief te makanten
einde daarmede voor zich zelf voordeel te doen, deze verkeer
de praktijken, zoo mogelijk voor te komen, de goede ingeze
tenen tegen onwettige vexatiëu te bewaren, an alzoo eeno voor
name bron van onvergenoegdheid aan te wijzen, die het hart
der onderdanen hoe langer hoe meer van den vorstdie hen
regeert, zoude kunnen vervreemden, niettegenstaande het ge
noegzaam bekend is, dat deze van alle dergelijke vexatiën den
sterksieu afkeer heeft.
Gij allen, wien met mij het dierbaar vaderland ter harte gaat, wilt
dit geschrift onbevooroordeeld en nadenkend doorlezen niet om mij
zeiven of de verongelijking aan mij gesehied maar om den wil van het
welzijn des volks waartoe wij behooren. Onder de leiding van het
roemruchtig huis van Oranje hebben wij ons vrijgemaakt van alle bui-
tcnlandsche willekeur en onderdrukking; mogten wij dan ook allen het
onze bijdragen, een ieder zoo veel in zijn vermogen is, opdat alle schijn
zelfs van binnenlandsche willekeur en onderdrukking verre verwijderd
blijren; laat ons weldoen zonder om te zien, zoo wij slechts met een
eerlijk hart het welzijn van koning en vaderland beoogen en laten wij
dus de liefde tot en het vertrouwen op onzen geiierbiedigden koning
schragen en ondersteunen waar eigenbaat en heerschzucht die liefde
en dat vertrouwen zouden ondermijnen en deen wankelen.
Znlphen
den 6 April 1846. E. dabov vax LIJNDEN.
BUITENLANDSE HE B E R I G T E N.
B ITI T S C II L A N D.
Eene zeer netelachtige zaak is ter Beslissing voor het
o o
gercglshof van Yermelan in Zwedengebragt geweest.
Een dief voor zijne misdaden aan de galg geknoopt, hing
aan dezelve, toen een molenaar der omstreek uit Philipstad
daaromtrent gekomen bemerkte dat do gehangene nog leefde.
Boor een zeer natuurlijk gevoel van medelijden aangedre
ven snijdt h j hem loswerpt hem op zijne kar en brengt
hem tot het leven lerug doch de dief eerst een oogenblik
verwonderd nog op de wereld te wezen hernam weldra de
gewoonten en neigingen welke hem daaruit hadden doen
o o o
verbannen hij begon op nieuw te stelen en zijn weldoe
ner was de eersle tegen welken hij zijne misdadige behen
digheid uitoefende. Vergramd door zulk eene afschuwelijke
ondankbaarheid roept de molenaar aanstonds zijn knecht
zij krijgen den booswicht in handen en gaan hem beide weder
aan de galg hangen van welke hem niemand meer kwam
losmaken. Do overheid daarvan onderrigtriep den mole
naar voor het geregtmaar de rcglers durfden geeno uit
spraak doenen hebben de zaak voor de opperregtbank
verzouden dio den molenaar slechts lot eene boete cn eenige
maanden gevangenis heel} veroordeeld om hem den lust te
doen vergaan de dieven in het vervolg van de galg te nemen
cn zich verder zelf regt te doen.
F R A N K R IJ K.
PARIJS 25 April. Eene zonderlinge bijzonderheid wordt
verhaald, betrekkelijk hetgeen er plaats greep, bijna opliet
oogenblik toen Lecomte op den koning schoot. Millet, die
te paard voor het rijtuig des konings reedzag Lecomte
gewapend op het oogenblik dat hij mikte. Denkende dat
de heer de Montalivetdie inderdaad het grootste gevaar
liep zon gedood wordenriep hij bijna onvrijwillig met
schrik uitAh monsieur Lecomte (Ach mijnheer de
graaf!) De moordenaar dacht dat Millet riep «Ah, mon
sieur Lecomte(Ach mijnheer Lecomteen geraakte in
verwarring denkende dat men hem herkend had. Dit deed
hem zijn doel missen.
In eenen brief van Fontainebleau zijn nog eenige, tot
heden toe niet vermelde bijzonderheden van Lecomte1 s aan
houding door Millet vervat. Deze die achter den char-
a-bancs der koninklijke familie reedhad terwijl Lecomte
bezig was het geweer tot zijn tweede schot aan te leggen,
hetgeen hij met veel bedaardheid deed het ten halve met
eenen zakdoek bedekte hoofd van den moordenaarboven
den muur uitontdekt. Hij had hierop terstond zijn paard
de sporen gegevenlevens den postiljon van het rijtuig
toeroepende voorwaarts voorwaartsIn vollen ren was
hij hierop naar het poortje van het kleine park van Avon
gesneld om door dien ingang in het park te geraken
doch daar men te langzaam was in hetzelve te openen
was hij op den zadel van zijn paard gaan staan had de
handen aan de rollaag geslagen zich in de hoogte gehe-
schen en was dus in het park gesprongen. Binnen geraakt
en er nog alleen zijudo had hij in het rond gekeken om
den moordenaar te ontdekken. Daar hij dezen nergens zag,
was hij naar den hoop takkebossen geloopen op het punt
waar Lecomte geschoten haden van die hoogte werd hij
hem dan ook in den tegenovergestelden hoek van den ring
muur gewaarbezig met het aantrekken zijner kiel en op
het punt om te vlugten. Het achtergelaten geweer opgevat
hebbende was hij op Lecomte aangerend tevens om hulp
roepende. Twee gendarmes, die middelerwijl mede binnen
gedrongen waren boden hem bijstand. Men greep Locomte
men doorzocht zijne kleedereu. Dat is noodelooszeide
hij ik had geen ander wapen dan mijn roer." Maar
waartoe dan," gaf men hem tot antwoord, dat scheermes
en dat fleschje met vochtdat wij hij u vinden Het is
zeker vergift." Glimlagchende hernam hijNeen dat
is het niet. Ik was voornemens mijn' baard weg te scheren
en in dat fleschje is een cosmetiek dat daaraan het voor
komen gegeven zou hebben alsof hij reeds sedert eenige
dagen afgeschoren was."
B E L G I E.
BRUSSEL27 April. Men leest in het Journal de
Bruxelles De kamer van koophandel te Gent heeft eene