£1 b v e v t e n t i c ti.
4 Augustus 1846.
LANGFORD RUSSEL te Londen.
STUBB1NG LEE te Londen.
ben mijn geluk toor eeuwig vernietigd0, inijue Maria
hoe hartverscheurend is Toor mij het denkbeelddat gij nu
nog in de volstrekte onbewustheid van mijn lot mijne brieven
met eenen zaligen glimlach herleest, en vau ceue liefde dweept
die slechts in den Hemel zal beloond worden
Weinige dagen daarna werd de ongelukkige Rudolf teregt-
gestelden den zelfden dag werd het verwachte doodvonnis
uitgesproken. Zijne kalmte gedurende de debatten zijne be
kentenis met achterlating van alle verdediging zijne edele
houding, alies maakte op de vergadering eenen diepen iudruk.
Maar de wet was onverbiddelijk, en eischt# de doodstraf; de
regters slaven van de wet moesten gehoorzamen.
Mijn vriend had verlangd, dat ik zijne Maria niet zou
schrijven. Bespaar haar het schouwspel van mijnen dood, sprak
hij bespaar mij het schouwspel liarer schrikkelijke wanhoop.
ZÜ zou hier komen indien zij het minste vermoedde en deze
ontmoeting zou mijn hart van een rijten en mij alle kracht
benemen om den dood moedig te ondergaan. Wanneer gij
haar weder zien zult sprak hij met eeuo afgebroken stem
eene zijner haarlokken afsnijdende geef haar dit tot aanden
ken van mij welligtzal Maria hierop nu en
dan een oog laten vallen. 0 mijn vriend voor Maria en u
had ik zoo gaarne willen leve*
De rouwvolle dag brak aan. De eenige genade die mijn
rampzalige vriend had verworven was om met den kogel ge
straft te worden in plaats van door de hand van den scherp-
regter te sterven. Ik had den moed 0*1 den pligt der vriend
schap tot hel einde te vervullen en hem ter strafplaatse te
vergezellen. Mijne oogen waren als met eenen nevel bedekt;
ik hoorde de gonzende menigte niet welke zich daaiheen
spoedde om den onbegrijpelijken wellust te genieten van een'
jnensch te zien sterven. 0! wanneer men deze walgelijke nieuws
gierigheid ziet is men geneigd een menschenhaler te worden
en acht men de vergelijking van ons ras met dat van den tijger
geeue overdreven declamatie
M'yu edele vriend zelf moest mij opbeuren gedurende de
schrikwekkende toebereidselen, wendde ik mijne blikken af,
-en weende zoo als ik nog nimmer geweend had. Eene som
bere stilte heerschte alleen door liet kletteren der geweren
en het barsclr commando afgebroken. Al mijne leden sidder
den en de veorbede des doods het verschrikkelijke teeken
■werd verwacht toen eene jonge en schoone vrouw met los
hangende haren een wit papier in de hand houdende met
wanhopige inspanning door de menigte heen drongen den
stervende om den hals viel. Het was Mariade vreeselijksle
waanzin stond in hare oogen uitgedrukt. Hij heeft genade!
riep zij, het wit papier zinneloos zwaaijende, mijn Rudolf
ja gij zijt vrij volg mij geliefde ik heb den ko
ning gesproken hij was barmhartig en waar ben ik P
het is mij of ik duizelig word van vreugde.... Kom, mijn
Rudolfweg van hier. Op dit schouwspel verloor Rudolf al
zijne moed. Hij snikte omhelsde Maria met eene schrikke
lijke hevigheid, en riep uit: 0 mijn God! moest ik nog deze
beproeving ondergaan dat is te veel Men rukte Maria uit
zijne armen; de veroordeelde knielde weder, en zijne gedach
ten waren alle bij God! Op hetzelfde oogenblik gaf de officier,
van aandoening bevende het noodlottig teeken. Toen gaf
Maria eenen akeligen gilscheurde zich los omvatte haren
beminde met de ijzeren kracht der waanzinnigheid cn twee
slagloffers vielen te zamen om te zanten in den Hemel op
te staan.
Sedert dien tijd bezoek ik jaarlijks de ruïne van Heklclberg,
en schep een treurig genoegen om in den avondstond de krou-
keliugen der beide stroomen te volgen. De ruïne is nog daar:
maar mijn vriend is niet meer
AAN KEÖEKLAND,
Nog is de vrijheid niet verloren
Hoe ook de hoop op beter liegt
In ieder lied wordt zij geboren
Dat aan des Leeuwriks borst ontvliegt!
Zij raischt in 'tloofverdek der duiven,
Ia 't rots doorklovend stroomgedrang
Zij gloeit in 't purperbloed der druiven
Dat bruisckend boeid ontspat en prang
Hom tref den vloek des diepst verachten
Ilem loon nooit liefdekus maar schand
Die vol «nheiligo gedachten
Uit zelfbelang haar legt aan hand
Het ijzer wast in 'tharl der berge*
De vuurvonk sluimert in den steen
Gij weet wat wilskracht beide vergen
En gij zoudt stilstaan gij alleen?
Gij denkt misleid door 't lokwoord: bedding,
Den vloed ncèretouderend in 't dai
Terug te Toeren langs zijn bedding
Tot d' oorspreng van zijn waterval
Gij wilt niet op zijn golving dryven
Meerland dwaze Sisyjohus
Maar wenscht lijfeigene te blijven
Yerdorstende als een Tautalus!!
Zou 't hart ons in de schoenen zakken
Om nog één oogwenk boeigeknel?
ZwiSG-Um ligt in puin en wrakken
Op de aankomst vuurblik van een Teli
De keten is voor slaaf geboren
Een Tr"ye burger voegt het zwaard
Nog is Meêrluiid niet verloren
Zoolang één Bard de Cyther snaart
1Teemse MAR^UIS na THOUARS.
in Overijssel
Jullj 1846.
Heden verloste zeer voorspoedig van een' doode
DOCHTER CATHARINA GEERTRUIDA van BUUREN
geliefde Echtgenoot van
Nietiwediep E. J, V E R W E Y D E.
Heden overleed tot onze innige droefheid ons geliefd
jongste Zoontje ALBERTUS CORNELIS in den ouderdom
van vijftien maanden.
Nieuwediep, N. V E N N I X.
4 Augustus 1846.N. VENNIX geb. SPIGT.
Verkoopers van HOORN, SLAGTVEE, SCHAPEN, VAR-
KENS enz. recommanderen zich aan Heeren afzendersvan
eene prompte en civiele bediening kunnen zij hunne be
gunstigers verzekeien.
Adres de Heeren JONES en SON Bankiers, No. 41,
West Smithfield.
Verkoopers van HOORN, SLAGTVEE, SCHAPEN, VAR-
KENS enz. recommanderen zich aan Heeren afzendersvan
eene prompte en civiele bediening kunnen zij hunne be
gunstigers verzekeren.
Adres de Heeren HILL en Zoon, Bankiers, No. 17,
West Smithfield of Leaden Hall markt.
Uitgegeven bij C. BAKKER Bz te NieuweDiep,
a Gedrukt bij G. GILTJES te Heldtr,