(kal.) Aldaar gratis to bckomon modderbaden voor rhuroa-
tische lijders (H.) De bekende Marquis do Thouars is
van Adamswege vermaagschapt aan de spaanscho kroon.
Do granen stijgen in prijs terwijl een schrikbarende armoe
de zich onder den russischen adel begint te openbaren.
Het is maar al te waar dat Zweden tegen de inlijving van
Krakau protesteert heelt, de drie groolo Mogendheden beginnen
deswege ongerust te worden. Professor Morstadt te Hei-
delberg wordt genaamd een politische weerhaan en een li
beraal schreeuwerniettegenstaande datworden zijne coi-
legies zeer druk bezocht. 300 Oostenrijkscho jagers
staan op de grenzen van Krakau om op den sluikhandel
te passen. In Jassij heeft men de joden op eene gru-
welijko wijze mishandeld. In den Haag is een rempla-
cant zeer opgeruimd de gevangenis ingegaan om een stui
vertje te verdienenbenevens genot van inwoningkost
bewasschen enz. De tydingen uit Ierland luiden zeer
ongunstig Paus Pius IX wil er zich nu ook mede bemoei-
jen en dan zal hel willen wij hopen wel ten goede ver
andoren. Op het eiland Schouwen zijn reeds kievieten
waargenomenzoo dat de hoop beslaat ten minsten op
goedkoope kievietseijeren. Het eiland Torijaleen der
Azorische heeft een engelsche schooner gekochtom zich
ten oorlog uitterusten en zich krachtdadig te verdedigen
tegen eiken aanval van de zijde der koningin van Portugal.
De gepensioneerde majoor der O. I. infanterie Stokbroo is
benoemd tot R. M. W. O. voor zijn ruim twintig jaar gele
den gehouden goedgedrag in de oorlogen op Celebes en
Java van 1821 1830. Nog zijn de vreemde dingen niet
uit. De nicht van J. Koud-ijste Barneveld is overle
den. (H.C.) De hertogin van Montpensier heeft dezer
dagen haar vijftienden verjaardag gevierd. De collecte
gehouden in Amsterdam ten behoeve der armen heeft
opgebragtde som van ruim veertig duizend gulden. Be
nige karaktertrekken van de hollandsche natie zoo als ge
duld en mededeelzaamheid belmoren nog lang niet tot de
vreemde dingen.
BOEKBESCHOUWING.
Wij meenen ome lezers te moeten opmerkzaam maken op eene te
Batavia gedrukte en bij onzen uitgever verkrijgbaar gestelde broehure
jetiteld geschiedkundig overzigt van het Bataviaasch Genootschap van
kunsten en wetenschappen, voorgelezen in de algemeene vergadering van
het Genootschap op den 14 Januarij 1846 door het medebesturend lid
Dr. S. A. Buddingh.
Onze leeftijd kenmerkt zich niet slechts door verbazende uitvindingen
in het rijk der wetenschappen maar ook door diep ingrijpen in het
donkere verleaene. Gelijk de mensch in de diepte der aarde door
dringten de afstanden op hare oppervlakte vernietigt, roept hij de
schimmen op uit den voortijd om hem de geschiedenissen te veihalen
die in het rijk der vergetelheid bedolven liggen; hij leest talen wier
karakters hij beteekenis moet geven. In het oosten bieden Egijpte
Persie en het kolossale Indië bieede velden voor den onvermoeiden
geest der nasporing, en de Germaan van de 19e eeuw onderzoekt de
graven, de tempels, de geknotte gedenkstukken der volken, waartoe hij
voor eenige duizenden jaren behoorde't is of hij zien wil wie zijne
vaderen waren.
Dat opgewekte leven des onderzoeks heeft ook den Nederlander aange
grepen en welk eene heerlijke gelegenheid heeft hij op Java om de
groote vraagstukken te onderzoeken en te beantwoorden.
Wij verblijden ons dat zoo door individuen als door corporaties en
hij name het Bijbelgenootschap veel is bijgedragen om de taal zeden
en gebreken der Javanen in den Toor-lsïamitischen tijd te kennen en
•die kennis te verspreiden. Maar vooral rust op het Bataviaasch Genoot
schap van kunsten en wetenschappen de hooge en schoone verpligting
om hij die zoo veel beloovende nasporingen een krachtvolle antesigoaa*
te zijn. De Heer B heeft met het uitspreken en algemeen verkrijgbaar
stellen van dit overzigt getoond zijne roeping als bestuurder van dit Ge
nootschap te hegrijpen. De redevoering in eenvoudigen helderen stijl
geschreven geeft de geschiedenis van dit genootschap in zijoen oorsprong
ontwikkeling, verslapping, van 17941811 in zijne herleving in 1811,
toen Java door de Engelschen werd veroverd opgewekt eerst door Hufflea,
later door den onvergelelijken Landvoogd Van der Capelle ondersteund
en ten slotte in zijne tegenwoordige bloei en schitterende uitzigten. Uns
bestek gedoogt niet over den zaakrijken inhoud dezer redevoering uit te
weiden wij kondigen de brochure ook alleen daarom aan om ieder
uit te lokken ze te koopen en te lezen en gewis zal ieder dit doen
die belang stelt in de kennis van een gewest dat een parel uitmaakt
ia de kroon van Nederland. J. H. S.
1? Jïï r I JL Tj JE T O J¥.
STEVEN, of DE HOLLANDSCHE SCHOORSTEEN.
Een karaktertrek uit het leven van Petek I Keizer
van Rusland.
(Vervolg van het vorige.)
Het is als of hij zich in de aarde verborgen heeftdie
kloppersbaas bromde de Rus, die haar liad aangesproken,
de duivel mag hem vinden."
«Wat is er gaande?" vraagde Maria angstig, »dat men
zulk een scherp onderzoek naar hem laat doen."
Die klant heeft onzen hofmeester onbarmhartig geranseld;
deze is blond en blaauw naar den Keizer geloopen heeft hem
zijne builen laten zien en de Keizer is uu in woede dewijl
men zich aan zijnen keizerlijken dienaar Tergrepen heeft; en
Wasiloivit&ch zweert, niet te willen leven, als hij den Duit-
schen hond niet eene geduchte geeseliug verschaft." Hierop
verliet de wacht het huis om verdere nasporingen te doen.
Maria viel doodsbleek op eenen stoel neder want zij kende
den Keizer, en wist beter dan Stevenwat hij te wachten had.
Steven werd eindelijk gevonden, voldeed aan 's Keizers bevel
en begaf zich manmoedig, hoewel niet zonder inwendige on
rust, naar het keizerlijke paleis, want zijti gowctcu zeidehem:
de toegetakelde hofmeester kan u bij den Keizer eene leehjke
kool stoven ofschoon hij die klappen uit minachting toot
's Keizers bevel heeft opgedaan want het liep wat erg.
Toen hij het zomerverblijf binnen trad, stond TEasilowitsch
met een dik gezigt aan den trap, liet als een dolle beer grim
mig de tanden zien, en zeide met een honend gelach: «Zie
zoo vrij mensch nu zult ge proeven hoe dat eene russischo
geeseliug smaakt Met eeuen verachtelijken blik op dien
booswicht ging Steven bedaard den marmeren trap op lioe
wel liet er in zijn binnenste niet zoo rustig uitzag, want die
russischo geeseliug" klonk hem ganscli niet liefelijk in het oor;
hij begreep wel, dat hel niet zoo geheel en al rigiig was, zijn
eigen regler te zijn geweest. Hij kwam in het spreekvertrek:
een lijfknecht wandelde daar op en neer die Steven grimmig
aankeek.
Zie zoo, is de knaap er eindelijk?" bromde deze, «Waar
zijt gij zoo lang?"
Steven. Ik wist niet dat Zijne Majesteit naar mij verlangde.
J)e Lijfknecht. Verlangde? Ja, ja, Zijne Majesteit verlangt
hartelijk naar u, of liever naar uwen dikken breeden rug: da
Keizer heeft zich reeds zijnen zwaarsten knoeststok met den
ijzeren knop laten geven die zal u tot voorsmaak dienen van
de geeseliug die gij te wachten hebt.
Steven keek dien Jobsbode verwonderd aan om te zien of
hel ernst of boert was maar deze pakte hem bij den arm en
schoof hem door eene zijdeur, hem naroepende: «Hier zult gij
wachten lot dat de Keizer van tafel komten de deur werd
achter hein toegesloten. Dit alles klonk hem wonderlijk hij
was evenwel lang geuoeg te Petersburg geweest om te weten
dat hij die de eer had van die doorluchtige hand stokslagen
te onlvaugcu daarvan lang de sporen met zich rond droeg
en eindelijk werd hem het denkbeeld, zich te laten «laan,