Oscar Tan Zweden is aldaar sleclits korten lijd verbleven. Onder de doortrekkende grasmauijers en werklieden treft men tegenwoordig vele Hollanders aan. Op het paleis Buc- kingham te Londen, is groot ha! geweest, het getal genoo- iligden heiiep 200. Een Engelschman heelt uitgevonden om de locomotieven de snelheid van den hliksem te geven, door drie mannen een rad te doen draaijén. In Frankfort heeft eene processie plaats gehad bestaande uit 25000 per sonen. De koningin van Spanje heeft den titel van secre taris verleend aan haren muzijkmecster en aan haren leeken- meesler. De hertog van Leeds uit Londen, is op het Loo gearriveerd benevens de gebroeders Newcomc en vele vreem delingen ter bijwoning van de wedrennen. Een maaijer in Friesland is door het vallen op zijne zeis ellendig om liet leven gekomen. De Gedeputeerde Crémieux in Frankrijk, heeft beweerd dat de tusschenkomst in Portugal onregtvaar- dig is, en strijdig met het regt der volken. Uit alle ge westen van ons vaderland worden hij voortduring de gunstig ste beriglen omtrent don slaat der veldgewassen medegedeeld. Te Aduard in de Provincie Groningen is dezer dagen eene koe verkocht, voor do aanzienlijke som van 400 gulden. De goudmijnen in Rusland brengen meer op dan de vroe ger zoo zeer beroemdo mijnen van Peru en Mieuw-Grenada. De stoomboot Polijphemus heeft de reis van Lissabon naar Portsmouth gedaan in drie dagen en vijftien uren. FBJJfüJjBSröI. Ver volg en slot van No. 23. De slag was roemrijk gewonnen maar de Luitenant van K. kon zich toch niet goed van harte over do behaalde zegepraal verheugen. R. had zich in zijn voorgevoel niet bedrogen. Hij was gevallen met roem bedekt. Toen de slag geëindigd was, kreeg de Luitenant van K. met de onder zijn bevel staande halve batterij zijn kwartier iu een dorp, dat juist ver genoeg van het slagveld verwijderd was, om niet ouiniddelijk door tiet krijgsrumoer te lijden. Do Lui tenant-zelf nam zijn intrek op hel adelijk Slot, waar hij door den bejaarden grond-eigenaar, diens gade eene eerwaardige matrone, en een bloeijcnd ongemeen schoon jong meisjenaar alle waarschijnlijkheid hunne dochter, met de grootste vreugde en vriendelijkheid, en daarbij met eene hartelijkheid ontvan gen werd; zoo als dit alleen den bevrienden krijgsman na een' gewonnen slag te beurle valt. Maar hoe bereidwillig do har ten der slotbewoners zich ook voor hem geopend hadden, zoo drong toch zijne onverklaarbare droefgeestigheid zijn sombere ernst iedere vriendschapsbetuiging in hunne harten terug, en het deed hun zeer leed, dat zij op een' dag als die van lieden, op welken zij zich zoo gaarne met al hunne landslieden oter de behaalde zege zoo regt uit do volle borst verblijd hadden, zulk eeue sombere, onvriendelijke inkwartiering gekregen had den. Toen K. met zijnen gastheer cn diens familie aan tafel zat, en de grondeigenaar, om liet overwinningsfeest waardig te vieren, hel beste had lateu gereed maken, wat keukenen kel der konden opleveren greep do waardige grijsaard vol deelne ming de hand van zijnen welkomen hoewel niet verzochten, vriend, schuddede dezelve met groote harlelijkheid, cn zeido op een' vertrouwen verwekkenden toon; «Lieve Luitenant! welke kommer is het, die u zoo zeer ter neder drukt, dat gij opeen dag als de tegenwoordige, op welken elke krijgsmau van ons legér luid juichen moet, u aan zulk eene sombere droefgeestig heid overgeeft? Deuk niet, dat ijdele nieuwsgierigheid mij tot deze Traag aanleiding geeft, maar alleen de wensch, u in eene vrolijker stemming te brengen. Waarlijk als ik mijnen zoon heden in zulk eene stemming zag, dan zoude ik aan zijne vaderlandsliefde moeten beginnen te twijfelen." «Gij hebt ook cenen zoon bij ons leger?" vraagde tav K. Deu eenigen," antwoordde de Edelman; «mijnen trots en mijne vreugde; den steun van onzen ouderdom." Dij deze woor den reikte hij zijue gade vertrouwelijk de baud. »En kunt gij u zoo geheel zorgeloos aan uwe vreugde over onze overwinning overgeven, voor dat gij weet, of uw zoon de zelve niet met zijn leven heelt helpen behalen?" vraagde de Luitenant. Onze blijdschap kan voor heden ongestoord zijn antwoord de zijue gastheer, «want mijn zoon staat niet bij ditlegcr-corps." «Wel hem," zeidc vajt K., dan kunt gij u ten minste voor heden nog over zijn leven verheugen!" «Heer Luitenant!" zoo begon nu de schoone jonkvrouwK.'s bevallig buurmeisje aan tafel, «zeker hebt gij in den slag ee- uen dierbaren vriend verloren; alleen zóó kan ik ten minste uwe gemoedsgesteldheid slechts uitleggen, Houd liet niet voor onbescheidenheid, wanneer ik u verzoek, ons met de oorzaak van uwen kommer bekend te maken; deelneming verlicht de smart en bij ons kunt gij van de opregtste verzekerd zijn." «Gij hebt de gewonde plaats getroffen, Jonkvrouw!" zeide K., cn schaamde zich niet de tranen, die hij over den overle denen vriend weende, uit de oogeu te wisscheu. »Ja, ik ontken het niet, de dag van heden heeft mij veel ontnomen; maar ik gevoel het, dat ik u eeue verklaring ver schuldigd ben, zult gij mijn gedrag niet lakenswaardig en slecht geplaatst tevens vinden. Hoort dan de oorzaak van mij ne droefheid, en ik ben vast overtuigd, dat gij mij uwe deel neming onverdeeld schenken zult." »Do slag van heden ontnam mij mijnen besten vriend; ik kan wel zeggen mijn eenigslen, want niet gemakkelijk opent zich mijn liart voor de vriendschap. En echter treft mij nog minder lier verlics-zelfdan wel de wijze op welke liet plaats had. Ik had met mijne batterij in de reserve gestaan, omdat men het noodig oordeelde, mijne manschappen eu paarden te sparen, daar wij lang op de voorposten gestaan hadden, Deze schikking was in liet geheel niet naar onzen wensch, want wij vreesden, daardoor veroordeeld te zij n den geheelcn strijd zon der er deel aan to nemen, te moeten aanzien. Eindelijk ech ter kreeg ik bevel, eene stelling door mijne vier stukken ge schut te versterken. Vrolijk sprong ik mijne manschappen voor uit; om de beste plaats lot liet stellen van mijn geschut tc zoe ken;—daar hoorde ik mij plotseling door eene zwakke stem. bij mijnen naam noemen. Verschrikt door deu toon der slem, die mij bekend voorkwam, hield ik mijn paard in, en zag mijnen dierbaren vriend, het gelaat met bloed bedekt, op den grond liggen." «Broeder ontferm u mijner!" kermde hij. «Ik moet omko men, als ik hier hulpeloos blijf liggen." Om Gods wil, zijt gij gewond?» riep ik. «Zwaar? «Aan het hoofd cn aan de regterarm» steunde hij «en ik zal dood bloeden als ik nog een uur hier blijf liggen.» Juist wilde ik, alleen aan mijnen vriend denbende, en in dezcu oogenbük alles om ons heen ver getende van het paard springen, om den ongelukkigen vriend bij lo staan, daar naderde mijn geschut, en alvorens ik liet verhinderen koude-ach dat ik het geweest ware reed het eene juist over mijnen ongelukkigen vriend heen. Vreesselijk gillend zonk hij neder. De toon sneed mij door het hart, cn onbekwaam zijn lijden tc onderzoeken, en to gelijk door den ijzeren pligt voortgedreven, drukte ik mijn paard de sporen in de zijden, eu rendo heen. In de linie gekomen, riglte ik een moorddadig vuur onder den vijand aan, maar kou echter de gedachto aan mijnen ongelukkigen vriend niet van mij afweren en nam den eersten rustigen oogenblik, die zich aanbood, tc baat, om eenen onderofficier die ligt gekwetst was, en op wien ik mij bovendien verlaten kon, langs den weg, welken wij ge komen waren, terug to zenden, om mijnen vriend, wiens uni form ik hem beschreef, eu wiens persoon ik hem naauwkeurig beduiddeop te sporen. Hij heeft hem gevonden maar hoe?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1847 | | pagina 3