PUBLIEKE VERKOOPING VERPACHTING. 01 b t» jc v t c n t i ti. baud de medaillon als geklemd hieldwaarop Julia wal afgebeelden hij dezen diefstal niet bemerkte, Toor dat hij reeds drie uren van Lirrij verwijderd was. De markies was intusschen herig met het schieten Tan faisanten haren, patrijzen enz., en verkortte daardoor den lijd, gedurende welken hij op zijne beminde moest wachten. Hij zou voorzeker zoo lang niet weggeble ven zijn, indien hij had kunnen'gissendat Mevrouw de Torville en Mejufvrouw de Coctven reedt spoedig op het kasteel waren teruggekeerd, immers toen hij binnentrad vond hij Julia alleen in de zaal. ■»De Rrevanne zeide zij, toen zij hem zag, «weet gij wat er ge worden is van mijn portret. Papa heeft het gezocht om het naar Parijs te zenden en het in eene lijit te laten zetten." «Mijn God!" riep Armand uit, Raphaelaan wien ik het heb laten zien, zal het per abuis hebben meegenomen." nRaphael," hernam Juliaverwonderd, maar toch eenigzins op ee- neo ingenomen toon. «Een mijaer vier broeders «Gij hebt mij dien nooit genoemd,'' hernam Mejufvrouw de Coetven, op eenen toon die een klein verwijt te kennen gaf. zeide de markies, »ik heh u meer dau eens gesproken vaneen mijner broeders die bij de ambassade geattacheerd is." «"Waar is hij nu?" «Op weg, naar Berlijn." «Als dat zoo is," hernam het jonge meisje, «waarom beschuldigt gij hem dan straks, dat hij mijn portret medegenomen had?" «Omdat hij zich in der haast hier heeft opgehouden." «Was hij hel dan met wien gij dezen morgen in de groote acacia-laan waudeldet «Ja," hernam Armand«maar hoe weet gij? Julia liet hem niet uitvragen. Zij ging voort: «Hij is grooter dan gii niet waar? en slanker; zijn haar is donkerder dan het uwe, zijne kleur bleeker «Hebt gij hem dan gezien?" vroeg de markies ongeduldig. «Mijn vader en ik zijn u voorbijgegaan, op het oogenbiik dat hij zei de «»Ik heh dat vrouwelijke wezen nog niet ontmoet, en ik wanhoop cr ook geheel en al aan."" Op dit oogenbiik werd het gesprek afgebroken door de komst van den vader van Juliaen de tante van Armand. Men ging naar de eetzaal. Gedurende en na het eten sprak de markies over het korte bezoek van zijn broeder; maar Mejulvrouw de Coctven sprak geen woord meer, dat cr betrekking op had. Tan dien tijd af aan zocht zij de eenzaamheid. Armand zou het zich misschien meer aangetrokken hebbenindien hij geweten haddat de naam van Raphael zulke zoete herinneringen bij Julia had opgewekt eu dat het gelaat van den jongen diplomaal de tijpe was van hetgeen zij zich boven alles schoons voorstelde. Drie weken gingen voorbij. Eens op eenen morgen het was die welke den dag van het huwelijk voorafgingtrad een bediende de zaal binnen, ■waar de beide familiën vereenigd waren, en legde velschillende dagbla den op de tafel neder. De markies sloeg er een van open. «Mijn God!" riep hij uit, na eenige regels gelezen te hebben. «Mijn broeder, mijn arme Baphaell" «Wat is hein overgekomen," vroeg men als uit eenen mond. «Hij is dood," zeide Armand, tranen stortende. In het blad werd werkelijk gemeld, dat een attacthé van de fransche ambassade, Mijnheer Raphael de Brcvannein de omstreken van Berlijn «en val van het paard gedaan had. Hij gaf reeds geen teeken van leven ineer toen (le knecht, die hem volgde, ter zijner hulp was toegesneld. Men had dit ongeluk toegeschreven aan afgetrokkenheid van den jongen ruiter, die nog, toen men hem had opgenomen, een portret van eene vrouw in de hand hield. Julia had deze bijzonderheden niet gehoord; op het gezegde: hij is dood! was zij in zwijm gevallen, in de armen van haren vader. Deze had haar dadelijk op de 30pha nedergelegd. Alle pogingen echter, ook van de bekwaamste geneesheerenom haar weder bij te brengen waren vergeefs. Zij verklaarde dat zij in eenen bedwelmenden toestand was waar uit slechts een hevig gevoel haar kon doen ontwaken. «In hire kindschheid" zeide Mijnheer de Coetven, «konden alleen de stem en de tegenwoordigheid van hare moeder, haar uit dien toestand opheffen." «Dit kwam omdat zij hare moeder het meest beminde," hernam een oude praktizijn. De markies hoorde heten zuchtte zwaar. Raphael echter leefde nog. De dagbladen en een eigenhandige htief vm den jongen diplomaat, logenstraften de geruchten omtrent zijnen dood. Zoodra hij hersteld wasvan zijnen valbegaf hij zich naar zijnen broe der op diens dringende uitnoodiging. Julia had in geen twintig dagen teekenen van leien gegeven. Toen Raphael aan het kasteel aankwamwas hij getroffen over de ffeti-1 rige stilte die er heerschte. De markies kwam hem te gemoefnam hen* in den arm, en geleidde bem zwijgende naar de zaal waar Mejufvrouw dc Coctven gevoelloos op de sofa lag uitgestrekt. Op dit gezigt gaf Raphael een gil. Hij vloog naar het meisje toe greep hare koude handen en riep met vervoering uit: Julial" Zij opende de oogen stond op en zeide zacht: xrRaphael!" «Mijn dochter is gered!" riep Mijnheer de Coetven met verrukking uit. «Gij hebt haar van den dood gered Het komt u toe, het geluk van haar leven uit te maken," zeide de markies van Brevanne totzijneu broeder op eenen bedaarden toon. E N Men is van meening, om op Dingsdag, den 15 February 1848, des avonds om 7 uren, ten huizo van Uk. BURGERS, in het Amslerdamsehe Veerhuis aan den Helderten over slaan van den Notaris J. SCHOONpubliek le verkoopen: lo. Een hecht, slerk en weldoortimmerd HUIS en ERF, slaande en gelegen in de Smidsbuurt aan den Helder kadaslrale sectie A, No. 2050groot 1 roede en 70 ellen. Nagelaten door wijlen Mejufvrouw Pietertje Vos, we duwe J. II. Schumaker. En daarna, voor den lijd van vier jaren, publiek te verpachten: 2°. Acht stukken LANDS, gelegen in do Polders van den Helder en Huisduinenloebehoorende aan het Alge meen Weeshuis aan den Helder. Voorls is men voornemens, om op Donderdag den 17den Februarij 1848, des avonds om 7 uren, in het Heeren-lo- gement aan den Heldermede voor den tijd van vier jaren publiek le verpachten: 1°. Zes stukken LANDS, gelegen in den Helderschen Polder, loebehoorende aan do administratie van de Polders Hel der en Huisduinen. 20. Zes stukken LANDS, gelegen in de Polders van den Helder en Huisduinen, in vruchtgebruik loebehoorende aan Mejufvrouw C.J. Schelleman, weduwe D. II. Pins. 3°. Drie stukken LANDS, gelegen in den Iluisduiner Polder, tocbchoorendc aan Mejufvrouw Maria Grijm- 4o. Een sluk LANDS gelegen in den Helderschen Polder toebehoorendo aan den Heer II. Prins. Zijnde alles breeder hij biljetten omschreven en nadere informatiën le bekomen ten kantore van den Notaris Schoon voornoemd. Uitgegeven hij C. BAKKER Bz. te Nicuwediep. Cedrukt bij S. UILTJES G. K00TER, te Helder,.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1848 | | pagina 4