HET ONTWERP YAN GEWIJZIGDE
GRONDWET.
1848.
E5 UET
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VERTOGEN enz.
JEESDH «TAA51CJA.VÊ?.
^1QEN Hfi
Vi fcA
Ma a nd ag-morg en
te Nieuwe Diep
Dit Weekblad wordt eiken
«itjejferen bij C. BAKKER Bz
E5« Prijs is 80 Cts. in de drie maanden en voor
«ie buitensteden franco per post 90 cents. Men
abonneert zich bij de Boekhandelaren en Pestkan-
tarea zijner woonplaats.
M A A N D A G
ADVERTENTIEN gelieve men ongeregeld aan
den Uitgever in te zenden, uiterlijk Zaturdagcdcs
middags ten 12 ure de prijs van 1 lot A regels
is 60 centen voor eiken regel meer 15 centen,
behalve 35 centen zegelregt voor elke plaatsing.
22 H E 1.
ui.
Bij het ontwerp is de bepaling, dat men om tot lid der tweede kamer
verkiesbaar te zijn, ingezeten der Provincie, waaruit men benoemd wordt
moet zijn, weggevallen; maar waarom ook niet de bepaling, dat men
deitig jaar moet zijn? Zoo men op jeugdigen leeftijd reeds zoo veel naam
heeft verworven, dat de algemeene aandacht op een persoon gevestigd
wordt, waarom zal men dan uit 's lands vergaderzaal geweerd worden?
Wat nadeel heeft Engeland er bij geledendat Peel en zoo vele andere
uitstekende staatslieden op veel jongeren leeftijd dan 30 jaren in het Par
lement zitting namen?
De uitvoerige eed bij de bestaande grondwet voorgeschreven en de zui-
verings-eed zijn vervangen door de eenvoudige belofte van getrouwheid
aan de grondwet. Wij zien dat met genoegen omdat wij niets met al
dat zweren ingenomen zijn. De eerlijke man doet zijn pligl ook zonder
dien eed en die dat niet iszal zich aan dien eed ook niet veel laten ge
legen leggen.
De toelage voor de leden van de tweede kamer is van ƒ2500 opƒ2000
verminderd.Met het oog op onzen lioanliélen toestand iaat zich die ver
mindering verdedigen. Wij achten het echter niet wenschelijk, dat de
ichadeloossteiling al te zuinig berekend wordt. Te grooie zuinigheid hier
zal veroorzaken, dat niemand lid der kamer zal willen zijn, die een deel
zijner beroepsbezigheden daarvoor moet opofferen en men zal alleen amb
tenaren wier tractement toch betaald wordtof zeer vermogende men-
ichen moeten kiezen, hetgeen ons niet wenschelijk schijnt.
De ministers zullen geene leden der Siaten-Generaal kunnen zijn even
min als de leden, of de procureur-generaaal van den Iloogen Raad, de
leden der rekenkamer, de gouverneurs in de Provinciën, dt krijgsliedeu
in werkelijke dienst, beneden den rang van Iloofd-Oflicier.
De geestelijken zijn niet benoembaar. Waarom niet? In het algemeen
achten wij het voor eeuen geestelijke minder gepast zich in staatszaken
op den voorgrond te stellen, maar dit is ecne zaak, die zij voor zich zei
ven moeten beslissen. Wij begrijpen echter niet, waarom de stemgeieg-
tigden niet een uitstekend geestelijke in de vergaderzaal der Staten-Ge
neraal zullen mogen zenden. In de toelichtende memorie vinden wij al
leen opgeteekend dat geestelijken eene andere taak hebben, dan deel te
nemen aan politische verriglingenwaarin kerkgeloof en kerkverschil niet
mag worden gemengd. Maar zoo zou men van een koopman ook kunnen
leggen dat hij als zoodanig eene andere taak heeft dan deel te nemen
aan politische verrigtiogenwaarin geen prijscourant, balen kofl'ij of kis
ten thee gemengd mogen worden. Men zendt de afgevaardigden niet
heen om hun beroep uitteoefenen.
De ijdele titel van EdelMogende Ileeren zal wegvallen.Een gelukkig
begin, dat wij hopen elders te zien navolgen.Wij geloovea niet, dat
al die ijdele benamingen van ExcellentieHoogEdelAchtbareEdel-
Groot Achtbare E del Achtbar c JNel EdclG est r enge HoogEdelGestrcnge
en wat wij al meer van die titels hebben eenig licil zullen aanbrengen.
De beide kamers znllen voortaan in het openbaar beraadslagen. Toen
in 1815 de Belgen doordreven uat de tweede kamer met open deuren
zou handelen, vond zulks in onze noordelijke gewesten weinig bijval. Men nam
het orn des vredeswille aan en hoopte er zoo weinig kwaad van als mogelijk
zou zijn. Thans een dertigtal jaren verder is er niemand die meer de
volstrekte noodzakelijkheid ontkentom in het openbaar 's lands aangelegen
heden te behandelen. Zoo gaat het met alle verbeterirgen. In het eerst
houdt de nieuwheid, het vreemde grooten tegenstand in het leven maar
onweerstaanbaar dringen zij door en eindelijk verwondert men zich dat
er een tijd was waarin men ze kon bestrijden.
De Koning zal een of beide kamers kunnen ontbinden; maar roept z«
binnen twee maanden weer bijeen.
Het regt van amendement is bij het ontwerp aan de tweede kamer toe
gekend. De noodzakelijkheid daarvan is algemeen erkend. Men weet
hoe alle pogingen om bij het reglement van orde eene verbetering in do
wijze van beraadslagen te brengen op de (dikwerf overdreven) onhandel
baarheid der grondwet afstuitte. Een goede wet te moeten verwerpen
omdat er eenige bepalingen in voorkomen, die men afkeurt, of ze aan—
tenemen niettegenstaande cr bepalingen in gevonden worden die men ver
werpt, is een onduldbaar alternatief.
Ook is aan de beide kamers het regt gegeven om andere voorstellen,
dan die van eene w et afzonderlijk aan den Koning te rigten. Men her
innert zich hoe bij gelegenheid, dit voor een paar jaren het adres van
antwoord op de troonrede door de eerste kamer verworpen werd aan de
tweede kamer te kennen werd gegeven dat de Koning geen adres zou
aannemen van eea der beide kamers. Wij achten echter zulks zeer wel
bestaanbaar met de grondwet, doch keuren het goed, dat elk verschil
dienaangaande is weggenomen en beide kamers de vrijheid bekomen,
hare gevoelens opregt bloot te leggen en niet meer gedwongen zullen zijn
om de een ter wille van de andere in greote phrases eigenlijk niets te
zeggen.
De formulieren waaronder de Koning en de kamers elkander onderling
de voorstellen met hunne goed- cf al keuring toezenden, zijn als nutteloos
weggelaten.
De wet zal bepalen binnen welken tijd de wetten zullen moeien worden
afgekondigd en de wijze waarop ook *oor maatregelen van inwendig be
stuur die afkondiging zal geschieden.
De begrooting der uitgaven en inkomsten van het rijk, die thans voor
twee jaar tegelijk w ordt vastgesteld, zal volgens het ontw erp, lelkeus voor
één jaar worden voorgedragen.
Geen Hoofdstuk der begrooling van uitgaven kan meer dan die voor
één departement van algemeen bestuur behelzen en ieder Hoofdstuk wordt
in een of meer omwerpen van wet vervat. Bclangfijjk is de bepaling^,
dat de begrootingswet van uitgaven niet werkb, voor dat* „de middelen 'lot
hare dekking ziju vastgesteld; maar de gewjgligste verbetering nellen wïj
het voorschrift, dat aan de staten-generaal "rekening en verantwoord rog
van de staatsinkomsten en uitgaven zal gedaan worden. De werïing der
rekenkamer bepaalt xich alleen tot de Tofm, maar kan niet dringen in