DILIGENCE-DIENSTEN sprek geween 1. Ach vare elke traan een parel geworden dan hadden z:j terstond nog kunnen trouwen. Maar hunne tranen werden geene paar- 3en. Dit was treurig. Zij moesten scheiden. Johannes kreeg een aanstelling op liet land, en jaarlijks zes honderd gulden. Maaltje blsel in de stad. Wat teedeFe brieven schreven zij elkander J Alle weken een paar maai, vol van de gloeijendste liefde, de heiligste beloften. Zoover liep ht:t eene jaar na liet andere; Johannes kon niet verder komen, hoe ijverig hij ook arbeiden raogt. Zijne hoogeren schenen steeds jonger rn bloeijender te worden terwijl hij zigtbaar afviel en grijze haren kreeg. Zij mogten trouwens vroeger bij hem komen dan bij andere lieden. In- tusschen dreef Uij zijn post rustig voort, en op zijne wangen schoot een purperblosals hij dacht aan de gelukkige dagendie hij met zijn Maal tje slijten zou. Dan schreef hij weder een liefdebrief, dat een vreemde er het hart van warm worden moest. Blaar hij zeide de lieden niets van zijne liefde, nis ware liet een schat dien geen ander hebben kon, en hij beminde heimelijk voort. Wanneer hij een getooid bruidspaar naar de kerk zag gaan, dan trok hij schelms met de oogen en zeide bij zichzel- vcn: 't zal ook komen!" en drukte zijn Maaltje in 't geheim de poezele hand. Menig meisje zag den goeden, ranken Johannes har telijk en vertrouwelijk aan, maar hij kneep de oogen toe en dachtniets voor u, mijne ster vonkelt in de stad." De arme duivel! liij wist vol strekt niet dat hij reeds grijs geworden was;zijn hart was jong gelijk de semperflorens. Menigmaal als de geele zon in de verre grijze velden zonk, en de vinken opgehouden hadden te slaan, en een rozenrooden gloed over den blaauwen hemel scheen, kwam het hem voor als ware er reeds een lange lijd vtrioopen sinds hij begonnen was Maaltje te be minnen en een paar droppels drongen uit zijne trouwhartige oogen; en dan nam hij haren laatsten brief uit de borstzak en kuste dien, en hij meende zijn meisje eerst gisteren te hebben gevonden cn morgen ter bniilolt te zullen gaan. Dan was alles weder goed. Intussclien was de gepensioneerde officier gestorven en Maaltje nam haren intrek bij eene zuster, die ergens getrouwd was. Zij was reeds eene regt arme magere juffer geworden; maar een lief gezigije had zij nog altoos, en de bruine oogen vonkelden nog als een paar kastanjes, juist uil den groenen bolster gedreven. Ook bij haar begon het eene haartje na het andere te grijzen; ach, de schoone bruine haren, die losgelaten, tot aan de knie nedervielen Blaar de liefde die zij haren J oh a n n e s toe droeg, droogde niet uit noch vergrijsde. Toen de roosjes nog op hare wangen boeiden, was menige vrijer gekomen, om haar te vragen; maar zij schudde liet hoofd en zeide kort en verstaanbaar »ncen!" Toen werd er wel gemompeld en gezegd dat de verkorene hares harten haar on trouw geworden was en haar schandelijk bad veilalen; maar zij wist het beier in haar hart, dat haar J o li a n n e s tot zulk eene slechte daad niet in staat was, en dat hij voortdurend beminde, gelijk bij van den be ginne af gedaan had. 0 wat kleedde de lieve maagd zich dikwijls in het wit, opdat Johannes riet eerst lang zou moeten wachten tot zij gereed was, als hij kwam om haar naar het altaar af te halen. En dm «ie brieven die zij schreef! En nooit zat zij in het lommer van eenen anderen boom dan een' linde alleenlijk omdat haar J o li a n n e s Linde heette. En dan droomde zij van P li i 1 e m o o en Baucis en was vol komen gelukkig. "Wij moeten intusichen weder naar Johannes omzien; hij wns ge- vvoon alle zondagen een brief van Maaltje te kiijgen, en nu verliepen ronder dat BV at mogt M i er een kreeg. liet waren a 1 t j e overgekomen zijn vier zondagen Eindelijk den vier zondagen, van wanhoop, vijfden verscheen er een. Zij meldde hem, »dat zij ziek geweest was, en niets had willen zeggen om hem niet te beangstigen. Nu gevoelde 7,ij zich veel beter en ging al eens aan den arm harer nicht in de zon wandelen; dan kwamen al de tafereelen van liet voorgesield geluk haar weder voor den geest, en heerlijk scheen haar de dag dat Johannes lïomen en haar ten huwelijk vragen zou." En ziedaar, naauwelijks had hij den hartroerenden brief gelezen, toen hij zijne aanstelling tot een post v,.n 1800 ontving. Eene gloeijende kus op het papier drukkende, ijlde bij naar buiten en schreeuwde voor de grazende koaijen zijn geluk uit en riep He vogels toe, dat xj het melden mogten aan zijne geliefde; en den volgenden dag zat hij reeds in eene chees, mei, zijne aanstelling op de borst om het heerlijke meisje af ie halen en als bloeijende bruid le bren gen naar zijne woning. Het was echter een lange weg, over dijken eri sloten en aan hel loeijen der koeijen en het kwakken der kikvorschen was geen einde. Maar hij dacht slechts aan zijne rozige maagd, die hij voor zoo en zooveel tijd als prangend knopje had verlaten, en die, gelijk hij zich in zijne onschuld verbeeldde, nu wel als eene volle roos bioei- jen zou. Eindelijk naderde bij het dorpje, waar Maalt je bij den doctor haren schoonbroeder, inwoonde. Toen hij het dorp inrijden wilde, kwam juist eene groote lijkstatie waarschijnlijk die van eencn rijken grondbezitter, «aar de menigte der begeleiders te oordeelenen hinderde hem verder] te gaan. Ilij steeg dus liever uit en ging de paar stappen naar het kerk hof mede, om misschien een heilzaam tegenwigt voor de aanstaande over maat van vreugde te erlangen. De kist werd intusschen nedergezet aan den rand van het graf, het rouwkleed afgenomen en de predikant begon de volgende korte lijkrede te houden «Geliefde Broeders en Zusters! TV ij staan hier aan het graf eener beminde, vrome jonkvrouwnog be dekt haar slechts de kist, weldra zal de aarde haar bedekkenzij beminde eencn man dien armoede van haar verwijderde maar zij beminde hein tot aan den dood. Hare wangen bloeiden nis roosjeszij beminde hein. Hare lokken verbleekten zij beminde hem. Zoo verliep jaar op jaar en zij bewaarde hem trouw haar hart. Wij hebben een echt voorbeeld van liefde in haar verloren en onze tranen zouden wel eeuwig om haar moeten vloeijen leerde onze gods- ditnst ons nietdat geene ziel verloren gaat, en dat de vromen tot die vreugde zullen geraken, welke hier beneden niet denkbaar is. Amen!" «Wordt hier Maaltje Leeman begraven?" riep Johannes, cn zijne magere gestalte rigtle zich hoog op, aügstig luisterende of het vreeselijke »ja" volgen zou. «Zoo is het, vreemdeling," zeide de pre dikant. «Was u de doode bekend?" «Bekend! bekend!" schreeuwde Johannes, en het was gruwzaam aan te zien hoe de lange man als door foltering afgemarteld ineenviel en naast de kist nederzonk. Bewusteloos werd hij door de dorpelingen weggedragen. Drie dagen later was hij met Maaltje in de woning des vredes vereenigd. £tbusrtentisu. Ssjgp3' ^cn bveo TIMMERLIEDEN werk begecren «Ie, gelieven zich le adresseren bij J. van der Kloot, le E ij er land op Texel. Franco brieven TUSSCHEN ALR1AAR HAARLEM Van Alkmaar naar Haarlem 's morgens !cn 6 en 's namiddags len 2 ure. In correspondentie op do spoortrein naar Rotterdam en Amsterdam. Van Haarlem naar Alkmaar, 's morgens ten O5 en 's avonds circa len ure. Na de aankomst der spoortrein van Rotterdam en Amsterdam. De prijzen der plaatsen voor het geheele traject zijn be paald op 1,80. De Ondernemers J. van der IIAAGEN de Wed. J. J. QU1NTERNE. Veikooping op Woensdag den 28 Jutiij 1848, des voormiddags ten 10 ure, ten huize van A. F. I1ENKE, firma A. BANK, aan hel Nieuwediep, van Gladhoulen en andere Meubelen, diverse Bedden en toebc- hooren Huisraad en InboedelBroodbakkers gereedschappen enz. enz. Alles daags te voren voor een ieder te zien. Uiigegeven bij C. BAKKER Bz. te Nieuwediep Gedrukt bij S. GÏLTJES G. K00TER te Helder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1848 | | pagina 4