en S. A. dc Moraaz de kandidatuur hadden aangenomen dat de Heer
J. T. Koorn voor de eer der onderscheiding had bedankt en de Heer
J. G. A. Verhoeff bij de verzending van zijnen brief nog niet lot een
bepaald besluit was kunnen komen maar bereid was daarvan in deze
vergadering kennis te geven.
Maar aanleiding van dezen brief ontstonden eenige discussien over de
vraag, of die Heer als niet kiesbevoegd zijnde in deze vergadering kon
worden toegelaten, hetgeen aan de eene zijde toestemmend werd beant
woord omdat men begreep dat men hem wien men de eer eener kan
didatuur had toegedacht niet kon weigeren tot zijne kiezers het woord te
voeren en zijne gedachten te doen kennen; terwijl van de anderekant
werd begrepen dat het hier alleen op het besluit van ZEd. aankwam
of door hem de kandidatuur werd aangenomen, hetgeen naar uien meen
de, voldoende bij eenen brief kon geschieden.
Dit verschil in stemming gebragt zijnde is met 88 tegen 39 stemmen
(terwijl vijf .leden afwezig waren) besloten den Heer Verhoeff niet in per
soon toetelaten; maar hem staande de vergadering per missive uittenoodi-
gen, schriftelijk zijn besluit kenbaar te maken.
Dewijl het eenig oponthoud moest geven YÓór dat het berigt van den
Heer Verhoeff kon zijn terug gekomen stelde de voorzitter voor, inmid
dels overtegaan tot de voorstelling van degenen, die voor de kandidatuur
voor de eersle kamer in aanmerking zouden kunnen komen en nadat de
vergadering zich hiermede vercenigd had zijn achtervolgens van verschil
lende zijde voorgedragen de Heeren:
Mr. H. Hoeufft van Velzen.
Mr. A. Delcourt van Krimpen.
Mr. P. van Akerlaken.
Mr. J. ft. Kemper.
Mr. II. J. Koenen.
Mr. IV. van Romunde.
J. Brouwer Anchcr.
K. Brandjes.
Mr. S. P. Lipman.
Prins Fredcrik der Nederlanden.
Mr. F. A. van Hall en
Mr. C. Sandcnbergh Matthiessen vaa Petten.
De laasigenoemde in de vergadering tegenwoordig merkte op dat ZEd.
reeds in de vorige bijeenkomst verklaard had geene kandidatuur te kun
nen aannemen en daarmede niet alleen die voorde tweede kamer, maar
ook voor de eerste kamer had bedoeld en dus wel uitdrukkelijk verzocht
niet in aanmerking te mogen komen.
Ten einde de kiezers in de gelegenheid te stellen zich omtrent de
voorgestelde personen te informeren, wordt besloten in eene nadere ver
gadering op Donderdag den 23 dezer des namiddags ten twee ure te hou
den over de keuze te spreken of daarover te stemmen.
Intusschen was van den Heer Verhoeff eenen brief ingekomen waarin
ZEd. zijn leedweze betuigde van niet in de gelegenheid te zijn gesteld
zijne zienswijzen kenbaar te maken en verklaarde voor de eervolle onder
scheiding te moeten bedanken maar tevens de kiezers die hem hunne
stemmen hadden toegedacht, verzocht die stemmen uit te brengen op den
Heer S. A. de Moraaz een man van de milde en standvastige staatkun
dige beginselen ook door hem beleden.
Het aantal kandidaten werd hierdoor op vier terug gebragt.
De president bragt daarop in omvraag of de vergadering wenschtedat
over de meerdere of mindere geschiktheid der kandidaten vooraf zou wor
den gesproken dan of men dadelijk tot eene geheime stemming zoude
overgaan.
Tot dit laatste besloten zijnde, is na de opening der billetten gebleken
dat van 130 uilgebragte stemmen zich vereemgd hadden op:
den Heer S. A. de Moraaz 66
Mr. G. van Leeuwen 53.
Jlrr. Mr. C. van Forecst 7.
Mr. J. A. Kluppel 3.
terwijl een blanco billet gevonden werd.
De vergadering besloten hebbende dat het verslag dezer vergadering op
dezelfde wijze als dat van de vorige zal worden openbaar gemaakt, is
daarna gescheiden om nis hiervoren gezegd op Donderdag e. k. tot de
keuze voor de kandidaten der eerste kamer overtegaan.
Op de aanmerking Tan den president dat uit de billetten van de ge-
houdene stemming was gebleken, dat de namen der kandidaten door
verscheidene personen verkeerd gespeld warenhetgeen hier waar men
wist over wien gestemd werd, weinig zwarigheid opleverde, maar hij de
definitive stemming aanleiding zoude kunnen geven dat vele biljetten
als onvoldoende ter zijde weiden gelegd, is besloten, in het verslag dat er
gegeven zoude worden uitdrukkelijk hierop de aandacht vau het publiek
zoude worden gevestigd.
Zullen de kiezers binnen de gemeente van
den Helder ook nog samenkomen?
Wij hebben ons die vraag gesteld, nadat ons het verslag van de ver
gadering te Alkmaar gehouden, geworden is, en na rijp beraad meenen
wij die vraag ontkennend te moeten beantwoorden.
Uit dat verslag, dat wij, ter spoedige verspreiding in een extra num
mer hebben opgenomen, blijkt toch, dat van de vier voorgestelde perso
nen, die de kandidatuur aangenomen hebben, alleen de Heeren dc Mo
raaz en van Leeuwen in wezenlijke aanmerking gekomen zijn.
De berigten van Texel in ons vorig nummer opgenomen, melden ook,
dal deze de eenige zijn tusschen wie aldaar de stemmen zich zullen ver
deden. De algemeen verspreide brief van de Heeren Boomsma en
Schoon, wijst ook alleen op die Heeren. De tijdingeu die wij van de
andere plattelands-gemeenten ontvangen, spreken ook van geene anderen.
Wat zullen wij dan bijeen doen? De beginselen dier heide kandida
ten zijn genoeg bekend, om ieder in de gelegenheid te slellen, met oor
deel zijne keuze te rigten. Die de grondwet in hare beginselen zuiver
wil ontwikkeld zien, hij kieze den Heer S. A. de Moraazdie de grond
wet al te vrijzinnig vindt, die wat minder regten wat minder vrijheden
wil weggeschonken hebben, die kieze den Heer Mr. G. van Leeuwen,
die daartegen bij de daarstelliog der wijzigingen gestemd heeft.
Waartoe zullen vrij dus nu nog bijeen komen? Nieuwe kandidaten
voor te stellen zou lot niets leiden dan om de stemmen verloren te doen
gaan. Eene voorloopige stemming mag als eene aardigheid beschouwd
worden, om de wederiijdtche krachten te melen, zij heeft geen invloed
op den uitslag.
Eeue vergadering zou derhalvea op dit oogenblik tot niets anders kun
nen leiden, dan om, waar allcQ. langs verschillende wegen het zelfde
willen de driften in beweging te hrengen en eene afscheiding te bewer
ken die na de verkiezing niet behoort te bestaan.
Wij laten aan anderen, die het mogten verlangen, over, om dergelij
ke bijeenkomst te beleggen maar wij meenen die te moeten afraden.
I K G E S ffl I K E S.
Alkmaar 22 November 1818.
Aan de Redactie van het weekblad
van den Helder en het Nieuwediep.
WelEdele Heer!
In ut geacht blad vau "0 dezer, heeft men de-vriendelijkheid mijne
politische denkbeelden, als in overeenstemming met de milde beginselen,
eindelijk tot eerste staals-wet verheven, aan kiezers le herinneren.
De steller wijst daarbij op mijne petitie, den 8sten Maart 1615 aan de
Tweede Kamer ingezonden mot de opmerking dat het hem onbekend is,
of toen aan dat verzoekschrift om grondwets-herzienin^, eenige openbaar
heid werd gegeven. Meer openbaarheid dan door de vermelding in de
Siaats-Courant en andere dagbladen van inzending en verslag dienaan
gaandebestaat er betreffende dit rekwest niet. Gaarne echter geef ik
den gehee'en inhoud nog aan de pers tot publiciteit over, en neem daar
toe de vrijheid eene plaatsing in uw geacht blad te verzoeken van bij
gaand afschrift van dat rekwest waarvan het oorspronkelijke berust ter
griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Ik verzoek dit niet
om mij bij kiezers aantebevelen in eene kandidatuur, welke ik niet
wenschte veelmin zocht, maar mij hij vereerende onderscheiding werd
aangeboden. Om, naar mijn vermogen, eene voor de goede algemeene
taak noodlottige versnippering van stemmen tegen te gaan verzocht ik
hen die mij hunne stemmen aanboden of toedachten die stemmen uit
te brengen op mijnen ambtgenoot, den Heer 5. A. de Moraaz, een man
van gelijke staalkundige beginselen en van rijper ervaring dm ik maar
ik stel prijs op de plaatsing van dat stuk en dezen geleidenden brief,
ten einde zij, die onzuivere bedoelingen zoeken, waar niet dan algemeen
belang wordt beoogd die warme liefde voor Taderland en het Huis van
Oranje, niet weten te onderscheiden van eene betamelijke bestrijding der
vele koningies, die te lang hun gezag en hunnen invloed, ten belangc
van zichzelven van fnmiliën en zekere uitverkorenen hebben aangewend
ten einde, zeg ik, de zoodanigen zouden kunnen weten de hoogte en
diepte van mijne vrijzinnigheiden van de beginselen en redenen die
mij bijna vier jaren geleden, hebben geleid tot eene manifestatie, welke
toen in een zoo odieus daglicht werd gesteld.
Ik heb de eer met de meeste achting te zijn
UEds. gehoorzame Dienaar
J. G. A. VERHOEFF.