sr 3 t W 3 JL3 D H 3 H»
zelve uwe vertegenwoordigers kiezen, dan moet gij ook zelve te
gen de dieven waken en daaruit volgt dan van zelf weder, dat
de geregtiglicid die straft geen gebelgde magt moet zijn die wraak
vraagt.
Wat moet men dom zijn om zulk eene sluitrede verward te
vinden? Wanneer op dezen voet de geregtiglicid wordt uitgeoefend
en hare dienaren steeds met welwillendheid en bereidvaardigheid de
klagien en inlichtingen der ingezetenen ontvangen, zullen deze
thans, nu zij als staatsburgers zijn erkend, den pligt gevoelen om
met al hun vermogen mede te werken ten einde de justitie in de
gelegenheid te stellen den hare te vervullen.
Wel! wel! Uwe Excellentie is dus van oordeel dat wij vroeger
niet als staatsburgers erkend werden. Dat is te erg. Wij mogten
onder de vorige grondwet soms raar geregeerd worden, het staats
burgerschap is ons nooit betwist of rekent gij ieder, die niet
stemmen mag, niet onder de staatsburgers? Dau zult gij het stcm-
regt algemeen moeten maken of een groote menigte van het staats
burgerschap uitsluiten.
Yan de Kempenaer was wartaal onder groote woorden ons niet
vreemdmaar moest gij Mr. Dirk Donker Curtius ook bij duizende
exemplaren aan alle regterlijke ambtenaren en gemeente-besturen
ook hierin een bewijs leveren van homogeniteit met uwen collega?
Helaas! welke organieke wetten zullen uit zulke hoofden bij de
Staten-Generaal komen
HELDER en NIEUWEDIEP, 20 Januarij 1849.
Met betrekking lot Californië, waarop de aandacht nog al
tijd gevestigd blijft, vindt men in du Times van den llden
de volgende, onder dag'eekoniug van den lldon November
II. uit Lima ontvangen brief:
Den 9den dezer maand kwam do Pornaanscho schooner
Lamhaijecanate Payta ten anker, na eene reii van 40
dagen van Californië. Hij deed deze haven aanten ein
de een officier van het Arnerikaansche leger aan wal te zet
ten, die met de eerst vertrekkende mail naar dc Vereenigde
Stalen zal vertrekken als overbrenger van ecnigc pakjes goud
stof voor zijn Gouvernement en van het berigl der meest
buitengewone ontdekking in de tegenwoordige eeuw, zijnde
volgens de uitdrukking van dien officier en zijne medereizi
gers, een geheel land vol goud ontdekt. Ook heeft deze
officier nog de volgende mededeelingen gedaan:
Ongeveer 40 mijlen van Montcrey, aan de ccne zijde
van do rivier Sacramcntodie in de baai van San Francisco
uitloopt, is een streek lands, ongeveer 100 mijlen lang cn
even zoo veel breed, ontdekt geworden, hetwelk met stuk
jes gedegen goud, van een grein tot een pond wegende, als
bezaaid is. Of deze goudslreek zich nog verder uitbreidt is
nog niet bekeud. Vaartuigen 70 tonnen, en stoomhooten
200 tonnen melende, kunnen de rivier opvaren tot aan den
aanvang van dit Eldorado. De Lamhaijecana had, te Pay
ta komende, ter naauwernood twee bevaren zeelieden aan
buorddio daarenboven nog 80 dollars per maand ontvingen.
De kapitein van dit vaartuig bekwam alleen voor liet over
brengen van den Amcrikaanschen officier, 900 dollarsdaar-
O 1
na zeltu hij met zijn vaartuig do reis naar Valparaiso voort.
Elf schepen, die la Montcrey lagen, waren door hunne
Volgens het versje in een vorig Dommer geplialit zijn de Alkmaar-
»che nschtwachts de ministeriele ciiculaire vooruilgeloopen.
De Zetter
bemanning verlaten; van sommigen waren dc kapiteins ins
gelijks weggeloopen, ten einde goud Ie zoeken. Verschil
lende oorlogschepen waren genoodzaakt naar zco to stevenen
ten einde te voorkomen dat de geheele brutamiing wegliep.
o OOI
Van de compagnie, waarover de te Payta gelande Arneri
kaansche officier het bevel getoerd h1 on welke uit 200
man had beslaan, waren alle manschappen weggeloopen om
goud lo zoeken. Kleederen, provisicn en arbeiders waren
lo Californië schrikkelijk duur; zoo werd b. v. daar voor
eene oude pet 70 dollars, voor een zak meel 24 dollars en
voor een deken 80 dollars betaald.
In Venelie ligt nog altijd eene Dostenrijksche bezet
ting! Het klinkt voorzeker vreemd, doch het is waar ge
lijk uit de volgende feiten zal blijken, In de verwarring
tijdens de overgave van Venelie en den afiogt der Oosten
rijkers, vergat men de bezetting van een kruidtoren in te
trekken. Er is in die oogenblikkcn juist wel meer vergeten.
Toen nu do Oostenrijkers een poosjo weg waren, wilden de
Venelianen, den voorraad van kruid gaan nazien, doch zij
keerden terug op het zien der Ooslenrijksche uniform. Kort
daarop kwam ccne compagnie Veneliaansche civica de be
zetting opeischen om den toren te ontruimen, het kruid af
te leveren en zich zeiven gevangen te geven, doch tot hare
groote verbazing kreeg zij ten antwoord dat de 14 man met
hunnen onderofficier den post zouden inhouden tot den laat-
sten man toe, tenzij zij contra order kregen van den Keizer
of hunnen generaal. Ook moesten de Venelianen en Italia
nen het niet wagen om het garnizoen met geweld aan te
grijpen, in welk geval zij den toren en daarbij te gelijk de
halve stad in de lucht zouden doen springen.
Ja, wat meer is, de kommandant eischte van de Vene
lianen dagelijks eene zekere hoeveelheid spijzen, wijn en an
dere levensbehoeften; want ook ingeval men hen gebrek liet
lijden, zouden zij hetzelfde doen, en liever in ds lucht vlie
gen dan langzamerhand doodhongeren. Do Ooslenrijksche
torenkommandant schoen weinig voor diplomatieke onderhan
delingen vatbaar, en in den toren was overvloed van kruid.
De overheden der nieuwe republiek van St. Marcus, moes
ten derhalve wel genoegen nemen in de voorwaarden der ca
pitulatie. Dagelijks werden en worden nu nog aan de be
zetting in dampende eelkorven mot rinkelende üesschen, spij
zen en dranken gebragt, terwijl zij niets anders te doen
hebben dan dagelijks huune keukenlijst te varierendoch
de soldaten vallen niet hongerig op de spijzen aan; men
mogt hen eens willen vergeven; daarom laten zij hen, die
de spijzen brengen, eerst goed daarvan eten en van den wijn
drinkenvervolgens houden zij deze lieden gedurende drie
uron in het oog; bleven deze dan gezond, dan laat men
hen gaan, en begeeft zich zeiven aan tafel. En zoo doen
de hebben die vijftien man reeds gedurende drie regeringen
lot op den huidigen dag toe, den kruidtoren voor Oosten
rijk behouden.
Uil Weencn wordt goschrevcn, dat men binnen wei
nige dagen de algehcele beëindiging van den oorlog in Hon
garije verwacht. Kossuth is met slechts ecnige duizend
man en zijne banknoten-pers van Posth naar het Zuiden
gevlugt. Men twijfelt er aan, of het hem wel gelukken