WEEKBLAD van bes HELDER es het MEliWEiHEP. W\ 7. bVgen Het Instilutil. voor Marine Ie Metlemblik. EEVENttE JAARGA.VC. Dit Weekblad wordt eiken Maandag-morgen jilgegeven bij C. BAKKER Bz te Nieuwe Diep. De I'rijs is 30 Cts. in de drie maanden en voor de buitensteden franeo per post 00 cents. Men abonneert zich bij de Boekhandelaren en Postkan toren zijner woonplaats. A. A M A G 1849. AD VERTE?* TIEN gelieve men ongczc^elu aan den Uitgever in te renden uiterlijk Zalurdags dea middags ten 12 ure; de prijs van 1 tot 4 regels is GO centen voor eiken regel meer 15 eentcn. behalve 35 ccnUen zegelregt voor elke plaatsing. 12 F EBRÏJ AE 13. STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VERTOGEN e?>z. leeraars langzaam of in liet gelieel niet voort, of wanneer zij hun- De kommandant van bet Instituut voor Marine, de Schout-bij- nacht H. F. Tenghergen heeft dezer dagen twee memoriën door den druk openbaar gemaakt, waarbij bij de noodzakelijkheid eener ver plaatsing van hetzelve, uithoofde van de ongezondheid van Medein- blilc wil betocgen. Men weet, sints jaren, zijn van tijd tot tijd daarover klagten gerezen, en werd het verlangen naar eene verplaatsing geuit; wij meenen ons zelfs te herinneren, dat deswegens de Provinciale Com missie van geneeskundig toevoorzigt i3 geraadpleegd geworden maar meestal werden die klagten als overdreven afgeschilderd en als tegen-bewijs aangevoerd, dat het aantal adelborsten daar over leden, zeer gering is geweest. In de eerste memorie van den 18 Januarij 1848 en als geheim berigt aan den minister van Marine ingezonden, schijnt naar ons inzien, de Heer Tenghergen, het pleit onherroepelijk, ten nadeele van Medemblik te hebben beslist. De onverbiddelijke cijfers la ten geene wederlegging toe. Als punt van vergelijking heeft hij de Militaire academie te Bre da verkozen. Op beide instellingen komen jongelingen van den zelfden ouderdom, van denzelfden stand in de maatschappij en ge nieten bijna gelijke opkweeking. In het studie-jaar 18441845 zijn te Breda per 100 kadets vijftig ziek geweest gedurende 261 dagen; of ieder gemiddeld ruim 5 dagen. Te Medemblik daarentegen 84 van de 100 gedurende 1180 dagen, of gemiddeld ieder 14 dagen. In het studie-jaar 18451846 te Breda 46 kadets per 100 ziek geweest gedurende 249 dagen. Te Medemblik 85 adelborsten ge durende 2405 dagen. In het studie-jaar 18461847 te Breda 67 kadets, gedurende 613 dagen. Te Medemblik 81 adelborsten, gedurende 3249 dagen. By die memorie is tevens eene opgave gevoegd van de ziekten, die de officieren en ambtenaren, met het onderwijs belast, hebben getroffen, waaruit de schrijver de berekening maakt, dat in het studie-jaar 18441845 minstens 212 lessen, in het jaar 1S45 1846 minstens 182 lessen, en in het jaar 1S461847 minstens 880 lessen verzuimd zijn. Dat zooveel ziekten nadeelig op de studiën moeten werken, b'gt in den aard der zaak. Als de leeraars zelve ziek zijn staan de lessen geheel stil; maar bovendien wanneer de helft, of een derde gedeelte van eene klasse zich op de ziekenzaal bevindt, gaan de nen cursus vervolgen, wordt er door de adelborsten op eene her haling gerekend, als de zieken hersteld zijn, en hunne werkzaam heid verflaauwt. De Schout-bij-nacht stelde daarom eene verplaatsing voor naar Dordrecht. Het instructie-vaartuig kon op de Zeeuwsche stroo men belangrijker lcruistogten doendan op de Zuiderzee. De scheepstimmerwerven te Dordrecht zouden hen in de gelegenheid stellen vele zaken practiseh te zien uitvoerendie hen nu met krijt op een bord worden voorgeteekend. De nabijheid van Rotterdam FeijenoordDelft's Gravenhage en Leijden gaf hen gelegenheid zonder belangrijke kosten, de belangrijkste fabrieken die tot hun vak betrekking hebben, in oogenschouw te nemen. Bij deze memorie heeft de Schout-bij-nacht eene bijlage gevoegd ter wederlegging van de bedenking, of de opgegeven jaren ook toevalligerwijze bijzonder ongunstig waren geweest. Hij geeft daar toe een tabel van de ziekten in 18341835, waaruit blijkt, dat per 100 adelborsten 86 ziek waren geweest gedurende 2433 dagen, of ieder gemiddeld eene maand. Hij merkt wijders op, dat van de 18 adelborsten, die iu 1S32 het instituut verlieten, in 1837 nog slechts 11 waren, overgebleven, en dat van die, welke in 1835 het Instituut verlieten reeds vijf gestorven waren voor zij den rang van officier hadden verworven, terwijl die overledenen meestal juist die genen waren, die te Medemblik het meest aan de koorts hadden geleden. De Heer Tenghergen deelt wijders een menigte uittreksels van de. officiële brieven door de Heeren Rijk en Koopman, tijdens zij het kommandement hadden van het Instituut, aan deu minister ge schreven medewaarbij telkens over den slechten gezondheidstoestand wordt geklaagd. De tweede memorie is van den 18 November des vori gedateerd en meer tot het publiek gerigt. De Heer Tenghergen deelt daarbij mede, dat zijne memorie bij den minister aanvankelijk zeer wel werd opgenomen, en deze heni zelfs beloofde de stukken, die hij in der tijd aan den Directeur- Generaal voor de Marine had ingezonden, te zullen opzoeken. Den 22sten Maart kreeg de Heer Tenghergen berigt, dat de om standigheden van het oogenblik voor eene verplaatsing minder ge schikt geoordeeld werden, maar dat de stukken in het archief wa ren gedeponeerd, om daarop casn quo terug te komen. Met ver wondering zag echter de Heer Tenghergen in de memorie van be zuiniging, door de ministers den Koning aangeboden, de orfgezond- heid van Medemblik overdreven noemen, daaitó igaf. men hem zijj? delings te kennen, dat hij uit persoonlijke teff^ityigenemeriheid m«t en jaars

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1849 | | pagina 1