tchenni^ van de wet, niet kan geweigerd worden. Zoo zij geen regt hadden, 'gewis dan is dc toestand van deze gemeente alleen ineer dan voldoende, om de noodzakelijkheid dor herziening van de wet van 1822 te doen gevoelen. Of is liet duldbaar, dat eene gemeente van 9 a 10 duizend zielen onder den last van het onvrije territoir gebukt blijve, dat eene bevolking, die in ntinigc jaren, tot zoodanig aanzienlijk bedrag is toegeno men en die slechts op vrije beweging wacht, om zich te vermeer deren, eene bevolking, waaraan energie en nijverheid niet is te ont zeggen, onder zulk een hatelijk privilegie gedrukt blijve? Zoolang de opheffing van het onvrije territoir niet is daargesteld, kan ook het tweede verzoek niet worden toegestaanstr kkende om de gemeente tot los- en ladingplaats aan te wijzen. Eenlos- en ladingplaats toch veronderstelt vrij territoir en al bestond er geene andere reden dan deze, zij zou voldoende behooren te zijn, het onvrije territoir op te heffen. Of is het niet eene barbaarschheid, die ons aan dc middeneeuwen terug doet denkendat de benij denswaardige voorregten, die geen menschenhand alleen schenken kandat de natuurlijke ligging van eene heerlijke haven worden miskend en tegengewerkt? Op een tijdstip, dat groote mededin ging, de inspanning aller krachten vordert, zal Nederland zijne schoonste en veiligste haven tot eene kunstmatige werkeloosheid doemen!! Is het reeds onbegrijpelijk, hoe de regering met uit ei gen beweging gereed stond om, waar ons vaderland eene gunstige gelegenheid voor den handel aanbiedt, van die gelegenheid gebruik te maken, alle hinderpalen weg te nemen, haar te begunstigen], nog onbegrijpelijker zal het voorkomen, dat een verzoek, tot weg neming van kunstmatig aangebragtc belemmeringen, kan worden van de hand gewezen. Er gaat geen enkele week voorbij, dat niet een schip binnenvalt, te zwaar beladen, om op zijne losplaats te komen. De natuur zegt: *los in de heerlijke, veilige haven waar gij ligt," de belastingwet daarentegengij zult hier niet lossenmaar de lading in ligters y overbrengen." Dikwerf is de natnur sterker dan de wet. Voor het inladen van vee wordt altijd de uitzondering gemaakt en in ieder wintersaisoen, als alle andere havens ongenaakbaar zijn, ziet men in het Nieuwediep schepen beladen. Bovendien wordt opbijr zonder verzoek, soms de vrijheid van lossen en laden toegestaanj maar deze wenschen schijnen verloren te gaan, en de haven van liet Nieuwediep mag niet voor den handel in het algemeen worden dienstbaar gemaakt. Teregt merkten do requestranten aandat het gouvernement in gewikkeld reeds het beginsel had aangenomen, om de gemeente de Elehler tot eene lading- en losplaats te verheffen, toen het de toestemming had gegeven, orii deze gemeente door een spoorweg met Amsterdam te vereenigen; want zou het niet de dwaasheid ten top gevoerd zijnhet leggen van den spoorweg toe te staan en het vervoer van goederen onmogelijk te maken? Maar waarom dan nu geweigerd, al is die spoorweg wegens andere bezwaren niet tot stand gekomen? Had de opheffing van liet onvrij territoir toen nuttig geweest, had de Helder bij het bestaan van een spoorweg los- en ladingplaats kunnen zijn, waarom dan nu niet? En wat mag de reden zijn, dat aan dc billijke verlangens van de ingezetenen dezer plaats geen gehoor wordt gegeven Men kent ze niet, men hoort slechts een enkele elkander toefluisteren: Am sterdam zon er tegen, zijnAmsterdam zou de mededinging van het Nieuwediep vreezen! Men gaat zelfs zoo ver van tc vertellen, (Lat Amsterdam het graven van het Groot Noord-Hollandseh Ka- aaal, als de oorzaak van den bloei van het Nieuwediep beschouwen - de en zieli beroemende, dat dit kanaal grootendeel3 met Amster- damsch geld is daargesteld, in het Nieuwediep een gewrocht van haar geld ziet, en vordert dat hare schepping thans niet haar tot eene mededingster worden zou. Zou dat waar zijn? Wij kunnen het naauwelijks geloovcn. Wij begrijpen zeer goed dat een Minis ter van Einanticn'niet onverschillig omtrent het gevoelen van de Ainsterdamsche beurs kan zijn on dat hij deze gaarne wat ontziet; maar wij vertrouwen, dat mogt dit al een oogonblik bij hem we- jenhij zich hoog genoeg zal kunnen verheffen, om te beseffen dat j hem de algemeene belangen, niet die van Amsterdam uitsluitend, ter behartiging zijn opgedragen. Maar zou het waar zijn, dat Amsterdam zich tegen het verzoek met ernst zou verzetten. De regtcn, die men op liet graven van liet Groot Noord-iiollandsck Kanaal zou gronden, zijn te bespotielijkom tc gelooven dat een verstandig Amsterdammer, die zou durven doen gelden. Wie toch zou er liet meest bij verliezen, indien dat kanaal niet bestond? De haven van liet Nieuwediep zou niets van hare gunstige ligging verliezen, en de Amsterdamsche handel zou-zelf de dringendste be hoeften gevoelen, om te versoeken, dat hij daar de schepen, dis hij niet meer in het Y kon ontvangen mogt lossen. Elet is dus een# dwaasheiddat kanaal aan het Nieuwediep als eene reden van wei gering tegen te werpen. Maar zou inderdaad Amsterdam door liet Nieuwediep zoo veel schade lijdon? Wij houden ons overtuigd, dat dit eene dwaling is. Wat maakt Amsterdam tot hetgeen zij is? llare gunstige liggingdie niemand haar ontnemen kan. Men zal niet uit pure liefhebberij ter gunste van het Nieuwediep in die haven gaan lossen en laden. Men lost, waar men debiet heeft, inen laadt waar de waren worden aangevoerd. Amsterdam aan het Y, ligt als in een middenpunt voor alle schepen, die uit d« landprovinciën hunnen toevoer aan eene groote markt willen brengen of van de groote markt de producten van elders aangevoerd willen opkoopen oin weer in het land te verspreiden. Amsterdam is bo vendien met spoor* en waterwegen aan Botterdam en aan de groo te rivieren verbonden. Eene stad, die met zoo vele draden aan het gansche land verbonden is, behoeft geene concurrentie van liet Nieuwediep te vreezen. De rol, die de haven van het Nieuwediep wacht is geene andere, dan die de haven van Harlingen vervult. De aanvoer van vreemde producten zal er bij gemis aan de- bouché altijd zeer beperkt blijven, de uitvoer zal zich hoofdzake lijk tot de producten van Noord-Hollandsch vee en kaas, die nn reeds voor een groot deel buiten Amsterdam omgaan, bepalen. Wat er meer zal worden gelost en geladen, zal grootendeels zijn ten gemakke van den Am%terdamschen handelaar, wanneer bijzon* dere omstandigheden het hem voordeeliger doen zijn, een enkel schip te doen lossen; en dan zal de ondervinding moeten leeren, of dat, wat daardoor aan verdiensten, meer aan liet Nieuwediep wordt genoten, door het gemak dat de handel daarvan heeft, niet ruimschoots voor Amsterdam vergoed wordt. Maar al ware het zoo, dat Amsterdam er eenig nadeel door leed, van Waar liet regt, om ter wille van de Hoofdstad, de gunstige lig* ging, die de natuur elders schonk, miskend en onvruchtbaar gemaaktl Van waar het regt om het Nicuwe-Diep aan liet wel of verkeerd be grepen eigenbelang van Amsterdam ten offer te brengen? Welke redenen de regering ook mogen bewogen hebben om liet ver* zoek voorals nog van de hand te wijzen, wij vertrouwen, dat de tijd ook dit onregt zal herstellen. De publieke opinie zal als eene mng- tige bondgenoot voor ons optreden, voor wier onbevangen oordeel alle redenen, die men niet noemen kan, of niet noemen durft, wij ken moeten. SS1 A T s 1T - 3 E31TE B A A Ia. Julij 19. Dc Tweede Kamer beraadslaagt over 't wets-ontwerp be trekkelijk de toelating en uitzetting van vreemdelingen. 20. De disussiën worden voortgezet en art. 1 tot en met art. 11 aangenomen. y 21. De beraadslagingen over de volgende art. worden voort gezet en ten einde gebragt; 't wordt met ecnige wijzi gingen, met 51 tegen 12 stemmen, in zijn geheel, aan genomen. y 24. Dc Tweede Kamer beraadslaagt over 't wets-ontwerp, houdende Voorziening omtrent de Kroondomeinen, y 25. De discussicn worden voortgezet en ten einde gebragt; 't wets-ontwerp wordt met enkele veranderingen met 55 tegen 5 stemmen aangenomen. Dc Minister van Koloniën doet mcdedeeling van de laatstelijk uit Oost-Indie ontvangen bcrigten. Aange nomen voor kennisgeving.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1849 | | pagina 2