ZAANSTROOM. C. HARDERWIJK. Helder, 8 Oclober 1849. MET NIEUWE BIERHUIS, Maar, juist in dat zoo waarachtige woord: aangeborenspreekt hij eene waarheid uit, wier erkentenis hier beslissend wordt. Aangeboren! Wat wordt ons aangeboren? Eigenschappen, niet deugden. Inder daad hoe zonderling het ook klinken moge na kalme beschouwing en diep doorzigtaarzel ik, om de vaderlandsliefde eene deugd te noemen. Niet de menschenliefde zelve, of de Christelijke broederliefde, maar be paald die trek om aan het land onzer geboorte en inwoning en deszelfs bewoners, onze medeburgers, meer gehecht te zijn dan aan anderen. Eene eigenschap is het, een trek, eene neiging, een iustinet, iets dat tot onze lagere vermogens behoort.Eene deugd? niet althans, indien 't waar is, dat er getne deugd bestaat zonder strijd.-'t Is eene eigen schap, die geleid en bestuurd moet worden, en die, we erkennen het gaarne en volmondig, dikwerf tot groote en edele daden kan aanleiding geven, eene eigenschap bovendien, die in het maatschappelijke leven weldadig werkt Maar niet zelden zijn de gevallen, waarin ze met de deugd, de Christelijke vooral, in strijd kan komen, waar ze lot lakenswaardige da den kan aanleiding geven. In 't algemeen is 't reeds waarheid dat zij, zoodra ze slechts een weinig overdreven wordt, aanleiding geeft tot bekrompenheid. Bekrompenheid welke dien geest van algemeene men schenliefde, tot welken het Christendom ons wil geleiden, niet weinig in den weg staat. Enzeer opmerkelijk is het wel, dat in het gansche Evangelie nergens ééne vermaning lot vaderlandsliefde gevonden wordt. Ann hare overdrijving hebben wij te danken de haat van volken tegen volken, met al hare rampzalige gevolgen. Nog meer. Ze kan somwij len met pligt in strijd komen. Zoo blijft die zoo geroemde vaderlandsliefde dan niet veel meer dan de gehechtheid die het paard voor zijn stal en de hond voor zijn hok ge voelt. »IIet resultaat eindelijk, wie tot landverhuizing bevoegd ja verpligt zijn, komt hier op neer: het zijn zij, die hier gebrek ondervinden aan gelegen heid om werkzaam te zijn; wie er gebukt gaat onder die omstandigheden welke ook hier, gelijk elders, den midden- en den lageren stand druk ken, of wel, wie er met zwaar huisgezin belast, 't voor zijne kinderen duister inziet, om hen een eerlijk bestaan in de maatschappij te bezorgen; den handwerker en ambachtsman wien genoegzaam werk, den landbou wer wien de middelen die hij behoeftontbreken. Die er niet opziet tegen harden en zwaren arbeid, maar wien reeds aanwezige, of vooruit- geziene nood dringt naar een land, dat, welke bezwaren er het verblijf ook mogen opleveren, toch ontwijfelbaar dit voordeel aanbiedt, dal eraan handen gebrek, dat er aan land overvloed, dat er de staatslasten weinige zijn; een land, in de volle kracht van jeugd eu bloei, dat aan Europa om menschen vraagtzijnen schoot veelbelovend opent. Er is een voorschrift onzer allerheiligste Godsdienst, dat ge, gelijk het overal ondersteld wordt, eene enkele maal daarenboven stellig vindt uitgedrukt, o. a. waar de Apostel aan zijnen leerling schrijft: »wie de- zijnen, en vooral die van zijn huisgezin zijn, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongeloovige." (l Tim. Y: 8). Dat is Godsdienstbevel, dat is Evangeliepligt. En waar die pligt niet anders of niet beter kan vervuld worden, dan door verlating van het dier bare land onzer geboorte, ds grond, waar onze wieg op stond, wien we zoo vaak hebben toegezongen, dat hij ook eenmaal ons graf moge wezen! dan, M. H.! is er hooger pligt, Godsdienstpligt jegens degenen, die God onder onze vleugelen heeft gesteld, die gebiedt, om hunnentwil die nei ging, hoe sterk ook, te overwinnen, pligt, omdat gevoel te ondeidruk- ken als ge daar ginds u in den vreemde bevindt, onderdrukken, omdat het der werkzaamheid schaadt, en liet leven, dat dierbaar is om den wil le van hen met ondermijning bedreigt. En dan, M. II. is er voor hem, die zich der brooze kiel op den wij den Oceaan aanvertrouwtgrood om voor zich zijne vrienden grond om voor hem te bidden, dat de zware opoffering die hij doet, hem vergol den worde door een in waarheid voor hem beter en meer gezegend Ya- derland grond om zelfs wanneer 't daar ginds niet aan de verwachting beantwoordde, en rampen, waaraan de mensch in iedere streek der aarde bloot staal, er hem en de zijnen troffen, een gerust geweten te hebben en een goed toeverzigt op Godin het bewustzijn van gedaan te hebben wat pligt eischic." enz. CHOLERA-ANECDOTE. Sienljozei Mevrouw, »'t is tegenwoordig zoo'n nare tijddaar sterven zooveel menschenals je wat voelt in je lijf, moet jo 't me dadelijk zeggen, dan sluur ik jo zoo naar 't ziekenhuis, want ik ben erg bang voor de ziekte." «Heel wel, Mevrouw," hernam Sientjemaar als uwe niet wel wordtzeg het mij dan ookwant dan loop ik zoo de deur uit yan henaauwdheid." 51 b t» e v e n t i ti. Dienst tusschen ALKMAAR en AMSTERDAM, v.]v Dagelijks, uitgezonderd des Donderdags. Aanvang nemende Vrijdag den 5den Octoher. e.k. van Alkmaar 's morg. ten 6| ure, 's nautidd, ten 1 ure. Amsterdam 7| 3 DE NIEUWE IJ Z E R E N B A R G E Van het Heldersche Veerhuis 's morgens ten 8 ure. Veerhuis der Barge 8| Alkmaar 's avonds na aankomst der Stoomboot Zaanstroom (ongeveer) ten 6^ ure en des Donderdags 's avonds ten 7 uro. Een ieder wordt gewaarschuwd geen Geld 0f Goederen te crediteren aan RIJ NETJE op iïet LAND, zonder voorkennis of schriftelijke bewijzen van haren man, ARI BROEKHUIS. Gevoelig voor do onduhbelzinnigsle bewijzen van hoogachting, liefde, vriendschap cn hulp, hem gedurende 20 jaren gebleken, van wego ieder wel denkende in deze Gemeente, brengt de ondergeleekende zijnen opregten dank en hartelijk Vaart weltoe. Pastoor. jpllfe BIJ DE MAGERE BRUG TE NIEUfVEDIÉP. De Ondergeleekende maakt het geëerde publiek en zijne begunstigers bekend dat hij weder ruimschoots in MAART- SGHE- en NOVEMBER-BIEREN gesorteerd is, en dal van heden af aan bij denzelven als vroeger, het Bier te he komen zal zijn. B. H. MöLLER. Slijter in t groot en klein. Uitgegeven bij C BAKKER Bz. Ie Nieuwcdiep. Gedrukt bij S. GILTJES 4 G. K00TER t. Heldtr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1849 | | pagina 4