liandeld, door zich geene betere en meer met de waarheid overeen komstige inlichtingen te verschaffen; had hij deze om de eens of andere redenniet regelregt aan het tegenwoordig Algemeen Arm bestuur willen vragen, zij waren elders te verkrijgen, onder ande ren bij IIH. Directeuren der vroegere liefdadige inrigtingen onder dezen zeer zeker het best bij den Heer J. Zuszenvoormalig Se- retaris derzelve, die gewis den S. zoude hebben kunnen en willen inlichtendat zijne cijfers verkeerd waren en alleenlijk die aanwezen der Eckening en Verantwoording van 5 Augustus 1847, hierboven vermeld; in allen gevalle en hoe het ook zijn moge, zijn hierom trent bij het Algemeen Armbestuur alle verdere inlichtingen alsnog te bekomen en ten dienste. Hetzelfde Verslag en dezelfde geverifieerde Eckening en Verant woording wijzen even zoo aan, dat de kosten der spijzen van de werkloonen der arbeiders in de inrigting werkzaam afgetrokken geenzins als arbeidsloon zijn berekend, maar alleenlijk de zuiver uitbetaalde arbeidsloonen, en alzoo na aftrek van de kosten der spijs zijn in uitgaaf gebragt. De aanmerkingen van den S. dat die kosten niet van de spijs- kokerij zijn afgetrokken of in ontvangst gebragt, pleiten niet voor zijne administrative kennis, want toch kosten af te trekken, welke inderdaad geïmpendeerd zijn, of gelden in ontvangst tc brengen, die niet ontvangen zijn, zoude zeer zeker verwarring of misrekening ten gevolge moeten hebben. In de zesde plaats merkt de S. op, dat wanneer de adminis tratie over 1848 zoo gunstig gewerkt heeft, er geene redenen zou den hebben kunnen bestaan, om de subsidie over 1849 met/1000 te vermeerderenen om eene nieuwe industrie aan te nemendie welligt niet zoo voordeelig zal uitkomen. Wanneer men in het oog wil houden dat de begrooting voor 1849 reeds in Augustus 1848 moest worden opgemaakt en ingediend; dat alstoen reeds bleek, zoo als hierboven op de eerste is aan gemerkt, dat ziekte en sterfte aanmerkelijk waren; en dat daardoor de posten van Uitgave op de begrooting voor Geneeskundige hulp of verstrekking van Geneesmiddelen, bedeelingen in geld en andere daarmede in verband staande posten, verre zouden worden over schreden, en men bovendien den gehcelcn gunstigen stand van de Werk-Inrigting niet dan na afloop des jaars konde weten, dan zal het wel geen betoog behoeven, dat er noodzakelijkheid bestond, om ƒ1000 meerder aan subsidie aan te vragen; evenwel maakt 1IELDEK, den 12e November 1849. hot Algemeen Armbestuur zich sterk in de Bekening en Verant woording over 1849, die hetzelve even als die over 184 S openbaar zal maken, te zullen kunnen aantoonen, immers wanneer geene onvoorziene rampen of tegenspoeden hetzelve treffen, dat die som geenzins is verloren gegaanof meerder verbruiktdoch is gelijke som aangevraagd voor 1850, ten einde des te beter te kunnen voorzien in clc bestaande behoefte en met kracht ts kunnen door zetten, den nieuwen tak van industrie, waarvan S. gewag maakt, en mag het Algemeen Armbestuur op redelijke gronden veronderstellen, dat ook na afloop van dien dienst niet meerder zal zijn verbruikt. De twijfeling van den S. alsof die nieuwe tak van industrie, bestaande in het spinnen van Wier of Zeegras, teil dienste der Ijzergieterijen, niet zoo voordeelig zal uitkomen, berust mede op geen den minsten redelijken gronden heeft minst genomen allen schijn van verwaandheid; immers deze tak is bevorens nimmer onderno men of gedreven; niemand buiten liet Algemeen Armbestuur kan met de resultaten bekend zijn, en kan de juiste uitkomst zelfs niet blijken, dan na nog geruinien tijd te hebbc-n gearbeid; hoe kan nu de S. met eenigen grond over die uitkomst oordeelen? Tot gerust stelling evenwel van het belangstellend publiek, kan het Algemeen Armbestuur bij deze, volmondig de verzekering afleggendat zonder onvoorziene nadeelige gebeurtenissen, deze nieuwe tak van industrie geenzins ongunstig zal werken, en nog voor aanmerkelijke uitbrei ding vatbaar is. Wat eindelijk de redenering van den S. betreft, over de gene- gociëerde som voor het gebouw der Werk-Inrigting, de intrest-re kening, enz.; hierop zal het Algemeen Armbestuur alleenlijk ant woorden, dat hij, die het nuttige en noodige wil, hetwelk ten deze genoegzaam erkend is, ook de middelen moet willen en aanwendei:, om er toe te geraken, en dat het Gemeente-Bestuuraan hetwelk de uitvoering toekwam, heeft getoond, voor geene kleingeestigheden terug te deinzen, en het goede niet alleen gewild, maar ook ten uitvoer heeft gebragt. Het Algemeen Armbestuur vermeent door al het bovenstaande genoegzaam te hebben- aangetoond, dat de aanmerkingen, voorko mende in voornoemd stuk, zijn: ONJUIST en ONWAAK; dat zij allen schijn hebben van uit geene zuivere bron tc zijn ontsproten; en zal dat Bestuur van nu af aan op geene soortgelijke aanmer kingen of aantijgingen meer acht slaan of daarop antwoorden. Algemeen Armbestuur in de Gemeente Helder, J. L. CE AP HELLINGMAN, Pres. N. YEOON, Secr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1849 | | pagina 7