het rapport te rapporteren, wat men in de sectien had gedacht, mogt het niet verzwijgen; maar ten andere, heeft Costerus dit rapport gesteld? "VVel was hij de eerste, die het heeft onderteekend; maar zoo wij ons niet bedriegen, volgt men bij die onderteekening de volgorde der sectien, zoodat do rapporteur der eerste sectie het eerst teckent, daarop die van de tweede, en zoo vervolgens; en wie zal dus zeggen, of niet van der Linden, v. Hasselt, Meelissen, of Jf'ichers liet niet gesteld hebben en Costerus met al die beschei denheid en nederigheiddie der jeugd betaamt, zicli niet lieeft willen verzetten tegen hetgeen een ouder rapporteur had opgesteld. Na op de voorgestelde wijze het jonge volkje eerst eens teregt te hebben gezet, neemt professor dc meer bedaagden eens onder handen. van Hall, Nedermeijer van llosenthal en Groen van Prinslererhebben professors ongenoegen in hoogc mate gaande gemankt. Van Hall had Vreede nooit gedachtdat hij liet mi nisterie zou bestrijden. »En liet moge dan zijn uit liefde tot het Yaderland en een welbegrepen vrijheid, hij heeft de goede zaak niet getrouw en onpartijdig aangekleefd." Wij zijn geen groote vrienden van v. Hall; maar indien hij, gelijk professor veronderstelt, uit liefde tot zijn Vaderland en tot een welbegrepen vrijheid, gehandeld heeft, dan betuigen wij, dat ieder, die zich daardoor laat besturen, geonc berisping maar lof verdient. Omtrent Nedarmeijer van Llosenthal wordt niet onduidelijk het vermoeden geuit, of hij de concurrentie vroeger als advocaat te Arnhem tegen de Kempenaer geoefend, thans in de Staatsvergade ring wilde overbrengen, en wel op grond dat zijne tegenwoordige hou ding niet met zijne antecedenten overeenkwam. He Kempenaer had' nog onder de negen voorstellers tot grondwetherziening in 1*15 behoord, waaraan Nedermeijer zich onttrokken liad, omdat hij slechts ccuc gedeeltelijke herziening verlangde en nu schijnen de rollen omgekeerd cn Nedermeijer bestrijdt de Kempenaer als niet vrijzinnig genoeg. Professor zou zicli minder verwonderen, indien hij bedacht, dat de Kempenaer zijne vriendschap had gewonnen, omdat hij zelf mi nister geworden aan zi.ine vroegere vrijzinnige beginselen onge trouw bleek, cn indien professor de redevoeringen in 1845 door Nedermeijer gehouden, aandachtig wil lezen (b.v. pag. 486 der Handelingen) dan zal de houding van Nedermeijer minder incon sequent voorkomen. Daar verkondigt hij liet beginsel, dat de al- gemeene volksstem dc regeringsvormen moet bepalen; in dc menig vuldige petitiën erkende bij een bewijs, dat cr behoefte naar lier- vorming was; in abstracto keurde bij eene gansclic herziening goed; maar hij vreesde, dat dc tijden toen te rustig waren men zou tegen zoo vele bijzondere belangen stuiten, dat eene doortas tende herziening, weer evenveel wrevel aan dc ccnc zijde zou op wekken, als zij aan den anderen kant genoegen gaf. Maar wat is nu gebeurd? De Eransclic omwenteling wekte overal spanning cn bij den kreet naar algelieele herziening, ver dween voer een groot deel het gevaar dier gevreesde botsing wat Nedermeijer in abstracto goedkeurde is grondwet geworden; de stem der Natie heeft zich in alle publieke organen doen kooren cn is het dan nu zoo vreemd, zoo inconsequentdat Nedermeijer die stem erkend en meent, dat zij billijke bevrediging behoeft? Ts het vreemd dat hij de Kempenaer bestrijdt, die liem vroeger als vooruitliep, maar nu in dc toepassing terugtrad. Ook Groen van Prinsterer moest wijzer zijn! Hij dc bestrijder van ongeloof en revolutie had geen ministerie moeten afvallen, dat zorgen zou, dat die revolutionaire nieuwigheden ten minste zoo veel mogelijk beperkt zouden worden. Onze ruimte verbiedt ons om medetedeelen, wat grieven de professor tegen Groen heeft aan te voerenwij moeten ebidigen. Indien de brochure iets bewijst, dan zal liet dit zijn, dat het ministerie de Kempenaer noch bij de Kamer in het algemeen,noch rerschillcnde nuances van poKtièke begrippen in dezelve, ij het publiek c-enigcn bijval hééft weten te verwerven en clcr- i .iv. volstrekt onbruikbaar was. En indien het ons geoorloofd mag zijnom met de bescheidenheid cn de nederigheid, die der jeugd betaamt, tegen eenen Utrcehtschen professor (die ook nog niet zoo bijzonder oud is, zoo wij mecncn) eene aanmerking te makendan zou het deze zijnof liet in zijnen Hooggeleerden mond welvoegelijk cn gepast mag lieetcn, dat bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, als de verzameling van eenigu vittende en bedilzieke jongelingen, die des meesters tuchtroede te vroeg ontloopcn zijn, afschildert? Nor. 19. De Heeren van LLoëvell en van Heemstra leggen den eed als Volksvertegenwoordigers in handen van den Voorzitter der Tweede Kamer af. Ingekomen een wets-ontwerp, houdende voorzieningen omtrent den overgang in werkelijke schuld van uitge stelde schuld en kansbiljetten. Wordt verzonden naai de afdeclingen. De Minister van Einantien overlegt aan de Vergade ring eene nota van wijzigingen in sommige hoofdstuk ken der Begrooting voor 1850 en geeft daarbij liet ver langen der Begering te kennen, dat de Kamer die bc- grooting met den meeaten spoed overwege. K ENN1SGEVING. BDRGEMESTEK en ASSESSOREN .let Gemeenl brengen Ier kennissc van dc belanghebbenden: O Dat door Burgemeester en Assessoren voornoemd op mag liging van den E. A. Raad dezer Gemeenlo, aan de Maat schappij ter bevordering van Landbouw en Landonlgiunin; in Nederland, Concessie is verleend, tol het inzamelen va». Asch Vuilnis, Uitwerpselen en verder afval, waarvan dein- gezetenen zich wenschen te ontdoen. Bat de inzameling dezer voorwerpen zal aanvangen op Maandag den 26 November 1849 cnmet uitzondering van Zon- en Feestdagen, geregeld iederen dag zal geschiedei met behoorlijk ingerigte karren of schuiten, door daartoe aangestelde personen, ingezetenen dezer Gemeente. Burgemeester en Assessoren bevelen deze ondcrnopiing aan, in de gunstige medewerking der ingezetenenaan welko zij daarbij herinneren: lo. Dat door hel wegwerpen van Asch afval van groen ten enz., aan den Landbouw wordt onttrokken, meslspeeic, die, ter bevordering van ontginning en bemesting van gron den, zoo zeer noodig is. 2o. Dat door het afgeven vari deze voorwerpen aan do werklieden der Maatschappij, niet alleen wordt bevorderd het belang van den landbouw, maar vooral ook, dal daar door aan cenige ingezetenen dezer Gemeente een gevestigd beslaan wordt verzekerd. 3o. Dat door do gunstige medewerking der ingezete nen, buiten toepassing kunnen blijven do boeten cn straf fen, welke bij de beslaande keuren cn verordeningen legen het werpen van vuilnis op verbodeno plaatsen zijn geslatu- eerd. En eindelijk Dat het werkvolk, in dienst der Maatschappij, zal voor zien zijn van kennelijke teekenen en onder verpligling staal om ten allen tijde jegens de ingezetenen beseheiden te zijn; van dezelve geene gelden voor hunne bemoeying Ie vorde ren en bij liet bekend worden dat zj zich onbehoorlijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1849 | | pagina 2