rang is wei t als de gewone beteekenis van het woord Stad hier in aan merking komen raag niet twijfelachtig want wij denken hierbij aan ee- ne verzameling van aaneengebouwde huizen, door geregelde straten ver deeld, met een zielental, hetwelk dat onzer grootste dorpen overtreft. De Helder raag ook met regt den naam van Stad dragen, als men die plaats vergelijkt met sommige kleine steden in de land-provinciendie in de middeleeuwen een zoogenaamd stadsregt Yan Hertogen, Graven of bis schoppen ontvangen hebben en daarom nog met den wijdschen naam van stad prijken ofschoon zij niets meer van eene stad bezitten dan een oud charter hunoer vroegere privilegiën en eene vermolmde stadspoortdie op verroeste hengsels draait. Is tle Helder eene beslotene stad? De Helder mist muren en, zoo als ik vermeen, ook wallen, maar ligt binnen grachten, en is van de eene zijde door de zee, van de andere zijde door de vestingwerken ingesloten. Haar al wilde men hier de regten van 12000 onzer medeburgers laten afhangen van eene letterzifterij of een woordenspeldan gelooven wij toch, dat de Helder als een fort moet worden aangemerkt. Wij kunnen hier onder, in den zin van ueze wet, toch niet verslaan eene afzonderlijke sterk te, een kasteel, eene redoute, alleen met militairen bezet, want als de militaire bezetting het in den zin kreeg om azijn te willen stooken, bier te brouwen, jenever te branden, papier te maken, enz., dan was er deze financiële wet niet toe uoodigom soortgelijke industriële uitspatting on zer krijgsmagt ta beteugelen, doch alleen een dagorder van den comman- derenden ollicier. Wil men dan niet in het ongerijmde vallen, dan moet men het woord fort in een ruimen zin voor eene vesting, eene versterkte plaats nemen, en dat de Helder eene vesting i*, kan ik getuigen, want ik heb deze merkwaardige plaats bezocht, en van alle zijden stuitte ik op schildwach ten en gaapte» mij de vuurmonden tegen. Twee kustbatterijen verhin deren alle nadering van den zeekant, en onderscheiden forten, onderling door hreede grachten verbonden, sluiten de Helder van de landzijde in, en laten slechts eenen naauweo doorgang toe, waar geen muis oogluikend kan doorsluipen, en één enkel commies in staat is, om een heel leger van contrebindiers met goed gevolg het hoofd te bieden. Bij Koninklijk Besluit van 8 Julij 1844 is de Helder verklaard tot eene vesting, en nis ik mij niet vergis, van de eerste klasse. ÏYu hebben de Ingezetenen en het Stedelijk Bestuur van de Helder zich bij herhaling met smeekschriften tot de regering gewend, om het genot van de uitzonderende bepaling van art. 178 der meergemelde wet le mo gen hebben, maar alle verzoeken daartoe zijn kort weg 7an de hand gewe zen, zonder dat de adressanten de gronden der weigering hebben mogen kennen. De regering heeft er zich telkens afgemaakt met te zeggen, dat er geene termen gevonden waren, om het verzoek toe te staan, eene al gemeens uitdrukking, krenkende voor eene nijvere bevolking, die vermeent haar verzoek op regtmatige en wettelijke aanspraken te mogen vestigen. Ik heb elders de gronden van weigering der regering zoeken op te spo ren, maar te vergeefs,* ik heb met lieden gesproken, die meer met de bij zonderheden van den handel en de localiteit bekend waren, zoo als dit mijne gewoonte is, en die mij op meer of min geheimzinnigen toon antwoor den: Weet Gij wel, dit de Helder niet alleen eene der gemakkelijk ste eu schoonste havens van ons land is, maar vnn de gansclie rtoordzee- kusl? en dat de ligging uiterst gunstig is voor den hander? Ik heb dit ge re ad el ijk toegestemd en nog bovendien verklaard, dat alle Provinciën, die het bcssin der Zuiderzee omgeven, er belang bij hebben dat aan deu Helder liet regt van laden en lossen worde toegskand. Haar hiermede vorderde ik in mijne nasporingen niet en Gij zult mij toestemmen M. M. II. H. dat het eene zonderlinge oplossing van de vraag is: waarom de lïeider geen koophandel mag drijven: omdat de li el— «Ier zulke gunstige gelegenheid voor den koophandel bezit. Eindelijk hebben de Ingezetenen van den Helder zich tot ons gewend, •wij hebben hun verzoekschrift ter griffie gelegd, maar naar mijne ziens wijze nmg eene vertegenwoordiging dadelijk door liet volk gekozen, zulke grieven niet op Ie griffie laten versmoren. Ik had daarom aan de regering een verzoek te doen, maar de afgevaar digde van Kamuen heeft in den aanvang dezer zitiing de vrees le kermen gegeven clat dit Ministerie meer van zijne vrienden dan van zijne legen- si,anders te vrrezen had, die te veel zouden verlangen, te veel verwachten, eu daarom ai l;gt zeer lastige vrienden zouden worden. Die stem vervolgt mij op de parlementaire loopbaan zoo lang dit Ministerie duren zal,* ik weuschie dat die afgevaardigde ons een lijstje gegeven had van hetgeen wij al zno vr gen mogen zonder d :t men gevaar loopt van onder de rij der lastige vrienden gerangschikt te worden; doch daar ons dat lijstje ontbreekt waag ik hel den Minister toe te toepen: Doe, doe eindelijk iegt aan het billiik verzoek Yan zoo veel duizenden onzer landgenoot en, of maak hen met de redeuen Uwer weigering bekend Ik vorder echter niet dat de Minister mi' op staonden voetanlwoorde, ik heb üever dat de Minister binnen een b:; li' jaar aan den Heldor hare schoong bestemming verzekere en m\j gansch met geen antwoord vereere dan dat ik een antwoord bekome, dat de regering daarna belemmeren zoude een billijk verzoek in te willigen. Ik heb nog eene opmerking uit de ondervinding geput, mede te deelen. Ja, de belastingen drukken zwaar op de natie, maar het gezond verstand zegt haar dat er zware olï'ers noodig zijn om het staats-crediet op te houden; zij ziet dat de weg der bezuiniging waarlijk ingeslageu is, het is ook niet zoo zeer de overigens niet te loo chenen druk der belastingen welke misnoegen teweeg brengt, als wel locale en persoonlijke giieven, die soms nooit ter oore van den Minister komen; ik weet het, want ik heb er bewijzen van gezien, dat onze Minister zulke bezwaren weet op te heden, als hij van het onregt verwittigd cn overtuigd is; ik twijfel daarom niet, of hij zal deze gelegenheid aangrijpen, om door eene schoone daad van regtvaardigheid zijn beheer van ;s lands ilnantien op te luisteren. (Deze rede werdt vervolgens door da leden Mobaaz en AYimterbergon dersteund; de Minister verklaarde ten slotte dat hij eerlang aan het ver zoek van den Kelder hoopte te voldoen.) HELDER en NIEUWEDIEP, 12 Januarij 1850. Gedurende het jaar 1849, zijn in de Geineento Helder geboren 200 kinderen van het Mannelijk en 194 van het Vrouwelijk geslacht, tezamen 394. Overleden zijn, met in begrip van 20 ambtshalve ingeschre venen en een onbekende drenkeling, 214 personen van liet Mannelijk en 161 van het vrouwelijk geslacht te zamen 375. De levenloos aangegeTene kinderen ten getale van 19 zij» onder de voormelde opgaven niet begrepen. Gehuwd zijn 112 paren. Echtscheidingen 1. Den loden dezer zullen aan boord van het oorlogsfregat Prins van Oranje geplaatst worden: de luitenants le klasse II. de Kramp en W. A. Berghuisde luitenants 2o kl. Jhr, Ede IVendt Alherda van EkensteinII. G. IV. baron van IVassenaar, J. L. Klijnsma cn de officier van adm. le kl. C. Kohier. Blijkens een algemcenen slaatuitgegeven door de Hee- ren van Meurs en Co. le Amsterdambestaat de Neder- landsche zeemagt op heden uit 2 schepen van 84 stukken 5 van 74 stukken, waarvan 3 in aanbouw, 2 van 60 stuk ken1 van 54 stukken, 11 van 44 stukken, 2 van 38 stukken, waarvan een in aanbouw, 2 van 28 stukken, 2 van 26 stukken, 5 van 2S stukken, 5 van 26 stukken, waarvan 2 in aanbouw, 2 van 22 stukken, 1 van 20 stuk ken 10 van 18 stukken, 4 van 14 stukken, 7 van 12 stukken, waarvan 4 in aanbouw, 3 van-14 stukken, 1 van 8 stukken, 5 van 6 stukken, 5 van 5 stukken, 4 van 4 stukken, 3 van 3 stukken, 11 stoomschepenwaarvan 1 van 8 en 10 van 7 stukken, waarvan 2 in aanbouw, 4 ijzeren stoomboolen cn 3 transport-schepen. Mcu schrijft uit Londen van 31 Dec.: Het eerste vreem de vaartuig dat alhier is aangekomen om van den ophan den zijnden vrijdom van navigatie partij te trekken, is een schip onder Kederlandsche vlagte wetende Stad Amsterdam, kapitein Blok ziel, groot 380 lasten. Dit schip is voornemens om, behalve voor Java, ook voor do Kaap de Goede Hoop goederen in te laden en het is le hopen dat door eene voordeeiigo vracht op genoemde Brilschc kolonie, onze roe- ders zullen aangemoedigd worden om dit voorbeeld le volgen.De ze mag beschouwd worden als de eerslo slap, waardoor de Ncdcrlandsche vlag van lieverlede zal kunnen terugwinnen De Kefte v:m on?.en gcachten volks ver lefjen woord ip;er den lieer de Moraazdeelden wij reeds in No. 52 van Ao. po. mede.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1850 | | pagina 2