ünnmm
WEEKBLAD VAN DEN HELDER EN HET JVIEUtf EDIEF.
PUBLICATIE.
Q
BEHOORENDE TOT HET
MAANDAG 1 APRIL 1850, Nc. 14.
BURGEMEESTER en ASSESSOREN der Gemeen
te Helder,
vestigen bij deze, ter voldoening aan de Circulaire
van Z. E. den Heere Staatsraad Gouverneur der
Provincie Noord-Holland, dd. 5 Maart 1850, No.
245
jzjyj» (Provinciaal blad No. 23) de bijzondere aan
dacht van alle daarbij belanghebbende personen, op
het in het staatsblad No. 3, van dit jaar voorko
mende en met de daarbij behoorende toelichtende
aanwijzing, hieronder in deszelfs geheel volgende:
BESLUIT van den 29slen Januarij
J850, houdende nadere bepalingen op
het voeren van seinlichten op stoom
schepen in zee, ter verkenning van den
koers bij nacht, tot wijziging en aan
vulling van het besluit van den 9den
December J845 (Staatsblad No. 68).
Wij WILLEM III, bij de gratie GoDS. koning
der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-
Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien het gemeenschappelijk rapport van de De
partementen:
van Marine, van den 25sten November 184S, L\
D, no. 58;
van Binnenlandsche Zaken, van den 7den Fe-
bruarij 1849, no. 161, 6de afdeeling;
van Buitenlandsche Zaken, van den 10den Fe-
bruarij 1849, no. 9, en
van Financiën, van den 15den Februarij 1849,
110. 86/ll7' in en uitgaande regten, houdende voor
stel tot eene wijziging en aanvulling van het Ko
ninklijk besluit van den 9den December 1845 Staats
blad no. 68), met betrekking tot het voeren van
seinlichten tot verkenning van den koers der stoom-
vaartuigen bij nacht op zee, om zulks in overeen
stemming te brengen met de verordeningen desaan-
gaande bij de naburige natiën onlangs ten uitvoer
gelegd;
Den Raad van State gehoord (advies van den
2den Maart 1849, no. 10);
Op het gemeenschappelijk rapport van Onze Mi
nisters:
van Binnenlandsche Zaken, van den 12den Ja
nuarij 1850, L1 A, 1ste afdeeling; en
van Marine, van den 16den Januarij 1850, L\ D,
n°. 65;
Hebben besloten en besluiten;
Met instandhouding der bepalingen, vastgesteld
bij art. 2 en 10 van het Koninklijk besluit van den
Oden December 1845 Staatsblad no. 68), omtrent
het voeren van seinlichten op stoomvaartuigen, voor
zoover zij varen op de rivieren, stroomen en kana
len van het Rijk, wordt alsnu nader bepaald en vast
gesteld, dat dc stoomvaartuigen, varende op zee, te
rekenen van de plaats van in- en uitklaring, in.-djep^
zeegaten en verder buitengaats jin -zeo^ in alle drak^
bezochte vaarwaters altijd van zops-ondergang tot c
zons opgang zullen moeten JWeren-: